Regeling vervallen per 01-01-2011

Sociaal Statuut gemeentelijke herindeling Haelen, Heythuysen, Hunsel en Roggel en Neer 1 januari 2007

Geldend van 11-09-2008 t/m 31-12-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2006

Intitulé

Sociaal Statuut gemeentelijke herindeling Haelen, Heythuysen, Hunsel en Roggel en Neer 1 januari 2007

Inleiding

Dit Sociaal Statuut voor de gemeentelijke herindeling van de gemeenten Haelen, Heythuysen(inclusief Intergemeentelijke Sociale Dienst), Hunsel en Roggel en Neer is een nadereuitwerking van artikel 12:1:5 van de CAR/UWO, waarin is bepaald dat de colleges vanburgemeester en wethouders overleg voeren met de vertegenwoordigers van de organisatiesvan overheidspersoneel bij (ingrijpende) verandering in de inrichting van enigdienstonderdeel en nadere regels overeenkomen over de wijze van uitvoeren van dezeveranderingen.

Dit Sociaal Statuut is uitsluitend van toepassing in het kader van het proces van gemeentelijkeherindeling en strekt zich uit tot de ambtenaren die werkzaam zijn bij de vier bij deherindeling betrokken gemeenten.

Over dit Sociaal Statuut, alsmede over de daarbij behorende toelichting, is tussen werkgeversen werknemers op 24 november 2005 een onderhandelaarsakkoord bereikt in het BijzonderGeorganiseerd Overleg (BGO) van de vier betrokken gemeenten.

Waar in dit Sociaal Statuut “hij”, “hem”, “ambtenaar”, “werknemer” enz. staat kan tevens devrouwelijke vorm worden gelezen.

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1. Onder dit Sociaal Statuut wordt verstaan een reglement waarin de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Haelen, Heythuysen, Hunsel en Roggel en Neer als werkgevers en de organisaties van overheidspersoneel, vertegenwoordigd in het Bijzonder Georganiseerd Overleg als werknemers, ten behoeve van de ambtenaren afspraken hebben vastgelegd over wederzijdse rechten en plichten bij de organisatieverandering en de personele aspecten daarvan ten gevolge van de gemeentelijke herindeling per 1 januari 2007. Indien deze datum verschuift, verschuiven alle in dit statuut genoemde data evenredig.

  • 2. Dit Sociaal Statuut treedt in werking per 1 januari 2006 en heeft een looptijd tot en met 31 december 2010.

Artikel 2 Definities

In dit Sociaal Statuut wordt verstaan onder:

Statuut:

Sociaal Statuut;

CAR/UWO:

Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten alsmede de Uitwerkingsovereenkomst;

BGO:

de commisie voor Bijzonder Georganiseerd Overleg van de vier herindelingsgemeenten;

GOR:;

de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad van de vier herindelingsgemeenten

Ambtenaar:

de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 van de CAR/UWO, alsmede de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht voor onbepaalde tijd is afgesloten ingevolge artikel 2:5 van de CAR/UWO;

Stuurgroep:

het voorlopige bestuursorgaan, ingesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de vier gemeenten.

Projectgroep:

de projectgroep, bestaande uit de beoogd gemeentesecretaris en de vier gemeentesecretarissen die de besluiten van de stuurgroep voorbereidt.

Functie:

geheel van werkzaamheden dat een ambtenaar volgens functiebeschrijving is opgedragen.

Passende functie:

een functie met een functieschaal, welke gelijk is aan of maximaal een salarisschaal lager is geïndiceerd dan de voorheen vervulde functie en welke aan de ambtenaar redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid en zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen. Onder persoonlijkheid en omstandigheden wordt onder meer verstaan: interesse, capaciteiten, ervaring, leeftijd, scholing, gezondheid, salarisniveau enz.

Geschikte functie:

een functie, die niet valt onder het begrip “passend” maar die de ambtenaar wel bereid is om te vervullen. Er is geen sprake van acceptatieplicht.

Salaris:

het bedrag van de schaal hetwelk aan de ambtenaar is toegekend of, indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag.

Toelagen:

de toelagen, niet zijnde (vaste) persoonlijke, onderscheidenlijk garantietoelagen, waarmee het salaris wordt vermeerderd ingevolge de bezoldigingsregeling, als bedoeld in artikel 3:1, lid 1 van de CAR/UWO.

Salarisaanspraken:

de opeenvolgende salarisnummers van de salarisschaal waarin de ambtenaar is ingedeeld tot en met het hoogste bedrag, inclusief eventuele uitloopsalarisnummers van de salarisschaal en eventueel schriftelijk vastgelegde extra individuele salarisafspraken.

