Regeling vervallen per 20-07-2021

Privacybeleid Gemeente Leudal

Geldend van 15-07-2015 t/m 19-07-2021

Intitulé

Privacybeleid Gemeente Leudal

1. Inleiding

De essentie van privacy recht is de eerlijke behandeling van individuen. De gemeente heeft als gevolg van de decentralisatie in het kader van de Jeugdwet, WMO-2015 en de Participatiewet per 1 januari 2015 een belangrijke verantwoordelijkheid waar het gaat om de verwerking van persoonsgegevens van burgers. De complexiteit in het kader van de bescherming persoonsgegevens is toegenomen. Nog meer dan voorheen zullen burgers een beroep doen op ondersteuning en/of hulp door de gemeente. De gemeente zal door deze taakuitbreiding vaker dan vroeger het geval was, persoonsgegevens uitwisselen met instanties buiten de gemeentelijke organisatie.

De gemeente verzamelt en verwerkt persoonsgegevens in verband met de dienstverlening aan burgers en bedrijven. Het gaat bijvoorbeeld om de gegevens in de gemeentelijke basisregistratie personen, de registratie van uitkeringsgerechtigden, het bijhouden van gegevens uit bouwaanvragen en het bijhouden van gegevens van mensen die een Wmo-voorziening hebben aangevraagd, uitvoering van de Jeugdwet en de gemeentelijke schulddienstverlening. Gemeente Leudal heeft als strategische keuze in de i-Visie opgenomen:

Leudal beveiligt haar informatievoorziening volgens het beginsel van zorgvuldigheid en rechtmatigheid.

Bescherming van persoonsgegevens is een grondrecht. Gegevensverwerking vindt plaats op een faire, veilige en betrouwbare manier waardoor burgers op maat worden geholpen. Het is aan de gemeente om ervoor te zorgen en om begrijpelijk uit te leggen welke maatregelen zijn genomen om onrechtmatig gebruik van gegevens te voorkomen. Een zorgvuldige omgang met de gegevens van burgers vormt een essentiële bouwsteen voor het vertrouwen van burgers in de overheid. Privacy beleid maakt deel uit van het Gemeentelijk InformatiebeveiligingsBeleid (GIB) 2013. Gemeentelijk privacy beleid is daarnaast nodig voor het tot stand brengen van een goed gedocumenteerd stelsel van interne afspraken om persoonlijke en gemeentelijke belangen te waarborgen. Privacy en informatieveiligheid hebben veel met elkaar gemeen. Ze dienen vergelijkbare doelen en hanteren vergelijkbare middelen. Hoewel de benadering soms verschilt, komt dit verschil niet voort uit conflicterende belangen maar eerder uit andere perspectieven die verschillende aspecten oplichten en daarmee een spiegel voorhouden.

Door de al geschetste complexiteit is er in deze beleidsnotitie verhoudingsgewijs veel aandacht besteed aan het sociale domein. Vaker dan voorheen worden persoonsgegevens van de burgers buiten de gemeentelijke organisatie bewerkt. Dit beleidsdocument stelt de algemene kaders vast waarbinnen de gemeente de privacy van de burger regelt. Het geeft richting en kaders voor nader vast te stellen thematisch beleid.

Uit onder meer berichtgeving in de media en uit gegevens van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) blijkt dat het verwerken, en dan vooral het niet adequaat verwerken, van persoonsgegevens strijdig met de wet een bron van ergernis is van burgers die zelfs kan leiden tot onacceptabele situaties, waarbij bijvoorbeeld iemands identiteit wordt ‘gestolen’ en wordt misbruikt. Juiste toepassing van de wettelijke regels is van groot belang. Dit beleid vormt een nadere uitwerking van de wettelijke regelgeving en is daarnaast een praktische handleiding voor de ambtelijke organisatie. De gemeente Leudal streeft te allen tijde een behoorlijke en zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens na. Natuurlijk zal de gemeente over een goed stelsel van processen, werkafspraken en contracten moeten beschikken om de privacy te kunnen waarborgen. Dat is in het belang van de burger maar ook van de gemeente. Maar, processen en protocollen worden uitgevoerd door mensen. Daarom wil de gemeente graag een actief privacy beleid dat vooral is gericht op bewustwording, een open en kritische cultuur en kennisoverdracht.

2. Ambitie

Het Gemeentelijk Informatiebeveiliging Beleid, gekoppeld aan het privacy beleid levert een bijdrage aan de onderstaande doelstellingen van de i-Visie:

  • -

    Een toegankelijke, transparante informatievoorziening

  • -

    Een stabiele en veilige informatievoorziening

  • -

    Een professionele informatievoorziening

  • -

    Een kwalitatief betrouwbare informatievoorziening.

Hierbij zijn de volgende privacy doelstellingen geformuleerd:

  • -

    Burgers actief betrekken bij het maatschappelijk vraagstuk privacy en de bijbehorende dilemma’s.

  • -

    Burgers proactief informeren over het privacy beleid en zijn of haar informatie.

Vanuit het GIB zijn de doelen:

  • -

    Leren en verankeren van bewustzijn omtrent informatiebeveiliging

  • -

    Komen tot een vorm van verplichtende zelfregulering

  • -

    Incidenten te voorkomen of de impact bij een incident zoveel mogelijk te beperken

We gaan uit van het ‘Open, tenzij principe’. Persoonsgegevens zijn een belangrijke uitzondering. Op dit type gegeven is het tegengestelde principe van toepassing: ‘least privilege’ of ‘need to know’; toegang is er pas na het vaststellen van de juiste machtiging.

Gemeente Leudal vindt privacy een maatschappelijk vraagstuk en zoekt daarom actief naar manieren om burgers te betrekken bij dit onderwerp en de dilemma’s die daar bij horen. Goede privacy services, communicatie, transparantie en dialoog met de inwoners vormen het fundament van het privacy beleid.

3. Reikwijdte

Het gemeentelijk privacy beleid is van toepassing op alle taken en processen waar de gemeente voor verantwoordelijk is. In de scope van het Gemeentelijk Informatiebeveiligingsbeleid is de reikwijdte bepaald.

Het privacy beleid is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • Gegevens van burgers worden binnen de kaders van de geldende wet- en regelgeving verwerkt en vindt uitsluitend plaats voor zover dit nodig is voor goede gemeentelijke taakuitoefening.

  • Voor het bereiken van het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt, wordt de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokken burger zoveel mogelijk beperkt (subsidiariteit).

  • De inbreuk op de belangen van de betrokkene mag niet onevenredig zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteit).

  • Gegevens worden gebruikt voor duidelijk omschreven doelen en kunnen alleen worden gebruikt voor andere doelen of worden gedeeld voor zover de wet dat toestaat.

  • Er wordt op een transparante wijze gecommuniceerd hoe de gemeente denkt over privacy en hoe de gemeente privacy zal borgen. De burger wordt in algemene zin proactief geïnformeerd met betrekking tot privacy beleid. Over wat er met zijn of haar informatie gebeurt en waarom. In het thematisch beleid zal nader worden uitgewerkt of en in hoeverre in individuele gevallen nadere informatie wordt verstrekt aan de burger.

  • De gemeente ziet er op toe, dat daar waar sprake is van verwerking van persoonsgegevens, de werkwijzen worden vastgelegd en op professionele wijze uitgevoerd conform functionele en praktische protocollen of procesbeschrijvingen.

  • Gegevens zijn steeds voldoende actueel en zijn een nauwkeurige weergave van de feitelijke situatie.

  • Klachtenafhandeling vindt via onze reguliere klachtenprocedure plaats.

  • In geval van samenwerking met externe partners, onder andere ook specifiek binnen het sociale domein, waarbij sprake is van verwerking van persoonsgegevens, worden afspraken gemaakt over de eisen waar gegevensuitwisseling aan moet voldoen. Door middel van in control-statements wordt jaarlijks verantwoording afgelegd aan het college. Voor bij het werk belangrijke, veel voorkomende processen, worden specifieke procedures beschreven. Daarin wordt voor dat proces aangegeven hoe wordt omgegaan met (privacygevoelige) informatie.

  • De gemeente is altijd (eind)verantwoordelijk voor de gegevensverwerking en de privacy daarvan. Dit geldt ook als gegevens ter beschikking worden gesteld aan derden of worden gedeeld in samenwerkingsverbanden.

4. Governance

De wijze van verankering van het privacy beleid binnen de gemeente vormt als het ware het fundament van de borging van dit belangrijke thema. Volgens de Wet bescherming persoonsgegevens is het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor de juiste uitvoering ervan. De algehele eindverantwoordelijkheid ligt bij de directeur van Leudal. Deze paragraaf geeft aan op welke wijze de taken, verantwoordelijkheden en de borging van het privacy beleid wordt georganiseerd binnen de gemeente. Hoewel de gemeente ook nu al de privacy rechten van haar inwoners borgt in het GIB, vraagt de implementatie van dit beleidsplan tijd en inzet van medewerkers. Daarvoor wil de gemeente vooral de inhoud van deze paragraaf in 2015 inrichten en in 2016 de werking verder optimaliseren.

1. Relatie met de raad

Zoals beschreven is het college bestuurlijk verantwoordelijk voor de juiste naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens. Deze wet reikt daarvoor de basisset van privacy management controls aan. Het college zal binnen de jaarlijkse planning en control cyclus de raad informeren over de risico’s en over de getroffen beheersmaatregelen van de privacy binnen de processen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is.

