Regeling vervallen per 21-02-2023

Treasurystatuut 2017 Gemeente Leudal

Geldend van 01-01-2017 t/m 20-02-2023

Intitulé

Treasurystatuut 2017 Gemeente Leudal

Inleiding

Onder treasury wordt verstaan het sturen en beheersen van , het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de hieraan verbonden financiële risico’s.

In de Gemeentewet en de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido) zijn de kaders vastgesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. Gemeente Leudal onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Dit statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.

Het wettelijk kader

De Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen geven het bindende kader voor de uitoefening van de treasury van de gemeenten. De onderliggende regelingen zijn:

  • o

    de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (ruddo);

  • o

    de uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden;

  • o

    het besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden;

  • o

    de regeling ontheffing gemeentelijke kredietbanken en nazorgfondsen;

  • o

    regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

Op grond van artikel 212 Gemeentewet is de gemeente verplicht een financiële verordeningvast te stellen. In de financiële verordening worden de kaders van het beleid vastgelegd. Deze kaders zijn:

  • o

    Het treasurystatuut gemeente Leudal; In het treasurystatuut is de ‘beleidsmatige infrastructuur’ van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. De raad stelt het treasurystatuut vast.

  • o

    De paragraaf financiering. Deze paragraaf maakt onderdeel uit van zowel de begroting als de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens en de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.

Randvoorwaarde treasurybeleid

Het treasurystatuut kent de kwalitatieve randvoorwaarde dat bankieren met winstoogmerk door decentrale overheden niet is toegestaan. Het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen evenals het verlenen van garanties en het verstrekken van geldleningen zijn alleen toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak, en dus niet voor het behalen van rendement.

Leeswijzer

In het treasurystatuut wordt allereerst het begrippenkader toegelicht en worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Vervolgens worden deze geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury te weten: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Tot slot komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

Treasurystatuut

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal;

Gelet op de verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

I. Begrippenkader en doelstellingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Autorisatie Een zelfstandige, inhoudelijke afweging waarbij de overwegingen hiervan schriftelijk zijn vastgelegd;

  • -

    Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Financiële instelling Een instelling als bedoeld in artikel1, onder b, van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

  • -

    Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjarig investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Intradaggeldlimiet De intradaggeldlimiet geeft het maximale bedrag weer dat de gemeente per dag van de schatkistbankierenwerkrekening ten laste van de rekening-courant bij de schatkist kan opnemen;

  • -

    Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) kunnen nakomen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van onmacht om geldelijke verplichtingen na te komen;

  • -

    Liquiditeitenbeheer Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • -

    Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • -

    Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Rentevisie Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

  • -

    Schatkistbankieren Decentrale overheden dienen al hun overtollige middelen aan te houden in de schatkist bij het ministerie van Financiën;

  • -

    Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Valutarisico Het risico dat de wisselkoers van de vreemde valuta verandert, zodat een vordering of schuld in vreemde valuta nadelig wijzigt.

Artikel 2. Doelstellingen

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot –de op basis van de Wet fido beschikbare- financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, valutarisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Gemeentewet, de Wet fido en de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

II. Deelgebieden van treasury

Risicobeheer

Artikel 3. Uitgangspunten

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen, rekeningcourantverstrekkingen of garanties uit hoofde van haar publieke taak uitsluitend verstrekken tegen acceptabele voorwaarden. Hierbij wordt vooraf advies ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;

  • 2.

    De gemeente mag op grond van de Wet fido liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is alleen toegestaan na instemming van de raad. Deze worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Daarnaast moet de derivatentransactie op een verantwoorde wijze geadministreerd kunnen worden en uitsluitend te worden aangegaan onder begeleiding van een extern adviseur welke onder toezicht staat van de Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden overeenkomstig de Wet fido, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend;

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden overeenkomstig de Wet fido, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend;

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5. De rentevisie van de gemeente wordt opgesteld op basis van de rentevisie van in ieder geval de huisbankier.

Artikel 5. Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente Leudal beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasury activiteiten te baseren op een meerjarige liquiditeitenplanning welke een looptijd van vier jaar kent. Deze planning wordt jaarlijks geactualiseerd bij het opstellen van de meerjarenbegroting waarbij tevens rekening wordt gehouden met het meerjarige investeringsprogramma, de bestaande leningenportefeuille en de grondexploitaties.

