Regeling vervallen per 02-08-2022

Beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2017-2020

Geldend van 06-02-2018 t/m 01-08-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2017

Intitulé

Beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2017-2020

Voorwoord

Het opstellen van een Beleidsplan VTH is een wettelijke verplichting waar de gemeente iedere vier jaar uitvoering aan dient te geven. De gemeente is hierbij deels gebonden aan landelijke en regionale verplichtingen en daardoor is het niet altijd mogelijk om op de inhoud van het beleidsplan invloed uit te oefenen.

Echter, het plan geeft ook ruimte om de visie en ambitie van het bestuur weer te geven hoe op lokaalniveau de VTH-taken worden opgepakt.

De gemeente Leudal hecht er belang aan om aan haar inwoners en ondernemers te laten zien dat de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) op een transparante en uniforme wijze worden uitgevoerd. De gemeente streeft er naar om dit te doen met minder regels maar treedt handhavend op wanneer een situatie dit vraagt. Hierbij wordt het uitgangspunt gehanteerd dat het willens en wetens niet naleven van wettelijke bepalingen niet mag lonen. Bij een overtreding zal dan ook handhavend worden opgetreden.De gemeente Leudal zal naar aanleiding van klachten, meldingen of handhavingsverzoeken dan ook onaangekondigde controles blijven uitvoeren.

Met het Beleidsplan VTH heeft de gemeente een integraal beleid geformuleerd voor de taakvelden vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de periode 2017-2020.

Inleiding

Voor u ligt het beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving Leudal 2017-2020. In dit document legt de gemeente de kaders vast voor de uitvoering van de gemeentelijke VTH-taken. Deze kaders vormen de basis voor een jaarlijks uitvoeringsprogramma. Het vaststellen van een VTH-beleidsplan en –uitvoeringsprogramma is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) en de Wet Vergunningen, Toezicht en Handhaving (verder: Wet VTH) een bevoegdheid van het college. Het college brengt deze stukken, op grond van voornoemde wet, na vaststelling in ieder geval ter kennis van de raad. Het college vindt de mening van de raad over dit onderwerp echter dermate belangrijk dat het er voor heeft gekozen om het beleidsplan vast te laten stellen door de raad.

Waar in dit stuk wordt gesproken over VTH-taken zijn bedoeld de gemeentelijke taken ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen de beleidsvelden ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, brandveiligheid, natuur en landschap (samen de Wabo-taken genoemd), de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) en de Bijzondere wetten (samen de + taken genoemd).

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, beter bekend als de Wabo, die op 1 oktober 2010 in werking is getreden vraagt van de overheid een integrale benadering van vergunningverlening en toezicht en handhaving van de fysieke leefomgeving. Sinds de inwerkingtreding van de Wabo is het transparant formuleren en uitvoeren van vergunningen-, toezicht- en handhavingsbeleid een belangrijke opgave. Landelijk zijn kwaliteitscriteria ontwikkeld voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Met de kwaliteitscriteria wordt getracht de kwaliteit van de processen, de gemeentelijke organisatie en haar medewerkers te borgen. De status van de kwaliteitscriteria is tot heden nog die van een referentiekader. De kwaliteitscriteria voor het proces van toezicht en handhaving zijn momenteel al opgenomen in het Besluit Omgevingsrecht en hebben daarmee al een wettelijke status. De Wet VTH is in april 2016 in werking getreden.

Om de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving te kunnen borgen, uniformiteit aan te brengen met betrekking tot de wijze van vergunningverlening, toezicht en handhaving en een goede afstemming te borgen binnen de Eenheid Dienstverlening van de gemeente Leudal is onderhavig beleidsplan vergunningen, toezicht en handhaving, hierna te noemen VTH-plan, opgezet. Met dit VTH-plan wil de gemeente een kader scheppen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen de Eenheid Dienstverlening en voldoen aan de hierboven genoemde wettelijke eisen.

Met onderhavig VTH-plan heeft de gemeente Leudal een samenhangend en integraal vergunningen en toezicht en handhavingsbeleid geformuleerd voor alle beleidsvelden van de fysieke leefomgeving (milieu, bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid, APV en bijzondere wetten en de basisregistratie personen). Dit VTH-plan geldt voor de periode 2017-2020.

In dit VTH-plan wordt gesproken over vergunningen maar eigenlijk gaat het over toestemmingen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving (natuur en milieu, bouwen , ruimtelijke ordening, brandveiligheid en APV, bijzondere wetten en bestrijding van woonfraude ). Hier vallen naast vergunningen ook meldingen, ontheffingen en kennisgevingen onder. Vanwege de herkenbaarheid wordt in dit plan de term vergunningen gebruikt.

Allereerst wordt in dit document in gegaan op de kaders die de gemeente hanteert bij de uitvoering van haar (wettelijke) VTH-taken. Deze leest u terug in hoofdstuk 1. In hoofdstuk 2 wordt de beleidscyclus voor integrale vergunningverlening, toezicht en handhaving omschreven en wordt ingegaan op de doelstellingen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving, de probleemanalyse en prioriteiten, het uitvoeringsprogramma VTH, monitoring en de rapportage met betrekking tot het uitvoeren van de VTH taken. In hoofdstuk 3 wordt de strategie en werkwijze voor vergunningverlening omschreven. Hier wordt kort ingegaan op de Wabo en de vereiste integrale benadering van vergunningverlening en worden de vormen van vergunningverlening omschreven en wat de (gewenste) basiswerkwijze daarbij is. In hoofdstuk 4 is het bestaande beleid voor de verschillende beleidsvelden geïnventariseerd. In hoofdstuk 5 komt de strategie en werkwijze bij toezicht en handhaving aan de orde. De organisatie van de gemeentelijke vergunningverlening en toezicht en handhaving komt in hoofdstuk 6 aan de orde. Daarnaast wordt ingegaan op een aantal wettelijke vereisten zoals de scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving, bevoegdheden en verantwoordelijkheden gebaseerd op een mandaatregeling, interne en externe afstemming, kwaliteitsborging en een zichtbare borging van mensen en middelen in de begroting.

Met dit VTH-plan geeft de gemeente Leudal zoals aangegeven uitvoering aan de landelijke proceskwaliteitscriteria voor de VTH-taken. Bovendien is een duidelijk beleidskader geschapen voor de Regionale uitvoeringsdienst (RUD) die de komende jaren namens de gemeente een deel van de taken op het gebied van VTH gaat uitvoeren. Met dit plan in de hand kan de gemeente Leudal de RUD Limburg Noord op een adequate wijze aansturen.

Dit VTH-plan geeft nog niet in volle omvang invulling aan de eisen die ter zake aan de gemeente worden gesteld. Er staan nog diverse actiepunten open die nadere invulling behoeven. Deze actiepunten worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma VTH.

1. Beleidskaders uitvoering VTH-taken

1.1 Beleidsplan en Uitvoeringsprogramma

Het is hier boven al aangehaald. De gemeente stelt een VTH-beleidsplan op. Dit is gebaseerd op verplichtingen uit de Wabo en Wet VTH. Het VTH beleidsplan bevat, op grond van voornoemde wetten, tal van (meer of minder technische) onderdelen zoals een beschrijving van de gemeentelijke beleidscyclus (de zogenaamde Big 8), doelstellingen, strategieën voor vergunningverlening, toezicht en handhaving waarin wordt vastgelegd hoe er in voorkomende gevallen wordt gehandeld, hoe de VTH-taken binnen de gemeente zijn/worden georganiseerd, op welke wijze kwaliteitsborging plaatsvindt en hoe de benodigde personele en financiële capaciteit wordt geborgd in de gemeentebegroting. Bij de uitvoering van haar VTH-taken hanteert de gemeente de volgende beleidskaders:

Beleidskader 1

De gemeente stelt een VTH-beleidsplan op met in acht name van de eisen die daaraan worden gesteld in de Wabo en de Wet VTH. Ofschoon formeel een bevoegdheid van het college stelt de raad het beleidsplan vast.

In de genoemde wetten is ook opgenomen dat het college jaarlijks een uitvoeringsprogramma dient vast te stellen voor de uitvoering van haar VTH-taken. In dit programma dient concreet te worden aangegeven welke taken de gemeente gedurende het programmajaar worden uitgevoerd en met inzet van welke mensen en middelen (capaciteit en geld) dat gebeurt. Het vaststellen van dat programma is een wettelijke bevoegdheid van het college. Ook voor het uitvoeringsprogramma geldt dat dit ter kennis gebracht dient te worden van de raad. Voor de in het programma op te nemen prioriteiten zie hier onder.

Beleidskader 2

Het college stelt een VTH-Uitvoeringsprogramma op met in acht name van de eisen die daaraan worden gesteld in de Wabo en de Wet VTH. Het door het college vastgestelde uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks ter kennis gebracht van de raad.

1.2 Doelstellingen

De doelstellingen die worden opgenomen in het VTH-beleidsplan en vertaald in het uitvoeringsprogramma vinden hun basis in het Coalitieakkoord 2016 en de doelen zoals opgenomen in de gemeentebegroting. Telkens zal worden bezien welke bijdrage vanuit het VTH-vakgebied kan worden geleverd aan het bereiken van die doelstellingen.

Beleidskader 3

De gemeente baseert de doelstellingen in dit VTH-beleidsplan en –uitvoeringsprogramma op de doelen zoals opgenomen in het coalitieakkoord 2016 en de gemeentebegroting.