Plaatsingscommissie:

de commissie als bedoeld in artikel 12.

Bedenkingencommissie:

de commissie als bedoeld in artikel 15.

Functieboek:

korte beschrijving van de functies zoals deze in de nieuwe organisatie voorkomen met vermelding van indicatieve opleidings- en ervaringseisen, eventuele competenties, functieomvang en schaal(indicatie).

Wet arhi:

Wet algemene regels herindeling.

Awb:

Algemene wet bestuursrecht.

Het college:

het college van burgemeester en wethouders van de nieuw te vormen gemeente per 1 januari 2007.

FPU/FPU Gemeenten:

flexibel pensioen als bedoeld in artikel 1.5 van het pensioenreglement en nader uitgewerkt in het Reglement Flexibel Pensioen en Uittreden/FPU Gemeenten als bedoeld in hoofdstuk 5a van de CAR. Daar waar in dit statuut wordt gesproken over FPU/FPU Gemeenten geldt het niveau van de regeling op de implementatiedatum van de gemeentelijke herindeling.

Spilleeftijd:

61 jaar (ambtenaren geboren voor 1 april 1947; 62 jaar (ambtenaren geboren op of na 1 april 1947); ambtenaren jonger dan 61 jaar, doch met 42 dienstjaren.

Implementatiedatum:

datum gemeentelijke herindeling.

Algemene uitgangspunten van sociaal beleid

Artikel 3 Werkgelegenheid

  • 1. Tengevolge van de gemeentelijke herindeling en de daaruit voortvloeiende reorganisatie(s) zullen gedurende de looptijd van dit sociaal statuut geen gedwongen ontslagen plaatsvinden, met uitzondering van die gevallen die in dit artikel onder sub 4 en 5 en in artikel 20 van dit statuut zijn bepaald.

  • 2. Werkgever zal elke ambtenaar in een passende of geschikte functie plaatsen.

  • 3. De ambtenaar verleent ten volle medewerking aan plaatsing en is gehouden de hem toegewezen functie goed en volledig uit te oefenen, onverminderd het recht op bedenkingen of bezwaar en beroep.

  • 4. Indien de ambtenaar weigert een passende functie te aanvaarden, kan hem ontslag worden verleend.

  • 5. De gemeentesecretarissen en de griffiers worden op grond van artikel 57 van de Wet arhi per datum herindeling eervol uit hun ambt ontslagen. Indien op hun verzoek door Gedeputeerde staten wordt bepaald dat zij in een andere functie voorlopig overgaan in dienst van de nieuwe gemeente, is dit statuut onverkort op hen van toepassing.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 onder het begrip “ambtenaar” is, indien een burgemeester dit verzoekt, het bepaalde in artikel 19 op hem van toepassing.

  • 7. Bij organisatieaanpassingen tijdens de looptijd van dit statuut wordt met instemming van het (B)GO vastgesteld of deze voortvloeien uit de herindeling dan wel daarvan los moeten worden gezien. Daarbij zullen tevens de eventuele personele en rechtspositionele gevolgen en oplossingen in beeld worden gebracht.

Artikel 4 Overige algemene uitgangspunten

  • 1. Met het BGO en de GOR worden afspraken gemaakt over het tot de datum van herindeling te voeren personeelsbeleid.

  • 2. De stuurgroep doet tijdig voor de datum van herindeling voorstellen voor de rechtspositie die vanaf de datum herindeling zal gelden.

  • 3. De CAR en UWO van de sector gemeenten vormen de algemene rechtspositie van de nieuwe gemeente.

  • 4. Aan de hand van een inventarisatie wordt met instemming van het BGO vastgesteld voor welke rechtspositieregelingen in elk geval voorstellen zullen worden gedaan.

  • 5. De inhoud van de functies en de daarbij behorende functiewaarderingen die op 1 januari 2005 van kracht zijn, gelden als uitgangspunt voor de plaatsing, behoudens uitkomsten van op genoemde datum nog lopende functiewaarderingsprocedures.

  • 6. Het recht op het in deeltijd vervullen van de functie wordt in een nieuwe of gewijzigde organisatiestructuur gehandhaafd. Bij toetsing van de geschiktheid als plaatsingscriterium wordt geen onderscheid gemaakt tussen medewerkers met een volledige dienstbetrekking en die met een deeltijdbetrekking, tenzij het een functie betreft welke niet voor vervulling in deeltijd in aanmerking komt. Deze laatste functies zullen alszodanig in de functieboeken worden aangeduid.

  • 7. Tijdens het herindelingsproces vanaf 1 januari 2005 worden geen functies gewaardeerd, behoudens het bepaalde onder lid 5.

