Regeling vervallen per 04-12-2009

Verordening inburgering Leidschendam-Voorburg 2007

Geldend van 04-04-2008 t/m 03-12-2009

Intitulé

Verordening inburgering Leidschendam-Voorburg 2007

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg,

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

besluit vast te stellen de verordening inburgering Leidschendam-Voorburg 2007

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      het Besluit: Het Besluit tot uitvoering van de wet inburgering (Besluit inburgering);

    • d.

      inburgeringsvoorziening: voorziening gericht op het behalen van het inburgeringsexamen;

    • e.

      inburgeringstraject: geheel van voorzieningen gericht op het behalen van het inburgeringsexamen eventueel gecombineerd met een tweede doelstelling zoals arbeidsmarkttoeleiding of opvoedingsondersteuning;

    • f.

      boete: bestuurlijke boete, als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 2, van de wet;

    • g.

      samenwerkingsverband: samenwerking tussen de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Rijswijk en Wassenaar inzake de Wet inburgering, zoals bedoeld in artikel 7.8 van het Besluit Inburgering.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Centrumgemeente

  • 1. Het college kan besluiten tot samenwerking met andere gemeenten bij de uitvoering van de Wet inburgering. Eén van de samenwerkende gemeenten treedt hierbij op als centrumgemeente.

  • 2. De samenwerking en het aanwijzen van een centrumgemeente vindt plaats op basis van het gestelde in artikel 7.8 van het Besluit inburgering.

  • 3. Jaarlijks geeft het college van elk van de samenwerkende gemeenten bij het ministerie van Justitie aan welke gemeente als centrumgemeente optreedt.

  • 4. De centrumgemeente en de overige samenwerkende gemeenten dragen er zorg voor dat alle noodzakelijke informatie vice versa wordt uitgewisseld.

Artikel 3 Beleidsplan inburgering

  • 1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening in het eerste jaar van zijn raadsperiode, vierjaarlijks een beleidsplan inburgering vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering, rekening houdend met het gestelde in deze verordening.

  • 2. Het beleidsplan inburgering omvat in elk geval:

    • a.

      bepaling van de binnen de wet aangegeven doelgroepen die voor een inburgeringsvoorziening in aanmerking komen;

    • b.

      prioritering van de doelgroepen;

    • c.

      specifieke, niet in de wet genoemde onderdelen, van een inburgeringsvoorziening.

  • 3. Aan het einde van een raadsperiode stelt het college een verslag inburgering op met daarin de evaluatie en resultaten van het inburgeringsbeleid, en zendt dit naar de raad. Het beleidsverslag inburgering omvat in elk geval een rapportage ten aanzien van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatievoorziening.

HOOFDSTUK 2 INFORMATIEVOORZIENING

Artikel 4 De informatieverstrekking

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. In de centrumgemeente zal een centraal bureau inburgering worden gerealiseerd. In het centrale bureau inburgering wordt:

    • a.

      nadere informatie ten aanzien van de wet en aanverwante regelingen gegeven;

    • b.

      de inburgeringsverplichting van een potentiële inburgeringsplichtige beoordeeld;

    • c.

      de inburgeringsplichtige geïnformeerd over de uit de wet voortvloeiende rechten en plichten;

    • d.

      de inburgeringsplichtige geïnformeerd over (gecertificeerde) aanbieders van inburgeringscursussen;

    • e.

      de inburgeringsplichtige geïnformeerd over de doelgroepen aan wie de gemeente een aanbod van een inburgeringstraject doet c.q. kan doen, en de wijze waarop dit wordt gefaciliteerd.

  • 3. Lokaal zal in elk van de drie gemeenten algemene informatie ten aanzien van de wet en aanverwante regelingen worden gegeven en zullen potentiële inburgeringsplichtigen worden doorverwezen naar het centrale bureau inburgering.

  • 4. Nadere invulling van de informatievoorziening kan in door het college vast te stellen beleidsregels worden vastgelegd.

