Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op het beheer en het gebruik van gemeentelijke begraafplaatsen van Leidschendam-Voorburg 2004

Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van gemeentelijke begraafplaatsen van Leidschendam-Voorburg 2004

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

gelezen het desbetreffende voorstel van het college;

gelet op de artikelen 35 en 90 van de Wet op de lijkbezorging en de artikelen 108, 147 en 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van Leidschendam-Voorburg 2004.

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    begraafplaatsen: de algemene begraafplaats gelegen aan de Parkweg, aan de Rodelaan (genaamd “Oosterbegraafplaats”) en aan de Tuinenlaan (genaamd “algemene begraafplaats Noorthey”);

  • b.

    stoffelijk overschot: lijk zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid sub a van de Wet op de Lijkbezorging;

  • c.

    eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as;

  • d.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van stoffelijke overschotten;

  • e.

    eigen urnengraf: een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 2.

      het doen verstrooien van as;

    • 3.

      het inrichten van een gedenkplaats;

  • f.

    algemeen kindergraf: een algemeen graf, bestemd voor het doen begraven van overleden kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar;

  • g.

    eigen kindergraf: een graf, bestemd voor overleden kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as;

  • h.

    eigen urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen in urnen;

  • i.

    eigen plaats in urnentuin: een plaats in de urnentuin ten aanzien waarvan voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het plaatsen en geplaatst houden van een urn boven de grond;

    • 2.

      het plaatsen van een ander gedenkteken;

  • j.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • k.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • l.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • m.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf of gedenkplaats. Hieronder wordt, voor zover van belang, mede verstaan, bovengronds geplaatste urnen;

  • n.

    gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken;

  • o.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

  • p.

    rechthebbende: de rechthebbende op een eigen graf, eigen kindergraf, keuzegraf, eigen urnengraf, eigen urnennis of eigen plaats in de urnentuin;

  • q.

    gebruiker: de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad van een overledene die begraven is in een algemeen graf;

  • r.

    een keuzegraf: een eigen graf waarbij het graf gekozen kan worden uit graven waarvan afstand is gedaan van het recht tot begraven en graven welke vervallen zijn aan de gemeente. Deze graven liggen over de begraafplaats(en) verspreid;

  • s.

    grafveld: een afgescheiden gedeelte van de begraafplaats waarbinnen een aantal algemene graven is gesitueerd;

  • t.

    college: college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'eigen graf' mede verstaan: eigen kindergraf, eigen urnengraf, eigen urnennis, een eigen plaats in de urnentuin en keuzegraf. Als de keuze gemaakt is voor een keuzegraf wordt dit na de keuze behandeld als zijnde een eigen graf.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen kindergraf.

Artikel 2a Toezicht en beheer

De begraafplaatsen staan onder toezicht van het college; met het beheer van de begraafplaats(en) is belast een door het college daartoe aangewezen ambtenaar.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaats(en)

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk van 07.00 uur tot 19.00 uur gedurende de wintertijd en van 07.00 uur tot 21.00 uur gedurende de zomertijd.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats(en) te verrichten.

  • 2. Het is verboden met motorrijtuigen, bespannen voertuigen of fietsen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      elders dan op de daarvoor bedoelde rijwegen anders dan voor een begrafenis of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur;

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het tweede lid.

  • 4. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5. Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

  • 6. Bij overtreding van een of meer voorschriften opgenomen in dit artikel en/of artikel 3, derde lid, kan aan de overtreder door het college voor bepaalde tijd de toegang tot de begraafplaats(en) worden ontzegd.

Artikel 5 Bijzondere plechtigheden

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats(en) moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Het opgraven van stoffelijke overschotten en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast. Het college kan, met inachtneming van het voorgaande, voorschriften geven inzake opgravingen en ruimen.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het stoffelijk overschot, dan wel het omhulsel, de asbus of urn moeten bij aankomst op de begraafplaats zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, dan wel het bovengronds plaatsen of verplaatsen van asbussen en urnen, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen, mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van de muziekinstallatie en het orgel moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

  • 2. De ruimten en de muziekinstallatie en het orgel staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1. Begraving van een stoffelijk overschot of bezorging van as mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven of de crematieverklaring is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving van een stoffelijk overschot of de bezorging van as in een eigen graf, eigen kindergraf, eigen urnengraf, eigen urnennis, eigen plaats in de urnentuin of keuzegraf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting van een stoffelijk overschot in een eigen graf, eigen kindergraf of keuzegraf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgifte termijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 17, tweede lid.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

    • op werkdagen van 09.00 uur tot 15.00 uur;

    • op zaterdag van 09.00 uur tot 12.00 uur.

  • 2. Op zon- en feestdagen vinden geen begravingen plaats en worden geen urnen dan wel asbussen bijgezet of as verstrooid.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen van het bepaalde in het eerste en tweede lid afwijken.

