Regeling vervallen per 11-04-2008

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand Leidschendam-Voorburg 2005

Geldend van 01-01-2005 t/m 10-04-2008

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand Leidschendam-Voorburg 2005

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

gezien het voorstel van het college d.d. ;

gelet op gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

voorts gelet op Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Europese Commissie van 12 december 2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG – Verdrag op werkgelegenheidssteun, Pb.202, nr. L 337,

b e s l u i t:

vast te stellen de “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand Leidschendam-Voorburg 2005”.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    WWB: de Wet werk en bijstand

  • b.

    IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    WSW: Wet sociale werkvoorziening;

  • e.

    ANW: Algemene nabestaandenwet;

  • f.

    CWI: Centrum voor Werk en Inkomen;

  • g.

    uitkeringsgerechtigde: persoon met een uitkering ingevolge de WWB, de IOAW of de IOAZ;

  • h.

    WIN: Wet Inburgering Nieuwkomers;

  • i.

    anw-er: persoon met een uitkering volgens de ANW die als werkzoekende is geregistreerd bij het CWI;

  • j.

    niet-uitkeringsgerechtigde: persoon die als werkzoekende is geregistreerd bij het CWI en die geen uitkeringsgerechtigde is;

  • k.

    belanghebbende: persoon die tot de gemeentelijke doelgroep(en) behoort;

  • l.

    voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de WWB;

  • m.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

  • n.

    de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

  • o.

    werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB;

  • p.

    algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk in de WSW en werk dat gewetensbezwaren oproept;

  • q.

    regulier werk: iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk waarbij sprake van loonkostensubsidie is;

  • r.

    gesubsidieerd werk: iedere vorm van betaalde arbeid waarbij sprake is van een gehele of gedeeltelijke loonkostensubsidie voor de werkgever;

  • s.

    ID-besluit: Besluit in- en doorstroombanen (zoals gold tot en met 31-12-2003)

  • t.

    WIW: Wet Inschakeling Werkzoekenden (zoals gold tot en met 31-12-2003)

  • u.

    trajectplan: reïntegratieplan waarin, op basis van de bijbehorende beschikking, de rechten en verplichtingen van belanghebbende zijn opgenomen, alsmede de wijze waarop toeleiding naar de arbeidsmarkt plaats zal vinden;

  • v.

    WML: Wettelijk Minimum Loon

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening vindt uitdrukkelijk mede haar grondslag in de bepalingen van de in de aanhef vermelde EG-verordening inzake werkgelegenheidssteun, met name waar het betreft de vormgeving van de voorziening gesubsidieerde arbeid.

  • 2. Inzake de administratieve verplichting, welke voortvloeit uit de regelgeving van de Europese Gemeenschap, wordt verwezen naar de ministeriële beleidsregel.

Hoofdstuk 2 Beleid

Artikel 3 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de WWB is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het college biedt aan werknemers die werkzaam zijn in een WIW-dienstverband of vallen onder het ID-besluit zoals voor 1 januari 2004 van kracht was, ondersteuning bij de uitstroom van gesubsidieerd werk naar regulier werk en, voorzover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op uitstroom naar regulier werk.

  • 3. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 4. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 5. Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen prioroteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen. Financiële kaders en mogelijkheden zullen jaarlijks in het onder artikel 4 van deze verordening vermelde beleidsplan worden opgenomen.

Artikel 4 Beleidsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering, rekening houdend met het gestelde in deze verordening.

  • 2. Dit plan omvat in elk geval:

    • -

      Een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • -

      De wijze waarop de aanbesteding wordt vormgegeven;

    • -

      Een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen;

    • -

      De criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

    • -

      Het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening;

    • -

      Doelstellingen in het kader van de sluitende aanpak;

    • -

      Doelstellingen in het kader van gesubsidieerd werk.

  • 3. Dit beleidsplan dient voor 1 januari van het jaar waarop het betrekking heeft, door de gemeenteraad te worden vastgesteld.

  • 4. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt mede vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de WWB.

