Regeling vervallen per 09-02-2012

Afstemmingsverordening WIJ gemeente Leudal

Geldend van 08-07-2010 t/m 08-02-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2010

Intitulé

Afstemmingsverordening WIJ gemeente Leudal

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet:de Wet investeren in jongeren (WIJ);

    • b.

      WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm,

    • c.

      vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde

    • d.

      verhoging of verlaging en inclusief vakantietoeslag;

    • e.

      maatregel:het verlagen van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid, van de wet;

    • f.

      jongere: de gene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • g.

      inlichtingenplicht:de verplichting bedoeld in artikel 44 van de wet en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • h.

      overige verplichtingen: de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet;

    • i.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

  • 2. zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1. Indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, dan wel de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, wordt door het college overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2. De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de jongere de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 3. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

Artikel 3 Horen van de jongere

Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de jongere in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

Het horen van de jongere kan achterwege worden gelaten indien:

  • a.

    de vereiste spoed zich daartegen verzet;

  • b.

    de jongere reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

  • c.

    de jongere niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 11, vierde lid, van de wet, werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 44 van de wet; of

  • d.

    het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 4 De berekeningsgrondslag en de ingangsdatum

  • 1. De maatregel wordt toegepast op de WIJ-norm.

  • 2. De maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt bij voorkeur opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende WIJ-norm.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd.

Artikel 5 Verjaring

Er wordt afgezien van het opleggen van een maatregel indien de maatregelwaardige gedraging meer dan één jaar voor de constatering van die gedraging heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 6 Samenloop van gedragingen

Indien een jongere zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 7 inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de zwaarste gedraging.

Hoofdstuk 2 Het niet of in onvoldoende mate voldoen aan de verplichtingen

Artikel 7 Gedragingen artikel 45 WIJ

Gedragingen van de jongere waardoor de overige verplichtingen van artikel 45 WIJ niet of nietvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    eerste categorie:

    • a.

      het in onvoldoende mate meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling;

    • b.

      het niet naar beste vermogen verrichten van opgedragen werkzaamheden of activiteiten.

  • 2.

    tweede categorie:

    • a.

      het in onvoldoende mate meewerken aan arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • b.

      het zich niet onderwerpen aan een door een arts noodzakelijk geachte behandeling van medische aard;

    • c.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan het behoud of bevorderen van arbeidsbekwaamheid en wel in die zin dat niet of onvoldoende de verplichting wordt nagekomen gebruik te maken van een daartoe aangeboden voorziening.

  • 3.

    derde categorie:

    • a.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan het behoud of bevorderen van arbeidsbekwaamheid en wel in die zin dat niet of onvoldoende de verplichting wordt nagekomen gebruik te maken van een daartoe aangeboden voorziening, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de voorziening;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die activiteiten of werkzaamheden;

    • c.

      het stellen van onredelijke eisen in verband met te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden van of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren.

Artikel 8 Hoogte en duur van de maatregel

  • 1. De maatregel behorend bij de in artikel 7 vermelde categorieën wordt vastgesteld op:

    • a.

      twintig procent van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      veertig procent van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      honderd procent van de WIJ-norm inkomensvoorziening gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2. De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan in bijzondere gevallen de maatregel met een langere duur worden opgelegd, als de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Het niet nakomen van de inlichtingen- en medewerkingsplicht

Artikel 9 Gedragingen

  • 1. Gedragingen van de jongere waardoor de verplichtingen op grond van artikel 44 van de wet en/of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet voldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 2. eerste categorie:

    • a.

      het niet uit eigen beweging of binnen een door het college daartoe gestelde termijn mededeling doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan de jongere redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op zijn recht op een werkleeraanbod en/of zijn recht op inkomensvoorziening;

    • b.

      het niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn verlenen van medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet.

  • 3. tweede categorie:

    • a.

      het niet of niet behoorlijk mededeling doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan de jongere redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op zijn recht op inkomensvoorziening, voor zover dit heeft geleid tot een ten onrechte of tot een te hoog verleend bedrag aan inkomensvoorziening;

    • b.

      het niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn verlenen van medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet, waarvan de jongere redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op zijn recht op inkomensvoorziening, voor zover dit heeft geleid tot een ten onrechte of tot een te hoog verleend bedrag aan inkomensvoorziening.

Artikel 10 De hoogte en de duur van de maatregel

  • 1. De maatregel behorend bij de in artikel 9 vermelde categorieën wordt vastgesteld op:

    • a.

      tien procent van de WIJ-norm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie als bedoeld in artikel 9;

    • b.

      vijftien procent van het benadelingsbedrag, met een minimum van € 100,- en een maximum-bedrag van € 1000,- indien sprake is van een ten onrechte of een te hoog verleend bedrag aan inkomensvoorziening bij een gedraging van de tweede categorie als bedoeld in artikel 9.

  • 2. De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde (of een hogere) categorie.

  • 3. Indien de maatregel bedoeld in het eerste lid, als gevolg van de beëindiging van het recht op inkomensvoorziening niet kan worden opgelegd, wordt de maatregel alsnog opgelegd wanneer binnen één jaar na beëindiging van de inkomensvoorziening een nieuw recht op inkomensvoorziening ontstaat.

Artikel 11 Overige bepalingen schending inlichtingenplicht

De maatregel als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, wordt niet opgelegd zolang de gedraginghet recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht. strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel wordt onderzocht door het openbaar ministerie en blijft definitief achterwege indien ter zake een

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen

Artikel 12 Zeer ernstige misdragingen

Indien de jongere zich jegens het college of zijn medewerkers zeer ernstig misdraagt legt het college een maatregel op. De maatregel bedraagt honderd procent van de WIJ-norm gedurende een maand. In de toelichting wordt nader aangegeven wanneer onder meer sprake is van zo’n zeer ernstige misdraging.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Inwerkingtreding

De Afstemmingsverordening WIJ treedt in werking op 1 juli 2010.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Afstemmingsverordening WIJ Gemeente Leudal.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 juni 2010
DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEUDAL
De griffier, De voorzitter,
Drs. W.A.L.M. Cornelissen, A.H.M. Verhoeven MPM