Jaarlijks legt het college op grond van de Wabo en de Wet VTH via een VTH-jaarverslag aan de raad verantwoording af over de mate waarin de doelstellingen zijn behaald (zie hiervoor ook de paragraaf Monitoring en verantwoording).

1.3 Probleemanalyse en prioriteiten

De prioriteiten die worden gesteld bij de uitvoering van de VTH-taken worden (grotendeels) gebaseerd op een binnen de regio Limburg Noord (RUD Limburg Noord) uitgevoerde probleemanalyse. In deze probleemanalyse is een inschatting gemaakt van het jaarlijks aantal door de gemeente te verlenen vergunningen en is er een risicoanalyse uitgevoerd ten aanzien van de uit te voeren toezichtstaken. Daarbij zijn alle (Wabo+)toezichtstaken gescoord op vooraf binnen de regio bepaalde aspecten. Deze aanpak heeft geleid tot een indeling van de gemeentelijke toezichtstaken in drie prioriteitsklassen. Aan onderwerpen in de hoogste prioriteitsklasse wordt de meeste aandacht besteed bij de uitvoering van de gemeentelijke VTH-taken. Zo zullen er bijvoorbeeld bij bedrijven met een hoog risico voor de omgeving en een slecht naleefgedrag meer en vaker controles worden uitgevoerd dan bij een bedrijf met lage risico’s en een goed naleefgedrag.

Beleidskader 4

De gemeente baseert de prioriteiten in het VTH-beleidsplan en –uitvoeringsprogramma op de uitkomst van de regionaal uitgevoerde probleemanalyse.

Daarnaast is er ruimte om in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma bestuurlijke aandachtspunten op te nemen die worden uitgevoerd naast die VTH-taken die het hoogste scoren in de uitgevoerde probleemanalyse. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om zaken met lagere risico’s maar die politiek belangrijk gevonden worden, bijvoorbeeld omdat burgers de gemeente daarom vragen. Denk bijvoorbeeld aan de aanpak van hondenpoep of overlast door hangjongeren. De gemeenteraad wordt van harte uitgenodigd om dit soort bestuurlijke aandachtspunten aan te dragen. Het college zal deze onderwerpen dan een plek geven in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma.

Beleidskader 5

In het jaarlijkse VTH-uitvoeringsprogramma worden bestuurlijke aandachtspunten opgenomen die de raad kan/zal aandragen.

Ook burgers en bedrijven zullen worden gevraagd wat zij belangrijk vinden bij de uitvoering van de gemeentelijke VTH-taken. Daartoe zal de gemeente jaarlijks, voorafgaand aan het opstellen van het nieuwe uitvoeringsprogramma, via een poll op de website haar burgers en bedrijven raadplegen. Onderwerpen die hoog scoren in de poll krijgen een plek in het uitvoeringsprogramma. De gemeenteraad wordt jaarlijks via het uitvoeringsprogramma geïnformeerd over de uitkomst van de poll en de wijze waarop de uitkomst daarvan is geland in datzelfde uitvoeringsprogramma.

Beleidskader 6

In het VTH-uitvoeringsprogramma worden ook onderwerpen opgenomen waarvan burgers en bedrijven via een jaarlijkse poll hebben aangegeven deze belangrijk te vinden.

1.4 Kwaliteitsniveau uitvoering VTH-taken

Binnen de regio Limburg Noord zijn er voor de zogenaamde basistaken die worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de RUD Limburg Noord afspraken gemaakt over een te hanteren kwaliteitsniveau bij de uitvoering van de gemeentelijke VTH-taken. Daaraan conformeert de gemeente Leudal zich. Het gaat dan bijvoorbeeld over de kwaliteit van te verlenen vergunningen (en de diepgang van toetsing van een aanvraag), de frequentie waarin controles plaatsvinden bij bepaalde categorieën bedrijven en de diepgang van die controles. Dat alles is vastgelegd in kengetallen (de gemiddeld benodigde tijd voor de uitvoering van een activiteit) en controlefrequenties. De gemeente Leudal conformeert zich aan die regionaal gemaakte afspraken.

Beleidskader 7

De gemeente Leudal conformeert zich aan de regionaal gemaakte kwaliteitsafspraken voor de uitvoering van de VTH-basistaken binnen de RUD Limburg Noord.

In de Wabo en Wet VTH worden er ook eisen gesteld aan de kwaliteit van de uitvoering van niet-basistaken, zoals bijvoorbeeld Bouwen. Het gaat dan om de diepgang van de toetsing van een bouwaanvraag en om de diepgang van het bouwtoezicht. De gemeente Leudal zal deze landelijke kwaliteitsmaatlatten hanteren bij de uitvoering van haar niet-basistaken.

Afwijken van deze landelijke kwaliteitsmaatlatten is toegestaan mits dit gemotiveerd gebeurt en dit bestuurlijk wordt vastgesteld. Recent is in het Regionaal Bestuurlijk Overleg van de RUD Limburg Noord de wens uitgesproken om de mogelijkheden te verkennen om te komen tot een regionaal uniform uitvoeringsniveau voor de niet-basistaken. De gemeente Leudal participeert in dit onderzoek dat kan leiden tot regionale afspraken die (naar boven (meer kwaliteit) of naar beneden (minder kwaliteit)) afwijken van de huidige landelijke kwaliteitsmaatlatten. Na bestuurlijke vaststelling zal dit dan worden doorgevoerd in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma.

Beleidskader 8

De gemeente Leudal conformeert zich aan de landelijke kwaliteitsmaatlatten voor de uitvoering van de niet-basistaken binnen het beleidsveld Bouwen. Afhankelijk van de uitkomst van een regionaal onderzoek naar de haalbaarheid van een uniform uitvoeringsniveau binnen Limburg Noord zal op dit punt een bestuurlijke heroverweging plaatsvinden.

1.5 Bereikbaarheid voor de burger(s)

Het is belangrijk dat burgers signalen met betrekking tot hinder en overlast (laagdrempelig) kwijt kunnen bij de gemeente. Dit kan natuurlijk per post, 24/7 per mail en via de telefoon tijdens kantooruren. Sinds begin van dit jaar kan dat voor milieuklachten en –meldingen ook 24/7 telefonisch via de piketdienst van Limburg Noord waarin de gemeente Leudal participeert. Op deze wijze wil de gemeente de drempel voor burgers om klachten en meldingen in te dienen zo laag als mogelijk houden.

Beleidskader 9

De gemeente Leudal wil de drempel voor haar burgers voor het indienen van klachten en meldingen zo laag mogelijk houden. In dit kader neemt zij deel aan de piketdienst voor milieuklachten binnen de regio Limburg Noord.

1.6 Uitvoeren van onaangekondigde controles

Jaarlijks worden er vele meldingen, klachten maar ook handhavingsverzoeken ingediend door burgers die betrekking hebben op overlast van bedrijven. Reguliere bedrijfscontroles worden door de gemeente vaak aangekondigd. De reden daarvoor is dat de verantwoordelijke binnen het bedrijf voor de naleving van regels tijdens deze reguliere controles aanwezig dient te zijn en het voor de controle relevante deel van de bedrijfsadministratie (denk bijvoorbeeld aan keuringsrapporten) eveneens op de locatie aanwezig dient te zijn. Echter, wanneer de controle wordt uitgevoerd naar aanleiding van een klacht, melding of handhavingsverzoek, dan zal de gemeente ook onaangekondigde controles uitvoeren. De reden daarvoor is eenvoudig: de pakkans wordt vergroot als een controle niet vooraf wordt aangekondigd.

Beleidskader 10

De gemeente Leudal zal naar aanleiding van klachten, meldingen of handhavingsverzoeken ook onaangekondigde controles uitvoeren.

1.7 Monitoring en verantwoording

Hiervoor is al aangegeven dat het vaststellen van een VTH-beleidsplan en –uitvoeringsprogramma een bevoegdheid van het college. Het college zal jaarlijks via een jaarverslag verantwoording afleggen aan de raad over de mate waarin de in het beleidsplan opgenomen doelstellingen zijn gehaald en de mate waarin het uitvoeringsprogramma daadwerkelijk is uitgevoerd. Om die verantwoording aan de raad te kunnen afleggen zal de gemeente een monitoringsystematiek opzetten.

Beleidskader 11

Het college legt jaarlijks middels een jaarverslag verantwoording af aan de raad over de mate waarin de in het VTH-beleidsplan opgenomen doelstellingen zijn gehaald en de mate waarin de activiteiten zoals opgenomen in het VTH-uitvoeringsprogramma daadwerkelijk zijn uitgevoerd.

1.8 Scheiding Toezicht en handhaving

In theorie kan het zo zijn dat dezelfde bestuurder en/of ambtenaar betrokken is bij de verschillende fasen van vergunningverlening, toezicht en/of handhaving in één en hetzelfde dossier. Dat zou kunnen leiden tot onwenselijke situaties. Landelijk is dan ook aangegeven dat er een scheiding dient te worden aangebracht qua betrokkenheid in individuele dossiers.

Beleidskader 12

Binnen het taakveld Vergunningverlening en Toezicht en Handhaving wordt op dossierniveau een strikte scheiding gehanteerd tussen deze taakvelden. Deze scheiding dient op functie- en persoonsniveau plaats te vinden. Dit wordt bewerkstelligd door een portefeuillehouder vergunningverlening en toezicht aan te wijzen en een portefeuillehouder handhaving te benoemen. Een toezichthouder draagt zijn werkzaamheden over aan een andere toezichthouder of een BOA wanneer het toezicht verschuift naar handhaving.