Op transparante wijze informatie verstrekken en verantwoording afleggen over het privacy beleid en daarmee over belangrijke rechten van onze inwoners, acht de gemeente van groot belang voor het vertrouwen van de burger in de overheid.

2. Vastleggen van verantwoordelijkheden binnen de gemeente

a. Privacy bescherming is ieders verantwoordelijkheid.

Er wordt van alle medewerkers verwacht dat ze zich “fatsoenlijk” gedragen en als de zaak er om vraagt de privacy betrachten. Een zorgvuldig omgaan met de gegevens van burgers en collega’s vormt een essentiële bouwsteen voor het vertrouwen.

b. Vaststellen privacy beleid

Het college stelt het gemeentelijk privacy beleid vast met inachtneming van de aanbevelingen van de functionaris gegevensbescherming (zie punt d) en bevordert de beschikbaarheid van voldoende middelen om privacybescherming passend te waarborgen.

c. Uitvoering van privacy beleid

De portefeuillehouder informatiebeveiliging is tevens bestuurlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van het gemeentelijk privacy beleid en voor controle op de naleving van afspraken. De directeur draagt de algemene eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van het gemeentelijk privacy beleid. De directeur ziet toe op een team van professionals (privacy team). In de uitvoering van dagelijkse werkzaamheden wordt voorzien door de privacy coördinator.

d. Toezicht

Voor onafhankelijk toezicht op de uitvoering van het privacy beleid wijst het college een functionaris voor de gegevensbescherming aan conform artikel 62-64 Wet bescherming persoonsgegevens. Deze functionaris gegevensbescherming fungeert tevens als privacy-ombudsman en is in voorkomende gevallen de liaison met de landelijke. Zijn positie en taakuitoefening worden nader geregeld in een door het college vastgesteld statuut.

e. Beheer van het beleid

De privacy coördinator is de beheerder van het gemeentelijk privacy beleid, in samenspraak met het privacy team. Hij doet aan de directeur verslag over de voortgang en kwaliteit van de uitvoering van het gemeentelijke privacy beleid en doet aanbevelingen die strekken tot verdere optimalisering.

f. Verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van thematisch beleid

De directeur ziet toe op de ontwikkeling en uitvoering van themagericht privacy beleid (specifieke gegevensverzamelingen of informatiegebieden), zoals bijvoorbeeld Basisregistratie Personen, Participatie en Jeugd. De proceseigenaren zijn verantwoordelijk voor de juiste implementatie in de processen. De proceseigenaar krijgt hiervoor ondersteuning van de informatiebeveiligingsmedewerker (IBM) en het privacyteam.

g. Ontwikkeling van themabeleid en praktische privacy waarborgen

De proceseigenaar is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van themabeleid binnen en conform de door het college gestelde kaders. Onder ontwikkeling en uitvoering van themagericht privacy beleid wordt met name ook verstaan: aantoonbare concretisering van beleid in praktische privacy waarborgen (documenteren), zodat ook op operationeel niveau structureel sprake is van behoorlijke en zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming met de wet. Hierbij wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van bestaande oplossingen, voor zover uit toetsing blijkt dat deze inpasbaar zijn.

h. Risico gedreven aanpak

De gemeentelijke uitvoering van het privacy beleid is evenwichtig. Oplossingen zijn gebaseerd op privacy impact assessments (PIA’s). De effecten, zowel profijt als risico’s voor personen en de gemeente, zijn in kaart gebracht en zijn afgewogen op basis van de inhoud. De risico’s worden door praktische, organisatorische en technische maatregelen beheerst. Met een risicoanalyse (zie afbeelding) wordt de mate van persoonlijk- en bestuurlijk risico in kaart gebracht. Deze vormt het vertrekpunt voor het maken van beleidskeuzes. Dit wordt opgenomen in de Risico inventarisatie en evaluatie Informatiebeveiligingsplan.

i. Interne verantwoording

Proceseigenaren rapporteren minimaal een keer per jaar aan de portefeuillehouder over de resultaten die zij hebben bereikt bij realisatie en beheer van passende privacy waarborgen. Zij melden hem onverwijld privacy incidenten conform de procedure beveiligingsincidenten.(zie GIB paragraaf 5.2 lid 4) Voor zover proceseigenaren op hun beurt verantwoordelijkheden hebben overgedragen of uitbesteed, dragen zij zorg voor een gelijkwaardige vorm van verantwoording. Afspraken hierover worden schriftelijk vastgelegd in een overeenkomst.

j. Verantwoordelijkheid van audit

De directeur ziet in samenspraak met de informatiebeveiligingsmedewerker (IBM) en de interne controller toe op totstandkoming van een privacy auditplan op basis van de uitgevoerde Privacy Impact Assessments (PIA’s) en de ijkpunten (key controls) van de gekozen beheersmaatregelen volgens het themabeleid en de nadere concretisering.

3. Privacy Control Systeem

In het gemeentelijke informatiebeveiligingsplan zijn door de gemeente een stelsel van maatregelen getroffen om te waarborgen dat er continu wordt gewerkt aan het optimaliseren en borgen van de kwaliteit van de werkprocessen waarbij privacy een rol speelt. Juist omdat privacy en informatieveiligheid voor een belangrijk deel mensenwerk is, moet er ruime aandacht zijn voor het cyclisch denken op alle niveaus binnen de gemeente. Door privacy en informatieveiligheid vast op de verschillende agenda’s te plaatsen ontstaat er een continu proces van veranderen en verbeteren. Door vanuit verschillende niveaus en rollen binnen de gemeente te kijken naar de kwaliteit van de uitvoering van privacy en informatieveiligheid ontstaat er een evenwichtig systeem van checks and balances. Hieronder worden de belangrijkste elementen van deze borging van de gemeente beschreven.

a. Planning en control van de gemeente

Privacy en informatieveiligheid vormt een apart item in de paragraaf Bedrijfsvoering van de jaarrekening. Het college legt hiermee verantwoording af aan de raad waar het gaat over de risico’s en beheersmaatregelen met betrekking tot het privacy en informatiebeveiligingsbeleid.

b. Onderdeel jaarplannen

Binnen de gemeente zal privacy en informatieveiligheid een vaste paragraaf worden van alle (deel)plannen van Leudal. Het doel is te komen tot een vorm van verplichtende zelfregulering. Hierdoor zal er ruimte zijn voor beleidsmatige verbeteringen binnen de gemeente.

c. In control statement

De gemeente gaat werken met “in control statement” met betrekking tot privacy. In deze verklaring leggen de afdelingshoofden jaarlijks verantwoording af of de uitvoering van processen ter zake privacy verlopen volgens het beleid en geven tevens aan waar afwijkingen zijn en welke beheersmaatregelen worden getroffen. Dit deel zal met name in 2016 worden geïmplementeerd.

d. Auditplan

Op basis van risicoanalyse en op verzoek van proceseigenaren en na advies van het privacy team zullen de medewerkers informatiebeveiliging onder verantwoordelijkheid van de directeur, een privacy auditplan opstellen.

e.Werkoverleg

Leidinggevenden en medewerkers maken privacy en informatieveiligheid tot een onderdeel van het werkoverleg. Op deze wijze werkt de gemeente actief aan een open cultuur, optimaliseren van kennis en transparante procesuitvoering. Bevindingen of vragen kunnen worden voorgelegd aan de informatiebeveiligingsmedewerker of privacy coördinator van Leudal.

f. Privacy team

De gemeente heeft een privacy team waarin een aantal kernfuncties vertegenwoordigd zijn. Minimaal bestaat het team uit de functionaris gegevensbescherming van de gemeente, een jurist en de adviseur Informatievoorziening Het team kan onder andere worden uitgebreid (eventueel op afroep) met de Informatiebeveiligingsmedewerker van het desbetreffende informatiegebied, een ICT specialist en een medewerker communicatie. Dit privacy team treedt op als adviseur voor het college, vraagbaak voor de medewerkers en leidinggevenden en vormt de kern voor de auditors privacy binnen gemeente Leudal.

g. Toezicht door de functionaris gegevensbescherming

De functionaris gegevensbescherming heeft een eigen agenda om te toetsen of de aanwezigheid en de werking van het privacy beleid afdoende binnen de gemeente is ingericht. Hij heeft vrij toegang tot systemen en processen van de gemeente. In samenhang met zijn taken rapporteert hij rechtstreeks aan het college van burgemeester en wethouders. Deze functionaris treedt eveneens op als ombudsman voor burgers bij klachten over serviceverlening van de gemeente bij de uitoefening van de privacy rechten en de uitvoering van het privacy beleid.