HOOFDSTUK 3 INBURGERINGSVOORZIENINGEN (HET GEMEENTELIJKE AANBOD)

Artikel 5 Doelgroepen

  • 1. Aan de groepen inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, lid twee van de wet, biedt het college een inburgeringsvoorziening aan.

    • a.

      Aan asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en geestelijk bedienaren die zich als nieuwkomer in de gemeente vestigen, zal uiterlijk binnen 8 weken na de intake een voorstel voor een aanbod worden gedaan;

    • b.

      Aan asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en geestelijk bedienaren die ten tijde van de invoering van de wet reeds in de gemeente woonachtig zijn (oudkomers), zal na invoering van de wet een aanbod worden gedaan. Het tijdpad en de prioritering van het aanbod aan deze inburgeringsplichtigen, zal in het beleidsplan inburgering en eventueel in door het college opgestelde beleidsregels, worden opgenomen;

    • c.

      Maatschappelijke begeleiding maakt deel uit van een inburgeringsvoorziening ten behoeve van asielgerechtigde nieuw- en oudkomers.

  • 2. Een inburgeringsplichtige die in een eerdere gemeente reeds een aanbod tot een inburgeringsvoorziening heeft geaccepteerd, zal in geval van verhuizing naar de gemeente Leidschendam-Voorburg, eenzelfde of gelijkwaardig inburgeringsvoorziening worden geboden.

  • 3. Ten aanzien van de inburgeringsvoorziening, aangeboden aan de onder lid 2 genoemde doelgroep, kunnen door het college beleidsregels worden vastgesteld.

  • 4. Aan inburgeringsplichtigen uit de doelgroepen als bedoeld in artikel 19, eerste lid van de wet, kan het college een inburgeringsvoorziening aanbieden. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      In het beleidsplan inburgering genoemd in artikel 3, lid 1 van deze verordening, zullen de inburgeringsplichtigen aan wie een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden, aangewezen worden;

    • b.

      Bij de bepaling en de prioritering van de inburgeringsplichtigen aan wie een aanbod wordt gedaan, zullen taalniveau en mate van maatschappelijke participatie, als criteria gelden;

    • c.

      Het college bepaalt binnen deze doelgroepen aan wie en wanneer zij een inburgeringsvoorziening aanbiedt;

    • d.

      In door het college vast te stellen beleidsregels worden de onder b. genoemde criteria nader uitgewerkt.

Artikel 6 Samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Het college bepaalt hoe een inburgeringsvoorziening voor een inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, wordt ingevuld.

  • 3. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd. De aangeboden inburgeringsvoorziening mag arbeidsinschakeling niet in de weg staan.

  • 4. Een inburgeringsvoorziening kan, naast hetgeen in de wet is geregeld, een of meer bijkomende onderdelen bevatten die specifiek gericht zijn op de behoefte van de inburgeringsplichtige.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in 1 keer en ten hoogste in 36 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3. De wijze van inning van de eigen bijdrage en verrekening met algemene bijstand zullen in door het college vast te stellen beleidsregels worden opgenomen.

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk, in tweevoud. Het aanbod wordt in beginsel gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 6 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet gewijzigd aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het afgesproken aanbod.

  • 5. In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere voorwaarden over de procedure van het doen van een aanbod worden opgenomen.

Artikel 9 Weigering van een aanbod

  • 1. De weigering van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening geschiedt schriftelijk;

  • 2. Het aanbod wordt bovendien geacht te zijn geweigerd, als de inburgeringsplichtige ook na rappel:

    • a.

      niet verschijnt op een oproep in verband met het doen van een aanbod; of

    • b.

      niet binnen de gestelde termijn een exemplaar van de aanbiedingsbrief of een schriftelijke weigering van het aanbod retour heeft gezonden.

  • 3. Als een inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening weigert, stuurt het college de inburgeringsplichtige:

    • a.

      een besluit met de datum waarop het inburgeringsexamen uiterlijk moet zijn behaald en de mogelijke consequenties van het niet-nakomen van deze verplichting;

    • b.

      informatie over de mogelijkheden die hem daarbij in de voorbereiding ter beschikking staan, inclusief de financiële aspecten.