1.9 Naleefgedrag wet- en regelgeving

Binnen de uitvoering van de gemeentelijke VTH-taken worden er prioriteiten gesteld. Daar waar de gemeente prioriteiten heeft gesteld worden in die gevallen ingezette handhavingstrajecten altijd afgerond. Dit betekent dat het naleefgedrag op het einde van een handhavingstraject 100% is.

Beleidskader 13

Wanneer sprake is van een geconstateerde overtreding streeft de gemeente Leudal naar een 100% naleefgedrag van de geldende wet- en regelgeving. Hiertoe worden meldingen adequaat opgepakt en zal de gemeente haar toezichthoudende taak zichtbaar en transparant uitoefenen.

1.10 Aanvullende kaders raad

Indien gewenst staat het de raad vrij om het college aanvullende kaders mee te geven ten behoeve van het door het college uit te voeren VTH-beleidsplan en –uitvoeringsprogramma.

2. Beleidscyclus vergunningverlening, toezicht en handhaving

2.1 Beleidscyclus

In de Wabo, het Besluit omgevingsrecht, de Wet VTH en de landelijke kwaliteitscriteria zijn procescriteria beschreven die eisen stellen aan de beleidscyclus van de gemeentelijke organisatie voor het verrichten van omgevingsrecht taken. Door de criteria te volgen wordt een cyclus gesloten. Deze begint met het opstellen van het beleid (het strategisch beleidskader). Via de uitvoering leidt deze weer tot het bijstellen van het beleid. In de afbeelding hieronder is het model weergegeven. Het model wordt ook wel de ‘dubbele regelkring’ of ‘Big 8’ genoemd.

afbeelding binnen de regeling

Hieronder wordt kort aangegeven wat de stappen uit bovengenoemde ‘dubbele regelkring’ inhouden.

StrategischbeleidskaderDe doelen voor vergunningverlening en handhaving dienen te worden omschreven. Daarnaast dient een probleemanalyse opgesteld te worden voor de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving en moeten aan de hand van de uitkomsten hiervan prioriteiten bepaald worden. Voor de prioriteiten moet de geplande personele en financiële capaciteit in de begroting vastgelegd worden.

Operationeel beleidskader Het operationele beleidskader bevat uitvoeringsbeleid dat nodig is om te kunnen bepalen hoe er wordt getoetst in voorkomende gevallen, zoals het vaststellen van basiswerkwijzen bij vergunningverlening en toezicht en handhaving (strategie).

Planning & controlDit vormt het hart van de ‘dubbele regelkring’. Jaarlijks moet er een uitvoeringsprogramma worden opgesteld waarin de in het programmajaar uit te voeren activiteiten zijn opgenomen voor de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving en waarbij ook is aangegeven met welke inzet van mensen en middelen dat gebeurt. Of en in welke mate de voorgenomen activiteiten worden uitgevoerd en geformuleerde doelen worden gehaald zal periodiek moeten worden gevolgd.

VoorbereidenIn het programma worden de voorgenomen activiteiten voor dat programmajaar opgenomen. De wijze waarop de activiteiten dienen te worden uitgevoerd worden vastgelegd in protocollen en geautomatiseerde werkprocessen. Op deze wijze wordt enerzijds de uniformiteit en anderzijds de kwaliteit geborgd.

UitvoerenDe in het uitvoeringsprogramma opgenomen activiteiten worden volgens de daarvoor opgestelde protocollen en werkprocessen uitgevoerd. Van belang is dat daarvoor voldoende hulpmiddelen beschikbaar zijn.

MonitorenHet laatste onderdeel van de beleidscyclus is de monitoring. Middels monitoring wordt enerzijds de voortgang van de uitvoering van het programma gevolgd zodat tussentijds bijsturen mogelijk is. Anderzijds wordt ook gevolgd of en in welke mate de in het strategisch (en operationeel) beleidskader opgenomen doelstellingen worden gehaald. Om goed te kunnen monitoren is het noodzakelijk dat de gemeente voor alle beleidsvelden van de fysieke leefomgeving (bouwen, milieu, ro, brandveiligheid, APV en bijzondere wetten) beschikt over één tool om vergunninggegevens en handhavingsgegevens weg te zetten.

Rapportage & evaluatieAan het einde van de eerste cyclus zal het hele proces worden geëvalueerd. Daarbij is de belangrijkste vraag: “zijn de gestelde doelen gehaald?”. Verder is het belangrijk om onder meer te weten wat goed is gegaan, wat minder goed of fout is gegaan, wat beter zou kunnen en of het mogelijk is om efficiënter te werken. Een mogelijke uitkomst van de evaluatie is dat een deel van de prioriteiten en doelen moeten worden bijgesteld. Het nieuwe programma zal weer moeten worden uitgevoerd en zo begint de volgende cyclus.

In de volgende paragrafen wordt uitvoerig ingegaan op hoe in de komende beleidsperiode (2017-2020) de gemeente Leudal uitvoering geeft aan de stappen uit bovengenoemde ‘dubbele regelkring’.

2.2 Doelstellingen beleidsplan VTH

Het beleidsplan VTH van de gemeente Leudal kent de volgende doelstellingen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van de fysieke leefomgeving, die zijn gebaseerd op de doelstellingen uit het coalitieakkoord 2016 en uit de programmabegroting. De hieronder genoemde doelstellingen worden geconcretiseerd en geoperationaliseerd in een uitvoeringsprogramma VTH dat jaarlijks door het college van de gemeente Leudal wordt vastgesteld.

Doel 1: De gemeente realiseert een duurzame, schone, veilige en gezonde leefomgeving

Indicatoren:

  • 1.

    Meldingen en verzoeken om handhaving van burgers en bedrijven die te maken hebben met gevaar, veiligheid en/of volksgezondheid en afval worden zo snel als de situatie vereist maar maximaal binnen 24 uur opgepakt, buiten kantooruren via de piketregeling (bereikbaar en beschikbaar);

  • 2.

    Indien burgers of bedrijven meldingen doen dan wordt aan de melder, indien deze zich bekend heeft gemaakt en dit wenst, teruggekoppeld wat er met zijn/haar melding is gedaan;

  • 3.

    Burgers en bedrijven vinden 24/7 actuele informatie over risicovolle activiteiten in hun omgeving op www.risicokaart.limburg.nl ;

  • 4.

    Burgers en ondernemers vinden een link naar deze website op de website van de gemeente;

  • 5.

    De gemeente draagt zorg voor actuele vergunningen die voldoen aan de laatste eisen in wet- en regelgeving voor locaties waar zich risicovolle activiteiten voor doen;

  • 6.

    Bij de toetsing van vergunningaanvragen en bij de uitvoering van haar toezichtstaken let de gemeente op aspecten van veiligheid: constructieve veiligheid, brandveiligheid, externe veiligheid, duurzaamheid en gezondheid;

  • 7.

    De gemeente voert alle in het uitvoeringsprogramma VTH opgenomen geprioriteerde activiteiten uit;

  • 8.

    Bij de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen toetst de gemeente minimaal het basisniveau uit het Landelijke Toetsmodel Bouwen (LTB)

  • 9.

    Bij het uitvoeren van haar toezichtstaken controleert de gemeente conform het landelijke integrale Toezichtsprotocol (iTP);

  • 10.

    Tegen alle overtredingen ten aanzien van de in het uitvoeringsprogramma geprioriteerde activiteiten treedt de gemeente handhavend op conform de Landelijke Handhavingsstrategie;

  • 11.

    Op het einde van elk handhavingstraject is het naleefgedrag op dat moment 100%;

  • 12.

    De gemeente werkt nauw samen met haar handhavingspartners, middels een integrale gebiedsgerichte aanpak, om criminaliteit en overlast zoveel mogelijk te voorkomen en voert alle geprioriteerde in het Veiligheidsplan opgenomen toezichtactiviteiten uit.

Doel 2: Leudal is een aantrekkelijke gemeente waar het goed wonen en recreëren is

Indicatoren:

  • 1.

    De gemeente beschikt over actueel (maximaal 4 jaar oud) beleid voor huisvesting van arbeidsmigranten en voor permanente bewoning van recreatiewoningen en handelt hiernaar;

  • 2.

    Afvaldumpingen worden binnen 24 uur nadat ze zijn ontdekt opgeruimd;

  • 3.

    De gemeente heeft de hot spots in beeld waar geluid en/of Lucht (geur, fijn stof en ammoniak) spelen en beschikt over de volgende gegevens:

    • ·

      aantal omgevingsvergunningen/maatwerkvoorschriften/besluiten hogere grenswaarden met specifieke geluidvoorschriften;

    • ·

      aantal omgevingsvergunningen/maatwerkvoorschriften met specifieke luchtvoorschriften;

    • ·

      aantal gegronde geluidsklachten en luchtklachten;

    • ·

      aantal zienswijzen en bezwaarschriften over geluid en lucht;

Doel 3: Inwoners zijn zich bewust van de invloed van hun leefstijl op hun gezondheid

Indicatoren:

  • 1.

    De gemeente beschikt over een vastgesteld preventie- en handhavingsplan DHW (Drank- en Horecawet);

  • 2.

    De gemeente probeert middels preventie en handhaving de negatieve gevolgen van alcoholgebruik bij jongeren op de gezondheid te beperken;

  • 3.