  • 4. Als tijdstip van begraven en/of het bezorgen van as wordt aangemerkt het tijdstip waarop het stoffelijk overschot of de as van de overledene ten behoeve van de begraving of asbezorging op de begraafplaats arriveert.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte der graven

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      eigen graven;

    • b.

      keuzegraven met reserveringsmogelijkheid;

    • c.

      eigen kindergraven;

    • d.

      eigen urnengraven met reserveringsmogelijkheid;

    • e.

      eigen urnennissen met reseveringsmogelijkheid;

    • f.

      eigen plaatsen in urnentuin met reserveringsmogelijkheid.

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel stoffelijke overschotten en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de eigen graven kunnen plaatshebben. Zij bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 12 Aantal overledenen in algemene graven

Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel stoffelijke overschotten er kunnen worden begraven in de algemene graven en algemene kindergraven. Zij bepaalt tevens de afmetingen en uitgifteduur van de algemene graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 13 Volgorde van uitgifte

De eigen graven, eigen kindergraven, algemene graven en algemene kindergraven worden slechts voor directe begraving en in door of namens het college bepaalde volgorde uitgegeven. De urnennissen, urnengraven, eigen plaatsen in urnentuin en keuzegraven worden door of namens het college uitgegeven op de daarvoor bestemde gedeelten van de begraafplaats waarbij een keuze kan worden gemaakt, welke keuze dan direct omgezet wordt in een reservering.

Artikel 14 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Zij bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15 Termijnen eigen graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een eigen graf, een eigen kindergraf of een keuzegraf, een en ander tegen betaling van het daarvoor verschuldigde recht. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven of het keuzegraf is uitgegeven of gereserveerd.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf of tien jaren, mits de aanvraag binnen twee jaar vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend, een en ander tegen betaling van het daarvoor verschuldigde recht.

  • 3. Het college verleent, voor zover de bestemde ruimte van de begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe bij hen in te dienen aanvraag, voor de tijd van vijf jaar het recht op een eigen urnengraf, een eigen plaats in urnentuin of een eigen urnennis, een en ander tegen betaling van het daarvoor verschuldigde recht. De termijn begint te lopen op de datum waarop het urnengraf, eigen plaats in urnentuin of plaats in de urnennis is uitgegeven of gereserveerd.

  • 4. Het in het derde lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf jaar, mits de aanvraag binnen twaalf maanden voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend en tegen betaling van het daarvoor verschuldigde recht.

  • 5. Een grafrecht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 17, eerste lid. Verlening van het grafrecht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 16 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorschriften.

Artikel 17 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op aanvraag van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5. Indien op grond van dit artikel het recht op een eigen graf is overgeschreven ten name van een nieuwe rechthebbende, wordt, indien van toepassing, de vergunning voor het hebben van grafbedekking op naam gesteld van de nieuwe rechthebbende.

Artikel 18 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf, keuzegraf, eigen kindergraf, eigen urnengraf, eigen urnennis of eigen plaats in urnentuin. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Artikel 19 Sluiting van graven

  • 1. Op aanvraag van de rechthebbende kan het college een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben, of asbus worden bijgezet, dan wel as worden verstrooid dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.

  • 2. Het college kan bijzondere voorwaarden vaststellen, waaraan moet zijn voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.

Artikel 19A Einde van de grafrechten

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 18 vervallen de grafrechten:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      op het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 17, derde lid kan het college de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      indien de betaling van het daarvoor verschuldigde recht en/of de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht, ondanks een aanmaning, niet binnen 8 weken na dagtekening van de aanmaning is geschied. Deze aanmaning geschiedt schriftelijk indien het adres van de rechthebbende bekend is en anders door mededeling op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats en mededeling bij het graf;

    • b.

      indien de rechthebbende ondanks een schriftelijke waarschuwing of, indien het adres van de rechthebbende niet bekend is, door mededeling op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats en mededeling bij het graf, in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt.

  • 3. Indien grafrechten zijn vervallen vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 20 Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college. De vergunning kan alleen worden verleend aan de rechthebbende van een eigen graf dan wel de gebruiker van een algemeen graf.

  • 2. Omtrent de wijze van aanvrage van de vergunning, de aard, de afmetingen, het gewicht en duurzaamheid van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 4. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

Artikel 20A Verplichtingen vergunninghouder inzake het aanbrengen en onderhoud van grafbedekking

  • 1. Het (doen) plaatsen of aanbrengen van grafbedekking geschiedt door of vanwege de rechthebbende of gebruiker. Hierbij moeten de aanwijzingen van de beheerder van de begraafplaats in acht worden genomen. Het plaatsen van een gedenkteken mag uitsluitend geschieden door een erkend steenhouwer in opdracht van de rechthebbende of gebruiker.

  • 2 . In afwijking van het eerste lid mag het plaatsen van bovengrondse urnen uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats in opdracht van de rechthebbende.

  • 3. Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van grafbedekking komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

  • 4. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking goed te onderhouden. Onder dit onderhoud wordt in ieder geval begrepen: het rechtzetten, herstellen, vernieuwen, verven of bijkleuren van de grafbedekking; het verven van opschriften; het regelmatig snoeien van winterharde gewassen en het verwijderen van dode beplanting.