4. Bemensing

a. Functionaris gegevensbescherming

Het aanstellen van de een functionaris gegevensbescherming is een belangrijke stap in de het waarmaken van de maatschappelijke privacy ambities. Op termijn zal de aanstelling van een dergelijke functionaris verplicht worden gesteld. De gemeente stelt een functionaris gegevensbescherming aan om daarmee eigen toezicht te organiseren. Hij heeft een belangrijke coördinerende rol, adviseert over oplossingen m.b.t. privacy. Belangrijk is ook dat hij aan de voorkant een rol speelt bij de inrichting van processen. De functionaris gegevensbescherming maakt als lid/adviseur deel uit van het gemeentelijke privacy team.

b. Gemeentelijk privacy team

Binnen de gemeente wordt een privacy team opgericht. Dit team vormt de vraagbaak binnen de gemeente voor privacy vraagstukken, adviseert over beleid en uitvoering, draagt bij aan kennisverspreiding en cultuur en kan een rol hebben binnen het interne audit programma van de gemeente. Minimaal bestaat het team uit de functionaris gegevensbescherming van de gemeente, een jurist en de adviseur Informatievoorziening Het team kan onder andere worden uitgebreid (eventueel op afroep) met de Informatiebeveiligingsmedewerker van het desbetreffende informatiegebied, een ICT specialist en een medewerker communicatie.

5. Services richting burger

  • a.

    Rechten van de burger zijn binnen de gemeente op transparante wijze ingericht. Het recht op inzage, informatie, correctie en verwijdering van gegevens is vertaald in heldere, laagdrempelige procedures en wordt helder gecommuniceerd richting de burger.

  • b.

    Meldingen en klachten met betrekking tot privacy aspecten komen binnen bij de gemeente via de bestaande kanalen. De proceseigenaar geeft de melding of klacht door aan het privacy team waar deze melding wordt geregistreerd. De desbetreffende proceseigenaar is verantwoordelijk voor de afwikkeling en het treffen van eventuele verbetermaatregelen. Indien de burger niet tevreden is met de afwikkeling kan hij zich beklagen bij de functionaris gegevensbescherming.

5.Juridisch kader

De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) regelt het algemene kader voor de omgang met privacy. De Wbp is te beschouwen als parapluwetgeving die van toepassing is op bijna alle sectoren, instellingen en bedrijven in Nederland. Voor het verwerken van persoonsgegevens voor privégebruik geldt de Wbp niet. De Wbp vereist dat voor elke verwerking van persoonsgegevens een beroep kan worden gedaan op één van de in artikel 8 Wbp genoemde grondslagen. Na vaststelling van die grondslag is het vervolgens mogelijk om op gestructureerde wijze te bepalen welke verwerking, van welke persoonsgegevens, voor welke doeleinden rechtmatig en noodzakelijk is.

Daarnaast zijn in tal van bijzondere wetten regels met betrekking tot privacy opgenomen. In de bijlage wordt een opsomming gegeven van relevante regelgeving.

6.Bewustwording, communicatie en evaluatie

Privacy is voor een belangrijk deel een zaak van bewustwording, cultuur en communicatie. Bestuur, ambtenaren en hulpverleners moeten zich bij de uitoefening van hun werk voortdurend bewust zijn van het belang van het waarborgen van de rechten van de burgers. De samenleving maakt op dit moment een belangrijke kanteling door. Er wordt een groot beroep gedaan op zelfredzaamheid waarbij het doel is de eigen kracht van de burger te versterken en minder afhankelijk te worden van door de gemeente gefinancierde zorg en ondersteuning. De overheid heeft als vertrekpunt dat burgers in staat zijn zelfstandig hun leven te leiden, hun eigen problemen op te kunnen lossen en een bijdrage te leveren aan de samenleving. De burger moet meer regie voeren over zijn leven maar ook over de uitvoering van de zorg. Dit geldt ook voor het betrekken van burgers bij privacyvraagstukken en het gebruik van persoonsgegevens. Soms zal dit door professionals en ambtenaren als lastig worden ervaren maar uiteindelijk zal het maatschappelijk gewenste effect hiermee het best gediend zijn. In een voor de burger onveilige en complexe situatie biedt de wet in het belang van de burger bij uitzondering mogelijkheden om anders om te gaan met bijvoorbeeld toestemming voor de uitwisseling van informatie.

Naast het inrichten van het privacy beleid en werkprocessen is het van belang dat de personen die daadwerkelijk werken met deze gegevens weten wat hun verantwoordelijkheid is en hoe ze zorgvuldig om moeten gaan met persoonsgegevens. Daarom is het belangrijk dat de professionals in het veld en binnen de gemeente zich bewust zijn van de regels en gedragsnormen rondom privacy. De gemeente zal dit proces ondersteunen door het ontwikkelen van bijvoorbeeld privacy protocollen en afwegingskaders. Richting de burger is communicatie over de privacy van belang. De burger heeft het recht te weten wat er met zijn of haar gegevens gebeurt.

De professionals moeten zich bewust zijn van het belang van privacy en hoe zij persoonsgegevens op een zorgvuldige manier dienen te verwerken, zoals is omschreven in het privacy beleid en bijbehorende privacyregelingen. Er worden trainingen georganiseerd over hoe zij met privacyvraagstukken om moeten gaan in hun functie en/of rol. De gemeente streeft een cultuur na waarbij professionals elkaar in alle openheid aanspreken op het eigen gedrag rondom privacy en daarmee van elkaar leren. Communicatie, openheid en toetsing zijn belangrijke randvoorwaarden voor het realiseren van een optimaal privacy beleid.

Het vorenstaande moet binnen het beleid worden verankerd. Het privacy beleid zal uiterlijk einde 2016 (bijvoorbeeld door middel van een Privacy Impact Assessment) worden geëvalueerd.

7.Uitgangspunten voor beleid nader toegelicht

De vorige paragrafen vormen een generiek beleidskader voor het gemeentelijk privacy beleid. Vanwege de toename van verwerkingen van (bijzondere) persoonsgegevens als gevolg van de decentralisaties per 1 januari 2015 wordt hieronder kort ingezoomd op de gegevensverwerking in het sociale domein. Uitvoering van de gedecentraliseerde taken brengt met zich, dat gegevens dienen te worden uitgewisseld tussen gemeente en diverse instellingen en instanties. In de wetten en daarop gebaseerde besluiten is soms vrij nauwkeurig, soms meer in algemene termen, beschreven welke gegevens nodig zijn voor de taakuitoefening en welke instanties/instellingen op basis hiervan de bevoegdheid hebben om die te verstrekken (zie samenvatting bijlage). Bij het uitoefenen van die bevoegdheid dienen echter wel bepaalde principes in acht te worden genomen: behalve doelbinding (die in de meeste gevallen dus rechtstreeks uit de wet voortvloeit), gaat het daarbij om de principes van subsidiariteit en proportionaliteit. Dit zijn ook leidende principes van de Wet bescherming persoonsgegevens. Bovendien gelden er strengere eisen in die gevallen waarbij sprake is van bijzondere gegevens (met name gezondheidsgegevens en strafrechtelijke gegevens). Bij het verwerken van gegevens betreffende de gezondheid van personen is in veel gevallen de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst leidend. Vooral met het oog op de uitwisseling van bijzondere gegevens is het gewenst om helderheid te scheppen over het beleid dat de gemeente voorstaat voor de uitvoering in de praktijk. Hiervoor zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • ·

    Hulpverleningsperspectief in veel gevallen leidend

  • ·

    Gegevensverwerking op basis van ‘need to know’

  • ·

    Gegevensverwerking op basis van ‘toestemming, tenzij’

  • ·

    Zorg voor betrokkenheid burger

Hieronder volgt een nadere uitwerking van en toelichting op deze uitgangspunten.

7.1 Hulpverleningsperspectief in veel gevallen leidend

De gemeentelijke overheid is verantwoordelijk voor het toekennen van voorzieningen die voor een belangrijk deel betrekking hebben op hulpverlening als (zorg en ondersteuning). Soms met een gedwongen karakter, maar ook dan is nog sprake van hulpverlening. Een belangrijk aspect hiervan is dat er een vertrouwensrelatie ontstaat. Daarbij is het in de hulpverlener gestelde vertrouwen essentieel om taken goed te vervullen.

7.2 Gegevensverwerking op basis van ‘need to know’

Dit uitgangspunt heeft enerzijds te maken met het vereiste van ‘doelbinding’: alleen die gegevens die noodzakelijk zijn vanuit een bepaald doel worden verwerkt. ‘Need to know’ is dus geen ‘Nice to know’. Bij dit uitgangspunt speelt ook de vraag in hoeverre bij verwerking voldaan wordt aan de uitgangspunten van proportionaliteit (niet meer privacy inbreuk dan nodig) en subsidiariteit (ander middel dat minder inbreuk op privacy maakt om het gestelde doel te realiseren, heeft de voorkeur). Dit speelt vooral bij verwerking van gegevens in het kader van signalering en bij de vraag hoe lang gegevens moeten worden bewaard. In het kader van dit uitgangspunt is het belangrijk dat al vanaf het begin (toegang) geprioriteerd wordt en de privacy inbreuk zo beperkt blijft. Dat gebeurt door een goede vraaganalyse of vraagverheldering.