    Jaarlijks maakt de gemeente een risicoanalyse. De risicoanalyse geeft inzicht in de concrete kenmerken van de locaties waar jongeren drinken en waar hun alcoholgebruik voor problemen zorgt. Hiermee kunnen de inspanningen van de gemeente gericht worden ingezet op plaatsen waar de grootste gezondheids- en/of veiligheidswinst kan worden behaald;

  • 4.

    De gemeente neemt in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma VTH aan de hand van de uitkomsten van de risicoanalyse zowel preventieve als repressieve acties op om alcoholgebruik onder met name jongeren te voorkomen dan wel te beperken;

  • 5.

    De gemeente voert alle in dit kader in het uitvoeringsprogramma VTH opgenomen geprioriteerde activiteiten uit;

  • 6.

    De uitgevoerde geprioriteerde activiteiten leiden tot bekendheid met de 18 jaar leeftijdsgrens en tot afname van jongeren dat drinkt.

Doel 4: Uniformiteit van het gevoerde VTH beleid

Indicatoren:

  • 1.

    De gemeente werkt bij de uitvoering van haar VTH-taken volgens vastgestelde protocollen en werkprocessen die intern zijn afgestemd;

  • 2.

    De vastgestelde protocollen en werkprocessen worden jaarlijks geëvalueerd en indien nodig aangevuld of aangepast waarna deze opnieuw worden vastgesteld;

  • 3.

    Gerapporteerd wordt over die gevallen die afwijken van vastgestelde protocollen.

Doel 5: Bestaande bedrijven zijn uitgebreid of verplaatst en nieuwe bedrijven hebben zich gevestigd

Indicatoren:

  • 1.

    De gemeente denkt vanuit vergunningverlening en toezicht- en handhaving via het “ja, mits-principe” actief mee met bestaande en nieuwe bedrijven en adviseert rond voortzetten en/ of uitbreiden en/of verplaatsen dan wel vestigen van ondernemingen;

  • 2.

    De gemeente implementeert in 2017 een systeem waarop ondernemers een afspraak kunnen maken voor een adviesgesprek met de gemeente;

  • 3.

    Het vooroverleg over de uitbreiding van bestaande bedrijven in complexe zaken vindt plaats op de bedrijfslocatie;

  • 4.

    De gemeente neemt heldere, voor slechts één uitleg vatbare (en dus handhaafbare) voorschriften op in haar vergunningen.

Doel 6: Het belonen van zelfwerkzaamheid/goed naleefgedrag bij ondernemers

Indicatoren: Bedrijven die de regels goed naleven worden beloond door de controle frequentie te verlagen en bij bedrijven die de regels niet goed naleven wordt de controlefrequentie verhoogd. De gemeente introduceert hiervoor in 2017 een bonus-malussysteem in haar VTH-uitvoeringsprogramma.

Doel 7: Communicatie als preventieve handhaving

Indicatoren: Een goede communicatie over de inhoud en eisen van (nieuwe) wet- en regelgeving, voorschriften uit (omgevings)vergunningen moet ertoe leiden dat burgers, bedrijven en instellingen goed geïnformeerd zijn en voorkomen dat er teveel zaken in een vervelend en tijdrovend bestuurlijk handhavingstraject terecht komen. Daartoe neemt de gemeente een communicatieparagraaf met daarin concrete activiteiten op in haar VTH-uitvoeringsprogramma.

Doel 8: Leudal heeft snelle, kwalitatief goede en toegankelijke dienstverlening gerealiseerd die aansluit bij de wensen van de klant

Indicatoren:

  • 1.

    De gemeente levert dienstverlening volgens fase 4 van het antwoordconcept;

  • 2.

    De gemeente levert dienstverlening volgens de vastgestelde servicenormen;

  • 3.

    De gemeente implementeert in 2017 een systeem van flitsvergunningen voor omgevingsvergunningen bouwen;

  • 4.

    In 2017 introduceert de gemeente een vergunningensysteem voor continu terugkerende activiteiten;

  • 5.

    De gemeente voert in 2017 een onderzoek uit naar de klanttevredenheid voor de VTH taken;

  • 6.

    Na uitvoering van het onderzoek naar de klanttevredenheid stelt de gemeente binnen 3 maanden een verbeterplan met concrete actiepunten met planning op, laat dit bestuurlijk vaststellen en voert dit vervolgens uit;

  • 7.

    Bij de afhandeling van zienswijzen, bezwaren, klachten en handhavingsverzoeken en bij toezicht wordt er eerst gepraat en geprobeerd om tot een oplossing te komen (mediation) en pas als dat niet lukt wordt het formele traject ingezet;

  • 8.

    De gemeente registreert alle klantvragen met betrekking tot vergunningverlening- en toezicht en handhaving.

Doel 9: De gemeente Leudal past het ZORRO-principe toe (Zoek Onnodige Regels op en Ruim ze Op)

Indicatoren:

  • 1.

    Deregulering is binnen de gemeente een continu proces dat jaarlijks wordt geëvalueerd;

  • 2.

    Aan de raad worden jaarlijks de mogelijkheden tot deregulering voorgelegd;

  • 3.

    Na besluitvorming in de raad wordt de deregulering gerealiseerd en actief gecommuniceerd met inwoners en bedrijven.

  • 2.

    3 Probleemanalyse en prioriteitenstelling

De gemeente Leudal heeft met betrekking tot haar vergunningen- , toezicht en handhavingstaken in 2015 een risicoanalyse (probleemanalyse) uitgevoerd middels een regionaal model dat binnen de RUD Limburg Noord is ontwikkeld voor alle gemeenten in de regio Limburg Noord. De uitkomst van de risicoanalyse is hieronder beknopt weergegeven. Voor een totaaloverzicht wordt verwezen naar bijlage 1.

De risicoanalyse is uitgevoerd op de volgende taakvelden: milieutoezicht, toezicht bouwen en ruimtelijke ordening realisatiefase, toezicht bouwen en ro gebruiksfase, toezicht sloopfase, toezicht bij sloop en asbest, toezicht bij aanleg weg, toezicht APV en bijzondere wetten, toezicht centrumgebieden, toezicht agrarische gebieden met (hoge) landschappelijke waarde, toezicht natuur- en bosgebieden, toezicht woongebieden, toezicht dag- en verblijfsrecreatiegebieden, toezicht industrieterreinen, toezicht horeca en evenementen, toezicht groen en toezicht bodem. Voor elk van deze taakvelden zijn de risico’s in beeld gebracht. De taakvelden met een groot risico scoren rood, de taakvelden met een beperkt risico scoren geel en de taakvelden met een klein risico scoren groen.

De taakvelden met de score rood (groot risico) worden hier onder genoemd. Voor de klassen met de beperkte en kleine risico’s wordt verwezen naar de bijlage.

Taakveld

Grootste risico’s

Milieu

·Industriële IPPC inrichtingen

·Afvalindustrie (opslag en be- en verwerking, inclusief Autodemontage, incl. grondopslag)

·Papier industrie

·Koolelektroden industrie

·Loonwerkers

·Spoorwegemplacement

·Havensector

·Defensie

·Horeca, sport- en recreatie-inrichtingen

·Spoorwegemplacement

Bouwen en RO realisatiefase

·Publiek categorie 2 €100.000 - €1.000.000

·Publiek categorie 3 > €1.000.000

·Bedrijf categorie 2 €100.000 - €1.000.000

·Bedrijf categorie 3 > €1.000.000

·Bouwwerken categorie 3+ > € 10.000.000

Bouwen en RO gebruiksfase

·Kamerverhuur > 4 pers.

·Fabrieken 50-250 pers.

·Fabrieken 250-500 pers.

·Pension/Nachtverblijf 10-50 pers.

·Pension/Nachtverblijf > 50 pers.

·Loods, veem, opslagplaats > 1000 m2

sloopfase

·Wonen - hoogbouw

·Publiek/Bedrijf - hoogbouw

·Milieu Risicovolle Sloop - Uitgebreide sloopactiviteit

Sloop en asbest

·Asbestsloop

·Risicovol sloopwerk

Op basis van het Besluit omgevingsrecht dient vorenstaande uitgevoerde risicoanalyse jaarlijks geactualiseerd te worden op basis van een analyse van ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de prioriteitstelling. De resultaten daarvan worden ieder jaar gehanteerd voor het opstellen van een raming van de benodigde capaciteit en vertaald naar het handhavingsuitvoeringsprogramma en de begroting.

Niet alleen de grootste risico’s uit de risicoanalyse moeten prioriteit krijgen binnen het onderhavige VTH-beleid, maar ook landelijke en regionale prioriteiten en bestuurlijke prioriteiten en lokale aandachtspunten.

Landelijke prioriteiten zijn:

  • ·

    Verscherpte aandacht bij vergunningverlening en toezicht en handhaving bij evenementen op de aspecten veiligheid van tent, podium en tribune (mede naar aanleiding van het ongeval in Haaksbergen);

  • ·

    Landelijke aanpak adreskwaliteit (LAA project);

  • ·

    Toezicht en handhaving van de DHW (met name de leeftijdsgrens van 18 jaar).

