Regeling vervallen per 08-01-2009

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Leudal

Geldend van 01-01-2007 t/m 07-01-2009

Intitulé

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Leudal

Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1 Verstrekking op aanvraag

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

Artikel 2 Budgetperiode

Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het persoongebonden budget te verwerven voorziening.

Artikel 3 Afwijzingsgronden persoonsgebonden budget

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    aan de aanvrager eerder een persoonsgebonden budget is verleend op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal en de aanvrager zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere persoonsgebonden budget opgelegde verplichtingen;

  • c.

    de voorzienbare duur van de noodzakelijkheid van de voorziening korter is dan de normale afschrijvingsduur van de geïndiceerde voorziening;

  • d.

    op grond van individuele omstandigheden sprake is van bezwaren van overwegende aard.

Artikel 4 Algemene verplichtingen persoonsgebonden budget

Bij de verlening van het persoongebonden budget gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    Het persoonsgebonden budget wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten;

  • b.

    De geïndiceerde voorziening die de aanvrager inkoopt met het persoonsgebonden budget dient nieuw adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn;

  • c.

    De aanvrager bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het persoonsgebonden budget ingekochte geïndiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het college.

Artikel 5 Verantwoording persoonsgebonden budget

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt in ieder geval plaats na de aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt of na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen

Artikel 6 Eigen bijdrage hulp bij het huishouden

Bij de verstrekking van de voorziening hulp bij het huishouden is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • a.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 16.137,- dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15 % bedraagt.

  • b.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 14.162,- dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15 % bedraagt.

  • c.

    Het bedrag dat gehuwde personen indien één van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.810,- dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15 % bedraagt.

  • d.

    Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 19.837,- dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15 % bedraagt.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 7 Hoogte persoonsgebonden budget

De verlening van een bruto persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp bij het huishouden plaats op grond van een klasse-indeling. Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt voor:

  • a.

    Categorie 1: huishoudelijke werkzaamheden:

    Klasse 1 (0-1,9 uur) € 741,00;

    Klasse 2 (2 - 3,9 uur) € 2.223,00;

    Klasse 3 (4 - 6,9 uur) € 4.075,50;

    Klasse 4 (7 - 9,9 uur) € 6.298,50;

    Klasse 5 (10-12,9 uur) € 8.521,50;

    Klasse 6(13-15,9 uur) € 10.774,50,

    terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van € 14,25 wordt gehanteerd.

  • b.

    Categorie 2: organisatie van het huishouden:

    Klasse 1 (0-1,9 uur): € 906,75;

    Klasse 2 (2 - 3,9 uur) € 2.720,25;

    Klasse 3 (4 - 6,9 uur) € 4.987,13;

    Klasse 4 (7 - 9,9 uur) € 7.707,38;

    Klasse 5 (10-12,9 uur) € 10.427,63;

    Klasse 6 (13-15,9 uur) €13.147,88,

    terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van € 17,44 wordt gehanteerd.

  • c.

    Categorie 3: hulp bij ontregelde huishouding in verband met psychische stoornis:

    Klasse 1 (0-1,9 uur): € 975,00;

    Klasse 2 (2 - 3,9 uur) € 2.925,00;

    Klasse 3 (4 - 6,9 uur) € 5.362,50;

    Klasse 4 (7 - 9,9 uur) € 8.287,50;

    Klasse 5 (10-12,9 uur) €11.212,50;

    Klasse 6 (13 -15,9 uur) € 14.137,50,

    terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausuleworden toegekend een uurbedrag van € 18,75 wordt gehanteerd.

Artikel 8 Aanvangsdatum persoonsgebonden budget

Een persoonsgebonden budget wordt verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een persoonsgebonden budget is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop het persoonsgebonden budget is aangevraagd.

Artikel 9 Bruto en netto persoonsgebonden budget

  • a.

    Het bruto persoonsgebonden budget wordt vastgesteld conform artikel 7, gedurende de periode waarin de hulp bij het huishouden nodig is.

  • b.

    Het netto persoonsgebonden budget is het verschil tussen het bruto persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage zoals berekend in artikel 6.

  • c.

    Na ontvangst van de CAK-gegevens inzake de hoogte van de eigen bijdrage wordt het netto persoonsgebonden budget vastgesteld voor de voorziening hulp bij het huishouden.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 10 De verhuiskostenvergoeding

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal bedraagt € 1.400,-.

Artikel 11 Hoogte persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming

De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 12 Het persoonsgebonden budget voor (niet-)bouwkundigeof (niet-) woontechnische woonvoorzieningen of uitraaskamer

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 15 sub b, c en d van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de 'Lijst eenheidsprijzen verkorte procedure woningaanpassingen'. Indien de Lijst eenheidsprijzen niet van toepassing is wordt het persoonsgebonden budget als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, vastgesteld.

  • 2. Indien de aanvrager niet de eigenaar is van de woning waarin de voorziening dient te worden aangebracht, wordt de vergoeding of het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 15 sub b van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal, conform artikel 7 lid 2 Wet Maatschappelijke Ondersteuning, betaald aan de eigenaar van de woning.

  • 3. Indien de woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 sub c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal bestaat uit een woningsanering wordt bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding rekening gehouden met de ouderdom van de te vervangen vloerbedekking en gordijnen.

Artikel 13 Kosten onderhoud en keuring

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen gemaximeerde vergoeding in de kosten van onderhoud en keuring van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 sub e van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal zal het bedrag als bedoeld in de bijlage van dit besluit, niet te boven gaan.

  • 2. Het college verleent een volledige betaling van de kosten van reparatie van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 sub e van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Leudal.