7.3 Gegevensverwerking op basis van ‘toestemming, tenzij’

Gegevensverwerking vindt eerst en vooral plaats met toestemming van betrokkene. In geval van hulpverlening betekent toestemming voor de behandeling ook toestemming voor de gegevensverwerking. Is er eenmaal sprake van toestemming voor de behandeling (daaronder ook begrepen: begeleiding en verzorging), dan is het meestal zo dat niet nog eens afzonderlijke toestemming hoeft te worden gevraagd voor het delen van gegevens tussen zorgverleners die rechtstreeks bij de behandeling zijn betrokken. In de bijlage over het wettelijk kader is dit verder uitgewerkt in de daar genoemde bepalingen van de Jeugdwet. Soortgelijke bepalingen zijn ook opgenomen in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo). Wie rechtstreeks betrokken zijn bij de behandeling is op te maken uit het ondersteuningsplan, dat door betrokkene wordt ondertekend. Nadrukkelijk wordt aangetekend dat het verlenen van toestemming niet de enige grond is voor de verwerking van persoonsgegevens. In artikel 8 van de Wbp wordt een limitatieve opsomming gegeven van de gronden die een gegevensverwerking rechtvaardigen. Van belang is dat altijd sprake is van transparantie. De motivering van besluiten is van essentieel belang. Een burger moet immers gebruik kunnen maken van zijn recht op verzet.

7.4 Zorg voor betrokkenheid burger

Hoe meer de cliënt het gevoel heeft dat hij echt betrokken wordt, hoe minder noodzakelijk het wordt om hem voor diverse handelingen vooraf toestemming te vragen. Dit heeft veel te maken met het begrip transparantie, een begrip waarop vooral de in de Wpb uitgewerkte informatieplicht is gebaseerd. Uitgangspunt bij overleg moet zijn dat niet over de burger, maar met de burger wordt gepraat.

8.Convenanten en overeenkomsten.

Met het oog op de omgang met privacy van alle partijen waarmee de gemeente samenwerkt en waarbij verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt worden convenanten, bewerkersovereenkomsten en protocollen afgesloten. De gemeente moet de eisen omtrent gegevensverwerking borgen in contracten. Hier dient ook de grondslag te worden gelegd voor het uit laten voeren van een privacy-audit. Verwezen wordt ook naar de bij deze notitie behorende privacymatrix. Hoe er afspraken worden gemaakt met ketenpartners, is sterk afhankelijk van de positie in de informatieketen en de aard van de samenwerking. Hierin wordt in ieder geval aangegeven:

  • a)

    De betrokken organisaties, verantwoordelijken en relevante doelstellingen.

  • b)

    De verwerking van bijzondere persoonsgegevens.

  • c)

    De wijze waarop betrokken burgers worden geïnformeerd over het gebruik van hun persoonsgegevens.

  • d)

    De belangrijkste verwerkingen van persoonsgegevens die binnen de samenwerking plaatsvinden, de melding daarvan bij het College bescherming persoonsgegevens en de eenduidige protocollering van de privacy-regels die bij de verwerking in acht genomen moeten worden.

  • e)

    De wijze waarop bij betrokken burgers toestemming voor gegevensverwerking wordt verkregen.

  • f)

    Een beschrijving van de gevallen waarin zonder toestemming van betrokkene gegevens worden verwerkt.

  • g)

    Een beschrijving van een procedure in verband met escalatie bij spoed- en/of noodgevallen.

  • h)

    De wijze waarop betrokkenen gebruik kunnen maken van hun rechten op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens.

  • i)

    De wijze waarop organisaties invulling geven aan informatiebeveiliging en geheimhoudingsverplichting.

Bijlage A Functionaris voor de gegevensbescherming

Toelichting functionaris voor de gegevensbescherming

De 7 gemeenten in Midden Limburg werken samen op het gebied van privacy beleidsvoering. Binnen deze samenwerking wordt gestreefd naar de aanwijzing van een gezamenlijke privacy officer. In deze bijlage wordt uitgelegd wat dat inhoudt en hoe zo’n gezamenlijke privacy officer kan worden gerealiseerd. Voor ‘privacy officer’ wordt in deze beleidsnotitie de wettelijke term gehanteerd: ‘functionaris voor de gegevensbescherming’ – kortweg: FG.

A.Privacytoezicht algemeen

Om de FG goed te begrijpen, moet hier eerst het toezichtsysteem van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) worden uitgelegd, want de WBP regelt toezicht op verschillende manieren.

Waar meestal als eerste aan wordt gedacht, is het toezicht door de landelijke toezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens. Maar de WBP kent ook aan het college van burgemeester en wethouders een toezichthoudende rol toe, als regievoerder en de controleur op nakoming van afspraken. Daarnaast zijn ook burgers in zekere zin toezichthouder, omdat de WBP hen het recht toekent om bij de gemeente de verwerking van hun eigen gegevens te controleren, waarbij ze recht hebben op schadevergoeding wanneer het gemeentelijk privacy beleid te kort schiet, en bij het CBP een handhavingsverzoek mogen indienen.

Daarmee moet de WBP worden gezien als een systeem van checks and balances. Dit systeem werkt alleen niet goed zolang er geen FG is aangewezen. Dit heeft er onder meer mee te maken dat privacy een complex vraagstuk is, dat ook met misverstanden omgeven is. Het CBP staat op een te grote afstand om op reguliere wijze de privacy beleidsvoering van een gemeente te kunnen controleren.

De aanwijzing van een FG – eveneens een toezichthouder die in de WBP wordt genoemd – is daarom een logische zaak, zéker vanwege de extra privacyrisico’s die gekoppeld zijn aan de nieuwe gemeentelijke taken in het sociaal domein.

B.Wat is een FG?

De FG laat zich het beste vergelijken met een accountant – met het grote verschil dat de FG, anders dan in de wereld van accountancy, advies en toezicht juist niet mag scheiden maar moet combineren.

Een FG denkt mee over privacy bestendige oplossingen (preventief toezicht) maar toetst ook achteraf of oplossingen daadwerkelijk binnen de kaders van de wet zijn vormgegeven (‘privacyaudits’). Zijn aanbevelingen zijn bestemd voor het college. Dat neemt niet weg dat de FG in de praktijk vooral ook samenwerkt met afdelingen en, vooral, ‘tweede lijn-professionals’ zoals informatiemanagers, informatiebeveiligers, juristen en ICT-ers.

C.Functieprofiel FG

De FG is een multidisciplinaire senior. De wet vereist dat hij voldoende betrouwbaar is en stevig genoeg in zijn schoenen staat om in onafhankelijkheid te kunnen adviseren. Hij moet praktijkdeskundig zijn (kennis van organisaties, processen, ICT en informatiebeveiliging) en, vooral, een expert zijn op het gebied van privacywetgeving. Nog afgezien van zijn interne betrokkenheid, speelt hij ook extern een belangrijke rol. Hij geeft het gemeentelijk privacy beleid gezicht en heeft een bufferfunctie in de relaties met het College Bescherming Persoonsgegevens. Een FG zal daarom een goed gevoel moeten hebben voor interne en externe verhoudingen en zal moeten beschikken over vaardigheden op het gebied van communicatie, public relations en regulatory affairs.

D.Positie FG

De positie van de FG wordt beschreven in paragraaf 2 van hoofdstuk 9 WBP over derde lijn-toezicht. Paragraaf 1 van dit hoofdstuk regelt de positie van het CBP. De wet bevat geen bepalingen over een hiërarchische relatie. De FG is dus geen verlengstuk van CBP. Wél is het zo dat de FG bij twijfel het recht heeft om het CBP te consulteren, wat – mits goed aangepakt – kan helpen om bij het CBP begrip te kweken voor de gemeentelijke aanpak. Het CBP hecht veel waarde aan de aanwijzing van FG’s. Organisaties die een FG aanwijzen, genieten bij de landelijke toezichthouder extra vertrouwen.

Vanwege zijn wettelijke rol en deskundigheid, is het oordeel van de FG juridisch zwaarwegend. In de praktijk wordt dat echter niet altijd begrepen. Ook komt het voor dat op een FG druk wordt uitgeoefend om zijn zienswijze te herzien. Het is belangrijk om dit soort dingen van te voren door te spreken. Een FG moet veilig kunnen adviseren en dient daarvoor goed de ruimte te krijgen. De wet geeft ook aan dat hij niet uit zijn functie kan worden gezet. Om over dit soort zaken duidelijk te zijn, verdient het sterk de aanbeveling om zijn positie te regelen in een statuut.

Door de aanwijzing van een FG functioneert het CBP meer op de achtergrond. Het CBP treedt weer op de voorgrond wanneer het gemeentelijk toezicht niet goed blijkt te functioneren.

E.Aanwijzing FG

De aanwijzing van een FG wordt onder de WBP aanbevolen en wordt onder de nieuwe EU-privacyverordening verplicht. Hij kan in dienst worden genomen, worden ingehuurd of worden betrokken via een organisatie waarbij een gemeente is aangesloten.

Het is het college die tot de aanwijzing moet besluiten en hem vervolgensmoet melden bij het CBP, die zijn gegevens overneemt in het openbare FG-register. Het CBP beoordeelt niet de geschiktheid van de FG. De aanwijzing van een gekwalificeerde privacyfunctionaris (zie profiel) blijft dus de eigen verantwoordelijkheid van het college. De geschiktheid van een FG moet blijken uit zijn cv (studie, werkervaring, publicaties en bij voorkeur ook een certificaat van de IAPP, de internationale associatie van privacy professionals).