Hoofdstuk 3 Doelgroepen

Artikel 5 Doelgroepen en subdoelgroepen

  • 1. De doelgroepen zoals genoemd in artikel 3, lid 1 en 2 van deze verordening zijn:

    • a.

      uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar;

    • b.

      niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden tot 65 jaar;

    • c.

      werkzoekenden met een ANW-uitkering;

    • d.

      werknemers in gesubsidieerde arbeid.

  • 2. Binnen de onder het eerste lid, a, b en c genoemde doelgroepen worden de volgende subdoelgroepen onderscheiden:

    • a.

      personen die direct bemiddelbaar zijn en die daarmee in staat worden geacht binnen zes maanden na inschrijving CWI de weg naar de reguliere arbeidsmarkt te vinden;

    • b.

      personen die niet direct bemiddelbaar zijn en die niet in staat worden geacht zonder ondersteuning of een voorziening als bedoeld in artikel 7 van de WWB, de weg naar de reguliere arbeidsmarkt te vinden.

  • 3. De wijze en criteria van beoordeling of een belanghebbende direct of niet direct bemiddelbaar wordt geacht, zullen in door het college vast te stellen beleidsregels worden opgenomen.

Hoofdstuk 4 Rechten en plichten

Artikel 6 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, anw-ers, niet-uitkeringsgerechtigden, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college bepaalt of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling voor een belanghebbende noodzakelijk wordt geacht en hoe deze wordt ingevuld.

  • 3. Het college doet een aanbod dat past binnen de algemene bepalingen die gesteld zijn in deze verordening en binnen de eventueel aanvullende bepalingen die in het in artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan zijn gesteld.

Artikel 7 Verplichtingen van de belanghebbende

  • 1. Een uitkeringsgerechtigde die door het college een voorziening zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, sub b van de WWB, wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. De verplichtingen worden vastgelegd in een trajectplan.

  • 3. Indien een uitkeringsgerechtigde met een uitkering in het kader van de WWB niet voldoet aan het gestelde in het eerste en/of tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening.

  • 4. Indien een uitkeringsgerechtigde met een uitkering in het kader van de IOAW of IOAZ niet voldoet aan het gestelde in het eerste en/of tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover gesteld is in het Maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ.

  • 5. Indien de belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terug laten betalen.

Artikel 8 Ontheffing arbeidsverplichtingen

  • 1. Het college kan met inachtneming van artikel 9 tweede lid van de WWB, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en de IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 7, eerste en tweede lid van deze verordening genoemde verplichtingen. In het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college nader vast te stellen beleidsregels, zullen hiertoe bepalingen worden opgenomen. Ontheffing kan plaatsvinden onder meer:

    • a.

      indien de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en een voorziening niet mogelijk is voor alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar en/of kinderen in het basisonderwijs.

    • b.

      indien belanghebbende om psychische redenen dan wel medische redenen niet in staat is om te werken;

    • c.

      indien belanghebbende ouder is dan 57 ½ jaar en de afstand tot de arbeidsmarkt dermate groot is dat het opleggen van de arbeidsverplichtingen niet reëel is;

    • d.

      indien belanghebbende vanwege sociale omstandigheden niet in staat is om te werken.

  • 2. Ontheffing van de arbeidsverplichtingen wordt slechts voor een door het college vast te stellen periode verleend.

  • 3. Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

Hoofdstuk 5 Voorzieningen en vergoedingen

Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In deze verordening zijn onder de artikelen 10 tot en met 21 de voorzieningen opgenomen die het college in elk geval kan aanbieden aan de verschillende doelgroepen. In het beleidsplan als bedoeld in artikel 4 van deze verordening kan het college extra voorzieningen opnemen indien bijzondere redenen of omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de belanghebbende die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikel 9, lid 1, sub a en b, artikel 17, lid 1 en 2 en artikel 55 van de WWB niet nakomt;

    • b.

      indien de belanghebbende die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de WWB;

    • c.

      indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4. In beleidsregels kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 10 tot en met 21 van deze verordening, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere bepalingen stellen. Deze bepalingen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de aanvraag van, en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • d.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • e.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of vaststelling;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 10 Bemiddeling

  • 1. Onder bemiddeling wordt verstaan het bemiddelen en toeleiden naar regulier werk.