Artikel 14 Kosten tijdelijke huisvesting

De hoogte van een door het college te verlenen vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in artikel 15 sub f van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 sub a van de Wet op de Huurtoeslag.

Artikel 15 Kosten huurderving

De hoogte van een door het college te verlenen vergoeding in de kosten van huurderving als bedoeld in artikel 15 sub g van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal is gelijk aan de hoogte van de kale huur van de woonruimte. Betaling vindt plaats aan de eigenaar van de woning. Vergoeding vindt slechts plaats indien het een woning betreft die voor meer dan € 5.000,- is aangepast. De periode waarvoor een vergoeding wordt verstrekt bedraagt maximaal zes maanden. Onder voorwaarden is verlenging van deze termijn met drie maanden mogelijk.

Artikel 16 Kosten bezoekbaar maken

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal bedraagt € 2.500,-. Betaling vindt plaats aan de eigenaar van de woning.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 17 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt, met uitzondering van het bepaalde in artikel 18, 19 en 20 vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de (koop)prijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de kosten van reparatie van de onder het eerste lid genoemde vervoersvoorzieningen, is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde kosten.

Artikel 18 Financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen

  • 1. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het gebruik van een (eigen) auto of taxi als genoemd in artikel 25 lid 1, ad d onder 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal bedraagt maximaal € 999,-;

  • 2. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het gebruik van rolstoeltaxi als genoemd in artikel 25 lid 1, ad d onder 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal bedraagt maximaal € 1.498,-;

  • 3. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het medische begeleiding als genoemd in artikel 25 lid 1, ad d onder 5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal bedraagt maximaal € 499,50;

  • 4. De financiële tegemoetkomingen voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in dit artikel worden vooraf per halfjaar betaald.

Artikel 19 Overige kosten

  • 1. Het bedrag dat verstrekt wordt voor de kosten van aanpassing van eigen auto als bedoeld in artikel 25 lid 1, ad d onder 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. Het bedrag dat verstrekt wordt voor aanschaf (inclusief onderhoud) van een ander verplaatsingsmiddel als bedoeld in artikel 25 lid 1, ad b onder 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 20 Bovenregionale vervoersbehoefte

  • 1. Indien zich een uitzonderingssituatie voordoet als omschreven in (het tweede deel van) artikel 26 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal wordt, op declaratiebasis, een bedrag verstrekt dat gelijk is aan de werkelijke kosten. Daarbij geldt het vervoer middels Valys als een voorliggende voorziening.

  • 2. Het persoonsgebonden budget dat voor de vervoersvoorziening als bedoeld in dit artikel wordt verleend, wordt per kwartaal, na ontvangst van de declaratie, vastgesteld en betaald.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 21 Persoonsgebonden budget voor een rolstoel

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt verleend op basis van de tegenwaarde van de (koop)prijs van de goedkoopst adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de kosten van reparatie van de onder het eerste lid genoemde rolstoel, is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde kosten.

Artikel 22 Tegemoetkoming kosten sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.455,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 23 Verplicht advies

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 34 lid 2 onder a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal advies gevraagd moet worden bedraagt € 10.000,-.

Artikel 24 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 25 Heronderzoek

  • 1. Het college kan jaarlijks een heronderzoek instellen naar het voortduren van het recht op de ingevolge de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal toegekende voorzieningen.

  • 2. Indien naar aanleiding van een heronderzoek blijkt dat de rechthebbende niet langer recht heeft op een voorziening ingevolge de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal wordt de voorziening ingetrokken.

Artikel 26 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Leudal.

Bijlage horend bij artikel 13

Maximale vergoeding van kosten van onderhoud en keuring van liften en elektrisch beweegbare voorzieningen ingevolge artikel 15 sub e van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leudal.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring en onderhoud aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

  • a.

    Stoelliften (oftewel trapliften);

  • b.

    rolstoel- of hefplateauliften voor personen;

  • c.

    woonhuisliften (met kooi)

  • d.

    hefplateauliften (voor personen, zonder schacht tot max. 1,80 meter hoogte)

  • e.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • f.

    elektromechanische openings- en sluitmechanismen van deuren.

  • g.

    Onderspoel- en föhninrichting h. Plafondliften

De maximale vergoeding van kosten van onderhoud en keuring van diverse soorten liften genoemd onder a t/m d, in woningen en trappenhuizen geplaatst in het kader van de RGSHG, BGSHG of WVG, bedraagt:

Keuring

Keuring van liften

Beginkeuring

Periodieke keuring

Geldigheidtermijn certificaten

Stoellift

€ 202,66

€ 146,31

48 maanden

Hefplateaulift

€315,84

€179,81

18 maanden

Woonhuislift

€311,42

€177,24

18 maanden

Rolstoelplateaulift

€311,42

€177,24

18 maanden

De maximale vergoeding voor keuringskosten incl. voorrijkosten, incl 19% BTW op basis van de Wmo-verordening van de gemeente Leudal is in bovenstaand schema opgenomen,

Onderhoud

Onderhoud van

Frequentie

Kosten incl. BTW

Stoellift

1 x per jaar

€ 190,59

Hefplateaulift

1 x per jaar

€ 190,59

Woonhuislift

2x per jaar

€ 276,32

Rolstoelplateaulift

2x per jaar

€190,59

Maximale toeslagen op bovengenoemde onderhoudstarieven:

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties die meer dan één verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

De noodzakelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en reparatie van de elektrische beweegbare voorzieningen genoemd onder e t/m h, en reparatie van de elektrisch beweegbare voorzieningen genoemd onder a t/m d, in woningen geplaatst in het kader van de RGSHG, BGSHG of Wvg worden volledig vergoed. Onderhoudskosten worden één keer per jaar vergoed.