HOOFDSTUK 4 HANDHAVING

Artikel 10 De inhoud van de beschikking ingeval van een gemeentelijk aanbod

  • 1. Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van het inburgeringstraject;

    • b.

      een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • c.

      de uiterste datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn afgelegd en moet zijn behaald;

    • d.

      de termijnen en wijze van betaling;

    • e.

      ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

  • 2. In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere regels over in de beschikking op te nemen voorwaarden worden opgenomen.

Artikel 11 Opleggen van verplichtingen ingeval van een gemeentelijk aanbod

  • 1. Het college kan een inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod accepteert, bij beschikking tenminste één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      het deelnemen aan het geaccepteerde inburgeringstraject waarbij een combinatie van voorzieningen mogelijk is;

    • b.

      het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

    • c.

      het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

    • d.

      voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen binnen een termijn die door het college is bepaald;

    • e.

      op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op en de uitvoering van de inburgeringsvoorziening;

    • f.

      het meewerken aan een medisch onderzoek door een door de gemeente aangewezen arts teneinde een eventuele medische beperking vast te stellen die zou kunnen leiden tot een ontheffing van de inburgeringsverplichting.

  • 2. In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen verdere verplichtingen worden opgenomen.

Artikel 12 De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod

  • 1. Het besluit tot handhaving van de inburgeringsverplichting bevat in ieder geval:

    • a.

      een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      de uiterste datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

    • c.

      ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

  • 2. In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere verplichtingen inzake onderzoek naar de voortgang van de inburgeringsverplichting worden opgenomen.

Artikel 13 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. Ingeval van een inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod voor een inburgeringstraject heeft aanvaard, gelden de volgende boetes:

    • a.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 11 van deze verordening;

    • b.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald;

  • 3. Ingeval van een inburgeringsplichtige die zelf verantwoordelijk is voor zijn inburgering maar voor wie de gemeente een handhavingsverplichting heeft, gelden de volgende boetes:

    a.De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. Indien het college besluit om met toepassing van art. 38 van de wet geen bestuurlijke boete op te leggen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

  • 5. Het college legt, met inachtneming van het bepaalde in art. 38 lid 2 van de wet, in beleidsregels vast de differentiatie in de hoogte van de boetes in relatie tot sanctiewaardige gedragingen.

Artikel 14 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 13, eerste lid van deze verordening, bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. Ingeval van een inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod voor een inburgeringstraject heeft aanvaard, gelden de volgende boetes:

    • a.

      De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 13, tweede lid, onder a, van deze verordening, bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding;

    • b.

      De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald;

  • 3. Ingeval van een inburgeringsplichtige die zelf verantwoordelijk is voor zijn inburgering maar voor wie de gemeente een handhavingsverplichting heeft, gelden de volgende boetes:

    a.De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald;

  • 4. Indien het college besluit om met toepassing van art. 38 van de wet geen bestuurlijke boete op te leggen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

  • 5. Het college legt, met inachtneming van het bepaalde in art. 38 lid 2 van de wet, in beleidsregels vast de differentiatie in de hoogte van de boetes in relatie tot herhaalde sanctiewaardige gedragingen.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2007 en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Artikel 17 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering Leidschendam-Voorburg 2007.

ALGEMENE TOELICHTING

De Wet inburgering (WI) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derde landen van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

REGELS OVER DE INFORMATIEVERSTREKKING AAN INBURGERINGSPLICHTIGEN

Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

REGELS MET BETREKKING TOT HET AANBIEDEN VAN INBURGERINGSVOORZIENINGEN

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen.

Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende groepen inburgeringsplichtigen:

  • 1.

    Asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;

  • 2.

    Nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar;

  • 3.

    Inburgeringsplichtigen die een gemeentelijk aanbod hebben geaccepteerd in een gemeente en vervolgens verhuizen naar een andere gemeente.

  • 4.

    Nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een vorm van een sociale verzekeringsuitkering ontvangen. In het Besluit inburgering is bepaald om welke vormen van bijstand/uitkering het gaat;

  • 5.

    Oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben.

Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI). Voor inburgeringsplichtigen die verhuizen en die in de “oude” gemeente reeds een aanbod hebben geaccepteerd, geldt dat de “nieuwe” gemeente de voorziening moet voortzetten of een gelijkwaardige inburgeringsvoorziening moet bieden.

Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de laatste twee groepen kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, WI).

Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toeleidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bovenstaande groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

HET VASTSTELLEN VAN HET BEDRAG VAN DE BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Algemeen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 Centrumgemeente

Het besluit (AmvB) tot uitvoering van de Wet inburgering (Besluit inburgering) maakt samenwerking tussen twee of meerdere gemeenten in het kader van inburgering mogelijk. Volgens het besluit kunnen gemeenten in onderling overleg besluiten tot een gezamenlijke aanwending van de aan hen te verstrekken rijksbijdragen. Samenwerking biedt de mogelijkheid om de inburgering van inburgeringsplichtigen op een meer efficiënte wijze gestalte te geven. Er kan beter worden gereageerd op fluctuaties in aantallen en achtergrond van inburgeringsplichtigen.

In geval van samenwerking dienen alle in het besluit onder hoofdstuk 7 genoemde rechten en plichten voor een gemeente over te gaan naar een centrumgemeente of een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Eventuele samenwerking zal telkens voor tenminste een geheel kalenderjaar dienen te gelden. Gemeenten die samenwerken, dienen dit elk jaar kenbaar te maken aan het ministerie.

De genoemde rechten en verplichtingen hebben met name betrekking op de wijze en berekening van de voorschotverstrekking, de verantwoording naar het ministerie en de gevolgen van de verantwoording (definitief vaststellen van de voorschotten, intrekking, wijziging etc).

De gemeenten Leidschendam-Voorburg, Rijswijk en Wassenaar, samen ook wel genoemd de Vliethorstgemeenten, hebben besloten tot samenwerking op het gebied van inburgering. Overeengekomen is dat voor 2007 Rijswijk als centrumgemeente zal optreden en dat vanaf 1  januari 2008 Leidschendam-Voorburg de centrumgemeente zal zijn.

Er zal gewerkt worden met een centraal bureau inburgering waarin de taken op het gebied van informatie en handhaving zullen worden uitgevoerd. Het centrale bureau inburgering wordt ondergebracht bij de centrumgemeente. In elke gemeente afzonderlijk zullen de taken op het gebied van het faciliteren van een aanbod worden uitgevoerd. Deze werkwijze maakt het mogelijk om een aanbod zo veel mogelijk te laten aansluiten op de mogelijkheden en behoeften van de inburgeraar.

Artikel 3 Beleidsplan inburgering

De verordening Wet inburgering wordt voor langere duur vastgesteld en geeft inhoud aan de rechten en plichten van inburgeringsplichtigen. Het is vrijwel ondoenlijk om in de verordening uitputtende regels te geven inzake het volledige inburgeringsbeleid. Daar komt bij dat er nog veel onderzoek gedaan moet worden naar potentiële doelgroepen. Doordat het Bestand Potentiële Inburgeraars (BPI) ook nog niet ter beschikking van de gemeente is gesteld, dit zal pas bij invoering van de wet gebeuren, heeft de gemeente ook nog niet echt zicht op aantallen en doelgroepen. Daarom is gekozen voor een vierjaarlijks door het college op te stellen beleidsplan dat door de raad wordt geaccordeerd.

In dit plan zal uitvoerig worden ingegaan op alle aspecten rondom het bepalen en prioriteren van verschillende doelgroepen alsmede het aanbieden en de samenstelling van inburgeringsvoorzieningen. Het vierjaarlijkse beleidsplan inburgering zal in principe gelijk lopen met een raadsperiode. Het eerste beleidsplan inburgering zal in 2007 worden opgesteld.

Een zodanig beleidsplan, waaraan natuurlijk ook een beleidsverslag is gekoppeld, maakt zo in feite deel uit van de verordening en geeft aldus de raad periodiek inzicht in al hetgeen verband houdt met het bepalen en prioriteren van doelgroepen die voor een inburgeringsvoorziening in aanmerking komen en de samenstelling van de voorzieningen. Door vierjaarlijks een beleidsplan op te stellen, is het bovendien mogelijk flexibel in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen en op ontwikkelingen in de eigen gemeente.

Het beleidsverslag dat aan het einde van een raadsperiode door het college zal worden opgesteld, geeft inzicht in de resultaten van het inburgeringsbeleid. Daarnaast zal het verslag en de daarin opgenomen evaluatie van het beleid, dienen als input voor een volgend beleidsplan inburgering.

Naast het vierjaarlijkse verslag zal binnen de reguliere planning & control cyclus jaarlijks door het college (financiële) verantwoording aan de raad worden afgelegd ten aanzien van de inburgering.

Artikel 4 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

De Vliethorstgemeenten hebben gekozen voor samenwerking op het terrein van de inburgering waarbij één van hen als centrumgemeente zal optreden. In de centrumgemeente zal een centraal bureau inburgering worden ingericht waarin alle kennis en expertise op het gebied van inburgering zal worden gebundeld teneinde de (potentiële) inburgeringsplichtigen optimaal te kunnen informeren. Daarnaast zal in het centrale bureau inburgering ook worden bepaald of iemand wel of niet inburgeringsplichtig is.

Omdat potentiële inburgeringsplichtigen mogelijk in eerste instantie informatie zullen vragen binnen de eigen gemeente, zal in elke gemeente afzonderlijk aan de servicebalie/loket algemene informatie ten behoeve van de inburgering te krijgen zijn en doorverwijzing plaatsvinden naar het bureau inburgering van de centrumgemeente.

Naast bovenstaande (gemeentelijke) informatiepunten kunnen uiteraard ook derden zoals scholen, bibliotheken, Vluchtelingenwerk en andere zelforganisaties, een rol spelen bij de informatievoorziening.

Artikel 5 Doelgroepen

Aan asielgerechtigde oud- en nieuwkomers en geestelijke bedienaren is de gemeente verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het staat de betreffende inburgeringsplichtige overigens vrij om al dan niet op het aanbod in te gaan.

Aan asielgerechtigde nieuwkomers zal uiterlijk binnen acht weken na de intake een aanbod worden gedaan. Voor asielgerechtigde oudkomers zal nog een tijdpad en prioritering worden aangegeven. Het aantal geestelijk bedienaren is naar verwachting zeer beperkt in omvang. De inburgeringsvoorziening voor deze groep zal landelijk worden samengesteld.

Een aparte groep vormen inburgeringsplichtigen die al eerder in een gemeente een inburgeringsvoorziening hebben geaccepteerd en die vervolgens verhuizen naar een andere gemeente. Voor hen wordt het als onredelijk ervaren dat een eerder gedaan aanbod ingeval van verhuizing zou vervallen. Deze verplichting voor de nieuwe gemeente kan betekenen dat zij aan een inburgeringsplichtige (uit een andere gemeente) een aanbod moet doen terwijl deze mogelijk nog niet onder een aangewezen doelgroep valt.

Artikel 19, eerste lid, van de wet, bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden namelijk:

  • 1.

    Inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen;

  • 2.

    Oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

Binnen bovengenoemde groepen inburgeringsplichtigen stelt het college vast aan wie bij voorrang een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden. Bij het samenstellen van de geprioriteerde groepen zal het college zich laten leiden door twee criteria, namelijk taalniveau en maatschappelijke participatie. In het eerste beleidsplan inburgering 2007-2010 zullen de inburgeringsplichtigen aan wie bij voorrang een inburgeringsvoorziening zal worden aangeboden, aangewezen worden.

Artikel 6 Samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

Met uitzondering van het specifieke aanbod aan geestelijke bedienaren dat is gericht op hun beroepssituatie, bepaalt het college de samenstelling van de inburgeringsvoorziening. Degene aan wie het aanbod wordt gedaan heeft wel het recht om een voorstel tot wijziging van het aanbod te doen (artikel 8, lid 3 van de verordening). Het college bepaalt of op dit voorstel wordt ingegaan.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

Tot slot wordt in dit artikel geregeld dat het college bijkomende faciliteiten als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding verplicht deel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de eigen bijdrage in principe in één termijn betaald wordt maar dat onder bepaalde omstandigheden de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Hierbij gaat het met name om uitkeringsgerechtigden of andere personen met een vergelijkbare inkomenssituatie. Deze termijn is gesteld op ten hoogste 36 maanden. Hierbij is uitgegaan van de gedachte dat per huishouden maximaal € 15,00 per maand reëel zou zijn om af te lossen. Een huishouden waarin twee inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening accepteren (bijvoorbeeld asielmigranten), betaalt bij een aflossingstermijn van 36 maanden € 7,50 per persoon en daarmee € 15,00 per huishouden per maand. In een huishouden waarin 1 persoon een inburgeringsvoorziening accepteert zou, uitgaande van € 15,00 aflossing per maand, een aflossingstermijn van 18 maanden gesteld kunnen worden.

Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die - als het goed is - leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgerings-voorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod in beginsel wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn).

Artikel 9 Weigering aanbod

Een inburgeringsplichtige is niet verplicht een aanbod te accepteren. Een weigering om een inburgeringsvoorziening te aanvaarden moet schriftelijk gebeuren. De weigering kan echter ook blijken uit het feit dat het college óf deze schriftelijke verklaring óf het aanbod niet binnen de gestelde termijn retour heeft ontvangen. Ook als de inburgeringsplichtige het aanbod niet aanvaardt, ontvangt hij een besluit. Hierin wordt hij gewezen op zijn verplichting om zijn inburgeringsexamen binnen de wettelijke termijn te behalen, de consequenties als hij hieraan niet voldoet en de faciliteiten die hem ter beschikking staan ter voorbereiding op zijn examen. Ook wordt hij gewezen op de financiële aspecten, zoals de verplichting om het examengeld te betalen en de mogelijkheid om een lening af te sluiten bij de IB-groep.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking ingeval van een gemeentelijk aanbod

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). Deze datum zal in de beschikking worden opgenomen. Voor de bekostiging van het traject ingeval van een gemeentelijk aanbod, is echter ook belangrijk dat aan het examen is deelgenomen. In de beschikking zal ook deze datum met betrekking tot deelname aan het examen als verplichting worden opgenomen. Onderdeel d. bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 7 van de verordening.

Onderdeel e. heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een inburgeringsplichtige oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.

Artikel 11 Opleggen van verplichtingen ingeval van een gemeentelijk aanbod

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 12 De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod

De handhaving van een inburgeringsplichtige die geen gemeentelijk aanbod krijgt, is minder intensief dan die van een inburgeringsplichtige die wel een gemeentelijk aanbod heeft geaccepteerd. De eerst genoemde inburgeringsplichtige is immers zelf verantwoordelijk voor zijn inburgering. De taak van de gemeente bestaat hierbij alleen uit de vaststelling van de inburgeringsverplichting en de handhaving van het behalen van het inburgeringsexamen. De beschikking voor deze groep is op deze taken afgestemd.

Artikel 13 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. Voor onze gemeente hebben wij niet de maximumbedragen zoals genoemd in artikel 34 WI aangehouden. Ervan uitgaande dat de inburgeringsplichtigen waarschijnlijk voor een belangrijk deel niet behoren tot de bevolkingsgroepen met een grote financiële draagkracht, zijn de in de WI genoemde maximumbedragen in deze verordening gehalveerd.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn bovendien maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.

Bovendien moet het college daarbij ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of -regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 14 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 13 mogelijk is.

De artikelen 13 en 14 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf beleid moeten ontwikkelen. In beleidsregels zal het college vastleggen hoe dat beleid eruit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.