  • 2. Het college kan bemiddeling inzetten om belanghebbende naar regulier werk te begeleiden.

  • 3. Bemiddeling wordt niet ingezet voor niet-uitkeringsgerechtigden en anw-ers die door het CWI als direct bemiddelbaar worden beoordeeld. In dat geval vallen zij onder de verantwoordelijkheid van het CWI.

  • 4. In het in artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels wordt de wijze waarop bemiddeling plaatsvindt en de samenwerking daarin met het CWI vastgelegd.

Artikel 11 Scholing

  • 1. Onder scholing wordt verstaan elke activiteit in het kader van een gestructureerde leersituatie die is gericht op het ontwikkelen of vergroten van kennis en/of vaardigheden.

  • 2. Het college kan een vorm van scholing aanbieden met als doel toeleiding en bemiddeling naar algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

  • 4. Scholing wordt niet ingezet voor belanghebbenden uit de in artikel 5, lid 2, sub a van deze verordening genoemde personen die direct bemiddelbaar zijn.

  • 5. Het college stelt beleidsregels vast ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de inhoud, de duur en de maximale kosten.

Artikel 12 Proefplaatsing

  • 1. Een proefplaatsing is een leertraject bij een werkgever waarbij belanghebbende met behoud van uitkering gedurende 3 tot maximaal 6 maanden werkervaring en vaardigheden kan opdoen.

  • 2. De werkgever dient de belanghebbende te begeleiden en de intentie te hebben de belanghebbende uiteindelijk regulier in dienst te nemen.

  • 3. Het college kan een proefplaatsing aanbieden met als doel uitstroom naar regulier werk.

  • 4. Indien na een proefplaatsing uitstroom naar regulier werk nog niet mogelijk is, kan voor belanghebbende in geval van indiensttreding bij de werkgever, een loonkostensubsidie ingezet worden.

  • 5. Proefplaatsing wordt alleen ingezet voor uitkeringsgerechtigden die niet direct bemiddelbaar zijn.

  • 6. Voor het aantal uren dat een belanghebbende wordt geplaatst geldt als richtlijn maximaal 24 uur per week.

  • 7. In het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels zullen onder meer nadere criteria ten aanzien van proefplaatsingen worden opgenomen, alsmede de aantallen en de verplichtingen die voor belanghebbende enerzijds en voor de werkgever anderzijds zullen gelden.

Artikel 13 Loonkostensubsidie ten behoeve van een Opstapbaan

  • 1. Onder een opstapbaan wordt verstaan een baan in de reguliere arbeidsmarkt die wordt aangeboden aan een uitkeringsgerechtigde en waarbij gedurende een bepaalde periode gebruik wordt gemaakt van een loonkostensubsidie.

  • 2. Loonkostensubsidie ten behoeve van een opstapbaan is een subsidie die door de gemeente verstrekt wordt aan een werkgever die met een belanghebbende een arbeidsovereenkomst afsluit.

  • 3. Loonkostensubsidie ten behoeve van een opstapbaan kan, al dan niet, aansluitend op een proefplaatsing ingezet worden.

  • 4. Loonkostensubsidie ten behoeve van een opstapbaan wordt ingezet voor een periode van 1 jaar met een mogelijke verlenging van maximaal 1 jaar.

  • 5. De hoogte van de loonkostensubsidie ten behoeve van een opstapbaan bedraagt gedurende het eerste jaar maximaal 50% van de loonkosten gebaseerd op het WML, inclusief kosten premieafdracht werkgever. Gedurende een eventuele volgende periode van maximaal 1 jaar bedraagt de loonkostensubsidie maximaal 40% van de loonkosten gebaseerd op het WML, inclusief kosten premieafdracht werkgever.

  • 6. Het college kan loonkostensubsidie ten behoeve van een opstapbaan inzetten met als doel uitstroom naar regulier werk.