  • 8. Veranderingen in toelagen en emolumenten worden vanaf 1 januari 2005 niet aangebracht, tenzij vóór die datum schriftelijk is vastgelegd dat deze zullen wijzigen.

  • 9. Totdat op individueel niveau de rechtspositionele consequenties van de definitieve besluiten van het nieuwe college op het gebied van functiewaardering zijn bepaald, kunnen op 1 januari 2007 geen rechten worden ontleend aan de functieschaalindicatie in het functieboek en wordt het salaris per 1 januari 2007 van iedere ambtenaar vooralsnog gebaseerd op het salaris dat deze geniet of zou hebben genoten in de oude functie.

  • 10. De salarisinpassing bij de definitieve benoeming geschiedt overeenkomstig de in de bij dit statuut behorende toelichting opgenomen richtlijnen.

  • 11. De functies in de functieboeken, alsmede de functies die in het kader van de plaatsingsprocedure aan het formatieplaatsenplan zullen worden toegevoegd worden definitief gewaardeerd. De gehele waarderingsprocedure dient te zijn afgerond vóór aanvang van de plaatsingsprocedure.

  • 12. De in dienst zijnde ambtenaren die als gevolg van wijziging van hun standplaats meerkosten hebben voor woon-werkverkeer, ontvangen gedurende de looptijd van dit statuut voor de werkelijke meerkosten een vergoeding van de toegestane onbelaste vergoeding per afgelegde kilometer. Indien dit aantal kilometers minder dan 50 kilometer per maand bedraagt wordt geen vergoeding uitgekeerd. De meerkosten worden bepaald aan de hand van het verschil in afstand tussen woonadres en de huidige werkadres met die van woonadres en nieuwe werkadres.

Artikel 5 Uitgangspunten individueel

  • 1.

    De ambtenaar behoudt het salaris en de salarisaanspraken c.q. salarisperspectief, inclusief de individueel schriftelijk vastgelegde structurele persoonlijke toelagen c.q. garantietoelagen dan wel uitlooptoelagen, zoals die gelden op 31december 2006. Tevens wordt apart schriftelijk vastgelegd welke andere individuele rechtspositionele aanspraken worden gegarandeerd.

  • 2.

    Op grond van dit statuut te ontlenen individuele rechten kunnen een langere doorlooptijd hebben dan de looptijd van dit statuut. Deze rechten dienen schriftelijk te zijn vastgelegd.

  • 3.

    Als de ambtenaar geplaatst wordt in een functie waaraan een lagere functieschaal is verbonden dan de functieschaal van de voormalige functie, zal hem een persoonlijke garantieschaal worden toegekend gelijk aan de functieschaal van die voormalige functie en met inachtneming van het bepaalde in lid 1 van dit artikel.

  • 4.

    De in het functieboek opgenomen niveau-indicatie, verbonden aan de functie waarin de ambtenaar in de nieuwe organisatie wordt geplaatst, wordt hem gegarandeerd met inachtneming van artikel 4, lid 9. Tussentijdse schriftelijk vastgelegde wijzigingen, b.v. als gevolg van wijzigingen in de functiebeschrijving door aanvulling met passende of geschikte werkzaamheden, worden eveneens gegarandeerd.

  • 5.

    Aan de ambtenaar die in een hoger gewaardeerde functie wordt ingepast, zal overeenkomstig de bepalingen van de bezoldigingsverordening en het vast te stellen bezoldigingsbeleid van de nieuwe gemeente, bij voldoen aan de functie-eisen en bij gebleken voldoende functioneren, worden bevorderd naar de aanloop- of functieschaal. Bevordering vanuit de aanloopschaal naar de functieschaal geschiedt bij gebleken geschiktheid één jaar na toekenning van de aanloopschaal.

  • 6.

    Aan de functie van de ambtenaar op 31 december 2006 verbonden toelagen zullen per 1 januari 2007 worden vastgesteld op het niveau van toelagen verbonden aan de functie waarin de ambtenaar in de nieuwe organisatie is geplaatst.

    Indien aan de oude functie toelagen zijn verbonden, welke niet aan de nieuwe functie zijn verbonden, geldt de afbouwregeling zoals vermeld in lid 7 van dit artikel.

    Als toelagen verminderen zal een afbouw als bedoeld in de leden 7 en 8 van dit artikel plaatsvinden.

  • 7.

    Indien aan de oude functie toelagen zijn verbonden welke niet aan de nieuwe functie zijn verbonden, worden deze in het eerste jaar na de herindeling voor 100% behouden. In het tweede jaar wordt 75% toegekend en in het derde jaar wordt 50% toegekend. In het vierde jaar wordt 25% toegekend; in het vijfde jaar is de toelage beëindigd.

  • 8.

    Indien een lagere dan de oorspronkelijke toelage moet worden toegekend, is de hoogte daarvan gedurende de eerste 4 jaren na de herindeling niet lager dan de in lid 7 genoemde hoogten.

  • 9.

    De op 31 december 2006 schriftelijk vastgelegde individuele afspraken met betrekking tot scholing, vorming en opleiding zullen worden gerespecteerd. Als een ambtenaar een opleiding tengevolge van de plaatsing beëindigt, geldt geen terugbetalingsverplichting.

Artikel 6 Vacaturevervulling

  • 1. Indien zich na 31 december 2004 bij één van de herindelingsgemeenten een vacature voordoet, wordt deze gemeld in de projectgroep.

  • 2. De projectgroep maakt een voorstel voor de wijze van vacaturevervulling ten behoeve van de stuurgroep. Allereerst onderzoekt de projectgroep of onderlinge hulpverlening door de herindelingsgemeenten, dan wel andere gemeenten mogelijk is. Indien dit niet mogelijk is en de voortgang van de werkzaamheden vereist vacaturevervulling, dan wordt daarin uitsluitend tijdelijk voorzien via een mobiliteitsbureau, mobiliteitsbureau oudere ambtenaren, uitzendbureau of anderszins.

  • 3. Indien vacaturevervulling als bedoeld in lid 2 niet mogelijk is, maar wel noodzakelijk, vindt deze in principe tijdelijk via externe werving alleen plaats nadat is gebleken dat daarvoor geen ambtenaren van de herindelingsgemeenten in aanmerking komen.

  • 4. De vacaturevervulling als bedoeld in de leden 2 en 3 mag geen belemmering vormen voor de inpassing van de reeds in dienst zijnde ambtenaren.

  • 5. De stuurgroep beslist over de wijze van vacaturevervulling.

Artikel 7 Uitvoeringsplan

Ten behoeve van de uitvoering van de gemeentelijke herindeling stelt de stuurgroep een uitvoeringsplan c.q. plan van aanpak op voor in elk geval de navolgende zaken:

  • -

    hoofd- en detailstructuur en formatie van de organisatie;

  • -

    thans beschikbare formatie

  • -

    functieboek(en);

  • -

    voorlichting en informatie;

  • -

    plaatsingsprocedure;

  • -

    draaiboek waarin de uit te voeren activiteiten, inclusief tijdplanning, zijn weergegeven.

Artikel 8 Functieboeken

  • 1. Er worden twee functieboeken ontwikkeld, aansluitend aan de ontwikkeling van hoofd- en detailstructuur. Functieboek 1 bevat de leidinggevende functies en alle functies met een indicatieve schaal 10 en hoger. Functieboek 2 bevat de overige functies.

  • 2. De functies worden zoveel mogelijk ondergebracht in zogenaamde generieke profielen, uitsluitend voor het plaatsingsplan uitgewerkt in specifieke taken.

  • 3. De functieboeken worden door de stuurgroep vastgesteld nadat daarover overeenstemming is bereikt met de GOR en het BGO.

    Plaatsing

Artikel 9 Criteria

  • 1. Om in een functie te worden geplaatst is het voldoen aan de indicatieve opleidings- en/of ervaringseisen en eventuele competenties, dan wel op grond van bijscholing (op termijn) kunnen voldoen aan de eisen, vereist.

  • 2. Plaatsing in een functie, opgenomen in functieboek 1, geschiedt geheel op basis van kwaliteitseisen. Een assessment maakt deel uit van de procedure. Indien meerdere kandidaten kwalitatief gelijkwaardig worden bevonden, zal de plaatsing geschieden in de benoemingsvolgorde als bedoeld in lid 4 van dit artikel.

  • 3. Plaatsing in een functie opgenomen in functieboek 2 geschiedt met inachtneming van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      indien het gaat om een bestaande functie, welke ongewijzigd of nagenoeg ongewijzigd in de nieuwe organisatiestructuur terugkomt, wordt de betrokken ambtenaar in die functie geplaatst;

    • b.

      indien een functie zodanig is gewijzigd of nieuw is, dat geen sprake is van plaatsing in een bestaande functie, wordt de betrokken ambtenaar zo mogelijk in een passende functie geplaatst;

    • c.

      indien de onder a en b genoemde mogelijkheden zich niet voordoen wordt een ambtenaar in een voor hem geschikte functie geplaatst;

  • 4. Als meer ambtenaren voor plaatsing in eenzelfde functie, opgenomen in functieboek 2, in aanmerking komen dan er formatieplaatsen te vervullen zijn, zal de plaatsing , behoudens het bepaalde in artikel 12, lid 5,geschieden in de benoemingsvolgorde overeenkomstig de intentie van artikel 8:4:, lid 2 van de CAR/UWO, te weten:

    • a.

      zij die 35 jaar of meer in overheidsdienst (ABP-geldige diensttijd) werkzaam zijn, waarbij ouderen in leeftijd voorgaan;

    • b.

      zij die 35 jaar of ouder zijn, waarbij degenen met de meeste overheidsdienstjaren voorgaan en bij een gelijk aantal dienstjaren ouderen in leeftijd voorgaan;

    • c.

      zij die jonger zijn dan 35 jaar, waarbij degenen met de meeste overheidsdienstjaren voorgaan en bij een gelijk aantal dienstjaren ouderen in leeftijd voorgaan.

  • 5. Conform de in artikel 3, lid 2 opgenomen intentie, wordt elke ambtenaar een passende dan wel geschikte functie aangeboden, waarbij zoveel mogelijk wordt uitgegaan van het principe “mens volgt werk”.

  • 6. De voorlopige plaatsing van alle medewerkers geschiedt door de stuurgroep.

Artikel 10 Benoeming gemeentesecretaris

De selectie voor de functie van (beoogd) gemeentesecretaris wordt voorbereid conform de met de GOR overeengekomen procedure.

Artikel 11 Plaatsing griffiepersoneel

De plaatsingsprocedure voor de benoeming van de (beoogd) griffier en de griffieambtenaren geschiedt overeenkomstig de procedure die geldt voor de overige ambtenaren.

De selectie voor de functie van (beoogd) griffier vindt plaats overeenkomstig de met de vier gemeenteraden (of een vertegenwoordiging daarvan) gemaakte afspraken.

Artikel 12 Plaatsingscommissie

  • 1. Er is een plaatsingscommissie, die wordt benoemd door de stuurgroep.

    De commissie bestaat uit 3 leden en is als volgt samengesteld:

    • a.

      één lid op voordracht van de werkgevers;

    • b.

      één lid op voordracht van de werknemersdelegatie in het BGO;

    • c.

      een onafhankelijk voorzitter, op voordracht van de onder a en b genoemde leden.

    De beoogd gemeentesecretaris treedt op als adviseur van de commissie.

  • 2. De stuurgroep wijst een ambtenaar aan als secretaris van de commissie, alsmede diens plaatsvervanger.

  • 3. De vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar en hetgeen wordt beproken is vertrouwelijk. De commissie vergadert alleen in aanwezigheid van alle leden.

  • 4. De plaatsingscommissie heeft tot taak aan de stuurgroep schriftelijk en gemotiveerd advies uit te brengen omtrent de inpassing van de ambtenaren in een passende of geschikte functie, eventueel voorstellen te doen om functiebeschrijvingen in de functieboeken aan te passen als zulks gewenst is in verband met maatwerk, alsmede voorstellen te doen voor flankerend beleid. Minderheidsstandpunten worden desgewenst expliciet vermeld in de voorstellen.

  • 5. De commissie kan om zwaarwichtige redenen voorstellen doen aan de stuurgroep om in individuele gevallen af te wijken van de benoemingsvolgorde als genoemd in artikel 9, lid 4 van dit statuut.

  • 6. De plaatsingscommissie heeft het recht tot:

    • -

      het horen van ambtenaren;

    • -

      het horen van informanten;

    • -

      het horen van interne en externe adviseurs;

    • -

      het inzien van alle voor de inpassing relevante stukken.

    De commissie dient in elk geval de ambtenaar te horen die daarom via het belangstellingsformulier verzoekt, alsmede de ambtenaar ten aanzien van wie het voornemen bestaat de stuurgroep te adviseren betrokkene niet in één van de door hem aangegeven voorkeursfuncties te plaatsen.

    Aan de commissie worden in elk geval alle voor de plaatsing relevante stukken ter hand gesteld, waaronder:

    • -

      de belangstellingsformulieren;

    • -

      de personeelsgegevens ;

    • -

      opleiding en ervaring van de ambtenaar;

    • -

      assessment;

    • -

      enz.

  • 7. De plaatsingscommissie dient bij haar plaatsingsadvies in voorkomende gevallen uit te gaan van de inhoud van de huidige functie van de ambtenaar. Historisch ontstane verschillen in salarisschaal, bij gelijke of nagenoeg gelijke inhoud van de functie (ontstaan door b.v. toepassing van een andere waarderingsystematiek of andere wijze van waarderen), zijn geen criterium voor de benoemingsvolgorde.

  • 8. In de bij dit statuut behorende toelichting worden verdere richtlijnen opgenomen betreffende de werkwijze bij de inpassing.

Artikel 13 Reflecteren

  • 1. De ambtenaar wordt in de gelegenheid gesteld om aan de hand van de functieboeken, binnen een door de stuurgroep te bepalen termijn, zijn voorkeur voor minimaal 2 en maximaal 3 functies kenbaar te maken aan de plaatsingscommissie, dan wel kenbaar te maken of hij in aanmerking wil komen voor een regeling voor oudere ambtenaren of een regeling in het kader van flankerend beleid als opgenomen in dit statuut.

  • 2. Indien de ambtenaar geen gebruik maakt van de gelegenheid tot reflectie, als bedoeld in het vorige lid, wordt getracht hem een functie toe te wijzen welke zoveel als mogelijk overeenkomt met zijn functie vóór de datum van herindeling.

  • 3. De ambtenaar in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd (wiens aanstelling van rechtswege afloopt per datum herindeling) wordt eveneens in de gelegenheid gesteld te reflecteren. Bij gebleken geschiktheid heeft hij de voorkeur boven een externe kandidaat.

Artikel 14 Voorgenomen benoeming

  • 1. De ambtenaar ontvangt van de stuurgroep schriftelijk een voorstel tot de voorgenomen benoeming in een passende of geschikte functie, dan wel of hij in aanmerking komt voor een andere regeling als bedoeld in artikel 13, lid 1

  • 2. Deze voorstellen worden in fasen, per functieboek op dezelfde dag, verzonden aan alle ambtenaren van de betrokken gemeenten.

  • 3. De stuurgroep baseert haar voorstel als bedoeld in het vorige lid op het advies van de plaatsingscommissie, waarvan uitsluitend op grond van bijzondere omstandigheden goed gemotiveerd en gehoord de plaatsingscommissie kan worden afgeweken.

  • 4. De voorgenomen benoeming eindigt in ieder geval per datum van de definitieve benoeming door het college van burgemeester en wethouders van de nieuwe gemeente.

  • 5. De stuurgroep stelt de ambtenaar in de gelegenheid om tegen zijn voorgenomen benoeming zijn bedenkingen schriftelijk kenbaar te maken binnen vier weken na de datum van verzending van het voorstel tot de voorgenomen benoeming.

  • 6. De stuurgroep zendt de ambtenaar die bedenkingen indient een ontvangstbevestiging en stelt de bedenkingen ter hand van de bedenkingencommissie als bedoeld in artikel 15, met het verzoek hierover advies uit te brengen.

Artikel 15 Bedenkingencommissie

  • 1. Er is een bedenkingencommissie, die wordt benoemd door de stuurgroep.

    De commissie bestaat uit 3 leden en is als volgt samengesteld:

    • -

      één lid op voordracht van de werkgevers;

    • -

      één lid op voordracht van de werknemersdelegatie in het BGO;

    • -

      een onafhankelijk voorzitter, op voordracht van de onder a en b genoemde leden.

  • 2. De stuurgroep wijst een ambtenaar aan als secretaris van de commissie, alsmede diens plaatsvervanger.

  • 3. De commissie adviseert de stuurgroep schriftelijk omtrent de haar voorgelegde bedenkingen. De commissie vergadert alleen in aanwezigheid van alle leden.

  • 4. De commissie bepaalt op welke wijze de bedenkingen zullen worden behandeld, op welke wijze en bij wie informatie en/of advies zal worden ingewonnen, alsmede op welke wijze de partijen zullen worden gehoord.

  • 5. Aan de commissie worden alle relevante stukken ter hand gesteld.

  • 6. Partijen worden tenminste eenmaal in de gelegenheid gesteld hun standpunt mondeling toe te lichten. De ambtenaar dient bij het geven van zijn nadere toelichting bekend te zijn en/of te kunnen zijn, met alle omtrent zijn persoonlijke hoedanigheid uitgebrachte relevante mondelinge en schriftelijke adviezen. Hij heeft het recht zich ter zitting door een raadsman te laten bijstaan.

  • 7. Een advies van de commissie wordt na stemming vastgesteld. De voorzitter stemt als laatste.

  • 8. Het advies van de commissie aan de stuurgroep wordt schriftelijk en gemotiveerd uitgebracht. Partijen ontvangen hiervan uiterlijk binnen vier weken een afschrift.

  • 9. In het advies maakt de commissie aan de stuurgroep kenbaar of dit sociaal statuut op de juiste wijze is toegepast en geeft daarbij tevens haar oordeel over de voorgelegde bedenkingen.

  • 10. Wordt het advies gevolgd, dan zal de stuurgroep:

    • a.

      wanneer de commissie zich heeft uitgesproken in het voordeel van het standpunt van de ambtenaar, onder toepassing van dit sociaal statuut, aan die ambtenaar een andere dan wel aanvullende voorgenomen benoeming doen;

    • b.

      wanneer de commissie zich heeft uitgesproken in het voordeel van het standpunt van de stuurgroep, kunnen besluiten het voorstel tot de voorgenomen benoeming te handhaven.

    Het besluit wordt binnen twee weken schriftelijk aan de ambtenaar kenbaar gemaakt.

  • 11 Alleen in geval van bijzondere en zwaarwichtige argumenten wordt van het advies goed gemotiveerd afgeweken.

  • 12. Tegen het besluit tot voorgenomen benoeming van een ambtenaar staat geen rechtsmiddel op grond van de Awb open.

Artikel 16 Definitieve benoeming

Het college van burgemeester en wethouders van de nieuwe gemeente neemt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 3 maanden na de datum van herindeling, een besluit of het met het voorstel betreffende de voorgenomen benoeming instemt. Het college kan slechts wegens zwaarwichtige redenen gemotiveerd afwijken van de voorgenomen benoeming. In dat geval stelt het college de betrokken ambtenaar in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen alvorens een besluit te nemen.

Artikel 17 Bezwaren- en beroepsprocedure

  • 1. De ambtenaar kan binnen zes weken bezwaar aantekenen tegen de definitieve benoeming overeenkomstig het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Voor de arbeidscontractant geldt een andere wijze van rechtsbescherming. Deze kan via de kantonrechter een procedure “kennelijk onredelijk ontslag” starten om een schadevergoeding te vorderen of herstel van de dienstbetrekking. Beide vorderingen dienen binnen zes maanden bij de kantonrechter te worden ingesteld. Deze rechtsgang wordt in het betreffende besluit medegedeeld.

  • 3. Het college zendt de ambtenaar die bezwaar maakt een ontvangstbevestiging en stelt het bezwaar in handen van de Personele kamer van de door de nieuwe gemeente in te stellen commissie voor bezwaar en beroep.

  • 4. Zolang het bezwaar in behandeling is blijft de verplichting aanwezig tot het verrichten van de op grond van de voorgenomen benoeming opgedragen werkzaamheden.

  • 5. Tegen de beslissing op het bezwaarschrift als bedoeld in lid 1 staat voor de ambtenaar binnen 6 weken beroep open bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Deze rechtsgang wordt in het respectievelijke besluit medegedeeld.

Artikel 18 Omscholing/bijscholing

  • 1. De ambtenaar wordt in de gelegenheid gesteld tot omscholing en/of bijscholing indien dit voor het vervullen van de nieuwe functie wenselijk of noodzakelijk is. De kosten daarvan zijn voor rekening van de gemeente. Dit kan op verzoek van de ambtenaar of op initiatief van het college. De ambtenaar kan daartoe ook worden verplicht.

  • 2. De ambtenaar die per datum herindeling 55 jaar of ouder is heeft het recht op omscholing en/of bijscholing. Hij kan door het college tot bijscholing worden verplicht, doch niet tot omscholing worden verplicht

Artikel 19 Bijzondere zorg oudere ambtenaar

  • 1. De ambtenaar die op de implementatiedatum (1 januari 2007) 58 jaar of ouder is, minimaal 10 aaneengesloten ABP-dienstjaren heeft, bij één van de vier gemeenten werkzaam is en die conform dit statuut ingepast dient te worden, doch voor wie de stuurgroep, op advies van de plaatsingscommissie heeft besloten dat geen passende of geschikte functie voor handen is kan, indien hij te kennen geeft geen andere functie te ambiëren, gebruik maken van de volgende regeling:

    • -

      betrokkene wordt niet ingepast;

    • -

      betrokkene maakt per 1 januari 2007 gebruik van de regeling voor Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU);

    • -

      betrokkene ontvangt tot 65 jaar (datum ouderdomspensioen) een FPU-uitkering van 85% (uitvoering ABP).

  • 2. De pensioenopbouw welke betrokkene normaliter zou hebben tot de zogenaamde spilleeftijd (61 of 62 jaar, dienstjaren) van de huidige reguliere FPU-regeling wordt gegarandeerd.

  • 3. Met een ambtenaar die per 1 januari 2007 nog geen gebruik wenst te maken van de regeling genoemd in dit artikel, kan worden overeengekomen, dat hij gedurende een nader vast te stellen periode een geschikte functie aanvaardt. Na afloop van die periode is bedoelde regeling zoveel als mogelijk van toepassing.