Het salarisniveau van een FG ligt in Nederland gemiddeld op 65.000 euro, wat lager is dan in andere EU-landen (85.000 euro). Het salaris hangt ook samen met de mate waarin de FG een coördinerende / leidinggevende rol speelt. Een FG heeft kantoorfaciliteiten, tooling en overige middelen nodig voor professionele invulling van taken, maar hiervoor zijn ook lean & mean-oplossingen denkbaar. Zo scheelt het wanneer de FG kan rekenen op een team van tweede lijn-professionals (zie hiervoor).

Functieomschrijving FG Midden Limburg

Functietitel: Privacy Officer Midden Limburg M/V

De zeven gemeenten Midden-Limburg streven naar een onderling gecoördineerde privacymanagement-aanpak en voorzien in dat kader in een gezamenlijke regeling voor regionaal privacy toezicht waarbij de gemeenten zich zullen aansluiten. Met deze aansluitingsregeling voorzien de gemeenten in een collectieve Functionaris voor de Gegevensbescherming conform artikel 62-64 Wet Bescherming Persoonsgegevens.

De FG, die in de praktijk de functietitel Functionaris voor de gegevensbescherming Midden Limburg hanteert, gaat samenwerken met colleges van B&W en gemeentelijke privacyteams. Met name door de nieuwe gemeentetaken in het sociaal domein die voortvloeien uit de Jeugdwet, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Participatiewet, is de behoefte aan professionele ondersteuning vergroot.

De FGfunctie is nieuw voor de Midden-Limburgse gemeenten. Het is aan de FG om op basis deskundigheid en een constructief-kritische werkwijze, geloofwaardigheid op te bouwen en het maatschappelijk vertrouwen te versterken. In het begin zal vooral ook aandacht nodig zijn voor de opzet van het intergemeentelijk privacybureau.

De FG is de onafhankelijke privacyaccountant van de gemeenten Midden Limburg. Met name bewaakt hij dat de gemeenten persoonsgegevens in overeenstemming met de wet en op een behoorlijke en zorgvuldige wijze verwerken en geeft hij desgevraagd advies bij meer complexe privacy-vraagstukken. Aan de hand van privacy impact assessments en

analyse van wetgeving doet hij aanbevelingen voor verdere optimalisering van deprivacybescherming en naleving van wettelijke voorschriften, op een zodanige manier dat er goede balans is tussen legitieme gemeentebelangen en privacybescherming. Hij ziet erop toe dat de nodige kennis m.b.t. privacy in de gemeenten aanwezig is en draagt zo nodig bij aan kennisoverdracht. Ook organiseert de FG in samenwerking met gemeenten controles op de goede werking van beleid en maatregelen en rapporteert daarover aan de colleges van B&W.

Het toezicht van de FG strekt zich tot alle informatieketens die onder de wettelijkeverantwoordelijkheid van de gemeenten vallen, met inbegrip van de gegevensverwerking door uitvoeringsorganisaties (‘bewerkers’). Ook fungeert de FG als bijzondere ombudsman in de gevallen dat gemeenten privacy-gerelateerde verzoeken of klachten niet naar tevredenheid afhandelen. De FG is tenslotte degene die voor de gemeenten Midden Limburg de relaties onderhoudt met landelijke privacytoezichthouders, met name het College Bescherming Persoonsgegevens.

Voor de invulling van de positie van FG, zoeken de gemeenten Midden Limburg eenmultidisciplinaire senior die onafhankelijk en oplossingsgericht de FG-functie kan helpenopbouwen, maar toch een teamspeler is. Kandidaten dienen affiniteit te hebben metgemeentelijke bedrijfsvoering, analytisch en praktijkdeskundig te zijn (kennis van organisaties, processen, ICT, risicomanagement, toetsing), en te beschikken over minimaal 4 jaar ervaring in een vergelijkbare positie. Vooral dienen kandidaten te beschikken over aantoonbare expertise op het gebied vanprivacywetgeving. Houderschap van het CIPM-certificaat dat wordt uitgegeven door de internationale organisatie van privacy professionals IAPP is een voordeel. Naast vakinhoudelijke kwaliteiten dient de FG te beschikken over gevoel voor interne en externe verhoudingen, en vaardigheden op het gebied van public relations en regulatory affairs.

Bijlage B Bijlage toelichting wettelijke kaders

a)Jeugdwet

Grondslag: taken waarvoor verwerking van persoonsgegevens is toegestaan. Voor de volgende taken is in de Jeugdwet een grondslag opgenomen voor verwerking van persoonsgegevens:

  • De toeleidingstaak

  • Jeugdhulpplicht

  • Het doen van een verzoek tot onderzoek aan de raad voor de kinderbescherming

  • Het (laten) uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • De financiering van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Toestemming voor jeugdhulpverlening en dossiervoering Jeugdhulp wordt, met inachtneming van een in de wet vastgelegde informatieplicht, verleend met toestemming van betrokkene, tenzij het hulp betreft in het gedwongen kader (vooral hulp in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering die door de rechter zijn opgelegd). Er zijn twee uitzonderingen hierop:

  • a.

    Voor kinderen met een leeftijd tussen twaalf en zestien jaar: toestemming van ouders met gezag of voogd is dan ook vereist, tenzij betrokkene bij weigering van de toestemming de hulp weloverwogen blijft wensen of indien die hulp kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor betrokkene te voorkomen;

  • b.

    Voor personen van zestien jaar en ouder die niet in staat kunnen worden geacht tot een redelijke waardering van hun belangen ter zake: dan dienen de jeugdhulpverlener en de curator of mentor uit te gaan van een weigering als dit blijkt uit de kennelijke opvatting van betrokkene op basis van eerdere uitingen toen betrokkene nog wel in staat was tot een redelijke waardering van belangen. De jeugdhulpverlener kan hiervan echter afwijken als hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht.

Plicht van jeugdhulpverlener om voor de hulp aan betrokkene een dossier in te richten en bij te houden. Hieraan dient hij desgevraagd een door betrokkene afgegeven verklaring toe te voegen. Er geldt een bewaartermijn van ten minste vijftien jaar. Verder dient het dossier (of delen daarvan) op verzoek van betrokkene binnen drie maanden vernietigd te worden, tenzij aannemelijk is dat bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander of een wettelijke regeling zich hiertegen verzet.

De jeugdhulpverlener dient ervoor zorg te dragen dat hij geen informatie over betrokkene (of inzage in of afschrift van het dossier) aan anderen dan de patiënt verstrekt dan met zijn toestemming; onder deze anderen zijn niet begrepen:

  • rechtstreeks bij de hulpverlening betrokkenen en degenen die de jeugdhulpverlener vervangen, voor zover dit noodzakelijk is voor de taakuitoefening;

  • de curator of mentor van betrokkene; verstrekking geschiedt slechts voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van de ander niet wordt geschaad.

De verstrekking kan ook opgelegd zijn bij of krachtens de wet, in welk geval er geen beperkingen gelden. Verder kan de jeugdhulpverlener altijd besluiten niet te verstrekken in de gevallen dat hij dit in strijd acht met goed hulpverlenerschap.

Alle hierboven genoemde verplichtingen gelden jegens ouders die het gezag over betrokkene uitoefenen of diens voogd indien betrokkene nog geen twaalf jaar oud is. Datzelfde geldt in de gevallen dat betrokkene ouder is dan twaalf jaar maar niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, tenzij betrokkene meerderjarig is en er een mentor of curator is benoemd jegens wie de verplichtingen gelden. Is er geen mentor of curator, dan is de volgorde: schriftelijk gemachtigde, echtgenoot/geregistreerde partner/levensgezel (tenzij deze dat niet wenst), ouder, kind, broer of zus (tenzij deze dat niet wenst).

De verplichtingen zijn echter niet van toepassing als deze niet verenigbaar zijn met zorg van een goed hulpverlener. Ook geldt dat de vertegenwoordiger zijn taak goed dient te vervullen en betrokkene zoveel mogelijk hierbij betrekt. Mocht die zich verzetten, dan kan een verrichting van ingrijpende aard waarvoor geen toestemming is verleend slechts worden uitgevoerd indien zij kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor betrokkene te voorkomen.

Gebruik Burgerservicenummer.

De gecertificeerde instelling, de jeugdhulpaanbieder, de raad voor de kinderbescherming en het college (lees: de gemeente) dienen bij hun taakuitoefening gebruik te maken van het Burgerservicenummer van betrokkene, uitgezonderd uitwisseling van gegevens in het kader van de jeugdreclassering ten behoeve van het strafrecht en uitgezonderd situaties waar afwijking van deze regel noodzakelijk is in verband met spoedeisende gevallen. Om als gemeente conform de wettelijke eisen te zorgen voor de uitvoering van reclassering en jeugdhulp in dat kader, is geregeld dat de Minister van Justitie en Veiligheid aan een door het college aangewezen ambtenaar of aan een door het college aangewezen en onder zijn verantwoordelijkheid werkzame functionaris het Burgerservicenummer kan verstrekken van een jeugdige ten aanzien ten aanzien van wie dat bepaald is in een strafrechtelijke beslissing.

b)Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Bevoegdheid toezichthouders

Toezichthoudende ambtenaren mogen voor zover dat noodzakelijk is in het kader van hun taak inzage in dossiers vragen, met dien verstande dat zij gebonden zijn aan dezelfde geheimhoudingsplicht als die op de aanbieder van toepassing is. Uitzonderingen: bij wilsonbekwaamheid van betrokkene of indien noodzakelijk ter bescherming van cliënten.

