Regeling vervallen per 02-02-2016

Verordening Wet inburgering Leidschendam-Voorburg 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 01-02-2016

Intitulé

Verordening Wet Inburgering Leidschendam-Voorburg 2011

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

gezien het voorstel van het college d.d.  9 november 2010;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid , 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

b e s l u i t :

I. per 1 januari 2011 in te trekken de “Verordening Wet Inburgering Leidschendam-Voorburg 2009”;

II.  per 1 januari 2011 vast te stellen de navolgende “Verordening Wet Inburgering Leidschendam-Voorburg 2011”.

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      een voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

    • d.

      inburgeringstraject: geheel van voorzieningen gericht op het behalen van het inburgerings- of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, eventueel gecombineerd met een tweede doelstelling zoals arbeidsmarkttoeleiding of opvoedingsondersteuning;

    • e.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • f.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • g.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • h.

      WIJ: Wet investering in jongeren;

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

  • 3. Doelgroep: personen, die hun woonplaats hebben in de gemeente Leidschendam-Voorburg en aan wie op grond van de wet door het college een voorziening kan worden aangeboden.

Artikel 2 Samenwerking

  • 1. Het college kan besluiten tot samenwerking met andere gemeenten bij de uitvoering van de Wet inburgering. Eén van de samenwerkende gemeenten treedt hierbij op als centrumgemeente.

  • 2. De samenwerking en het aanwijzen van een centrumgemeente vindt plaats op basis van het gestelde in artikel 7.8 van het Besluit inburgering.

  • 3. Jaarlijks geeft het college van elk van de samenwerkende gemeenten bij het ministerie van Justitie aan welke gemeente als centrumgemeente optreedt.

Artikel 3 De informatieverstrekking

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het verstrekken van voorlichtingsmateriaal bij aanvragen van een voorziening of uitkering;

    • b.

      het geven van informatie via de gemeentelijke website.

  • 3. Indien een samenwerkingsverband wordt aangegaan zal in de samenwerkingsovereenkomst de wijze van voorlichting binnen de samenwerking nader worden bepaald.

  • 4. Het college beoordeelt eens per jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars en rapporteert daarover bij de jaarrekening aan de raad.

Hoofdstuk 2. Het vaststellen van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college stelt, zoals de wet voorschrijft, voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen een voorziening vast. Daarnaast wijst het college de overige inburgeringsplichtigen aan voor wie een voorziening kan worden vastgesteld.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het benoemen van uitzonderingen op de doelgroepbepalingen.

Artikel 5 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling/participatie wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de voorziening wordt afgestemd op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling/participatie.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college kan aan de inburgeringsplichtige voor een voorziening een persoonlijk inburgeringsbudget verstrekken.

  • 2. Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk budget.

  • 3. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

  • 4. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2.

  • 5. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld sluit het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

  • 6. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van het besluit om een persoonlijk inburgeringsbudget te verstrekken als bedoeld in lid 1.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet, wordt achteraf betaald.

  • 2. De eigen bijdrage wordt in beginsel in één keer, of in ten hoogste in 36 termijnen, betaald.

  • 3. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene uitkering op grond van de WWB, IOAW of IOAZ danwel met de inkomensvoorziening op grond van de WIJ, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 8 Verstrekken van een premie

  • 1. Het college betaalt de deelnemer die de in artikel 7 genoemde eigen bijdrage moet betalen, en die binnen de wettelijke termijn heeft deelgenomen aan het inburgerings-, staats-, of MBO-examen in geval van een taalkennisvoorziening, een premie ter hoogte van de eigen bijdrage.

  • 2. Uitbetaling van de premie als genoemd in lid 1 van dit artikel vindt niet plaats dan door verrekening met de eigen bijdrage.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen inzake het verstrekken van premies anders dan genoemd in lid 1.

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het tijdig melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    het meewerken aan een onderzoek naar de gegrondheid van het verzuim als bedoeld in sub e van dit artikel.

  • g.

    het deelnemen aan activiteiten gericht op:

    • -

      ondernemerschap, arbeid of de verwerving daarvan;

    • -

      een vervolgopleiding en of voorbereiding daarop;

    • -

      participatie, zelfredzaamheid en gezin.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de hoogte van de eigen bijdrage;

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage;

  • f.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 9 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen of staatsexamen heeft behaald.

Artikel 12 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid van deze verordening, bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, tweede lid van deze verordening, bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen of staatsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 13 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college wijst de gehele groep vrijwillige inburgeraars aan als doelgroep waaraan hij een voorziening kan aanbieden.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het benoemen van uitzonderingen van de doelgroepbepalingen.

Artikel 14 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling/participatie wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de voorziening wordt afgestemd op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling/participatie.

Artikel 15 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college kan aan de vrijwillige inburgeraar voor een voorziening een persoonlijk inburgeringsbudget verstrekken.

  • 2. Het college behandelt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk budget.

  • 3. Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

  • 4. Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2.

  • 5. Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen heeft gesloten, sluit het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

  • 6. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van het besluit om een persoonlijk inburgeringsbudget te verstrekken als bedoeld in lid 1.

Artikel 16 Geen eigen bijdrage

De vrijwillige inburgeraar is geen eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet verschuldigd.

Artikel 17 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • e.

    het tijdig melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan;

  • f.

    het meewerken aan een onderzoek naar de gegrondheid van het verzuim als bedoeld in sub e van dit artikel.

  • g.

    het deelnemen aan activiteiten gericht op:

    • -

      ondernemerschap, arbeid of de verwerving daarvan;

    • -

      een vervolgopleiding en of voorbereiding daarop;

    • -

      participatie, zelfredzaamheid en gezin.

Artikel 18 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen.

Artikel 19 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

  • 1. Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, en hierbij sprake is van een verwijtbare gedraging van de vrijwillige inburgeraar, kan het college de kosten van de verstrekte inburgeringsvoorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de terugvordering zoals bedoeld in lid 1.

Artikel 20 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 21 Uitwerking in beleidsregels

Het college stelt, waar nodig, beleidsregels op ter uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 23 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Leidschendam-Voorburg 2011

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg van 14 december 2010.
de griffier, de plv. voorzitter,
mr. G.A. van Egmond, mr. A.J.W. van Baalen-van Eekelen

Toelichting

Algemene toelichting

De Wet inburgering (Wi) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met ingang van 1 januari 2010 is de Wet inburgering (Wi) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • ·

    De vrijwillige inburgering wordt in de wet geregeld.

  • ·

    De mogelijkheid om op verzoek van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget wordt in de wet opgenomen.

  • ·

    De twee handhavingstermijnen die in de wet zijn opgenomen worden geharmoniseerd. Voor alle inburgeringsplichtigen geldt dezelfde termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald. Deze termijn is drieënhalf jaar.

  • ·

    De eenmalige verlenging van de handhavingstermijn met ten hoogste tweeënhalf jaar voor inburgeringsplichtigen die een alfabetiseringcursus volgen of hebben gevolgd.

  • ·

    De mogelijkheid voor gemeenten om zelf te bepalen of (bepaalde groepen) vrijwillige inburgeraars een eigen bijdrage moeten betalen.

De Wi regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgerings- of staatsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen of staatsexamen is behaald (een resultaatsverplichting). Daarnaast is in de Wi ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

De Wi draagt een aantal belangrijke taken op aan gemeenten. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen voor een voorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.

In verband met deze taken draagt de Wi gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI).

  • 2.

    Het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

  • 4.

    Het vaststellen van een voorziening, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid Wi).

  • 5.

    Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f Wi).

  • 6.

    Het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, Wi).

Ad 1: De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 en 24f Wi bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de wet.

Ad 2: Het aanbieden van een voorziening

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen of staatsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. De gemeenteraad bepaalt welke inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg heeft reeds d.d. 2 december 2008 besloten om de doelgroep te verbreden en geen groepen van voorzieningen uit te sluiten.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, Wi. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, Wi).

De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

Ad 3: Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Ad 4: Het vaststellen voorzieningen voor inburgeringsplichtigen

Artikel 19a, eerste lid, Wi geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft er voor gekozen de voorziening voor een inburgeringsplichtige niet aan te bieden, maar vast te stellen. De inburgeringsplichtige mag de voorziening dus niet weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, Wi).

Het vaststellingsstelsel kan niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd en geldt voor alle inburgeringsplichtigen.

Het vaststellen van een voorziening begint met het houden van een intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens drie mogelijkheden:

  • 1.

    De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een besluit;

  • 2.

    De inburgeringsplichtige vindt de voorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en verstuurt alleen een handhavingsbeschikking (voor oudkomers) of een kennisgeving (voor nieuwkomers);

  • 3.

    Het college acht een voorziening geschikt, maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Het college heeft de mogelijkheid om de voorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

Nu gekozen is voor het vaststellingstelsel, is de gemeente niet langer afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.

In de wet is ook vastgelegd dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen met betrekking tot het vaststellen van een voorziening. Hierbij gaat het over welke onderwerpen:

  • ·

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • ·

    De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • ·

    De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi).

  • ·

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi).

Ad 5: Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars

De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de Wi wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.

Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst.

In een verordening dient de gemeenteraad in ieder geval regels te stellen over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, Wi).

Op grond van artikel 24e Wi is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, Wi).

De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, Wi). Artikel 24f Wi draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

Ad 6: Het persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.

Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.

Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, Wi en artikel 24a, vijfde lid. Wi).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In de Wi is het begrip “inburgeringsvoorziening” uitgebreid met “taalkennisvoorziening”. Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het woord “voorziening” gehanteerd, waarmee zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als taalkennisvoorziening wordt aangeduid. Waar noodzakelijk worden de beide begrippen afzonderlijk genoemd.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wi, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 Samenwerking

In dit artikel wordt ingespeeld op eventuele toekomstige samenwerkingsverbanden voor wat betreft de uitvoering van de Wi.

Artikel 3 De informatieverstrekking

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke manier de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 en 24f van de Wi dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet. Ten aanzien van inburgeringsplichtigen dienen ook regels te worden vastgesteld ter zake van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening. Het vierde lid verplicht het college de raad jaarlijks bij de jaarrekening te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking.

Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, Wi om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een voorziening vaststellen.

Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een voorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een voorziening, bepaalt dit artikel dat het college voor de groepen die hij aanwijst een voorziening kan vaststellen. Zoals eerder vermeld heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg er voor gekozen om de doelgroep niet te beperken en kan aan iedere inburgeringsplichtige een voorziening worden aangeboden (besluit d.d. 2 december 2008 (DIS 2008/24081).

Artikel 5 De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • ·

    kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • ·

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid en/of het opvoeden van kinderen.

  • ·

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij de Regeling inburgering. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, dient de voorziening daarop te worden afgestemd.

De Wi bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, Wi). Het college is verantwoordelijk voor het vaststellen van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, Wi). Het tweede lid van dit artikel draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, derde lid, van de wet, dat een aanbod voor een voorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, Wi).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud-en nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, Wi).

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, Wi kan het college de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 Wi moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget.

In het eerste lid legt de gemeente vast dat aan de inburgeringsplichtige voor een voorziening een persoonlijk inburgeringsbudget kan worden verstrekt. In het tweede lid legt de gemeente vast dat een verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een persoonlijk inburgeringsbudget wordt behandeld. Indien de door de inburgeringsplichtige voorgestelde voorziening als passend wordt beschouwd, wordt het voorstel goedgekeurd (lid 3 en 4). Het voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door de taalaanbieder. Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren.

Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige sluit. De gemeente Leidschendam-Voorburg kiest ervoor om deze overeenkomst door het college te laten sluiten. Dit wordt in het vijfde lid geregeld.

In het zesde lid wordt bepaald dat het college aan de verstrekking van een persoonlijk inburgeringsbudget nadere regels kan stellen.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt

€ 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, Wi).

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de eigen bijdrage achteraf in rekening wordt gebracht. Hierbij is bepaald dat de eigen bijdrage bij voorkeur ineens, en in maximaal 36 termijnen betaald dient te worden. Artikel 24, eerste lid, Wi maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een andere door de gemeente te verstrekken sociale zekerheidsuitkering ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, Wi). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Artikel 8 Verstrekken van een premie

De gemeente wil geen onnodige belemmeringen voor deelname aan het inburgeringsaanbod

opwerpen. De gemeente beloont daarom die inburgeringsplichtige die het traject doorlopenheeft en binnen de wettelijke termijn heeft deelgenomen aan het inburgerings- of staatsexamen, met een premie ter hoogte van de eigen bijdrage. Tevens komen personen die deelgenomen hebben aan een taalkennisvoorziening voor deze premie in aanmerking. Uitbetaling van de premie als genoemd in lid 1 van dit artikel vindt niet plaats dan door verrekening met de eigen bijdrage.

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.

Het college stelt door middel van een intake vast of iemand inburgeringsplichtig is. De potentieel inburgeringplichtige moet zijn medewerking aan de intake verlenen. Hij wordt geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van niet meewerken.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeraar de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zal de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeraar nauwkeurig moeten worden vermeld. De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, Wi). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, Wi). Deze termijn is drieënhalfjaar (artikel 7, eerst lid Wi). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking de hoogte van de eigen bijdrage moet worden vastgelegd. Voorts moet (sub e) in de beschikking worden vermeld in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 7 van de verordening. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 Wi). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (sub f). Tenslotte dient in de beschikking te worden vermeld op welke wijze vorm wordt gegeven aan de voortgangsgesprekken tijdens het traject (sub g).

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft ervoor gekozen niet de maximumbedragen te hanteren, maar lagere bedragen vast te stellen.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen. Evenmin kan een bestuurlijke boete worden opgelegd indien voor dezelfde gedraging de inkomensvoorziening kan worden verlaagd op grond van artikel 37 van de WIJ (artikel 37 van de Wi).

Artikel 12 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de gedraging een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 11 mogelijk is.

De artikelen 11en 12 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf beleid moeten ontwikkelen. In beleidsregels zal het college vastleggen hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.

Artikel 13 Aanwijzen van de doelgroepen

De gemeente Leidschendam-Voorburg vindt het belangrijk dat ook vrijwillige inburgeraars de mogelijkheid krijgen om hun kennis van de Nederlandse taal en samenleving te vergroten en conform het eerder genoemde besluit d.d. 2 december 2008 kan ook aan alle vrijwillige inburgeraars een voorziening aangeboden worden.

Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Zie toelichting bij artikel 6 van de verordening.

Artikel 15 Geen inning van de eigen bijdrage

De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen (artikel 24e, tweede lid, Wi). Van deze bevoegdheid wordt in dit artikel gebruik gemaakt.

Artikel 16 Opleggen van verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 9 van de verordening).

Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening zal dezelfde onderwerpen bevatten als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.

Artikel 18 Sancties bij niet na-koming van de overeenkomst

Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt. Conform de beleidsregels persoonsgebonden re-integratiebudget WWB, IOAW en IOAZ gemeente Leidschendam-Voorburg 2009 is de volgende sanctie bepaald. Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, en hierbij sprake is van een verwijtbare gedraging van de vrijwillige inburgeraar, kan het college de kosten van de verstrekte inburgeringsvoorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwilliger inburgeraar

Artikel 24f Wi draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 Wi, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.

Artikel 20 Uitwerking beleidsregels

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 22 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.