  • ·

    Sloop van asbestdaken

Regionale prioriteiten zijn:

  • ·

    Controle illegale bewoning recreatiewoningen en huisvesting arbeidsmigranten

  • ·

    Controles in het kader van het RIEC

Lokale prioriteiten zijn:

  • ·

    Hondenpoep;

  • ·

    Afvaldumpingen;

  • ·

    Oog- en oorfunctie veiligheidssissues (jeugd, woonoverlast en inbraak)

In het integrale uitvoeringsprogramma voor vergunningen, toezicht en handhaving (VTH) wordt specifiek aangegeven op welke onderwerpen wordt ingezet, hoe dat gebeurt, met welke diepgang en welke capaciteit daarvoor nodig is. Prioriteren houdt in dat er taken wel worden uitgevoerd maar ook dat er taken niet of in beperkte mate worden uitgevoerd. Met name in dat laatste schuilt een bestuurlijk restrisico: wil het bestuur die risico’s accepteren? Het bestuurlijke restrisico wordt jaarlijks expliciet opgenomen in het uitvoeringsprogramma VTH. De taken die in de lijst van restrisico’s staan opgenomen worden voor het betreffende programmajaar niet uitgevoerd.

Op basis van het Besluit Omgevingsrecht wordt vorenstaande uitgevoerde risicoanalyse jaarlijks geactualiseerd op basis van een analyse van ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de prioriteitstelling. De resultaten daarvan worden ieder jaar gehanteerd voor het opstellen van een raming van de benodigde capaciteit en vertaald naar het uitvoeringsprogramma VTH en de begroting.

2.4 Integraal uitvoeringsprogramma vergunningen, toezicht en handhaving

Aan de hand van een uitgevoerde probleemanalyse en de prioriteitenstelling zal per jaar een integraal uitvoeringsprogramma VTH worden opgesteld voor de beleidsvelden ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, (brand)veiligheid, APV, bijzondere wetten en basisregistratie personen, waarin concreet wordt aangegeven wat de te bereiken doelen voor het desbetreffende jaar zijn en welke acties zullen worden ondernomen om die doelen te bereiken. Hierbij zijn de doelstellingen en prioriteiten die in onderhavig VTH-plan zijn opgenomen leidend.

In het uitvoeringsprogramma VTH wordt per taakveld duidelijk aangegeven wat de verwachte werkzaamheden (aantal vergunningaanvragen, aantal controles etc.) zijn en wordt de hierbij behorende tijdsbesteding afgezet tegen de beschikbare capaciteit waarbij keuzes worden gemaakt (over o.a. de diepgang van toetsing en het aantal controles) aan de hand van prioriteiten. Prioriteren houdt in dat er taken wel worden uitgevoerd maar ook dat er taken niet of in beperkte mate worden uitgevoerd. Met name in dat laatste schuilt een bestuurlijk restrisico. Het bestuurlijke restrisico wordt jaarlijks expliciet opgenomen in het uitvoeringsprogramma VTH.

Het uitvoeringsprogramma VTH wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld en ter kennis gebracht van de raad.

2.5 Monitoring

De doelstellingen uit onderhavig VTH-plan en de uitvoering van het nog op te stellen uitvoeringsprogramma VTH moeten gemonitord worden. Zo kan worden gevolgd of en in welke mate de doelen van het beleidsplan worden gehaald, of de uitvoering volgens planning verloopt en of er tussentijds bijstelling nodig is. Conform de eisen uit het Besluit Omgevingsrecht en de landelijke kwaliteitscriteria moeten naast de doelen nog een aantal andere zaken via monitoring gevolgd worden:

Voor de toezichtstrategie worden de volgende aspecten bijgehouden:

  • ·

    Hoeveel controles zijn uitgevoerd?

  • ·

    Hoeveel uren zijn aan toezicht besteed?

  • ·

    Op welke wijze heeft toezicht plaatsgehad?

  • ·

    Wie heeft het toezicht uitgeoefend?

  • ·

    Hoeveel en welke overtredingen zijn geconstateerd?

  • ·

    Tijdigheid van de (her)controle

  • ·

    Hoeveel strijdigheden zijn beëindigd?

Ook de monitoring van de sanctiestrategie kent een aantal meetpunten, te weten de volgende:

  • ·

    Welk bestuursrechtelijk en strafrechtelijk instrument is gebruikt ten behoeve van de beëindiging van de overtreding?

  • ·

    Hebben de toegepaste instrumenten ertoe geleid dat de overtreding is beëindigd?

  • ·

    Hoeveel uren zijn aan het handhavingstraject besteed?

Bij de gedoogstrategie wordt bijgehouden:

  • ·

    Welke overtredingen zijn gedoogd?

  • ·

    Hoeveel overtredingen zijn gedoogd?

  • ·

    Hoe lang zijn deze gedoogd?

  • ·

    Is de overtreding beëindigd?

Voor vergunningverlening van de fysieke leefomgeving (milieu, bouwen, ro, brandveiligheid, APV en bijzondere wetten ) wordt bijgehouden:

  • ·

    Aantal en aard van ingediende aanvragen;

  • ·

    Aantal besluiten op basis van de ingediende aanvragen;

  • ·

    Aantal afgehandelde meldingen onderverdeeld in relevante categorieën;

  • ·

    Aantal besluiten onderverdeeld naar relevante categorieën;

  • ·

    Aantal ingediende bezwaren/beroep en percentage gehonoreerd;

  • ·

    Tijdigheid van de geleverde producten;

  • ·

    De inhoudelijke kwaliteit van de producten;

  • ·

    De actualiteit van omgevingsvergunningen milieu.

Voor aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan wordt bijgehouden:

  • ·

    Aantal en aard van de aanvragen;

  • ·

    Complexiteit;

  • ·

    De gronden op basis waarvan het afwijkingsbesluit is genomen;

  • ·

    De relatie tussen dergelijke aanvragen en de wettelijke termijnen;

  • ·

    Aantal keren dat bezwaar- en beroep is aangetekend.

Monitoring vindt momenteel plaats op uren waarbij niet op alle fronten aansturing plaats vindt op het uitvoeringsprogramma niveau. De registratie is nog niet volledig. Op dit moment worden verschillende registratiesystemen binnen de eenheid dienstverlening van de gemeente Leudal gebruikt om te kunnen monitoren (o.a. SBA , Excel en DECOS Join). Daarnaast worden ook nog niet alle bovengenoemde zaken gemonitord. Dit vraagt om harmonisatie. Bezien zal worden of registratie van bovengenoemde gegevens kan plaatsvinden in één systeem. Binnen de provincie Limburg zijn gemeenten en provincie aan het onderzoeken of gekomen kan worden tot één uniforme VTH-applicatie. Als hierover meer duidelijkheid bestaat kan lokaal worden bezien of ook de niet-omgevingsrechtelijke VTH-taken hierin worden geregistreerd.

2.6 Rapportage en evaluatie

Momenteel vindt er voor toezicht en handhaving van de fysieke leefomgeving jaarlijks terugkoppeling plaats naar het bestuur over de stand van zaken met betrekking tot de handhaving. Over de prestaties met betrekking tot vergunningverlening voor de beleidsvelden van de fysieke leefomgeving (met uitzondering van milieu) vindt thans nog geen rapportage plaats.

Rapportage over de uitvoering van de VTH-taken is van belang voor de managementsturing. Door tussentijds te rapporteren wordt inzicht verkregen of de in het uitvoeringsprogramma opgenomen activiteiten op schema liggen en in hoeverre deze bijdragen aan het bereiken van de gestelde doelen. Er worden (door het Burger en Bedrijvenplein (BBP)) kwartaalrapportages opgesteld waarin wordt aangegeven of en in welke mate het uitvoeringsprogramma daadwerkelijk wordt gerealiseerd.

Burgemeester en wethouders brengen jaarlijks, met ingang van januari 2017, een integraal jaarverslag uit over de uitvoering van het VTH-plan en het uitvoeringsprogramma VTH, dat zij ter kennis brengen van de gemeenteraad. Het jaarverslag geeft het beeld weer van hoe uitvoering is gegeven aan het VTH-plan en het hieraan gekoppelde uitvoeringsprogramma VTH en wat de uitkomsten daarvan zijn. De verantwoording van inzet, prestaties en resultaten vindt plaats conform de eisen zoals opgenomen in de Wabo en het hierbij behorende Bor en Mor en de landelijke kwaliteitscriteria/Wet VTH. Dit houdt in dat verantwoording wordt afgelegd over:

  • ·

    Het bereiken van de geformuleerde doelstellingen.

  • ·

    De uitvoering van afspraken die gemaakt zijn met andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving over de samenwerking en de afstemming van handhavingswerkzaamheden.

  • ·

    Prestaties handhaving, zoals aantal controles per categorie, de mate waarin de toezicht- en sanctiestrategie is toegepast, de realisatie van geplande bezoekfrequenties, tijdigheid van hercontroles, tijdigheid versturen controleverslag en brief, het naleefgedrag en de evaluatie van de handhavingsresultaten uitmondend in verbeteringen ten aanzien van de handhavings(beleids)cyclus.

  • ·

    flexibiliteit en actualiteit vigerende juridische planologische regelingen

  • ·

    zicht op afwijkingen in verband met mogelijke activiteiten die in strijd zijn met het bestemmings-, dan wel inpassingsplan

  • ·

    prestaties vergunningverlening (aantal producten per categorie en tijdbesteding, tijdigheid van het besluit, juridische kwaliteit, evaluatie prestaties vergunningverlening)

  • ·

    prestaties wat betreft aanvragen niet passend binnen het bestemmings- dan wel inpassingsplan.

De jaarlijkse evaluatie kan leiden tot bijstelling van doelstellingen, beleid en of prioriteiten. Ook het jaarverslag wordt opgesteld door BBP.

3.Strategie Vergunningverlening Wabo

De Wabo die op 1 oktober 2010 in werking is getreden vraagt van de overheid een integrale benadering van vergunningverlening. Tot inwerkingtreding van de Wabo dienden burgers en bedrijven voor alle vergunningplichtige activiteiten separate vergunningaanvragen in te dienen. De trajecten om tot een vergunning te komen kenden allemaal hun eigen regelgeving, formulieren, procedures en termijnen. Zo kon het noodzakelijk zijn om voor het bouwen van een carport separaat een bouwvergunning, een kapvergunning, een in/uitritvergunning en een sloopvergunning aan te vragen. De Wabo voorziet in een omgeving waarin voor een dergelijke activiteit slechts één aanvraag ingediend hoeft te worden. Op basis van de kwaliteitscriteria moet het vergunningverlenend bevoegd gezag handelen op grond van een strategie voor het beoordelen en beslissen over een omgevingsvergunning. In deze strategie dient te worden vastgelegd wat de basiswerkwijze bij vergunningverlening is. Deze strategie zal in 2017 nader worden uitgewerkt.

3.1. Nieuwe rol: coördinator bij complexe en integrale casussen

De praktijk leert dat er dringend behoefte is aan een coördinator bij complexe en integrale casussen. Een soort procesmanager die regelmatig overlegt met de deelnemende disciplines, die taken en rollen alsmede realisatietermijnen duidelijk stelt en die de gesprekspartner is voor de portefeuillehouder. In 2017 zal de gemeente de rol van coördinator implementeren voor complexe en integrale casussen. De werkwijze hiervan wordt opgenomen in de bestaande werkprocessen. Dit wordt als actiepunt opgenomen in het uitvoeringsprogramma VTH.

De gemeentelijke VTH-procesbeschrijvingen zullen (tenminste) jaarlijks worden geëvalueerd zodat ze actueel blijven. In het uitvoeringsprogramma VTH wordt dit als actiepunt opgenomen.

3.2 Deregulering

Deregulering ofwel het ZORRO (zoek onnodige regels en ruim ze op)principe genaamd, is één van de doelen van onderhavig beleid. Jaarlijks worden nut en noodzaak van gemeentelijke regels in een te houden evaluatie meegenomen. Op die manier kan worden bezien of de eigen regels nog actueel zijn en een toegevoegde waarde hebben of dat zij moeten worden aangepast, dan wel geschrapt.

3.3 Communicatie en voorlichting

De regeldruk (veelal onder Europese invloed) is in de laatste jaren sterk toegenomen. Het is dan ook niet zo vreemd dat burgers, bedrijven en instellingen niet van alle regels op de hoogte zijn. Daar komt nog bij dat de regels onderhevig zijn aan verandering. Binnen een paar jaar zijn tal van regels veranderd en aangepast. Denk hierbij aan de Woningwet en het Bouwbesluit, Gebruiksbesluit, de Wro, het Activiteitenbesluit, de Wet luchtkwaliteit, de Wet op de archeologische monumentenzorg en de Wabo. Het is voor burgers hierdoor steeds onduidelijker wanneer er wel of geen vergunning nodig is. Omdat al deze wet- en regelgeving vooral de gemeente treft en daarmee ook haar ingezetenen, is het van belang dat de gemeente de burgers, bedrijven en instellingen actief informeert en voorlicht over de van toepassing zijnde regels en hierbij duidelijk aangeeft wanneer er wel of geen vergunning nodig is. De gemeente Leudal wil middels een goede voorlichting drempelverlaging bereiken, in de zin dat burgers, bedrijven en instellingen weten dat de gemeente Leudal voor hen bereikbaar is. Het besef dat de gemeente een dienstverlenende organisatie is die graag met de burgers en bedrijven meedenkt moet worden vergroot.

De gemeente Leudal beschikt niet over een communicatiedeskundige binnen de gemeentelijke organisatie die informatiefolders verzorgt, publicaties opstelt e.d. In 2017 wordt een communicatieplan opgesteld waarin wordt uitgewerkt welke communicatiemiddelen in welke gevallen worden ingezet en in welke gevallen ondersteuning van een communicatiedeskundige wenselijk is. Het opstellen van het communicatieplan en de hieruit voortvloeiende activiteiten worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma VTH.

4 Vigerend beleid

Onderhavig VTH-plan heeft betrekking op de fysieke leefomgeving. Het betreft de beleidsvelden natuur en milieu, bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid, APV en bijzondere wetten waaronder de Drank- en horecawet en de Basisregistratie personen. In het verleden heeft de gemeente voor deze beleidsvelden separaat beleid opgesteld. Hieronder wordt aangegeven voor welke beleidsvelden de gemeente al vigerend beleid heeft opgesteld.

4.1 Bouwen

De gemeente beschikt over een Bouwbeleidsplan 2012. Dit bouwbeleidsplan kan worden ingetrokken met de vaststelling van dit VTH-beleidsplan.

4.2 Milieu

De gemeente Leudal beschikt over een beleidsnota Duurzaam Leudal 2013-2016. Hierin zijn geen regels opgenomen over vergunningverlening milieu. De gemeente beschikt daarnaast over een duurzaamheidsprogramma 2015. Hierin is in hoofdstuk 4 de vergunningverlening voor milieu in 2015 weergegeven. Tevens beschikt de gemeente Leudal nog over de volgende beleidsnota’s: -beleidsnota gebiedsgericht geluidbeleid, actualisatie en evaluatie 2014; -Verordening geurhinder en veehouderij met bijbehorende gebiedsvisie; -Nota bodembeheer regio Maas en Roer2011-2021 Leudal.

4.3 Evenementen

In de gemeente Leudal vinden jaarlijks tal van evenementen plaats. Het betreft een aantal vaste terugkerende evenementen zoals schuttersfeesten, braderieën, jaarmarkten, dorpsfeesten, muziekevenementen, straat- en buurtfeesten enz. Daarnaast worden ook jaarlijks vele losse/incidentele evenementen georganiseerd. De gemeente speelt een belangrijke rol bij de organisatie van de evenementen aangezien de gemeente de benodigde vergunningen verleend. Daarnaast heeft de gemeente ook de verantwoordelijkheid voor het gebruik van de openbare ruimte en handhaving van de openbare orde en veiligheid. De gemeente Leudal beschikt over een in 2011 vastgesteld evenementenbeleidsplan. Het evenementenbeleidsplan geldt als toetsingskader bij aanvragen om een evenementenvergunning.

4.4 Integrale handhaving

De gemeente Leudal heeft een integraal toezicht- en handhavingsbeleid 2009-2012. Dit beleid is geëxpireerd. In onderhavig VTH plan is het integraal toezicht- en handhavingsbeleid voor 2017-2020 geïntegreerd.

4.5 Integrale veiligheid

De gemeente Leudal heeft samen met de gemeente Weert en Nederweert een nieuw integraal veiligheidsbeleidsplan voor de periode 2015-2018 vastgesteld.

4.6 Ruimtelijke Ordening

De gemeente Leudal heeft in 2013 en 2014 voor het hele grondgebied nieuwe bestemmingsplannen vastgesteld, op basis van actueel beleid en conform wettelijke eisen. De bestemmingsplannen zullen actueel gehouden worden middels veeg- en reparatieplannen. Voor het bestemmingsplan Buitengebied is een veeg- en reparatieplan in voorbereiding. Voor de kernen en bedrijventerreinen wordt een plan van aanpak opgesteld.

Conform de landelijke kwaliteitscriteria dient de gemeente Leudal te beschikken over afwijkingsbesluitenbeleid waarin staat aangegeven wanneer gebruik wordt gemaakt van afwijkingsbesluiten. De gemeente Leudal beschikt hier nog niet over. Dit zal als actiepunt worden meegenomen in het uitvoeringsprogramma VTH.

Voor het kappen van bomen heeft de gemeente Leudal een bomenlijst opgesteld. Deze is op de website van de gemeente te raadplegen. Bomen die op deze lijst voorkomen mogen niet gekapt worden zonder vergunning.

4.7 Preventie- en handhavingsplan Drank- en Horecawet

Op 1 januari 2013 is de nieuwe Drank- en Horecawet (DHW) in werking getreden. De nieuwe DHW maakt de gemeente verantwoordelijk voor het toezicht op en handhaving van de DHW. Op grond van de nieuwe DHW is niet het College van Burgemeester en Wethouders, maar de Burgemeester het bevoegd gezag voor vergunningverlening en toezicht op de naleving van de DHW in de gemeente. Op 1 januari 2014 is een tweede wetswijziging van de Drank- en Horecawet doorgevoerd. Hiermee is de leeftijdsgrens voor verstrekking én voor het aanwezig hebben van alcohol op voor het publiek toegankelijke plaatsen verhoogd naar 18 jaar. Daarnaast is geregeld dat jongeren onder de 18 jaar geen alcohol mogen bezitten op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Naast de leeftijdsgrensverhoging is in de gewijzigde DHW de verplichting opgenomen voor gemeenteraden om één keer in de vier jaar een preventie- en handhavingsplan alcohol vast te stellen (artikel 43a DHW). De gemeente Leudal beschikt over een vastgesteld beleidsplan alcohol- en drugspreventie 2011-2014 dat samen met de gemeente Weert en Nederweert is opgesteld. Dit beleid is geëxpireerd. Het nieuwe preventie- en handhavingsplan DHW is op 31 mei 2016 vastgesteld door de gemeenteraad.