Grondslag: taken waarvoor verwerking van persoonsgegevens is toegestaan

Om te beoordelen of iemand in aanmerking komt voor een Wmo-voorziening, een Pgb of om het verhaalsrecht uit te oefenen, mogen de uit onderzoek verkregen persoonsgegevens, waaronder gezondheidsgegevens, worden verwerkt. Persoonsgegevens van de mantelzorger van cliënt mogen worden verwerkt voor zover deze noodzakelijk zijn om te bepalen welke hulp deze aan de cliënt kan bieden en voor zover deze zijn verkregen van de cliënt of de mantelzorger en deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wet. Een soortgelijke bepaling is opgenomen met betrekking tot persoonsgegevens van andere personen in het sociaal netwerk van de cliënt. Indien uit een melding een redelijk vermoeden van huiselijk geweld kan worden afgeleid, mag Veilig Thuis (AMHK) in het kader van haar taakuitvoering persoonsgegevens registreren van personen die bij het huiselijk geweld betrokken zijn. Gemeente mag bepaalde persoonsgegevens verstrekken aan aanbieders van Wmo voorzieningen, het CAK, de instantie die de eigen bijdrage int, de Sociale Verzekeringsbank en toezichthoudende ambtenaren.

Toestemmingsvereiste bij afstemming van hulp in kader van uitvoering van andere wetten en bij opvragen persoonsgegevens bij zorgverzekeraar

Ondubbelzinnige toestemming van betrokkene is vereist voor verwerking van persoonsgegevens van betrokkene zelf dan wel van personen in zijn directe omgeving, met het oog op een goede afstemming van de hulp in het kader van aan de gemeente opgedragen taken in andere wetten (Jeugdwet, Participatiewet, Wet gemeentelijke schuldhulpverlening), ervan uitgaande dat dit noodzakelijk is voor uitvoering van wet. Dat geldt ook voor persoonsgegevens van betrokkene die worden opgevraagd bij een zorgverzekeraar.

Uitzondering op toestemmingsvereiste bij verstrekken gegevens aan Veilig Thuis / AMHK

Derden die beroepshalve beschikken over inlichtingen die kindermishandeling kunnen beëindigen of nodig zijn om een redelijk vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken, kunnen deze gevraagd en ongevraagd aan Veilig Thuis (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling / AMHK) verstrekken zonder toestemming van degene die het betreft, indien nodig met doorbreking van de plicht tot geheimhouding op grond van de wet hun ambt of beroep.

Identificatieplicht

Cliënt is verplicht om zich te identificeren bij de aanbieder van een maatwerkvoorziening.

Gebruik Burgerservicenummer

Gemeente, Veilig Thuis (AMHK), aanbieders, toezichthouders en andere uitvoerende instanties zijn verplicht bij verstrekkingen gebruik te maken van het Burgerservicenummer van betrokkene.

Informatieplicht bij meldingen Veilig Thuis (AMHK)

Bij meldingen bij Veilig Thuis (AMHK) door een ander dan betrokkene, wordt betrokkene zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken, hiervan op de hoogte gesteld. Uitstel is alleen mogelijk als dit noodzakelijk is om een situatie van huiselijk geweld te beëindigen of een redelijke vermoeden daarvan te onderzoeken.

Uitoefening privacy-rechten bij Veilig Thuis (AMHK)

Geclausuleerd recht op inzage, afschrift en vernietiging van persoonsgegevens op verzoek van betrokkene.

Gebruik persoonsgegevensvoor onderzoek

Het recht om zonder voorafgaande toestemming van betrokkene persoonsgegevens te verstrekken ten behoeve van statistiek of wetenschappelijk onderzoek. Hierbij gelden strenge voorwaarden als uitwerking van de principes van subsidiariteit en proportionaliteit. Ook geldt de restrictie dat betrokkene niet uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt.

c)Participatiewet

De Wet werk en bijstand is per 1 januari 2015 overgegaan in de Participatiewet. Vanaf dat moment is deze wet toegankelijk voor een bredere doelgroep, die voorheen een beroep deed op de Wet Wajong (Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten) of de Wsw (Wet sociale werkvoorziening).

Gegevensverwerking en Suwinet (Inkijk)

Gegevensverwerking in de Participatiewet is geregeld conform een gesloten verstrekkingsregime om zo de privacy van burgers binnen de sociale zekerheid zo goed mogelijk te waarborgen. Dat regime houdt in dat Werk en Inkomen gegevens uitsluitend worden hergebruikt als daar een wettelijke grondslag voor is of als de burger daar toestemming voor heeft gegeven. Bij het uitvoeren van de Participatiewet maakt Werk en Inkomen gebruik van de landelijk beschikbare applicatie Suwinet-Inkijk. Suwinet-Inkijk mag niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van de Participatiewet gebruikt worden. Via deze Inkijk mogen gegevens in het kader van de Wet structuur en uitvoeringorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) en de Wbp tussen organisaties binnen het SUWI-stelsel worden uitgewisseld. Maar gegevens van werkzoekenden mogen in beginsel alleen aan organisaties buiten SUWI worden verstrekt als daar een uitdrukkelijke wettelijke grondslag of verplichting voor bestaat of als de cliënt daar toestemming voor heeft gegeven. Het team burgerzaken kan Suwinet vanaf medio 2013 raadplegen t.b.v. het doen van adresonderzoeken.

Grondslag voor verwerking gegevens werkzoekende, inlichtingenplicht

De uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van werk en inkomen brengt mee dat er veel privacygevoelige gegevens worden verwerkt. Zo wordt aan werkzoekenden in verband met hun arbeidsinschakeling gevraagd naar hun tijdsbesteding en dagritme, maar ook naar het gebruik van alcohol en verdovende middelen. Verder worden vragen gesteld over medische aangelegenheden, zoals over het gebruik van geneesmiddelen, over lichamelijke beperkingen en over de aanwezigheid van sociale of psychische problemen. Een werkzoekende heeft de verplichting om mee te werken en de gevraagde gegevens te verstrekken. Een werkzoekende heeft echter ook recht op privacy. De gemeente moet daarom altijd aan de cliënt duidelijk kunnen maken waarom het noodzakelijk is dat hij bepaalde gegevens aan de gemeente verstrekt. Een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer mag alleen plaatsvinden als daar een wet aan ten grondslag ligt en de inbreuk noodzakelijk is in het kader van de uitvoering van die wet.

Grondslag voor verwerking gegevens van verwanten/huisgenoten

Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan gegevens van verwanten van de werkzoekende. De gemeente heeft soms gegevens nodig van kinderen of inwonende ouders van de werkzoekende. Het gaat dan bijvoorbeeld om inkomensgegevens van meerderjarige kinderen in verband met de afdracht van kostgeld en de berekening van het gezinsinkomen of om inkomensgegevens van de ex-partner in verband met de afdracht van alimentatie. Het verstrekken van deze gegevens wordt door de betrokkenen doorgaans ervaren als een grote inbreuk op hun privacy. Daarom dient het vragen van gegevens van derden tot een minimum beperkt te blijven. Gegevens van verwanten kunnen nodig zijn om bijvoorbeeld het gezinsinkomen te bepalen of om vast te stellen of de aanvrager wel recht heeft op een uitkering. Ook hierbij geldt dat als de gemeente deze gegevens vraagt van verwanten/huisgenoten, voor deze mensen de noodzaak tot verstrekking van hun gegevens, in relatie tot de uitkering van de werkzoekende, duidelijk dient te zijn.

Inlichtingenverplichting instanties

In de Participatiewet zijn de instanties vermeld die verplicht zijn om kosteloos opgaven en inlichtingen aan de gemeente te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wet.

Voor de niet vermelde instanties geldt dat zij zelf dienen af te wegen of verstrekking van de gegevens aan de gemeente verenigbaar is met het doel waarvoor zij de gegevens verkregen hebben en gebruiken. In een aantal gevallen is het instanties (of personen) verboden om inlichtingen aan de gemeente te verstrekken. Het gaat dan om personen die uit hoofde van hun beroep of functie een geheimhoudingsplicht hebben, waaronder met name medici en paramedici op grond van de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), de Wet Beroepsbeoefenaren individuele gezondheidszorg (BIG) of hun beroepscode. Denk bijvoorbeeld aan huisartsen, keuringsartsen en psychologen. Gegevensverstrekking aan de gemeente door personen of instanties met een geheimhoudingsplicht kan alleen na (vrijwillig gegeven) schriftelijke toestemming van de werkzoekende (machtiging). Verder is in de Participatiewet vastgelegd dat bij verstrekkingen door het college, het Inlichtingenbureau en de in de wet genoemde instanties geldt dat zij, indien daartoe bevoegd, gebruik dienen te maken van het Burgerservicenummer.

Geheimhoudingsplicht, wettelijke grondslag of toestemming voor verstrekking

Voor een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de Participatiewet geldt een geheimhoudingsplicht: wat hem wordt medegedeeld mag niet verder worden bekend gemaakt dan voor de uitvoering van de wet noodzakelijk is dan wel op grond van de wet is voorgeschreven of toestaan. Verstrekking aan niet bij wet of regeling benoemde instanties is alleen met schriftelijke toestemming van de werkzoekende mogelijk. Wel kunnen desgevraagd gegevens aan derden worden verstrekt ten behoeve van wetenschappelijke onderzoek of statistiek voor zover de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Indien er een wettelijke grondslag is voor verstrekking aan de gemeente, dient de verstrekker na te gaan of degene aan wie hij de gegevens verstrekt redelijkerwijs bevoegd is te achten om die gegevens te verkrijgen.