Artikel 6. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen aan te gaan, te garanderen of te verstrekken in euro’s.

Financiering en garanties

Artikel 7. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne liquiditeiten te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

Artikel 8. Uitzettingen

  • 1. Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren moeten de overtollige liquide middelen boven het drempelbedrag van de gemeente Leudal in rekening-courant en of via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden. Daarnaast is het mogelijk om als decentrale overheid elkaar onderling geld uit te lenen. Hierbij worden de richtlijnen en grensbedragen zoals genoemd in de Wet fido gevolgd.

  • 2. Het drempelbedrag voor de gemeente Leudal bedraagt 0,75% van het begrotingstotaal;

  • 3. De intradaggeldlimiet van de schatkistbankieren-werkrekening bedraagt € 2.500.000.

Artikel 9. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden beoordeeld op marktconformiteit;

  • 2.

    Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Wet fido en de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (ruddo).

Artikel 10 Leningen en garanties

  • 1. De gemeente kan uit hoofde van de publieke taak geldleningen aan derden verstrekken of als borg garant te staan.

  • 2. Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van college te brengen inzake het verstrekken van leningen en garanties groter dan € 50.000,-.

  • 3. Bij het aangaan van leningen of garanties bedingt het college zo veel mogelijk zekerheden.

  • 4. De voorwaarden waaronder de gemeente een lening verstrekt aan geldnemer worden vastgelegd in een lening overeenkomst.

    • Kasbeheer

Artikel 11. Geldstromenbeheer

Met betrekking tot het minimaliseren van de kosten van het geldstromenbeheer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik wordt beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt er tevens op toegezien dat er voldoende liquiditeitspositie is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 12. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van liquiditeiten binnen één rentecompensatie circuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld-leningen, kasgeldleningen en de kredietlimiet op de rekening courant.

Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 13. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd in het mandaat – en ondermandaatbesluit;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      bij iedere transactie zijn minimaal twee functionarissen betrokken (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van het afsluiten van leningen en uitzettingen te versturen naar de adviseur financiën zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 5.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie gecontroleerd door het afdelingshoofd bedrijfsvoering.

Artikel 14. Bevoegdheden

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming en uitvoering. Dit is vastgelegd in het ondermandaatbesluit.

Artikel 15. Informatievoorziening

Om de treasury activiteiten controleerbaar en beheersbaar te maken is een goed functionerende interne en externe informatievoorziening noodzakelijk. Drie typen informatie kunnen hierbij worden onderscheiden:

  • Ø

    Beleidsmatige informatie;

  • Ø

    Operationele informatie;

  • Ø

    Verantwoordingsinformatie (performance rapportages, interne controles etc.).

Naast interne informatie heeft de treasury ook externe informatie nodig zoals informatie met betrekking tot de geld- en kapitaalmarkt en met betrekking tot met de bank afgesloten transacties.

Beleidsmatige informatie

Het treasurystatuut geeft de kaders weer waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De raad stelt daarnaast jaarlijks een treasuryparagraaf bij de begroting vast. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop concreet invulling wordt gegeven aan het treasurybeleid.

De volgende onderwerpen komen in de paragraaf bij de begroting in ieder geval aan de orde:

  • o

    De kasgeldlimiet;

  • o

    De renterisiconorm;

  • o

    De financieringsbehoefte voor de komende 4 jaar;

  • o

    De rentevisie;

  • o

    De rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Operationele informatie

Het opstellen en hanteren van operationele informatie is de verantwoordelijkheid van het afdelingshoofd Bedrijfsvoering.

De belangrijkste operationele informatie die ten alle tijden beschikbaar moet zijn:

  • o

    Actuele liquiditeitsplanning;

  • o

    Afgesloten transacties;

  • o

    Bancaire afspraken.

Verantwoordingsinformatie

De verantwoording over het uit te voeren treasurybeleid vindt plaats binnen de reguliere planning & control cyclus. Daarnaast wordt in de treasuryparagraaf bij de jaarrekening het uitgevoerde beleid geëvalueerd. In de evaluatie wordt weergegeven in hoeverre de beleidsvoornemens uit de paragraaf bij de begroting zijn uitgevoerd en wat de oorzaken zijn van eventuele afwijkingen.