5 Strategie en werkwijze toezicht en handhaving

5.1 Nalevingsstrategie

De gemeente Leudal zet verschillende toezicht- en handhavingsinstrumenten in om een goed naleefgedrag te bereiken. Er zijn vijf methoden te onderscheiden om de naleving te verbeteren:

  • 1.

    heldere en handhaafbare vergunningsvoorschriften waardoor het voor de vergunning- en toezichthouder duidelijk is wat er vergund is en tegen welke voorwaarden;

  • 2.

    het bevorderen van de naleving door het houden van toezicht (conform toezichtstrategie);

  • 3.

    het bevorderen van de naleving door burgers en bedrijven actief te informeren en voor te lichten over van toepassing zijnde wet- en regelgeving en beleid;

  • 4.

    het bevorderen van de naleving door repressief optreden (opleggen van sancties conform de landelijke handhavingsstrategie);

  • 5.

    het bevorderen van de naleving door het opschorten van acties (gedogen).

De gemeente Leudal streeft naar maximale beïnvloeding van het naleefgedrag door in de diverse fasen het meest geëigende instrument in te zetten. Een goede naleving begint in de vergunningsfase met een heldere en eenduidige vergunning en goed te begrijpen voorschriften. Hiermee wordt het naleven ervan gestimuleerd. Het naleefgedrag van de overtreder en de aard en de ernst van de overtreding is vervolgens in de toezichtfase bepalend voor de keuze van het meest effectieve of passende instrument. In de handhavingsfase is de beslissing welk handhavingsinstrument wordt ingezet, gebaseerd op de grootte van het risico dat met de overtreding gemoeid is. De gemeente zal mild optreden waar het kan en streng optreden waar het moet.

5.2 Toezichtstrategie

Toezicht is primair bedoeld om na te gaan of conform de regels wordt gehandeld. Is dat niet het geval, dan zal gebruik worden gemaakt van een van de repressieve handhavingsinstrumenten (toepassen van bestuursdwang, opleggen last onder dwangsom, intrekken van een beschikking, bestuurlijke boete, strafrechtelijke handhaving en privaatrechtelijke handhaving) om de situatie weer in overeenstemming met de regels te brengen.

Op basis van de eisen in het Bor en de landelijke kwaliteitscriteria dient de gemeente te beschikken over een toezichtstrategie. Hierin moet zijn aangegeven welke vormen van toezicht worden onderscheiden en wat de basiswerkwijze daarbij is (die vervolgens in de protocollen nader wordt uitgewerkt). Het houden van toezicht kan beschouwd worden als ‘bestaand beleid’. De gemeente Leudal had in haar integrale handhavingsbeleid 2009-2012 al een toezichtstrategie opgenomen. De toezichtstrategie is in bijlage 5 bijgevoegd. Hierin is beschreven hoe het toezicht wordt uitgeoefend. In 2010 is vervolgens de basiswerkwijze voor de verschillende vormen van toezicht nader uitgewerkt in protocollen. De bestaande toezichtstrategie met de hierbij behorende toezichtsprotocollen worden als werkbaar ervaren en worden ook in de periode 2017-2020 door het team toezicht en handhaving van de gemeente Leudal gehanteerd. Uitzondering hierop is de werkwijze bij een bouwcontrole. Conform de eisen uit de kwaliteitscriteria 2.1 zal toezicht tijdens de bouwfase plaats vinden op basis van een systematiek zoals beschreven in het integraal toezichtprotocol. Deze systematiek gaat uit van objectcategorieën op basis van gebruik/activiteit, een toezichtmatrix die diepgang per thema en frequentie vast legt en een projectgebonden checklist voor de inspectie. In de kwaliteitscriteria 2.1 is voor het bevoegd gezag de verplichting opgenomen om het collectieve niveau zoals afgesproken in het integraal toezichtprotocol te hanteren. De gemeente Leudal mag van de bovengenoemde objectieve criteria afwijken indien aantoonbaar blijkt uit eigen gegevens dat het collectieve niveau niet noodzakelijk dan wel niet ambitieus genoeg is. De argumenten tot afwijken moeten aantoonbaar worden gemaakt en vastgesteld worden.

De gemeente Leudal zal voor het toezicht tijdens de bouwfase het collectieve niveau zoals afgesproken in het integraal Toezichtsprotocol hanteren. Dit heeft gevolgen voor de huidige werkwijze van de toezichthouders bouwen en de benodigde beschikbare capaciteit voor de uit te voeren controles. In het uitvoeringsprogramma VTH zullen jaarlijks de aantallen uit te voeren controles per jaar met de hierbij benodigde capaciteit opgenomen worden.

5.3 Communicatie als preventieve handhaving

De gemeente Leudal gebruikt voorlichting en communicatie om (een beter) naleefgedrag te bereiken. De gemeente geeft haar inwoners en bedrijven voorlichting over geldende regels en wetten. Daarnaast vindt informatievertrekking plaats langs de volgende kanalen: via e-mail, brochures en internet. Een belangrijke rol is hier weggelegd voor de gemeentelijke website. Verder vindt de gemeente Leudal het belangrijk om de publiciteit te zoeken met successen die in de handhaving worden geboekt ten einde een verdere verbetering in het naleefgedrag te bereiken. Zoals in hoofdstuk 3.6 van dit plan is vermeld beschikt de gemeente Leudal niet over een communicatiedeskundige binnen de gemeentelijke organisatie die informatiefolders verzorgt, publicaties opstelt e.d. In 2017 wordt een communicatienota opgesteld waarin wordt uitgewerkt welke communicatiemiddelen in welke gevallen worden ingezet en in welke gevallen ondersteuning van een communicatiedeskundige wenselijk is.

5.4 Landelijke Handhavingstrategie (sanctiestrategie)

Ondersteund door het Programma Uitvoering met Ambitie - PUmA - namen het Interprovinciaal overleg (IPO) en het Openbaar Ministerie (OM), eind 2012 het initiatief om met alle betrokken overheden, een landelijke strategie op te stellen voor toezicht en handhaving . Tijdens het Bestuurlijk Omgevingsberaad van 4 juni 2014 is de eindversie van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) door het IPO en het Openbaar Ministerie aangeboden aan staatssecretaris Mansveld van Milieu. Daarbij spraken alle betrokken partijen zich uit voor implementatie van de LHS. Handhavende instanties, zoals overheden, omgevingsdiensten, het Openbaar Ministerie en de politie treden dan op eenzelfde manier op bij geconstateerde overtredingen. Zo ontstaat een gelijk speelveld, wordt het rechtsgevoel gerespecteerd en blijft de leefomgeving veilig, schoon en gezond.

De Landelijke Handhavingstrategie (LHS) is het eerste gezamenlijke product van: het OM, het IPO, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG),de Unie van Waterschappen (UvW), het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I en M), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), de Inspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (I-SZW), de Nationale Politie en de vereniging van omgevingsdiensten (OmgevingsdienstNL).

Met de Landelijke Handhavingstrategie worden reacties op beoordelingen van inspecteurs gelijkgetrokken. Verder verbindt de Landelijke Handhavingsstrategie het bestuurs- en strafrecht met elkaar. In de handhavingstrategie staan de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke (repressieve) handhaving centraal. Hierbij wordt aangegeven hoe en wanneer de diverse handhavingsinstrumenten worden ingezet, gelet op de zwaarte van de overtreding en de termijn waarbinnen een einde aan de overtreding moet zijn gemaakt. De aanpak op zowel het gebied van het bestuursrecht alsook het strafrecht wordt aangeduid als het tweesporenbeleid. Via twee sporen wordt handhaving opgepakt. Bij voorkeur vindt het optreden plaats door zowel het gemeentebestuur als door de politie en OM. Uiteraard indien en voor zover de partners daartoe bevoegd zijn en voor zover hun prioriteitenstelling daarmee strookt.

Overeenkomstig de eisen uit de kwaliteitscriteria 2.1 hanteert de gemeente Leudal bij de uitvoering van toezicht en handhaving de uniforme Landelijke Handhavingsstrategie. Deze is in bijlage 6 bijgevoegd.

De door de gemeente Leudal gehanteerde landelijke handhavingsstrategie heeft betrekking op alle overtredingen van de regelgeving van de fysieke leefomgeving (milieu, bouwen, ro, brandveiligheid, APV en bijzondere wetten).

5.5 Privaatrechtelijke handhaving

Met privaatrechtelijke handhaving wordt bedoeld dat de gemeente Leudal de aan haar in het privaatrecht toegekende bevoegdheden gebruikt om de naleving van rechtsregels te bevorderen. Bij onrechtmatig in gebruik genomen groenstroken door burgers (bijvoorbeeld ter vergroting van achtertuinen) kan de gemeente, door gebruik te maken van haar eigenaarsbevoegdheid, privaatrechtelijk handhaven. Ook privaatrechtelijk kostenverhaal op grond van een onrechtmatige daadsactie kan tot de mogelijkheden behoren, bijvoorbeeld bij het opruimen van olie op de weg.

Als de gemeente Leudal wil handhaven, staat het haar niet vrij om naar believen gebruik te maken van het publiekrecht dan wel van het privaatrecht. De Windmill-doctrine vormt de maatstaf om te bepalen of het privaatrecht mag worden aangesproken om een voor de gemeente ongewenste c.q. strijdige situatie te beëindigen. Deze doctrine houdt in dat geen gebruik mag worden gemaakt van het privaatrecht wanneer hetzelfde resultaat kan worden bereikt via de bestuursrechtelijke (handhavings)weg. In een dergelijke situatie zou de publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze worden doorkruist.

Omdat privaatrechtelijk handhaven niet snel kan worden gebruikt, geldt het uitgangspunt dat primair wordt ingezet op bestuursrechtelijk handhaven.