  • 4. Bij de toepassing van lid 1wordt ervan uitgegaan dat de wet betreffende de fiscalisering van de pensioenen alsmede de CAO-gemeenten uitvoering per implementatiedatum mogelijk laten. Mochten zich in deze regelingen zodanige wijzigingen voordoen dat overeenkomstige uitvoering niet meer mogelijk is, dan vervalt de regeling in dit artikel en wordt tijdig in onderling overleg en overeenstemming met het Bijzonder Georganiseerd Overleg een alternatieve regeling afgesproken.

Artikel 20 Herhaald aanbod/ongeschiktheid voor de functie

Aan de ambtenaar die is geplaatst en binnen één jaar, naar het oordeel van het college,

ongeschikt of onbekwaam blijkt te zijn voor de dan vervulde functie, zal met inachtneming van dit statuut en op advies van de plaatsingscommissie een hernieuwd aanbod worden gedaan

Indien binnen één jaar opnieuw ongeschiktheid blijkt en er geen sprake is van verwijtbaar gedrag, kan op basis van de alsdan vigerende rechtspositieregeling en met inachtneming van het advies van de plaatsingscommissie alsnog eervol ontslag worden verleend.

De artikelen 19 en 21 zijn voor zover mogelijk van toepassing.

Artikel 21 Flankerend beleid

Voor de ambtenaren, op wie de regeling als bedoeld in artikel 19 niet van toepassing is en aan wie geen passende of geschikte functie kan worden geboden, kan door de stuurgroep en/of het college van de nieuwe gemeente in overleg met de betrokken ambtenaar en op advies van de plaatsingscommissie, zonder extra kosten voor de ambtenaar, een nadere regeling worden getroffen. Daarbij staan de navolgende instrumenten ter beschikking:

  • -

    afkoop wachtgeld (aanbevelingen BIZA);

  • -

    toekennen mobiliteitspremie bij ontslag op eigen verzoek (max. 6 maanden salaris);

  • -

    faciliteiten (verdere) opbouw eigen zaak (max. 1 jaar bezoldiging – ondernemingsplan);

  • -

    faciliteiten sollicitaties;

  • -

    andere faciliteiten bij ontslag op eigen verzoek;

  • -

    loonsuppletie andere baan (max. 3 jaren);

  • -

    outplacement;

  • -

    collegiale doorlening/detachering;

  • -

    plaatsing bij ander publiek/privaatrechtelijk lichaam (nadere afspraken in BGO);

  • -

    aanvullende garanties met betrekking tot secundaire arbeidsvoorwaarden;

  • -

    deeltijd FPU;

  • -

    andere oplossingen op advies van plaatsingscommissie.

Artikel 22 Informatieverstrekking

  • 1. De stuurgroep en na 1 januari 2007 het college is verantwoordelijk voor het tijdig en volledig informeren van alle bij de herindeling betrokken ambtenaren.

  • 2. De ten aanzien van de ambtenaar ter uitvoering van dit statuut genomen beslissingen zullen in een duidelijke vorm aan de ambtenaar worden gezonden.

Artikel 23 Onvoorziene omstandigheden

  • 1. Wanneer zich omstandigheden voordoen waarin dit statuut niet voorziet, zal de stuurgroep of na 1 januari 2007 het college, ter zake nadere regels stellen na overeenstemming met het BGO of na 1 januari 2007 de commissie voor Georganiseerd Overleg.

  • 2. Wanneer zich persoonlijke omstandigheden voordoen waarin dit statuut niet voorziet of niet in redelijkheid voorziet, zal door de stuurgroep of na 1 januari 2007 het college, in overleg met betrokkene naar een oplossing worden gezocht.

Artikel 24 Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling kan worden aangehaald als “Sociaal Statuut gemeentelijke herindeling Haelen, Heythuysen, Hunsel en Roggel en Neer 1 januari 2007”.

  • 2. De bij dit statuut behorende toelichting maakt integraal onderdeel uit van het Sociaal Statuut.

  • 3. De met de ambtenaar, in het kader van dit statuut gemaakte schriftelijke afspraken kunnen de looptijd van dit statuut overschrijden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door:Burgemeester en wethouders van Haelen
De secretaris, De burgemeester,
Burgemeester en wethouders van Heythuysen
De secretaris, De burgemeester,
Burgemeester en wethouders van Hunsel
De secretaris, De burgemeester,
Burgemeester en wethouders van Roggel en Neer
De secretaris, De burgemeester,
Namens de werknemers,
De vakorganisaties,
AbvaKabo FNV, CNV Publieke Zaak,
W.Wetzels H.Reijnders