Geen algemene machtiging en geen dwang

Algemeen geformuleerde machtigingen waarmee de werkzoekende toestemming geeft aan derden om inlichtingen te verschaffen aan de gemeente zijn niet toegestaan. In een machtiging moet staan bij wie de gegevens opgevraagd worden en om welke gegevens het gaat. De machtiging kan slechts betrekking hebben op een specifiek geval en mag dus niet algemeen geformuleerd worden. Een machtiging dient vrijwillig door een werkzoekende getekend te worden. Een machtiging mag niet gekoppeld zijn aan een formulier dat de werkzoekende verplicht is in te vullen. Dit wekt namelijk de indruk dat de werkzoekende ook verplicht is om de machtiging te tekenen

Bestandsvergelijking

Er zijn verschillende vormen van bestandsvergelijking, de wettelijk verplichte en de niet wettelijk verplichte (themacontroles). Bij wet is geregeld dat het Inlichtingenbureau (IB) de bestanden van een aantal organisaties binnen de keten van werk en inkomen met elkaar vergelijkt. Is er ergens sprake van overlap, dan stuurt het IB een samenloopsignaal naar de organisatie die hier belang bij heeft. Deze organisatie zoekt het signaal uit en onderneemt indien nodig actie in de richting van de werkzoekende. Bij bestandsvergelijkingen in het kader van themacontroles zijn er twee varianten:

geanonimiseerde bestandsvergelijking en de vergelijking waaruit tot het individu herleidbare gegevens voortkomen. Geanonimiseerde bestandsvergelijkingen kunnen statistisch materiaal opleveren over bepaalde risicofactoren. Deze gegevens kunnen gebruikt worden voor het opstellen van een risicoprofiel. Over geanonimiseerde bestandsvergelijkingen hoeft de werkzoekende niet te worden geïnformeerd. Voorwaarde hiervoor is wel dat de gegevens op geen enkele manier te herleiden zijn (of zullen worden) tot individuele personen. De Participatiewet staat het vergelijken van bestanden met de daar genoemde organisaties toe mits voldaan is aan een aantal criteria. Zo moet de bestandsvergelijking ten eerste noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de Participatiewet. Verder moet bestandsvergelijking niet een te zwaar middel zijn in verhouding tot het doel dat men wil bereiken (het proportionaliteitsbeginsel). Ook moet het doel niet op een andere wijze, die minder belastend is voor de persoonlijke levenssfeer, kunnen worden bereikt. Dit is het zogenoemde subsidiariteitsbeginsel.

Het ontvangen van tips

Nadat een tip is binnengekomen beoordeelt de gemeente of deze verwerkt mag worden. Alleen rechtmatig verkregen tips mogen verwerkt worden. Een ander aandachtspunt is de plicht van de gemeente de werkzoekende op de hoogte te stellen van het feit dat zij informatie over hem verkregen heeft. Op grond van de Wbp is het mogelijk om de informatieplicht op te schorten in het belang van het onderzoek. De werkzoekende moet na afloop van het onderzoek alsnog geïnformeerd worden over de met de tip verkregen gegevens en de wijze waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden. Deze verplichting geldt ongeacht het resultaat van het onderzoek. De werkzoekende wordt dus ook geïnformeerd over een onderzoek dat geen fraude aan het licht heeft gebracht.

d)Boek 1 Burgerlijk Wetboek

Hierin zijn diverse bepalingen opgenomen met betrekking tot het door de rechter opleggen en het door gecertificeerde instellingen uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen. Verschaffen van inlichtingen aan Raad voor de Kinderbescherming. Degene die op grond van de wet, ambt of beroep tot geheimhouding verplicht is, kan zonder toestemming van degene die het betreft, aan de raad voor de kinderbescherming inlichtingen verschaffen, indien dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken van de raad.

e)Algemene wet bestuursrecht

Ambtsgeheim.

Hierin is een bepaling opgenomen die geheimhouding oplegt aan een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan ten aanzien van ‘gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden’. Dat geldt ook voor de instellingen en de daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden ingeschakeld of de die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen. Naar dit ambtsgeheim wordt vervolgens ook weer in andere wetten verwezen, zoals de Wet bescherming persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering.

f)Wet publieke gezondheid

Meldingsplicht infectieziekten, dossierplicht jeugdgezondheidszorg

Hierin is een meldingsplicht geregeld voor bepaalde besmettelijke ziekten (artsen mogen de hierop betrekking hebbende persoonsgegevens zonder toestemming van betrokkene verstrekken), alsmede de plicht om voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg een digitaal bestand bij te houden.

g)Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)

Titelbescherming, tuchtrechtspraak, medisch beroepsgeheim

Deze wet gaat over de kwaliteit van de beroepsuitoefening, met onder meer bepalingen over titelbescherming en tuchtrechtspraak. Tevens is in deze wet de plicht opgenomen om ‘geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim ter kennis van hem is gekomen of wat daarbij ter kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijke karakter had moeten begrijpen’.

h)Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)

Doelbinding, informatieplicht, privacy-rechten

Geeft, ter uitvoering van art. 10 van de Grondwet, aanvullende regels voor gebruik van persoonsgegevens teneinde het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer te waarborgen. Doelbinding, transparantie (uitgewerkt in informatieplicht en privacy-rechten), proportionaliteit en subsidiariteit zijn hierbij kernbegrippen.

i)Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo)

Geheimhoudingspicht, dossierplicht, positie wilsonbekwamen

Deze wet is van toepassing op handelingen met betrekking tot de geneeskunst. Geeft bepalingen met betrekking tot geheimhoudingsplicht, dossierplicht, positie meerderjarige wilsonbekwame patiënten en minderjarigen. Wat betreft verwerking van persoonsgegevens zijn er kleine verschillen tussen Wgbo en de Wbp, waarbij de Wgbo, als lex specialis, voorgaat voor zover toepassing van beide wettenstrijdigheid zou opleveren. De Wgbo geeft de patiënt het recht om een aanvulling in het dossier op te nemen (in Wgbo is alleen het recht opgenomen om onjuiste gegevens te corrigeren), kent een ongeclausuleerd vernietigingsrecht (in Wbp is verwijderingsrecht wel aan voorwaarden gebonden) en kent een bewaartermijn van vijftien jaar (Wbp kent geen vaste bewaartermijn, maar zegt wel dat persoonsgegevens niet langer bewaard worden dan noodzakelijk is).

j)Wet politiegegevens

Incidentele en structurele verstrekkingen door politie

De Wet politiegegevens kent een gesloten verstrekkingensysteem. Dat wil zeggen dat limitatief is benoemd aan wie de politie in het kader van de taakuitoefening gegevens mag verstrekken (dit is uitgewerkt in het Besluit politiegegevens). Op degenen die deze gegevens vervolgens ontvangen, rust een eveneens in deze wet geregelde geheimhoudingsplicht die een verbijzondering is ten opzichte van de algemene geheimhoudingsplicht in de Awb en de Wbp. Uitzondering op deze geheimhoudingsplicht is er als de wet dat voorschrijft of de gegevens noodzakelijk zijn om een taak uit te voeren. Bijvoorbeeld kan in het kader van de Jeugdwet de gemeente gegevens van de politie ontvangen over gedragingen van een jeugdige en deze delen met de Raad voor de Kinderbescherming en gecertificeerde instellingen met het oog op de voorbereiding van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering.

Is de verstrekking niet expliciet benoemd, dan kunnen in bijzondere gevallen, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang en in overeenstemming met het bevoegd gezag politiegegevens incidenteel worden verstrekt aan personen of instanties voor de volgende doeleinden:

  • a.

    het voorkomen en opsporen van strafbare feiten;

  • b.

    het handhaven van de openbare orde;

  • c.

    het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven;

  • d.

    het uitoefenen van toezicht op het naleven van regelgeving.

Dat kan ook structureel zijn indien dit is ten behoeve van een samenwerkingsverband van politie met personen en instanties. In dat geval worden extra eisen gesteld aan de vastlegging van de daarop betrekking hebbende beslissing. Bij incidentele verstrekkingen moet mendenken aan crisisachtige situaties, bijvoorbeeld wanneer er een KIZ-aanpak is (KIZ:Kleinschalige Incidenten of Zedenzaken). Bij structurele meldingen gaat het altijd om via een convenant/reglement vastgelegde verstrekkingen, zoals bijvoorbeeld bij de aanpak van veelplegers in het kader van het Veiligheidshuis of de aanpak van jeugdoverlast in het kader van een wijkgerichte, sluitende aanpak.

k)Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens

Verstrekkingen strafvorderlijke gegevens door OM

Deze wet stelt regels met betrekking tot de verwerking van justitiële gegevens inpersoonsdossiers en de verklaring omtrent het gedrag.