Om een goede vergelijkbaarheid mogelijk te maken dienen de indeling en de onderwerpen van de evaluatie aan te sluiten bij de treasuryparagraaf van de begroting van het betreffende jaar.

Inwerkingtreding

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1. Dit treasurystatuut treedt in werking op 1 januari 2017;

  • 2. Dit statuut wordt aangehaald als Treasurystatuut Gemeente Leudal 2017;

  • 3. Het Treasurystatuut van 1 januari 2015 wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten tijdens de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal van 6 december 2016.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN LEUDAL
De secretaris De burgemeester
D.J.E. Noppers A.H.M. Verhoeven MPM

Nota-toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor risicobeheer, gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille) en kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

 

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient ervoor gezorgd te worden dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. Treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

 

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

 

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

 

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo laag mogelijk rentekosten zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de gemeente is immers géén winstgerichte organisatie. Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

   

Artikel 3 lid 1

De Wet fido stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido aangegeven dat het gemeentebestuur de publieke taak bepaalt. De ambtelijke organisatie adviseert over de financieringsvoorwaarden en de gevolgen voor de financiële positie van de gemeente.

Artikel 3 lid 2

De Wet fido kent ook een bepaling voor onderling lenen. Dit betreft het uitzetten van overtollige middelen bij andere decentrale overheden als alternatief voor het aanhouden van deze middelen in de schatkist. Er mag geen sprake van een toezichtrelatie tussen betreffende decentrale overheden.

 

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie omtrent dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een extern adviseur.

 

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

 

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

 

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen dan wel uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

 

Artikel 4 lid 4

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht

    

Artikel 5

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito). Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten. Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de financiële administratie juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige organisatieonderdelen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

 

Artikel 7 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

 

Artikel 7 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren worden zoveel mogelijk de intern beschikbare liquiditeiten gebruikt.

 

Artikel 7 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geld gevende partij kunnen worden vastgesteld.

 

Artikel 7 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

 

Artikel 8 lid 1

Schatkistbankieren houdt in dat dagelijks aan het einde van de dag de liquide middelen bij een overschot worden afgeroomd en bij een tekort worden aangevuld van uit de schatkist. Hiervoor heeft de gemeente een nieuwe werkrekening schatkistbankieren moeten openen bij de Bank van Nederlandse Gemeenten.

 

Indien de gemeente dat wenst kan een deel van de overtollige middelen op de rekening courant bij de schatkist voor langere tijd worden vastgezet in een of meer deposito’s.

Bij voortijdige beëindiging van een deposito wordt de actuele marktwaarde van het deposito uitgekeerd.

 

Schatkistbankieren kent ook een bepaling over onderling lenen. Dit betreft het uitlenen van overtollige middelen tussen decentrale overheden als alternatief voor het aanhouden van middelen in de schatkistkist. Het gaat daarbij expliciet over leningen die verstrekt worden in het kader van de publieke taak en indien tussen de desbetreffende decentrale overheden geen sprake is van een toezichtrelatie.

    

Artikel 8 lid 2

De gemeente mag een bepaald bedrag aan middelen buiten de schatkist van het Rijk aanhouden. Gerekend over een heel kwartaal mag het op dag basis buiten ‘s Rijks schatkist aangehouden bedrag gemiddeld niet hoger zijn dan het drempelbedrag. Dit drempelbedrag wordt bepaald op basis van 0.75% van het begrotingstotaal van de gemeente Leudal.

 

Artikel 8 lid 3

De intradaggeldlimiet is het maximum bedrag dat gedurende de dag rood mag worden gestaan op de werkrekening schatkistbankieren.

 

Artikel 9

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten.

 

Artikel 11 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

 

Artikel 11 lid 2

Het elektronisch laten uitvoeren van het betalingsverkeer bank heeft als voordeel dat de kosten kunnen worden geminimaliseerd.

 

Artikel 12 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen -courant van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij een bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatie circuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

 

Artikel 12 lid 2

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietfaciliteit op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

 

Artikel 13

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

 

Artikel 15

Dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente .