Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016

Geldend van 18-07-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken maatwerkvoorzieningen, het persoonsgebonden budget, de bijdrage in de kosten en tegemoetkoming meerkosten, in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur) en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      budgethouder: de cliënt die de taken verbonden aan het persoonsgebonden budget uitvoert (overeenkomsten aangaan, declareren en verantwoorden);

    • b.

      instandhoudingskosten: een door het College te bepalen bedrag dat bestemd is voor onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening, vergelijkbaar met het niveau van ondersteuning-in-natura;

    • c.

      professionele ondersteuner: een persoon, al dan niet werkzaam bij een organisatie, die is ingeschreven in het handelsregister en/of KvK als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning en die voldoet aan door het College vast te stellen kwaliteitseisen. Daaronder vallen in ieder geval diploma’s aangevuld met relevante aantoonbare werkervaring, een Verklaring Omtrent Gedrag en een zogeheten BIG-registratie, indien en voor zover dit naar oordeel van het College behoort tot de te verwachten professionele standaard bij het verlenen van de toegekende ondersteuning. Personen behorend tot het sociale netwerk van de cliënt worden in principe niet als professionele ondersteuner aangemerkt;

    • d.

      Uitvoeringsbesluit: het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (Stb 2014, 420 en Stb. 2015, 520);

    • e.

      Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016.

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het Uitvoeringsbesluit en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

HOOFDSTUK 2 Persoonsgebonden budget

Artikel 2.1 Verstrekking op verzoek

  • 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt en geldt voor de duur van de indicatie.

  • 2. De cliënt is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening. Daaronder worden ook de instandhoudingskosten gerekend.

  • 3. Een persoonsgebonden budget wordt in ieder geval verstrekt voor maatwerkvoorzieningen die naar hun aard niet door het College in natura verstrekt worden.

  • 4. Het College verstrekt geen persoonsgebonden budget voor het collectief aanvullend vervoer, tenzij naar oordeel van het College is gebleken dat het collectief aanvullend vervoer gelet op de specifieke individuele omstandigheden van de cliënt niet als passende bijdrage kan worden aangemerkt.

Artikel 2.2 Budgetperiode en declareren

  • 1. Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de economische levensduur die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening en wordt gesteld op de duur van de economische levensduur. De budgethouder wordt geacht gedurende de economische levensduur te kunnen gebruikmaken van een compenserende maatwerkvoorziening.

  • 2. De nota’s voor onderhoud en/of reparatie kunnen tot maximaal 6 maanden na de uitvoering daarvan gedeclareerd worden.

Artikel 2.3 Recht op persoonsgebonden budget

  • 1. Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat er geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.

  • 2. De budgethouder dient het persoonsgebonden budget naar rato terug te betalen of de gemeente te verzoeken de voorziening over te nemen als het recht op een persoonsgebonden budget wordt ingetrokken of beëindigd. Als de gemeente met de overname instemt, gaat het eigendom over naar de gemeente. De budgethouder ontvangt hiervoor geen vergoeding.

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget en kwaliteit

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing of diensten dient te worden voldaan aan de door het College gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorwerkvoorziening:

    • a.

      als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;

    • b.

      wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;

    • c.

      wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

  • 2. Indien het college op basis van het gesprek en daarbij behorend opgestelde verslag tot het oordeel komt dat de cliënt als een zeer kwetsbaar persoon moet worden gezien, kunnen in aanvulling op het vorige lid, nadere aanvullende voorwaarden, waaronder een verklaring omtrent het gedrag, worden gesteld.

Artikel 2.5 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het toekenningsbesluit met de werkzaamheden te worden aangevangen.

  • 2. In afwijking van artikel 6.1 tweede lid onder d van de Verordening dient het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen binnen 15 maanden na toekenning te zijn aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3. Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het College positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het College heeft desgevraagd op één of meer door het College te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het College wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

  • 4. Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit tot toekenning verklaart de cliënt schriftelijk aan het College dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 5. De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 6. De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de (eigen) woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 2.6 Persoonsgebonden budget hulpmiddel

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • a.

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het College daaraan gestelde eisen;

    • b.

      de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier gedurende de in beschikking genoemde periode, waarin tenminste zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uurs-service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring en verplichte verzekeringen;

    • c.

      voor de cliënt die met een persoonsgebonden budget een elektrische rolstoel en/of een open/gesloten buitenwagen aan mag schaffen wordt onder een verplichte verzekering in ieder geval een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering (WA) verstaan.

  • 2. De cliënt dient het College desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen.

Artikel 2.7 Hoogte persoonsgebonden budget diensten

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten, niet zijnde beschermd wonen, is een afgeleide van het tarief waarvoor het college deze diensten heeft ingekocht welke zijn gebaseerd op de Tarieventabel 2014, Persoonsgebonden budget AWBZ, en is verder afhankelijk van:

    • a.

      de mate van de beperkingen die de cliënt ondervindt in zijn zelfredzaamheid en participatie;

    • b.

      het te bereiken resultaat zoals de cliënt en de degene aan wie het persoonsgebonden budget wordt besteed zijn overeengekomen.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor beschermd wonen in de vorm van begeleiding en dagbesteding sluiten aan bij de tarieven zoals berekend door het bureau HHM voor het inkoopkader van WMO ambulante zorg.

  • 3. Het tarief is een all-in tarief waarin componenten als bedoeld in de artikelen 11.2, 15.4 en 15.5 van de Verordening, voor zover van toepassing, zijn verdisconteerd.

  • 4. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten, niet zijnde beschermd wonen, welke door de cliënt mag worden besteed aan een professionele ondersteuner bedraagt voor:

    • a.

      begeleiding individueel (inclusief aanvullende zelfzorg) € 34,00 per uur;

    • b.

      kortdurend verblijf inclusief begeleiding en/of toezicht € 95,00 per etmaal;

    • c.

      dagactiviteiten € 42,00 per dagdeel bij specialistische begeleiding groep en dagactiviteiten € 29,00 per dagdeel bij basis begeleiding groep;

    • d.

      vervoer van en naar dagactiviteiten per dag € 5,00 zonder rolstoel en € 14,00 met rolstoel;

    • e.

      huishoudelijke ondersteuning € 17,72.

  • 5. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor begeleiding en dagbesteding bij een indicatie voor beschermd wonen bedraagt voor:

    • a.

      begeleiding individueel (inclusief aanvullende zelfzorg) € 51,92 per uur;

    • b.

      dagbesteding € 26,81 per dagdeel.

  • 6. het persoonsgebonden budget wordt op jaarbasis verhoogd met een toeslag indien de cliënt zijn hoofdverblijf (al dan niet tijdelijk) heeft in een instelling waar de beschermende woonomgeving wordt geboden. De hoogte van de toeslag bedraagt € 3.000,00, dan wel een bedrag naar rato.

  • 7. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten welke door de cliënt mag worden besteed aan een persoon die niet als professionele ondersteuner wordt aangemerkt bedraagt voor:

    • a.

      begeleiding individueel (ook bij de indicatie voor beschermd wonen, inclusief aanvullende zelfzorg) € 20,00 per uur;

    • b.

      kortdurend verblijf inclusief ondersteuning € 30,00 per etmaal;

    • c.

      dagactiviteiten € 20,00 per dagdeel bij begeleiding groep;

    • d.

      vervoer van en naar dagactiviteiten per dag € 4,00 zonder rolstroel en € 9,00 met rolstoel;

    • e.

      huishoudelijke ondersteuning € 11,82 per uur.

HOOFDSTUK 3 BIJDRAGE IN DE KOSTEN

Artikel 3.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening

  • 1. De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit WMO 2015.

  • 2. De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening.

  • 3. Onder de kostprijs van de maatwerkvoorziening is begrepen een door het College te bepalen bedrag voor instandhoudingskosten die aan de maatwerkvoorziening zijn verbonden.

  • 4. De bijdrage in de kosten is gelijk aan de maximale bedragen berekend op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 5. De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een:

    • a.

      rolstoel;

    • b.

      collectief aanvullend openbaar vervoer.

    • c.

      begeleiding

Artikel 3.2 Verschuldigde bijdrage in de kosten algemene voorziening

  • 1. Het College int geen bijdrage voor algemene voorzieningen.

  • 2. De aanbieder van de algemene voorziening kan een bijdrage vragen.

HOOFDSTUK 4 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 4.1 Afschrijvingsperioden

Onverminderd de toepassing van artikel 9.3 vierde lid onder f van de Verordening worden voor woonvoorzieningen op basis van de economische levensduur de volgende afschrijvingsperioden gehanteerd:

  • -

    keuken 15 jaar;

  • -

    badkamer 25 jaar.

De hoogte van het afschrijvingspercentage wordt als volgt bepaald:

keuken:

  • -

    Van 0 tot 5 jaar 0%

  • -

    Van 5 tot 10 jaar 33%

  • -

    Van 10 tot 15 jaar 66%

  • -

    Vanaf 15 jaar 100%

badkamer:

  • -

    Van 0 tot 5 jaar 0%

  • -

    Van 5 tot 10 jaar 25%

  • -

    Van 10 tot 20 jaar 50%

  • -

    Van 20 tot 25 jaar 75%

  • -

    Vanaf 25 jaar 100%

Artikel 4.2 Nadere regels aanpassingskosten woningen, woonwagens en woonschepen

  • 1. Het College hanteert het principe van het primaat van verhuizen indien de aanpassingskosten meer bedragen dan € 6.000,00.

  • 2. Het College kan op aanvraag een persoonsgebonden budget van maximaal €6.000,00 toekennen voor de aanpassingskosten van een woonwagen of woonschip indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      de stand- en ligplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

HOOFDSTUK 5 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN

Artikel 5.1 Meerkosten en aanvraag

  • 1. Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten verlenen voor:

    • a.

      de verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 9.4 eerste lid van de Verordening;

    • b.

      de kosten in verband met de aanschaf van een geschikte sportvoorziening welke noodzakelijk is in verband de zelfredzaamheid en participatie;

    • c.

      individueel (rolstoeltaxi)vervoer.

  • 2. Voor een tegemoetkoming in de meerkosten, genoemd in het eerste lid, aanhef en onderdeel b en c, wordt een aanvraag ingediend alvorens de meerkosten gemaakt worden.

Artikel 5.2 Hoogte en uitbetaling tegemoetkoming meerkosten

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming voor:

    • a.

      de verhuiskosten wordt bepaald op grond van de werkelijke gemaakte kosten met een maximum van € 1.250,00. Uitbetaling vindt plaats nadat het College heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning op basis van de factuur van het verhuisbedrijf of het autoverhuurbedrijf;

    • b.

      de tegemoetkoming voor de herinrichtingskosten bedraagt:

      - bij een één kamer woning € 611,50;

      - bij een twee kamer woning € 1.223,00;

      - toeslag per extra slaapkamer € 282,00.

    Uitbetaling vindt plaats aan de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend na de verhuizing als bedoeld onder 5.1 eerste lid onder a.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming voor deelname aan het maatschappelijk verkeer bedraagt voor:

    • a.

      het gebruik van aanvullend openbaar vervoer in de vorm van individueel taxivervoer maximaal € 420,00 per jaar. De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager;

    • b.

      het gebruik van aanvullend openbaar vervoer in de vorm van individueel rolstoeltaxivervoer maximaal € 870,00 per jaar. De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager;

    • c.

      de aanschaf van een sportvoorziening maximaal € 2.120,00 voor een periode van minimaal drie jaar. Uitbetaling vindt plaats aan de aanvrager op basis van een door het College akkoord bevonden factuur.

  • 3. Het College kan de hoogte van de tegemoetkoming in het vorige lid onder a en b afstemmen op de samenvallende vervoersbehoefte van de echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.

  • 4. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid samen, dan verstrekt het College slechts een keer een bedrag bedoeld in het tweede lid onder a en/of b.

  • 5. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het derde lid niet of slechts ten dele samen, dan kan aan elke bedoelde persoon een tegemoetkoming worden verstrekt welke tezamen niet meer bedragen dan 1,5 maal het bedrag bedoeld in het tweede lid onder a en/of b.

HOOFDSTUK 6 Indexering

Artikel 6.1 Indexering

  • 1. Het college kan de in dit besluit genoemde bedragen jaarlijks met ingang van 1 januari van een betreffend kalenderjaar indexeren.

  • 2. Indien het college de in dit besluit genoemde bedragen met ingang van 1 januari van een betreffend kalenderjaar indexeert, zal de indexatie gebaseerd zijn op de percentages volgens de Macro-Econimische Verkenningen (MEV) of Consumentenprijsindex (CPI) of enig ander ter vervanging daarvan erkend instrumentarium.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016.

  • 2. Dit besluit treedt in werking op 12 oktober 2016, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Leidschendam-Voorburg 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, d.d. 11 oktober 2016
B.J.D. Huykman, K. Tigelaar
secretaris, burgemeester