Regeling vervallen per 05-03-2015

Treasurystatuut

Geldend van 18-02-2010 t/m 04-03-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Treasurystatuut

Inleiding

De wet- en regelgeving met betrekking tot de treasuryfunctie bij decentrale overheden is in april 2009 gewijzigd. Het betreft een aantal vaktechnische aanpassingen met betrekking tot uitzettingen en derivaten door de decentrale overheden. De wijziging vloeit voort uit problemen met beleggingen bij onder meer IJslandse banken. Per 1 september 2009 geldt een nieuwe organisatiestructuur bij de gemeente Leudal. Beide ontwikkelingen maken een wijziging van het treasurystatuut noodzakelijk.

In dit nieuwe treasurystatuut wordt de “infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut zal de gemeente jaarlijks een treasuryparagraaf opnemenin zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken. Indien noodzakelijk wordt in de tussentijdse rapportage de verslaglegging van de uitvoering opgenomen.

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, verordeningen ex art 212, 213, 213a, Wet fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden, de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden en de Regeling tot wijziging van voormelde Regeling en Uitvoeringsregeling).

Inmiddels is de “dualisering” van kracht waarbij een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen werkzaamheden van de Raad en van het College van burgemeester en wethouders (B&W), ook zijn er aanvullende eisen gesteld aan de financiële functie. De paragrafen die moeten worden opgenomen in het jaarverslag en in de begroting zijn uitgebreid. Ook dient het treasurystatuut (financieringsstatuut) aan de nieuwe eisen te voldoen. Om dit te kunnen realiseren worden er verordeningen vastgesteld door de Raad. Voor wat betreft het financiële beleid is de verordening met betrekking tot artikel 212 GW van belang. Deze verordening is door de Raad op 27 mei 2008 vastgesteld. Conform de verordening zal de vaststelling van het treasurystatuut bij B&W komen te liggen. B&W zendt het treasurystatuut ter kennisgeving aan de Raad.

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

Tenslotte dient het treasurystatuut te worden geïmplementeerd in de organisatie. Een succesvolle implementatie vereist een breed draagvlak binnen de gemeente voor de geformuleerde beleidskeuzes. Een goede communicatie behoort hierbij tot de belangrijkste succesfactoren.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal;

Gelet op de verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

I Begrippenkader

Artikel 1

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Deposito Niet-verhandelbare belegging bij een bank, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet;

  • -

    Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    De Wet De Wet financiering decentrale overheden;

  • -

    Financiële onderneming Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen, waarbij eigen vermogen bij gemeenten niet van toepassing is;

  • -

    Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen, waarbij eigen vermogen bij gemeenten niet van toepassing is;

  • -

    Garantieproduct Combinatie van financiële basisproducten, aangeboden door de financiële instellingen, waarbij vooraf wordt afgesproken dat de hoofdsom voor een X % wordt uitgekeerd aan het einde van de looptijd;

  • -

    Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Insolventie Onmacht om geldelijke verplichtingen na te komen;

  • -

    (Intern) liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Krediet-instelling Instelling welke tot primair doel hebben het verlenen van kredieten;

  • -

    Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • -

    Lidstaat Staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte;

  • -

    Liquiditeitenbeheer Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • -

    Nazorgfondsen Fondsen als bedoeld in artikel15.47 van de wet Milieubeheer;

  • -

    Nettingovereenkomst Een overeenkomst op grond waarvan de wederzijdse verplichtingen tussen partijen verrekend worden waardoor wordt bepaald wat de ene partij per saldo aan de andere partij verschuldigd is;

  • -

    Participatie Belang in de vorm van een deelnemingsbewijs/aandeelbewijs;

  • -

    Rating Taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau;

  • -

    Rentecompensatiecircuit Systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend;

  • -

    Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • -

    Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Solvabiliteitsratio Het in een lidstaat voor een financiële onderneming voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen tegenover aangehouden naar risicograad gewogen activum;

  • -

    Rentevisie Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

  • -

    Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer;

  • -

    Valutarisico Is het risico dat de wisselkoers van de vreemde valuta verandert, zodat een vordering of schuld, luidende in vreemde valuta, nadelig is gewijzigd;

  • -

    Vastrentende waarden Openbare en onderhandse leningen;

  • -

    Waardepapieren Documenten met een geldswaarde, zoals een bewijs van een aandeel of obligatie.

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

Risicobeheer

III Renterisocobeheer

Artikel 3.

  • 1.

    Bij het aantrekken van kortlopende financieringsmiddelen streeft de gemeente ernaar om de kasgeldlimiet conform de Wet fido niet te overschrijden.

  • 2.

    Bij het afsluiten van leningen en het maken van renteafspraken wordt gezorgd dat de renterisiconorm in de toekomst niet wordt overschreden.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden gebaseerd op de bestaande financiële positie en een globale liquiditeiten planning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5.

    De rentevisie van de gemeente wordt opgesteld op basis van de rentevisie van in ieder geval de huisbankier.

  • 6.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Daarnaast moet de derivatentransactie op een verantwoorde wijze geadministreerd kunnen worden. Afhankelijk van de complexiteit van de derivatentransactie wint de gemeente het schriftelijke advies in van een externe adviseur.

IV Koersrisicobeheer

Artikel 4.

De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren:

  • -

    vastrentende waarden;

  • -

    producten waarbij aan het eind van de looptijd de hoofdsom gegarandeerd is;

  • -

    beleggingsproducten welke door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als "Fido-proof" zijn aangemerkt.

V Kredietrisicobeheer

Artikel 5.

  • 1.

    De gemeente zet, al dan niet tegen waardepapieren, slechts gelden uit bij en gaan slechts verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten aan met financiële ondernemingen die:

    • -

      gevestigd zijn in een lidstaat die tenminste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en

    • -

      voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus

  • 2.

    Indien de gelden worden uitgezet of de verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten worden aangegaan voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijkingen van het eerste lid, onderdeel b, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren tenminste over een A-rating, afgegeven door ten minste twee ratingbureau beschikken.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt.

Artikel 5 a

  • 1.

    De gemeente gaat geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • 2.

    Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering worden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijnaangegaan, onverminderd artikel 5, tweede en derde lid.

  • 3.

    Wanneer een nettingovereenkomst is afgesloten met een financiële onderneming met betrekking tot het uitzetten van tijdelijke overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering als bedoel in het tweede lid, is artikel 5, tweede en derde lid, niet van toepassing.

VI Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 6.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een globale liquiditeitenplanning.

VII Valutarisicobheer

Artikel 7.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen aan te gaan of te garanderen en gelden uit te zetten en te verstrekken in de euro.

Gemeentefinanciering

VIII Financiering

Artikel 8.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne liquiditeiten te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

IX Langlopende uitzettingen

Artikel 9.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 3, 4, 5, 6 en 7 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

X Relatiebeheer

Artikel 10.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden beoordeeld op marktconformiteit;

  • 2.

    Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 5;

Kasbeheer

XI Geldstromenbeheer

Artikel 11.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

XII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 12.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld leningen, kasgeldleningen en rekening courantkredieten;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar moeten voldoen aan de eisen van artikel 4;

  • 4.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 5 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 5.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar;

  • 6.

    Vorderingen op debiteuren dienen conform het invorderingsbeleid zo effectief en efficiënt mogelijk te worden omgezet in ontvangen liquiditeiten.

Administratieve organisatie en interne controle

XIII Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 13.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd in het mandaat – en ondermandaat besluit;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      bij iedere transactie zijn minimaal twee functionarissen betrokken (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van het afsluiten van leningen en uitzettingen te versturen naar de medewerkers functie 330.07 Financieel beheer zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 5.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie gecontroleerd door de teamleider financiën en belastingen.

XIV Bevoegdheden

Artikel 14.

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming en uitvoering. Dit is vastgelegd in het ondermandaat besluit.