  • 5. Op algemene graven kan slechts grafbedekking worden aangebracht indien het graf vol is.

  • 6. Het is niet toegestaan losse voorwerpen van glas of een ander breekbaar materiaal op een graf te leggen. Deze voorwerpen kunnen direct door de beheerder worden verwijderd zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 7. De rechthebbende of gebruiker is verplicht een beschadiging aan de grafbedekking op aanschrijven van het college te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of dat de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden. Indien het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, wordt de opgelegde verplichting bekend gemaakt door mededeling op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats en mededeling bij het graf.

  • 8. Indien door een ondeugdelijk geworden constructie van de grafbedekking een gevaarlijke situatie ontstaat, kan het college direct maatregelen treffen voor rekening van de rechthebbende.

  • 9. Indien binnen twee maanden na de dag van aanschrijven als bedoeld in het zevende lid geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en/of vernietiging van de grafbedekking over te gaan. Voor deze handeling kan de eigenaar van de begraafplaats niet aansprakelijk worden gesteld, onverlet het recht van het college tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.

Artikel 20 B Grafbedekking en schade

  • 1. De grafbedekking wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of de gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vorst, wateroverlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van grafbedekking ten behoeve van een bijzetting en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2. Het college is bevoegd een grafbedekking voor haar rekening en risico tijdelijk weg te nemen, indien dit voor het beheer en/of onderhoud van de begraafplaats noodzakelijk is.

Artikel 21 Nietblijvende grafbeplanting

Nietblijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren, kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

Artikel 22 Intrekken en vervallen van vergunning grafbedekking

  • 1. Het college kan de vergunning intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • c.

      indien de vergunninghouder de verplichtingen zoals neergelegd in de artikel 20A niet nakomt of daarmee in strijd handelt;

    • d.

      indien de houder dit verzoekt.

  • 2. De vergunning vervalt van rechtswege op het moment dat de graftermijn is verstreken.

Artikel 23 Verwijdering grafbedekking

  • 1. Onverlet het gestelde in artikel 20A, achtste en negende lid kan de grafbedekking na het verstrijken van de graftermijn of na intrekking van de vergunning door of vanwege het college worden verwijderd.

  • 2. Grafbedekking kan gedurende één maand voor het vervallen van een grafrecht dan wel het verstrijken van de graftermijn door respectievelijk de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het verstrijken van deze termijn kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

  • 3. Ingeval een vergunning wordt ingetrokken, stelt het college een redelijke termijn aan rechthebbende of gebruiker waarin de grafbedekking dient te worden verwijderd. Na het verstrijken van deze termijn kan de rechthebbende of gebruiker geen aanspraken hierop doen gelden.

Artikel 24 Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het een maal per jaar schoonhouden van het gedenkteken en draagt zorg voor het algemene onderhoud van de begraafplaats.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 25 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf of grafveld te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf of grafveld geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf of grafveld te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval deelt het college mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maken zij uiterlijk 1 jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.

  • 2. De bij de ruiming van het graf of grafveld nog aanwezige overblijfselen van stoffelijke overschotten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaatsen.

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. Het is niet mogelijk de overblijfselen te laten herbegraven in een algemeen graf op een van de drie begraafplaatsen zoals bedoeld in artikel 1 sub a.

  • 4. De rechthebbende op een eigen graf kan voor het verstrijken van de graftermijn bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. Het is niet mogelijk de overblijfselen te laten herbegraven in een algemeen graf op een van de drie begraafplaatsen zoals bedoeld in artikel 1 sub a.

    De rechthebbende op een eigen urnengraf, urnennis of eigen plaats in urnentuin kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk VII Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekkingen

Artikel 26 Lijst

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk VIII Inrichting register

Artikel 27 Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven stoffelijke overschotten en de bezorgde as.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

Hoofdstuk IX Slotbepalingen

Artikel 28 Overgangsbepaling

  • 1. Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de verordeningen genoemd in artikel 30, tweede lid, blijven, indien en voorzover het onderwerp waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening, van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 30, tweede lid, blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3. Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van een verordening bedoeld in artikel 30, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 5. De verplichtingen die voortvloeien uit de ingevolge artikel 30, tweede lid ingetrokken verordeningen, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

Artikel 29 Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3, 4, 6 en 10 wordt bestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van artikelen 3, 4, 6 en 10 van de verordening kan worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 30 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt, na bekendmaking van dit besluit in de gemeenterubriek en met toepassing van de spoedprocedure als bedoeld in artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet, in werking op 1 januari 2004.

  • 2. Op de datum dat deze verordening in werking treedt vervallen de `Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Voorburg 1993´ en de `Beheersverordening algemene begraafplaats Noorthey 2001´ van rechtswege.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Leidschendam-Voorburg 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg
van 25 november 2003,
de griffier, mr. G.A. van Egmond,
de voorzitter, mr. M.A.P. van Haersma Buma