  • 7. Loonkostensubsidie ten behoeve van een opstapbaan kan alleen ingezet worden voor uitkeringsgerechtigden die niet direct bemiddelbaar zijn naar regulier werk.

  • 8. In het onder artikel 4 genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels zullen onder meer nadere bepalingen ten aanzien van de duur en de hoogte van de subsidies worden opgenomen, alsmede ten aanzien van het aantal opstapbanen en de verplichtingen die voor belanghebbende enerzijds en voor de werkgever anderzijds zullen gelden.

Artikel 14 Loonkostensubsidies ten behoeve van een Ontwikkelbaan

  • 1. Onder een ontwikkelbaan wordt verstaan een baan in de collectieve sector die wordt aangeboden aan een uitkeringsgerechtigde waarvan is vastgesteld dat het is uitgesloten dat door inzet van een andere daarop gerichte voorziening genoemd in deze verordening, uitstroom naar regulier werk gerealiseerd kan worden. Gedurende een bepaalde periode wordt hierbij gebruik gemaakt van een loonkostensubsidie.

  • 2. Loonkostensubsidie ten behoeve van een ontwikkelbaan is een subsidie die door de gemeente verstrekt wordt aan een werkgever die met een belanghebbende een arbeidsovereenkomst afsluit.

  • 3. Loonkostensubsidie ten behoeve van een ontwikkelbaan wordt ingezet voor een periode van 2 jaar met een mogelijke verlenging van maximaal 1 jaar.

  • 4. De hoogte van de loonkostensubsidie ten behoeve van een ontwikkelbaan bedraagt gedurende de eerste 2 jaar maximaal 90% van de loonkosten gebaseerd op het WML, inclusief kosten premieafdracht werkgever. Gedurende een eventuele tweede periode van 1 jaar bedraagt de loonkostensubsidie maximaal 80% van de loonkosten gebaseerd op het WML, inclusief kosten premieafdracht werkgever.

  • 5. Het college kan loonkostensubsidie ten behoeve van een ontwikkelbaan inzetten met als doel door verbetering van de arbeidscapaciteit de kans op uitstroom naar regulier werk te bevorderen.

  • 6. Loonkostensubsidie ten behoeve van een ontwikkelbaan kan alleen ingezet worden voor uitkeringsgerechtigden die moeilijk bemiddelbaar zijn naar regulier werk.

  • 7. In het onder artikel 4 genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels zullen onder meer nadere bepalingen ten aanzien van de duur en de hoogte van de subsidies worden opgenomen, alsmede ten aanzien van het aantal ontwikkelbanen en de verplichtingen die voor belanghebbende enerzijds en voor de werkgever anderzijds zullen gelden.

Artikel 15 Oriëntatieplaatsen

  • 1. Oriëntatieplaatsen zijn trajecten bij een werkgever waarbij belanghebbende met behoud van uitkering gedurende maximaal zes maanden, persoonlijke kennis en vaardigheden op kan doen. Het gaat hierbij om de volgende vormen van oriëntatieplaatsen:

    • a.

      Snuffeloriëntatie: geeft de mogelijkheid tot een oriëntatie op een bepaalde beroepsrichting;

    • b.

      Taaloriëntatie: geeft de mogelijkheid om praktische taalkennis op te doen op de werkvloer;

    • c.

      Werk-ritme oriëntatie: geeft de mogelijkheid tot het behouden/opdoen van werk- ritme.

  • 2. Doel van de oriëntatieplaatsen is het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt. Na de oriëntatieplaatsing kunnen andere voorzieningen worden ingezet teneinde plaatsing op de arbeidsmarkt te realiseren.

  • 3. Oriëntatieplaatsen worden ingezet ten behoeve van uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en anw-ers tot 65 jaar die niet direct bemiddelbaar zijn.

  • 4. Voor het aantal uren dat een belanghebbende wordt geplaatst geldt als richtlijn maximaal 24 uur per week.

  • 5. In het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels zullen nadere bepalingen ten behoeve van de verschillende vormen van oriëntatieplaatsen worden opgenomen.