Regelt onder andere dat het College van procureurs-generaal (namens het Openbaar Ministerie) strafvorderlijke gegevens kan verstrekken aan personen of instanties (waaronder met name de burgemeester) voor de volgende doeleinden:

  • a.

    het voorkomen en opsporen van strafbare feiten,

  • b.

    het handhaven van de orde en veiligheid,

  • c.

    het uitoefenen van toezicht op het naleven van regelgeving,

  • d.

    het nemen van een bestuursrechtelijke beslissing,

  • e.

    het beoordelen van de noodzaak tot het treffen van een rechtspositionele of

  • f.

    tuchtrechtelijke maatregel,

  • g.

    het verlenen van hulp aan slachtoffers en anderen die bij een strafbaar feit betrokken zijn, of

  • h.

    het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling door een persoon of instantie die met een publieke taak is belast.

Die verstrekking moet noodzakelijk zijn met het oog op een zwaarwegend belang of de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte. Bovendien moet redelijkerwijs worden voorkomen dat de gegevens herleidbaar zijn tot een andere dan betrokkene. Veel verstrekkingen aan de burgemeester met het oog op orde en veiligheid vallen hieronder, bijvoorbeeld ook in verband met diens taakuitoefening in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod.

l)Wetboek van strafvordering

Verschoningsrecht

De wet biedt getuigen in een rechtszaak die gebonden zijn aan een geheimhoudingsplicht op grond van een ambts- of beroepsgeheim de mogelijkheid om zich te verschonen, te weigeren een antwoord te geven. Ook kan het zijn dat om die reden de in de wet geregelde aangifteplicht niet geldt. Het is aan de rechter om te bepalen of en in welke mate het verschoningsrecht van toepassing is, wat neer komt op een belangenafweging.

m)Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Identificatieplicht en uitwisseling gegevens

Deze wet heeft tot doel het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg. Voor een goede werking van de wet zal er sprake zijn van informatie-uitwisseling . Betrokkene moet zich bij aanmelding in het kader van deze wet legitimeren. Ten behoeve van een integraal overheidsoptreden ten aanzien van de voorkoming en bestrijding van onrechtmatig gebruik van overheidsgelden en overheidsvoorzieningen op het terrein van de sociale zekerheid en de inkomensafhankelijke regelingen, de voorkoming en bestrijding van belasting- en premiefraude en het niet naleven van de arbeidswetten, wordt samengewerkt door de colleges van burgemeester en wethouders, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank.

n)Wet basisregistratie personen (Wet BRP)

Verstrekkingen aan andere overheidsorganen en derden

Deze wet vormt het algemeen kader voor de uitvoering van de zogenaamde ‘basisregistratie personen’ door de overheid (BRP was voorheen GBA: gemeentelijke basisadministratie). Geregeld is onder meer in welke gevallen de gemeente gegevens uit deze registratie mag verstrekken aan andere overheidsorganen of derden. In het kader van deze wet kan onder bepaalde voorwaarden toegang worden verleend tot (delen) van de basisregistratie.

o)Wet algemene bepalingen Burgerservicenummer / Wet gebruik Burgerservicenummer in de zorg

Gebruik Burgerservicenummer

Deze wetten verplichten de overheid en zorgaanbieders om bij hun taakuitoefening gebruik te maken van Burgerservicenummers. Ook is hierin een legitimatieplicht geregeld. Dat moet zorgen voor minder fouten bij gegevensuitwisseling, voorkomen van persoonsverwisseling, eenvoudiger declareren en betere bescherming tegen identiteitsfraude.

Bijlage C Privacymatrix

Privacy Matrix

INTERN

EXTERN

DOCUMENTEN

A

Externe

B - Medewerker

C

Burger

D - Samenwerkende Instantie (SI)

E

Medewerker bij SI

F

Bewerker (BW)

G - Medewerker bij BW

H

Externe (niet-bewerker)

Collectief

1. Privacy beleid

1

1

1

1

1

1

2. Convenant/overeenkomst

2

3. Privacy Reglement

3

3

3

4. Bewerkersovereenkomst

4

Indiv.

5. Geheimhoudingsverklaring

5

5

5

5

6. Privacy Protocol

6

6

6

6

6

SI : Samenwerkende Instantie

BW : Bewerker in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens

Documenten

  • 1.

    In een Privacy Beleid staat wat de uitgangspunten inzake privacy zijn voor de gemeente. Dat moet kort, simpel en transparant verwoord zijn. Het is een publiek document (Internet/Intranet) dat voor een breed publiek toegankelijk moet zijn. Het beleid is intern en extern van toepassing. Voor burgers is het een statement, voor alle andere partijen bevat het bindende uitgangspunten voor samenwerking.

  • 2.

    In een Convenant wordt contractueel omschreven wat het doel van de overeenkomst is en wordt naar het Privacy Reglement verwezen naar welke regels er gelden m.b.t. de informatiebeveiliging en in het verlengde daarvan de privacy. Te denken valt ook aan de inkoopovereenkomst en uitvoeringsovereenkomst bij subsidiebesluiten. Ook het enkele subsidiebesluit met daaraan verbonden voorschriften is mogelijk.

  • 3.

    In een Privacy Reglement staat verwoord wat de regels inzake privacy zijn waar partijen zich aan moeten houden. Dat is een nadere uitwerking van het Privacy Beleid, concreet dus. Dat wordt strikt verwoord en heeft de status van Openbaar Reglement. Het is een onderlegger van elke overeenkomst met een externe samenwerkende partij die geen Bewerker is.

  • 4.

    In een Bewerkersovereenkomst wordt contractueel omschreven hoe een externe partij met de bewerking van privacygevoelige informatie om moet gaan, wat het doel van de overeenkomst is en welke regels er gelden m.b.t. de informatiebeveiliging en in het verlengde daarvan de privacy. Het bevat o.a. sancties.

  • 5.

    In een Geheimhoudingsverklaring wordt contractueel omschreven waar een persoon aan gehouden is m.b.t. geheimhouding en privacy. Het is de gepersonaliseerde versie van een reglement. Het bevat o.a. sancties.

  • 6.

    In een Privacy Protocol staan de gedragsregels voor personen die omgaan met privacygevoelige informatie. Als het Privacy Reglement of Convenant het ‘Wat’ omschrijft, dan gaat een protocol over ‘Hoe’.

Partijen (collectief) en Individuen

  • A.

    Een Externe die onder direct gezag van de gemeente intern werkzaamheden verricht, zal als onderdeel van het contract met hem/haar of diens werkgever een individuele Geheimhoudingsverklaring moeten ondertekenen. Daarbij wordt verwezen naar het Privacy Beleid (Internet/Intranet). Ter ondersteuning van de dagelijkse praktijk krijgt de externe ook het Privacy Protocol overhandigd.

  • B.

    Een Medewerker die onder direct gezag van de gemeente werkzaamheden verricht, legt de ambtseed af. Binnen de gemeentelijke cao zijn de sancties vermeld die betrekking hebben op het schenden van de ambtseed. Dat dekt het formele aspect van geheimhouding. Daarnaast wordt verwezen naar het Privacy Beleid (Internet/Intranet). Ter ondersteuning van de dagelijkse praktijk krijgt de medewerker ook het Privacy Protocol overhandigd.

  • C.

    Een Burger zoekt naar houvast en transparantie over hoe de gemeente met informatiebeveiliging en diens privacy omgaat. Dat staat helder verwoord in het Privacy Beleid. Ook wil hij weten wat de regels zijn, met name die hem aangaan over inlichten, bezwaren en klachten. Hier voorziet het Privacy Reglement in.

  • D.

    Een Samenwerkende Instantie trekt samen met de gemeente op in uitvoering van taken namens de gemeente. Dat betekent dat deze zoveel mogelijk gefaciliteerd moeten worden en dat de gemeente een extra verantwoordelijkheid heeft in het afdwingen van regels en protocollen op grond van haar eigen expertise en verantwoordelijkheid.

  • E.

    Het bovenstaande uit punt D strekt zich dan per definitie uit naar een Medewerker/Vrijwilliger bij de Samenwerkende Instantie, die daar taken uitvoert waarbij het in geding komen van de informatieveiligheid of privacy van burgers altijd de gemeente aangerekend zal worden.

  • F.

    Een Bewerker is een professionele partij die namens de gemeente gegevens opslaat en mogelijk ook bewerkt. Hiertoe sluiten partijen een contract af, waarbij de informatieveiligheid en privacy voorzieningen die de Bewerker treft in de Bewerkersovereenkomst benoemd worden. Hierin staat o.a. dat een Geheimhoudingsverklaring en Privacy Protocol expliciet tot de interne verantwoordelijkheid van de Bewerker horen.

  • G.

    Het bovenstaande uit punt F strekt zich dan per definitie uit naar een Medewerker bij de Bewerker, die daar taken uitvoert waarbij het in geding komen van de informatieveiligheid of privacy van burgers direct de Bewerker contractueel aangerekend zal worden. De bewerker organiseert zichzelf op dit punt en is daarop contractueel aanspreekbaar.

  • H.

    Een Externe die in opdracht van de gemeente (extern) werkzaamheden verricht, zal als onderdeel van het contract met hem/haar of diens werkgever een individuele Geheimhoudingsverklaring moeten ondertekenen. Daarbij wordt verwezen naar het Privacy Beleid (Internet/Intranet). Ter ondersteuning van de dagelijkse praktijk krijgt de externe ook het Privacy Protocol overhandigd.