XV Informatievoorziening

Artikel 15.

Om de treasury activiteiten controleerbaar en beheersbaar te maken is een goed functionerende interne en externe informatievoorziening noodzakelijk. Drie typen informatie kunnen hierbij worden onderscheiden:

  • Ø

    Beleidsmatige informatie;

  • Ø

    Operationele informatie;

  • Ø

    Verantwoordingsinformatie (performance rapportages, interne controles, etc.).

Naast interne informatie heeft de treasury ook externe informatie nodig zoals informatie met betrekking tot de geld- en kapitaalmarkt en met betrekking tot met de bank afgesloten transacties.

Beleidsmatige informatie

Het treasurystatuut geeft de kaders weer waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De raad stelt daarnaast jaarlijks een treasuryparagraaf bij de begroting vast. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop concreet invulling wordt gegeven aan het treasurybeleid.

In art 13 van de financiële verordening is aangegeven welke onderwerpen in de paragraaf bij de begroting in ieder geval aan de orde dienen te komen. Dit zijn:

  • Ø

    De kasgeldlimiet;

  • Ø

    De renterisiconorm;

  • Ø

    De liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende 4 jaar;

  • Ø

    De rentevisie;

  • Ø

    De rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Operationele informatie

Het opstellen en hanteren van operationele informatie is de verantwoordelijkheid van de teamleider financiën en belastingen.

De belangrijkste operationele informatie die ten alle tijden beschikbaar moet zijn:

  • -

    Actuele liquiditeitsplanning;

  • -

    Afgesloten transacties;

  • -

    Bancaire afspraken.

Verantwoordingsinformatie

De verantwoording over het uit te voeren treasurybeleid vindt plaats binnen de reguliere Planning & Control cyclus. Daarnaast wordt in de treasuryparagraaf bij de jaarrekening het uitgevoerde beleid geëvalueerd. In de evaluatie wordt weergegeven in hoeverre de beleidsvoornemens uit de paragraaf bij de begroting zijn uitgevoerd en wat de oorzaken zijn van eventuele afwijkingen.

Om een goede vergelijkbaarheid mogelijk te maken dienen de indeling en de onderwerpen van de evaluatie aan te sluiten bij de treasuryparagraaf van de begroting van het betreffende jaar.

XVI Inwerkingtreding

Artikel 16.

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 26 januari 2010.
Burgemeester, De Secretaris,
Memorie van toelichting

Nota-toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient ervoor gezorgd te worden dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. Treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de gemeente is immers géén winstgerichte organisatie. Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 3 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 3 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 3 lid 4

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht

Artikel 3 lid 6

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie omtrent dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een extern adviseur.

Artikel 4 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.Omdat een aantal gemeenten prijs stelt op een oordeel van hun toezichthouder of van BZK of een bepaald fonds voor gemene rekening fido-aanvaardbaar is, hebben de toezichthouders en BZK een platform ingesteld om beleggingsproducten, en met name fondsen voor gemene rekening, zo goed mogelijk te toetsen op fido-aanvaardbaarheid, met inachtneming van de voorafgaande paragrafen. De gemeente mag dus participaties aanhouden in beleggingsfondsen, die vanuit het platform, waarin het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de toezichthouders zitting hebben,zijn goedgekeurd. Hiervoor kan de website van het ministerie geraadpleegd worden. Zie http: //www.minbzk.nl/ onderwerpen/ openbaar-bestuur/financien_provincies/financiele-functie/veelgestelde-vragen.

Artikel 5 lid 1

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel naast een minimale credit rating voor het land van vestiging van de financiële onderneming ook richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt. Een rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door minimaal twee (van de drie gerenommeerde bureaus Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch) ratingbureaus.

Artikel 5 lid 2

De ratingvereisten maken onderscheid tussen korte uitzettingen en uitzettingen voor langere tijd. Omdat risico’s toenemen naarmate uitzettingen langer uitstaan, is voor langer uitzetten een hogere rating vereist. Gemeenten zijn verplicht om bij iedere transactie te controleren of juiste en volledige informatie over ratings beschikbaar is of is verstrekt door de tegenpartij of derden (zoals een intermediair).

