Regeling vervallen per 01-01-2015

VERORDENING langdurigheidstoeslag Lelystad 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

De raad van de gemeente Lelystad,

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 29 november 2011;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

overwegende, dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

B E S L U I T:

met ingang van de 1 januari 2012 in te trekken de

Verordening Langdurigheidstoeslag Lelystad 2011

en vast te stellen de navolgende

VERORDENING langdurigheidstoeslag Lelystad 2012.

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • c.

      peildatum: de datum waarop een belanghebbende op grond van deze verordening aan de voorwaarden voor een langdurigheidstoeslag voldoet;

    • d.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de WWB waarbij een bijstandsuitkering, in afwijking van artikel 32 van de WWB, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag ook als inkomen wordt gezien;

    • e.

      geldende bijstandsnorm:de normen zoals genoemd in de wet, inclusief de van toepassing zijnde verhogingen en verlagingen op grond van de Toeslagenverordening WWB gemeente Lelystad 2012.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald, hebben de begrippen in deze verordening dezelfde betekenis als in de desbetreffende wet.

Artikel 2 Voorwaarden

Aan de in artikel 36 lid 1 van de WWB gestelde voorwaarde van het hebben van ‘langdurig een laag inkomen’ is voldaan als het inkomen in de referteperiode niet hoger was dan de op de desbetreffende alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag bedraagt 25 procent van de bijstandsnorm die voor de desbetreffende alleenstaande, alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of gezin van toepassing isop de eerste dag van de periode waarvoor de langdurigheidstoeslag wordt verstrekt.

Artikel 4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag Lelystad 2012.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Lelystad, 31 januari 2012.

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier, de voorzitter,

Toelichting algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB moet de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de manier waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘langdurig een laag inkomen’ zoals genoemd in artikel 36, lid 1, WWB.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Voor een aantal begrippen die afwijken van de WWB, is een definitie gegeven. Zo is voor het begrip ‘inkomen’ een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36, lid 1, WWB, terwijl een wetstechnische imperfectie is weggenomen.

Artikel 2

Een referteperiode van 5 jaar, zoals voorheen voorgeschreven door het (per 1-1-2009 vervallen) artikel 36, WWB, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden voor de invulling van het begrip ‘langdurig’.

Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd om in aanmerking te komen voor een langdurigheidstoeslag is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject. Als de wetgever van mening is dat voor jongeren vanaf 21 jaar de verstrekking van een langdurigheidstoeslag tot de mogelijkheden behoort, ligt het niet in de rede om voor personen vanaf 21 jaar zijn een langere termijn dan 36 maanden te hanteren.

Voor het begrip ‘inkomen’ wordt voor het recht op langdurigheidstoeslag geen andere invulling gehanteerd dan voor het recht op algemene bijstand. Dit betekent dat de vrijgelaten middelen als bedoeld in artikel 31, tweede lid, WWB eveneens buiten beschouwing moeten blijven bij het recht op langdurigheidstoeslag. En artikel 36, lid 2, WWB bepaalt dat bij de vaststelling van het inkomen een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing wordt gelaten.

In Lelystad is al sinds 2009 bij verordening bepaald dat het inkomen in de referteperiode niet hoger mag zijn dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Vanaf 1 januari 2012 bepaalt de WWB in artikel 36 lid 6 weliswaar dat een inkomen hoger dan 110% van de bijstandsnorm niet meer als ‘laag inkomen’ kan worden aangemerkt, maar deze bepaling laat onverlet dat (voor inkomens lager dan 110%) door de raad bij verordening moet worden vastgelegd wat onder een ‘laag inkomen’ wordt verstaan. Met het oog op de financiële en uitvoeringstechnische consequenties is in deze nieuwe verordening vastgelegd dat het inkomen in de referteperiode niet hoger mag zijn geweest dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 3

Door de hoogte van de langdurigheidstoeslag in een percentage uit te drukken en te koppelen aan de geldende bijstandsnorm inclusief verhogingen en verlagingen, volgt de hoogte van de langdurigheidstoeslag automatisch de ontwikkeling van de hoogte van de bijstandnorm. Uitgegaan wordt van de hoogte van de bijstandsnorm op de eerste dag van de periode waarvoor de langdurigheidstoeslag wordt verstrekt.

Reeds bij de invoering van de Verordening Langdurigheidstoeslag Lelystad 2011 per 21 juli 2011 werd de hoogte van de langdurigheidstoeslag verlaagd van 35 procent tot 25 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

In de in te trekken verordening is per abuis bepaald dat de langdurigheidstoeslag overeenkomt met 25 procent van de ‘op de peildatum’ geldende bijstandsnorm. De peildatum is echter de datum waarop voor het eerst langdurig een laag inkomen werd genoten. Die datum kan dus ook in het verleden liggen. Omdat de hoogte van de langdurigheidstoeslag natuurlijk moet worden gebaseerd op de actuele bijstandsnorm (en niet op een norm uit het verleden), is thans in de verordening vastgelegd dat de hoogte van de langdurigheidstoeslag overeenkomst met 25 procent van de bijstandsnorm ‘op de eerste dag van de periode waarvoor de langdurigheidstoeslag wordt verstrekt’.

Artikel 4 en artikel 5

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.