Artikel 16 Sociale activering

  • 1. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan sociale activering inzetten met als uiteindelijk doel toeleiding naar algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3. Sociale activering wordt ingezet ten behoeve van uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en anw-ers die niet direct bemiddelbaar zijn.

  • 4. In het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels zullen nadere bepalingen ten behoeve van verschillende vormen van sociale activering worden opgenomen

Artikel 17 Zorg en hulpverlening

  • 1. Zorg is gericht op het wegnemen van zorgtaken die de belanghebbende verhinderen toe te treden tot de arbeidsmarkt.

  • 2. Hulpverlening is gericht op het wegnemen van lichamelijke- en psychische belemmeringen die de belanghebbende verhinderen toe te treden tot de arbeidsmarkt.

  • 3. Zorg en hulpverlening kunnen worden ingezet met als doel belemmeringen van diverse aard voor belanghebbenden weg te nemen teneinde toeleiding naar de arbeidsmarkt mogelijk te maken.

  • 4. Zorg en hulpverlening worden alleen ingezet ten behoeve van uitkeringsgerechtigden.

  • 5. In het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan en in door het college vast te stellen beleidsregels worden nadere bepalingen inzake zorg en hulpverlening opgenomen.

Artikel 18 Inburgeringscursus onder de WIN

  • 1. Voor de uitkeringsgerechtigde die valt onder de WIN en in dat kader verplicht is tot het volgen van een inburgeringscursus, zal deze inburgeringsverplichting een geïntegreerd onderdeel uitmaken van het trajectplan gericht op zijn arbeidsinschakeling.

  • 2. De in artikel 7 van deze verordening opgenomen verplichtingen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In de door het college vast te stellen beleidsregels worden nadere bepalingen opgenomen ten aanzien van de gevolgen voor het reïntegratietraject in relatie tot de verplichtingen die voor belanghebbende voortvloeien uit de WIN.

Artikel 19 Premies

  • 1. Het college kan aan een belanghebbende een premie toekennen.

  • 2. Deze premie wordt verstrekt bij het aanvaarden van regulier werk.

  • 3. De premie wordt alleen verstrekt aan:

    • a.

      uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouders met thuiswonende kinderen tot en met het basisonderwijs die regulier werk aanvaarden;

    • b.

      uitkeringsgerechtigden die op grond van medische reden zijn aangewezen op arbeid in deeltijd en uitkeringsgerechtigden die een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen en die regulier werk aanvaarden;

  • 4. De hoogte van de premie wordt jaarlijks vastgesteld in het onder artikel 4 van deze verordening genoemde beleidsplan.

  • 5. In beleidsregels stelt het college nadere bepalingen vast ten aanzien van de premie.

Artikel 20 Inkomstenvrijlating

  • 1. De uitkeringsgerechtigde kan in aanmerking komen voor vrijlating van inkomsten uit arbeid gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden tot 25% van deze inkomsten, met een door de landelijke overheid vastgesteld maximum per maand, voorzover hij algemene bijstand ontvangt en dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.

  • 2. In beleidsregels stelt het college bepalingen vast ten aanzien van de criteria waarop de inkomstenvrijlating plaatsvindt en neemt hierbij het maximale bedrag van de maandelijkse vrijlating op.

Artikel 21 Vergoedingen

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken aan deelnemers van een reïntegratietraject voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het kan hierbij gaan om:

    • a.

      reiskosten;

    • b.

      kosten voor kinderopvang, niet zijnde kosten die vergoed worden op basis van voorliggende voorzieningen;

    • c.

      onkostenvergoeding in verband met vrijwilligerswerk, niet zijnde de onkostenvergoeding die door de organisatie waar de vrijwilliger actief is eventueel wordt vergoed;

    • d.

      overige kosten verband houdend met reïntegratie

  • 2. In beleidsregels stelt het college nadere bepalingen vast ten aanzien van de vergoedingen en de verschillende doelgroepen die hiervoor in aanmerking komen.

Hoofdstuk 6 slotbepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Leidschendam-Voorburg 2005”.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van bekendmaking in de gemeenterubriek.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg van 28 september 2004

de griffier
de voorzitter