Overzicht ratingkwalificaties

Moody’s Standard & Poor’s en Fitch IBCA

Lange termijn

Aaa AAA Extreem kredietwaardig

Aa AA Zeer kredietwaardig. Veiligheidsmarge kleiner als AAA A A Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

Baa BAA Kredietwaardig, maar zeer gevoelig voor slechte economische tijding.

D In zekerheid aflopend tot met failliet

Korte termijn

P-1 A-1 + /A-1 Capaciteit voor rente en aflossing is extreem, respectievelijk zeer groot.

P-2 A-2 Voldoende capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter niet zo groot als in de bovenstaande categorie.

P-3 A-3 Adequate capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Kwetsbaar indien de omstandigheden tegen zitten.

NP Speculatief

Via de website van bijv. Moody’s (www.moodys.com) kun je je laten registreren en krijg je kosteloos toegang tot deze informatie.

Artikel 5 lid 3

Het beleggen in obligaties met een solvabiliteitsratio van 0% - hetgeen impliceert dat dergelijk waardepapier in beginsel als risicovrij wordt gezien – blijft mogelijk, ook als de rating van het desbetreffende land niet aan de hierboven beschreven minimale credit landenrating voldoet.

Artikel 5a lid 1

Het is verboden om te lenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten (near banking).

Artikel 5a lid 2

Het is gebruikelijk om de financieringsbehoefte te dekken met totaalfinanciering. Uit een liquiditeitsoverzicht kan blijken wat het saldo is van ontvangsten en uitgaven (tekorten en overschotten) in de loop van de tijd. Daarvoor kan op basis van overeenkomstige termijnen worden geleend en uitgezet. Bij een goede inschatting van totaalfinanciering treedt geen overtolligheid op van geleende middelen. In de praktijk zijn echter afwijkingen ten opzichte van de prognose onvermijdelijk. Het is verplicht tijdelijke frictie-overtolligheid prudent uit te zetten. Fricties dienen op voorhand zoveel mogelijk beperkt te blijven om niet de schijn te wekken in strijdgehandeld te hebben met het verbod op near-banking.

Artikel 5a lid 3

Naast totaalfinanciering kan de gemeente ook te maken hebben met projectfinanciering voor grote investeringen. Bij projectfinanciering moet het uitgangspunt zijn dat niet eerder wordt geleend dan dat de financiële middelen daadwerkelijk benodigd zijn. Anders dan bij totaalfinanciering kan bij projectfinanciering het verloop van de financieringsbehoefte, en de lening die daarbij betrokken is, in voldoende mate worden gevolgd. Dat laat onverlet dat kasprognoses ten aanzien van de oplevering van projecten. Regelmatig moeten worden aangepast omdat projecten geen doorgang vinden of vertraging oplopen. Gemeente wordt verplicht tijdelijke overtolligheid bij de financiële onderneming uit te zetten waar ook is geleend. Een dergelijke constructie vereist dat er een nettingovereenkomst is, zodat in het geval van een niet-nakoming van de verplichting vorderingen en verplichtingen tegen elkaar worden weggestreept. Indien geen nettingovereenkomst is afgesloten met de desbetreffende financiële onderneming moeten uitzettingen als gevolg van tijdelijke overtolligheid voldoen aan de ratingvereisten zoals opgenomen in de Ruddo.

Artikel 6

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten. Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 8 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren worden zoveel mogelijk de intern beschikbare liquiditeiten gebruikt.

Artikel 8 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 8 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 9

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 7) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt.

Artikel 9 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten.

Artikel 11 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 11 lid 2

Het elektronisch laten uitvoeren van het betalingsverkeer bank heeft als voordeel dat de kosten kunnen worden geminimaliseerd.

Artikel 12 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij een bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 12 lid 2

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietfaciliteit op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 13

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

Dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente .