Regeling vervallen per 01-01-2018

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leudal 2015

Geldend van 01-04-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leudal 2015

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal;

Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken maatwerkvoorzieningen, tegemoetkoming meerkosten, bijdrage in de kosten en het persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur) en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leudal 2015, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Leudal op 7 oktober 2014.

Besluit:

Vast te stellen het navolgende

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leudal 2015.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      ADL-ondersteuning: ondersteuning bij het staat stellen algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren zijnde handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten, met inbegrip van zelfzorg.

    • b.

      Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leudal 2015;

    • c.

      Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leudal 2015;

    • d.

      Uitvoeringsbesluit: het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Stb 2014, 420);

    • e.

      Instandhoudingskosten: een door het College te bepalen bedrag dat bestemd is voor bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening.

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het landelijk Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

HOOFDSTUK 2 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 2.1 Verstrekking op verzoek

  • 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt.

  • 2. De cliënt is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening.

Artikel 2.2 Geen persoonsgebonden budget

Geen recht op een persoonsgebonden budget bestaat voor de aanschaf van een vervoersvoorziening indien de cliënt gebruik kan maken van het collectief vervoer waaronder de Regiotaxi in verband met zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer.

Artikel 2.3 Budgetperiode

Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de normale afschrijvingstermijn die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening. Daaronder kunnen ook de instandhoudingskosten worden gerekend.

Artikel 2.4 Recht op persoonsgebonden budget

Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat er geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.

Artikel 2.5 Persoonsgebonden budget en kwaliteit

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing of diensten dient te worden voldaan aan de door het College gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorwerkvoorziening:

    • a.

      als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;

    • b.

      wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;

    • c.

      wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

  • 2. Indien het College op basis van het gesprek en daarbij behorend opgestelde verslag tot het oordeel komt dat de cliënt als een zeer kwetsbaar persoon moet worden gezien, kunnen in aanvulling op het vorige lid, nadere aanvullende voorwaarden worden gesteld.

Artikel 2.6 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het toekenningsbesluit met de werkzaamheden te worden aangevangen.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen dient binnen 12 maanden na toekenning te zijn aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3. Het college kan het persoonsgebonden budget in gedeelten (laten) uitbetalen.

  • 4. Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het College positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het College heeft desgevraagd op één of meer door het College te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het College wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 5. Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 12 maanden na het besluit tot toekenning verklaart de cliënt schriftelijk aan het College dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 6. De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 7. De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 2.7 Persoonsgebonden budget hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel of vervoersvoorziening kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • a.

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het College daaraan gestelde eisen;

    • b.

      de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uurs-service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring;

    • c.

      de cliënt dient bij aanschaf van een vervoersvoorziening een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

  • 2. De cliënt dient het College desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen.

HOOFDSTUK 3 HOOGTE PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 3.1 Hoogte persoonsgebonden budget diensten

  • 1. Onder diensten als bedoeld in dit artikel worden verstaan: ADL-ondersteuning, begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf alsmede het noodzakelijk vervoer van en naar de locatie waar deze diensten worden geboden.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten bedraagt niet meer dan het tarief waar het College de diensten voor heeft ingekocht.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor diensten als bedoeld in het eerste lid is afgeleid van het voor 2014 geldende tarief voor persoonsgebonden budgetten op grond van de AWBZ waarvoor het College deze diensten voor 2015 in natura heeft ingekocht.

  • 4. Bij de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget hanteert het College de volgende categorieën:

    • A.

      Maximaal 100% van het AWBZ tarief bedoeld in het derde lid indien het persoonsgebonden budget wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij:

      • -

        een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007; en

      • -

        waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in dit artikel.

    • B.

      Maximaal 80% van het AWBZ tarief bedoeld in het derde lid indien het persoonsgebonden budget wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij:

      • -

        een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in dit artikel; en

      • -

        die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel aan wie een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is afgegeven.

    • C.

      Maximaal 80% van het AWBZ tarief bedoeld in het derde lid indien het persoonsgebonden budget wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij:

      • -

        een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van maatschappelijke ondersteuning; en

      • -

        waarmee de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is toegekend dan wel degene daarover verantwoording is verschuldigd een arbeidsovereenkomst aangaat.

    • D.

      Maximaal het uurloon dat afgeleid is van het wettelijk minimumloon, vermeerderd met 20% van dat loon indien het persoonsgebonden budget wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij:

      • -

        een persoon niet zijnde een persoon als bedoeld in categorie C; en

      • -

        waarmee de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is toegekend dan wel degene die daarover verantwoording is verschuldigd een arbeidsovereenkomst aangaat.

    • E.

      Maximaal het tarief van categorie D verminderd met 20% indien het persoonsgebonden budget wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij een persoon zijnde een familielid in de eerste of tweede graad, dan wel een familielid in de eerste of tweede graad van de wettelijk vertegenwoordiger die verantwoording over het persoonsgebonden verschuldigd is en waarmee de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is toegekend dan wel degene die daarover verantwoording is verschuldigd geen arbeidsovereenkomst aangaat.

  • 5. Van de bedragen bedoeld in het vierde lid voor categorie A tot en met D kan alleen worden afgeweken indien de cliënt aantoont dat het persoonsgebonden budget niet toereikend is voor het bieden van de goedkoopst passende bijdrage gelet op de mate van zelfredzaamheid en participatie.

Artikel 3.2 Hoogte persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is afgeleid van de door het college voor 2015 ingekochte diensten in het kader van het resultaat “een schoon en leefbaar huis”. Het tarief voor ondersteuning bij huishoudelijke taken bedraagt maximaal € 23,75 per uur.

  • 2. Bij de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het eerste lid hanteert het College de volgende categorieën:

    • A.

      Maximaal 100% van het tarief indien het persoonsgebonden budget wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in dit artikel.

    • B.

      Maximaal 80% van het tarief indien het persoonsgebonden budget wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij:

      • -

        een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van maatschappelijke ondersteuning; en

      • -

        die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel aan wie een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is afgegeven.

    • C

      Maximaal het uurloon dat afgeleid is van het wettelijk minimumloon, vermeerderd met 20% van dat loon indien het persoonsgebonden budget wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij waarmee de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is toegekend dan wel degene daarover verantwoording is verschuldigd een arbeidsovereenkomst aangaat.

    • D.

      Maximaal het tarief van categorie C verminderd met 20% indien het persoonsgebonden budget wordt aangewend om een maatwerkvoorziening in te kopen bij een persoon zijnde een familielid in de eerste of tweede graad, dan wel een familielid in de eerste of tweede graad van de wettelijk vertegenwoordiger die verantwoording over het persoonsgebonden verschuldigd is en waarmee de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is toegekend dan wel degene die daarover verantwoording is verschuldigd geen arbeidsovereenkomst aangaat.

Artikel 3.3 Hoogte persoonsgebonden budget hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen bedraagt in ieder geval niet meer dan de huur‐ dan wel aanschafprijs van de goedkoopst passende bijdrage, waaronder gerekend onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door het college aan de aanbieder verschuldigd is.

  • 2. Onverminderd artikel 6.2 vijfde lid van de Verordening kan het College bij de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget rekening houden met de (extra) kosten van de WA-verzekering bij vervoersvoorzieningen.

Artikel 3.4 Hoogte persoonsgebonden budget woningaanpassing

De hoogte van het persoonsgebonden budget kan worden afgestemd op:

  • a.

    de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de woningaanpassing, indien de woningaanpassing in zelfwerkzaamheid wordt getroffen vervallen de loonkosten;

  • b.

    het architectenhonorarium, indien dit noodzakelijk is, tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald voor de leden van NLingenieurs en BNA in DNR 2011;

  • c.

    de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • d.

    de leges voor de bouwvergunning, voor zover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de woningaanpassing;

  • e.

    de door College schriftelijk goedgekeurde kostenverhoging, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien had kunnen zijn.

HOOFDSTUK 4 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN

Artikel 4.1 Meerkosten en aanvraag

Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 13.1 eerste lid van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten op aanvraag verlenen voor:

  • a.

    de verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 9.3 eerste lid van de Verordening;

  • b.

    de meerkosten in verband met de aanschaf van een geschikte sportvoorziening welke noodzakelijk is in verband de zelfredzaamheid en participatie;

  • c.

    de meerkosten in verband met het zich verplaatsen in de leefomgeving met een eigen auto als bedoeld in hoofdstuk 10 van de Verordening welke noodzakelijk zijn in verband met de zelfredzaamheid en participatie.

Artikel 4.2 Hoogte tegemoetkoming meerkosten

  • 1. De hoogte van de tegemoetkomingen zijn gebaseerd op de bedragen van het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Leudal 2012.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming voor:

    • a.

      de verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt € 1.400,00

    • b.

      het gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 0,19 per kilometer gebaseerd op maximaal de omvang als bedoeld in artikel 10.3 derde lid van de Verordening;

    • c.

      de aanschaf van een sportvoorziening bedraagt maximaal € 2.455,00 voor een periode van minimaal drie jaar.

  • 3. Het College kan de hoogte van de tegemoetkoming in het tweede lid onder b afstemmen op de samenvallende vervoersbehoefte van de echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.

  • 4. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid in belangrijke mate samen, dan verstrekt het College slechts een keer de (uitkomst van de) kilometervergoeding genoemd in het tweede lid onder b.

  • 5. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid niet of slechts ten dele samen, dan kan aan elke bedoelde persoon een tegemoetkoming worden verstrekt welke tezamen niet meer bedragen dan de (uitkomst van) 1,5 maal de kilometervergoeding genoemd in het tweede lid onder b.

Artikel 4.3 Uitbetaling tegemoetkoming meerkosten

  • 1. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.2 tweede lid onder a van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het College heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning.

  • 2. De tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 4.2 tweede lid onder b van dit Besluit worden uitbetaald op basis van de declaratie of op basis van nota’s.

  • 3. De tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 4.2 tweede lid onder c van dit Besluit worden uitbetaald op basis van een door het College goedgekeurde offerte of op basis van nota’s.

HOOFDSTUK 5 BIJDRAGE IN DE KOSTEN MAATWERKVOORZIENING

Artikel 5.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten

  • 1. De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrageplichtig inkomen als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit.

  • 2. De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening.

  • 3. De hoogte van de bijdrage in de kosten is gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 5.2 Geen verschuldigde bijdrage in de kosten

De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor het gebruik van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief.

HOOFDSTUK 6 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 6.1 Afschrijvingsperioden

Onverminderd de toepassing van artikel 9.4 vierde lid onder g van de Verordening worden voor woonvoorzieningen en/of woningaanpassingen de volgende afschrijvingsperioden gehanteerd:

  • -

    keuken 15 jaar

  • -

    tegels 25 jaar

  • -

    sanitair 25 jaar

  • -

    natte cel 25 jaar

  • -

    toilet en kranen 15 jaar

  • -

    aanbouw 20 jaar

Artikel 6.2 Toepassing primaat verhuizing

Het bedrag waarboven toepassing van het primaat van de verhuizing, zoals bedoeld in artikel 9.3 eerste lid van de Verordening kan worden toegepast bedraagt € 10.000,00.

Artikel 6.3 Nadere regels aanpassingskosten woonwagens en woonschepen

  • 1. Het College kan op aanvraag een persoonsgebonden budget toekennen voor de aanpassingskosten van de woonwagen of het woonschip indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      de standplaats van de woonwagen of de ligplaats van het woonschip niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag bij de gemeente Leudal op de standplaats stond, het woonschip op een daarvoor bestemde ligplaats lag en;

    • d.

      de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet of andere wettelijke regels omtrent huisvesting.

  • 2. De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een aanpassing aan zijn eigen woonwagen of woonschip is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woonwagen of woonschip dan wel de getroffen aanpassing dekt voor het risico van schade.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1 Heroverweging van besluiten

Onverminderd artikel 2.3.9 van de wet kan het College een systeem van nazorg instellen waarbij periodiek onderzoek wordt gedaan naar het gebruik van een maatwerkvoorziening waaronder begrepen maatwerkwerkvoorzieningen die met een persoonsgebonden budget zijn aangeschaft.

Artikel 7.2 Indexering

Het College kan de in het kader van dit Besluit geldende bedragen wijzigen conform artikel 17.2 van de Verordening.

Artikel 7.3 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit Besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leudal 2015.

  • 2. Dit Besluit treedt in werking op 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Leudal 2012.

Ondertekening

Heythuysen, 9 december 2014
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN LEUDAL
De locosecretaris, De burgemeester,
 E.L.A. Lucassen A.H.M. Verhoeven

Bijlage 1 Tarieven PGB

Tariefstructuur PGB WMO per 1 april 2017

 

 

 

 

 

PV

Begeleiding en kortdurend verblijf 

Hulp bij huishouden

 

Categorie

 

Definitie

ADL ondersteuning

BGI

BGG inclusief vervoer

BGG exclusief vervoer

Kortdurend verblijf[1]

HBH

HBH +

PGB Alpha[2]

A

Professionele organisatie

Een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van maatschappelijke ondersteuning.

€ 27,97 per uur

€ 37,09 per uur

€ 51,37 per dagdeel

€ 45,85 per dagdeel

€ 104,50 per etmaal

€ 24,58 per uur

€ 27,33 per uur

€ 12,20 per uur[3]

 

 

 

 

B

ZZP’r of freelancer

Een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van maatschappelijke ondersteuning.

€ 22,38 per uur

 

€ 29,67 per uur

 

€ 41,09 per dagdeel

€ 36,68 per dagdeel

€ 83,63 per etmaal

€ 19,67 per uur

€ 21,87 per uur

C

Zorg

professional in loondienst

Een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register), voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van zorg.

€ 41,09 per dagdeel

 

€ 36,68 per dagdeel

 

€ 83,63 per etmaal

 

€ 13,93

per uur

 

€ 13,93

per uur

 

D

Niet professional in loondienst

Een persoon niet zijnde een persoon als bedoeld in onderdeel C, en waarmee de PGB houder een arbeidsovereenkomst aangaat.

€ 13,93

per uur

€ 13,93

per uur

E

Naaste familie

Een familielid in de eerste of tweede graad, dan wel een familielid in de eerste of tweede graad van de wettelijk vertegenwoordiger van de PGB houder en waarmee de PGB houder geen arbeidsovereenkomst aangaat.

In uitzonderlijke gevallen kan wel sprake zijn van een arbeidsovereenkomst.

€ 11,61 per uur[4]

€ 11,61 per uur4

€ 41,09 per dagdeel

€ 36,68 per dagdeel

€ 83,63 per etmaal

€ 11,61 per uur4

€ 11,61 per uur4

[1] In het PGB tarief is ook de tijdens het kortdurend verblijf noodzakelijke begeleiding, ondersteuning en huishoudelijke verzorging verdisconteerd.

[2] Dit type PGB is vanaf 2015 niet langer mogelijk voor nieuwe cliënten. Voor bestaande cliënten bestaat een overgangsregeling.

[3] Dit tarief is gebaseerd op het handhaven van de bestaande afspraken. Er wordt geen indexering toegepast.

[4] Als blijkt dat de budgethouder in staat en bevoegd is om opdrachten en instructies te geven aan degene die de arbeid uitvoert en controle kan uitoefenen op de voortgang en de resultaten van het werk, alleen dan kan er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. In dat geval wordt het tarief verhoogd met 20% voor werkgeverslasten.