Regeling vervallen per 27-03-2024

Verordening Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg Leidschendam-Voorburg

Geldend van 01-01-2018 t/m 26-03-2024

Intitulé

Verordening Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg Leidschendam-Voorburg

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

gezien het voorstel van het college d.d. 10 oktober 2017 (registratienummer raadsvoorstel Verseon 1958150 );

gelet op artikel 2.1.3, eerste en derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), artikel 47 Participatiewet, artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en artikel 2.10 Jeugdwet en artikel 15.6 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016;

overwegende dat het wenselijk is de Verordening Participatieraad Maatschappelijke Ondersteuning en Sociale Zaken aan te passen aan gewijzigde regelgeving en aan de organisatievernieuwing en beleidsontwikkeling binnen de gemeente;

overwegende dat de gemeente verplicht is zorg te dragen voor het betrekken van ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers bij de voorbereiding van beleid op het gebied van werk, inkomen, jeugd en zorg en zij dit wil bewerkstelligen door een brede Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg in te stellen;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg Leidschendam-Voorburg.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College: college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    Contactambtenaar: ambtenaar die fungeert als aanspreekpunt voor de Participatieraad.

  • c.

    Participatieraad: adviesraad als bedoeld in artikel 2.1.3, eerste en derde lid van de Wmo 2015, artikel 47 Participatiewet, artikel 42 van de Wet Ioaz, artikel 42 van de Wet Ioaw en artikel 2.10 Jeugdwet en artikel 15.6 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016.

Artikel 2. Doel

De raad en het college beogen met het instellen van de Participatieraad ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij het beleid betreffende werk, inkomen, jeugd, zorg en maatschappelijke ondersteuning te betrekken.

Artikel 3. Bevoegdheid

  • 1.

    De Participatieraad is bevoegd het college, zowel gevraagd als ongevraagd, te adviseren over onderwerpen die de voorbereiding, de uitvoering, de controle en de evaluatie van het gemeentelijk beleid betreffen over werk, inkomen, jeugd, zorg en maatschappelijke ondersteuning, en over al hetgeen waarnaar verwezen wordt in deze verordening.

  • 2.

    De Participatieraad is tevens bevoegd te adviseren bij het ontwikkelen en aanpassen van de informatievoorziening aan cliënten of hun vertegenwoordigers.

  • 3.

    De Participatieraad is niet bevoegd te adviseren over klachten, bezwaarschriften en andere zaken voor zover die op individuele burgers betrekking hebben.

Artikel 4. Samenstelling

  • 1.

    De Participatieraad bestaat uit tenminste veertien en ten hoogste zeventien leden en wordt samengesteld uit ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers en in de gemeente woonachtige belanghebbende burgers.

  • 2.

    Het lidmaatschap van de Participatieraad is onverenigbaar met het lidmaatschap van de gemeenteraad, van het college, van een raadscommissie of enig ander onderdeel van de bestuurlijke organisatie van de gemeente. Tevens zijn personen die in dienst van de gemeente of in opdracht van de gemeente betrokken zijn bij de onderwerpen waarover de Participatieraad adviseert uitgesloten van lidmaatschap.

  • 3.

    De werving en selectie van de leden van de Participatieraad geschiedt aan de hand van een door de Participatieraad in overleg met contactambtenaar vastgesteld functieprofiel.

Artikel 5. Zittingsduur

  • 1.

    De zittingsduur van de leden bedraagt ten hoogste vier jaar. Leden kunnen ten hoogste eenmaal opnieuw benoemd worden.

  • 2.

    Bij tussentijds aftreden van een lid van de Participatieraad, draagt de Participatieraad een nieuwe kandidaat voor aan het college.

  • 3.

    De aftredende leden blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 6. Voorzitter

  • 1.

    De Participatieraad heeft een onafhankelijk voorzitter. Artikel 4, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De voorzitter wordt voor een periode van ten hoogste vier jaar benoemd. De voorzitter kan ten hoogste eenmaal opnieuw benoemd worden. Artikel 5, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Benoeming en ontslag

  • 1.

    Het college benoemt de leden op voordracht van de Participatieraad. Bij gebreke aan een voordracht door de Participatieraad kan het college, na herhaald schriftelijk verzoek, zelf leden benoemen.

  • 2.

    Het college benoemt, de leden van de Participatieraad gehoord hebbende, de voorzitter van de Participatieraad.

  • 3.

    Het lidmaatschap van de leden eindigt:

    • a.

      door het verstrijken van de periode waarvoor het lid is benoemd, behoudens herbenoeming;

    • b.

      door schriftelijke opzegging van het lid;

    • c.

      door het van toepassing worden van artikel 4, tweede lid;

    • d.

      door overlijden;

    • e.

      door ontslag.

  • 4.

    Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op het beëindigen van het voorzitterschap.

  • 5.

    Bij disfunctioneren van een van de leden kan de voorzitter in overleg treden met het betreffende lid om het functioneren te verbeteren. Indien dit overleg niet tot resultaat leidt, verzoekt de voorzitter, na raadpleging van de overige leden, schriftelijk en met redenen omkleed, het college om het lidmaatschap van dat lid te beëindigen. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 5, derde lid, is niet van toepassing.

Artikel 8. Nadere regeling

  • 1.

    De Participatieraad stelt een huishoudelijk reglement op waarin onder meer de werkwijze, de vergaderorde en het rooster van aftreden van de leden van de Participatieraad wordt geregeld. Het huishoudelijk reglement en wijzigingen daarop wordt door de Participatieraad ter kennisname voorgelegd aan het college.

  • 2.

    De Participatieraad stelt een secretaris aan voor de administratieve en beleidsmatige ondersteuning en een penningmeester voor het financiële beheer.

Artikel 9. Vergaderingen en adviezen

  • 1.

    De Participatieraad bepaalt de vergaderfrequentie welke nodig is ter uitvoering van zijn taken.

  • 2.

    Alle leden van de Participatieraad kunnen onderwerpen voor de agenda van de vergaderingen bij de secretaris aandragen.

  • 3.

    De vergaderingen van de Participatieraad zijn openbaar. Op verzoek van de voorzitter of een van de leden kunnen, bij meerderheid van stemmen, de deuren om gewichtige redenen worden gesloten.

  • 4.

    De adviezen van de Participatieraad worden schriftelijk gegeven en zijn openbaar.

  • 5.

    De adviezen worden afhankelijk van de spoedeisendheid tussen vier en tien weken na de adviesaanvraag van het college gegeven.

Artikel 10. Reactie college

  • 1.

    Het college reageert binnen tien weken op een advies van de Participatieraad.

  • 2.

    Het advies van de Participatieraad wordt door het college uitdrukkelijk bij de besluitvorming meegewogen. Als het college besluit van het advies van de Participatieraad af te wijken, motiveert het dit schriftelijk.

Artikel 11. Periodiek overleg college

  • 1.

    Het college voert in beginsel twee keer per jaar overleg met de voorzitter en enkele leden van de Participatieraad.

  • 2.

    De Participatieraad kan voorbereidend overleg voeren met de betrokken leden van het college.

  • 3.

    Alle deelnemers aan het overleg kunnen onderwerpen voor de agenda aandragen.

Artikel 12. Informatie

Het college draagt zorg voor het adequaat en tijdig verstrekken van alle informatie die nodig is voor het uitoefenen van de taken van de Participatieraad en deelname aan periodieke overleggen.

Artikel 13. Vergoedingen

  • 1.

    De Participatieraad ontvangt voor de uitvoering van zijn taken periodiek een budget voor de organisatiekosten, zoals de kosten van;

    • a.

      huisvesting;

    • b.

      secretariële ondersteuning;

    • c.

      kantoormiddelen;

    • d.

      deskundigheidsbevordering;

    • e.

      achterbanraadpleging;

    • f.

      inhuur van inhoudelijke deskundigheid.

  • 2.

    Jaarlijks voor 1 juli brengt de Participatieraad aan het college verslag uit van de activiteiten en bevindingen over het voorgaande jaar. Daarbij wordt in een financieel verslag tevens verantwoording afgelegd over de besteding van het budget.

  • 3.

    De leden en de voorzitter van de Participatieraad ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen in overeenstemming met artikel 3, vierde lid, van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Leidschendam-Voorburg 2015.

Artikel 14. Wijziging andere regelgeving

In de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Leidschendam-Voorburg 2015 wordt ” Participatieraad Maatschappelijke ondersteuning en Sociale Zaken Leidschendam-Voorburg“ telkens vervangen door: Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg Leidschendam-Voorburg.

Artikel 15. Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college na daartoe advies te hebben gevraagd aan de voorzitter van de Participatieraad.

Artikel 16. Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de Verordening Participatieraad Maatschappelijke ondersteuning en Sociale Zaken Leidschendam-Voorburg 2010, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige bepalingen kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 17. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Participatieraad werk, inkomen, jeugd en zorg Leidschendam-Voorburg” en treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2.

    De Verordening Participatieraad Maatschappelijke Ondersteuning en Sociale Zaken Leidschendam-Voorburg 2010 wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 december 2017

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg,

de griffier, de voorzitter,

mr. G.A. van Egmond K. Tigelaar

Toelichting

Met deze verordening wordt uitvoering gegeven aan de verplichting van de gemeente om te komen tot participatie op grond van:

artikel 2.1.3, eerste en derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) dat voorschrijft dat bij verordening wordt bepaald op welke wijze ingezetenen van de gemeente (in ieder geval cliënten en hun vertegenwoordigers) worden betrokken bij de uitvoering van de Wmo 2015;

artikel 47 Participatiewet, dat voorschrijft dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de manier waarop personen, die onder de reikwijdte van de Participatiewet vallen, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet;

- artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en;

artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) die beide een algemene verplichting voor het college bevatten om zorg te dragen voor de realisatie en vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van deze wetten;

- artikel 2.10 Jeugdwet, dat verwijst naar de hierboven genoemde bepaling in de Wmo 2015 en daarmee eveneens een verplichting bevat tot het regelen van cliëntenparticipatie;

- artikel 15.6 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016 dat verwijst naar de verplichtingen uit de Wmo 2015 en het voor het college mogelijk maakt nadere regels te stellen ter uitvoering;

Ingezetenen (in ieder geval cliënten en hun vertegenwoordigers) moeten in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor beleid te doen, gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen, deel kunnen nemen aan periodiek overleg en onderwerpen voor de agenda daarvan kunnen aanmelden, én worden voorzien van de informatie die nodig is om goed deel te kunnen nemen aan dat overleg.

Het doel van de inspraak en participatie is om vanuit verschillende invalshoeken tot breed gedragen voorstellen en adviezen te komen ter bevordering van een integraal en evenwichtig gemeentelijk beleid op genoemde beleidsterreinen. De participatieraad bestaat vanaf 2008 en is vanaf 2010 het orgaan voor participatie binnen het sociaal domein in Leidschendam- Voorburg. Bij de werving en selectie van leden van de Participatieraad wordt gestreefd naar een voor onze inwoners zo representatief mogelijke samenstelling.

Binnen het sociaal domein heeft decentralisatie plaatsgevonden. De gemeente heeft steeds meer taken toebedeeld gekregen. De organisatie van de gemeentelijke dienstverlening in het sociaal domein is daaraan aangepast. Leidschendam-Voorburg werkt met ingang van 2017 vanuit één afdeling werk, inkomen, jeugd en zorg (WIJZ). Er wordt gewerkt met multidisciplinaire teams die zijn samengesteld vanuit de verschillende domeinen. Op deze manier wordt de integrale aanpak van een huishouden, een plan, een regisseur geïntegreerd in de dagelijkse praktijk.

Ook binnen de Participatieraad wordt steeds meer op een multidisciplinaire wijze samengewerkt. Op deze manier wordt aangesloten bij de werkwijze van de gemeente. Dit vergemakkelijkt de onderlinge samenwerking.

De gewijzigde regelgeving en de organisatievernieuwing binnen de gemeente vormt aanleiding om de Verordening Participatieraad Maatschappelijke Ondersteuning en Sociale Zaken Leidschendam-Voorburg 2010 te vervangen door deze verordening.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel is de verwijzing naar de onderliggende regelgeving geactualiseerd. Verder is nu in de verordening opgenomen dat een contactambtenaar als liaison tussen gemeentebestuur en Participatieraad fungeert. In de praktijk is dit al lange tijd het geval.

Artikel 2

Met deze verordening wil de Raad voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het inrichten van adequate cliëntenparticipatie op grond van de Wmo 2015, Participatiewet, Ioaz en Ioaw en de Jeugdwet evenals aan artikel 15.6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016.

In dit artikel wordt zowel het begrip “zorg “ als “maatschappelijke ondersteuning “gebruikt. Uiteraard is er sprake van een overlap van deze begrippen. De gemeente Leidschendam - Voorburg werkt met één afdeling werk, inkomen, jeugd en zorg (Wijz). Omdat de Wmo 2015 expliciet spreekt over maatschappelijke ondersteuning is dit begrip eveneens opgenomen zodat geen misverstand kan bestaan over de reikwijdte van deze verordening.

Artikel 3

In dit artikel is voor alle duidelijkheid opgenomen dat de bevoegdheid van de Participatieraad niet geldt voor individuele gevallen.

Artikel 4

Deze formulering heeft als doel om ervoor te zorgen dat de Participatieraad, voor zover redelijkerwijs mogelijk, zodanig is samengesteld dat deze een afspiegeling is van de bij de Wmo 2015, Participatiewet, Ioaz en Ioaw en de Jeugdwet betrokken personen.

Verder is in dit artikel opgenomen dat het lidmaatschap van de Participatieraad niet verenigd kan worden met het lidmaatschap van een organisatieonderdeel van de gemeente of met het zijn van werknemer of opdrachtnemer van de gemeente.

Artikel 5, 6 en 7

Deze artikelen betreffen de benoeming van leden en voorzitter van de Participatieraad. Beide kunnen voor een periode van vier jaar benoemd worden en voor een zelfde periode worden herbenoemd.

Er is een bepaling opgenomen ten aanzien van disfunctioneren van een lid. In een dergelijk geval is het na een zorgvuldige procedure van een gesprek tussen voorzitter en het betreffende lid mogelijk het lid voor te dragen voor ontslag. Het spreekt voor zich dat hiermee niet lichtvaardig zal worden omgegaan.

Ten aanzien van de voorzitter is opgenomen dat deze onafhankelijk dient te zijn, daarmee wordt bedoeld dat de voorzitter niet uit het midden van de Participatieraad wordt benoemd. Het bepaalde ten aanzien van de onverenigbaarheid van het lidmaatschap met bepaalde functies geldt ook voor de voorzitter. Van de voorzitter wordt verder verwacht dat deze zoveel mogelijk een integrale benadering bij de advisering bevordert.

Artikel 8

De Participatieraad stelt een huishoudelijk reglement op met daar in haar werkwijze en vergaderorde. Na vaststelling of wijziging wordt dit ter kennisneming voorgelegd aan het College.

De Participatieraad kent naast de voorzitter een secretaris en penningmeester. Veel vormen van cliëntenparticipatie maken gebruik van een ambtelijk secretaris in dienst van de gemeente, zo niet de Participatieraad. De secretaris, die zorg draagt voor agenda, verslaglegging, ondersteuning voorzitter et cetera, is door de Participatieraad ingehuurd. Hiervoor wordt het budget als bedoeld in artikel 13 gebruikt.

Artikel 13

De Participatieraad krijgt van de gemeente de benodigde middelen om adequaat functioneren mogelijk te maken. Dat ziet niet alleen op de inhuur van secretariële ondersteuning, maar ook op huisvesting, deskundigheidsbevordering en overleg met de “achterban”. In incidentele gevallen is het mogelijk dat de Participatieraad aanvullende subsidie vraagt. Denk bijvoorbeeld aan de organisatie van de inmiddels bekende “innovatiebijeenkomsten “ over actuele onderwerpen in het sociaal domein.

Artikel 14 tot en met 17

Deze artikelen zien onder andere op aanpassing van de naam van de Participatieraad om aan te sluiten bij de gewijzigde gemeentelijke organisatie, op overgangsrecht en op onvoorziene gevallen. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college na te hebben overlegd met de voorzitter van de Participatieraad. Er is in deze verordening bijvoorbeeld niets opgenomen over het precieze moment waarop het college zonder voordracht een lid mag benoemen of over disfunctioneren van een voorzitter. Een dergelijke situatie zou opgelost kunnen worden met behulp van artikel 15.