5.6 Gedogen

Gedogen houdt eenvoudigweg in dat niet wordt opgetreden tegen een situatie, die strijdig is met de geldende regels. Gelet op de beginselplicht tot handhaving en de serieuze aanpak van de gemeente Leudal van handhaving zal gedogen zich slechts in uitzonderlijke situaties (kunnen) voordoen. Uitgangspunt in de gemeente Leudal is dat indien er gedoogd wordt, het rijksbeleid zoals vastgelegd in de nota “grenzen aan gedogen” als uitgangspunt wordt genomen. Uitsluitend indien sprake is van bijzondere omstandigheden en het zorgvuldig afwegen van de betrokken belangen (bijvoorbeeld het door de overtreden rechtsregel beschermde belang, de belangen van derden en de belangen van de overtreder) daartoe aanleiding geven, kan het gerechtvaardigd of zelfs noodzakelijk zijn dat van bestuursrechtelijk handhavend optreden wordt afgezien. Deze stelregel vloeit voort uit de jurisprudentie aangaande handhaven en gedogen.

Onverminderd het vereiste van een zorgvuldige belangenafweging bij iedere overtreding, komen in principe de volgende situaties voor het afzien van bestuursrechtelijk handhavend optreden in aanmerking.

1.Overmachtsituaties.

Het gaat hierbij om onvoorziene situaties (bijvoorbeeld calamiteiten), die niet voor legalisatie in aanmerking komen, maar waarbij de overtreder geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De belangenafweging kan in die situaties ertoe nopen dat de overtreding tijdelijk wordt gedoogd.

2.Situaties waarin handhavend optreden onevenredig is.

Kenmerk van deze situaties is dat geen sprake is van overmacht of van zicht op legalisatie van de overtreding op afzienbare termijn, maar wel van één of meer zodanig bijzondere omstandigheden, dat de belangenafweging aanleiding geeft om af te zien van bestuursrechtelijk handhavend optreden. Het gaat om situaties, waarin handhavend optreden (na afweging van de betrokken belangen) onevenredig moet worden geacht en wegens die grond achterwege dient te blijven.

3.Situaties waarin sprake is van concreet zicht op legalisatie.

Concreet zicht op legalisatie van de overtreding is de voornaamste bijzondere omstandigheid die leidt tot het afzien van handhavend optreden. Is daarvan sprake, dan is het belang om handhavend op te treden relatief gering en wordt het toepassen van een bestuursrechtelijke maatregel veelal onrechtmatig geacht. Reden waarom in deze situaties in de regel geen daadwerkelijk gebruik kan worden gemaakt van de handhavingsbevoegdheid.

Gedogen kan uitsluitend actief, dus op basis van een expliciet (schriftelijk) besluit. Stilzwijgend gedogen is niet toegestaan. Het beleid voorziet voor situaties waarin wegens overmacht of onevenredigheid wordt gedoogd in een gedoogbeschikking. Daarnaast wordt voor situaties waarin sprake is van concreet zicht op legalisatie de term “opschortingsbesluit” gehanteerd.

Een gedoogbeschikking wordt in principe verleend voor een zo kort mogelijke, concrete termijn. Slechts in uitzonderingsgevallen kan deze worden verleend voor onbepaalde duur (bij geringe inbreuk) of is een persoonsgebonden gedoogbeschikking mogelijk. Voor wat betreft de geldigheidsduur van een opschortingsbesluit wordt aangesloten bij het moment waarop de overtreding c.q. het concrete zicht op legalisatie eindigt. Overigens staat bij het afzien van handhaven het door de overtreden rechtsregel beschermde belang (de beleidsdoelstelling) centraal. Er dienen zodanig strikte voorwaarden te worden gesteld dat dit belang genoegzaam is gewaarborgd en materieel gezien geen verslechtering optreedt ten opzichte van een legale situatie (past bij de belangenafweging en wordt marginaal getoetst).

5.7 Klachten, verzoeken om handhaving en mediation

Schriftelijke verzoeken om handhaving die voldoen aan het bepaalde in de Algemene Wet bestuursrecht zullen in principe conform de hiervoor geldende regels worden afgehandeld. Bij de afhandeling van de verzoeken om handhaving en klachten zullen de in dit beleidsplan genoemde prioriteiten in de handhaving leidend zijn. Ook het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid veel meer bij de burgers en de bedrijven ligt, zal, bij de afweging van de beslissing op de klacht en het verzoek, een belangrijke rol spelen. Dit kan betekenen dat de gemeente zich niet bij elke klacht/verzoek geroepen zal voelen om handelend op te treden maar de verantwoordelijkheid voor het oplossen hiervan bij de burger en het bedrijf zal leggen.

De gemeente Leudal wil bij conflicten met burgers en bedrijven meer gebruik gaan maken van het mediationtraject (bemiddeling). Mediation wordt vooral zinvol geacht bij slepende kwesties, die veel tijd en geld kosten. Mediation heeft vele voordelen. De gemeente Leudal verwacht een betere en ook snellere oplossing van conflicten, door het draagvlak bij beide partijen. Mediation zorgt voor wederzijds respect en begrip en het betekent dat de gemeente een luisterend oor heeft voor klachten. De kwaliteit van dienstverlening wordt op die manier vergroot. In 2016 wordt in een nota nader uitgewerkt in welke gevallen en op welke wijze mediation wordt ingezet door de gemeente Leudal.

5.8 Basisregistratie personen

De gemeente is verantwoordelijk voor een juiste, actuele en betrouwbare Basisregistratie personen (BRP). Aan de inschrijving in de BRP ontleent de burger zijn rechten. Alle overheidsorganen maken gebruik van de gegevens in de BRP. Een onjuiste adresregistratie kan leiden tot fraude met regelingen en uitkeringen, zoals bijstand, toeslagen, of studiefinanciering. De gemeente moet de juistheid van gegevens van ingezetene in de BRP controleren en bij twijfel onderzoeken. Het bestrijden van woonfraude kost de maatschappij veel geld en heeft hoge prioriteit bij het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties. Daarom is een zorgvuldige en integrale aanpak van adresonderzoeken ter bestrijding en het voorkomen van woonfraude noodzakelijk.

5.8.1 Adresonderzoek

Zodra een overheidsorganisatie gerede twijfel heeft over de juistheid van een registratie in de BRP moet de organisatie dit terugmelden aan de BRP. De terugmeldverplichting geldt ook voor een binnengemeentelijke afdeling. Het KCC burgerzaken start een adresonderzoek als er twijfel is over de juistheid van een geregistreerd adres van een persoon in de BRP of bij een vermoeden van een onjuiste adresaangifte. Doel is om de verblijfplaats van de betrokken persoon vast te stellen en de BRP daarmee in overeenstemming te brengen. Overheidsorganen moeten gebruik kunnen maken van een betrouwbare Basisregistratie personen. Een huisbezoek kan deel uitmaken van een adresonderzoek. De adrescontrole vindt plaats door twee personen. De toezichthouder BRP maakt van de adrescontrole een rapportage op en ondertekent deze. De administratieve uitvoering van dit werkproces ligt bij het team KCC, burgerzaken.

5.8.2 Landelijke Aanpak Adreskwaliteit

Sinds medio 2015 neemt de gemeente Leudal deel aan het project Landelijke Aanpak Adreskwaliteit. In het kader van dit project onder leiding van het Ministerie van BZK worden risicoadressen aangeleverd waarop een indicatie is dat sprake kan zijn van een onjuiste registratie. De aangeleverde adressen komen tot stand door samenwerking met overheidsorganen en uitkeringsverstrekkers (o.a. Belastingdienst, SVB, DUO, Justitie, CJIB). Op deze adressen wordt een huisbezoek uitgevoerd waarbij gecontroleerd wordt of de feitelijke situatie overeenkomt met de registratie in de BRP. In verband met de veiligheid wordt de controle gedaan door twee medewerkers (VTH en KCC burgerzaken. Als blijkt dat de feitelijke bewoning afwijkt van de registratie in de BRP wordt een adresonderzoek gestart door het KCC, burgerzaken. Het Kabinet heeft inmiddels besloten tot een structurele voortzetting van de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit.

5.8.3 Toezichthouder BRP

Sinds 2014 is de Wet Basisregistratie personen in werking. In de Wet BRP is, na 20 jaar Wet GBA, het toezicht weer opgenomen. Het college is verplicht toezichthouders aan te wijzen (art. 4.2 Wet brp). De toezichthouders BRP zijn onder meer belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de burger met betrekking tot de aangifte van verblijf en adres, overleggen van documenten ter vaststelling van de identiteit en de burgerlijke staat, aangifte van adreswijzigingen en emigratie. Op 22-12-2015 zijn door het college van B&W de volgende medewerkers aangewezen als Toezichthouder BRP: Boa’s, medewerkers bouw- en milieuhandhaving, Sociaal Rechercheur en medewerkers KCC burgerzaken. Deze functionarissen worden ingezet bij de uitvoering van huisbezoeken bij een adresonderzoek en de controles in het kader van het project Landelijke Aanpak Adreskwaliteit. Een integrale aanpak levert voordelen op waardoor signalen met betrekking tot fraude met bijstandsuitkeringen, leerplicht, veiligheid, overbewoning, overlast buurt hennep en illegale bouwactiviteiten aan het licht komen. Binnengemeentelijke samenwerking is hierbij noodzakelijk. Geadviseerd wordt om een integrale toezichthouder te benoemen en een binnengemeentelijk interventieteam op te richten waarbij casussen en risicoadressen tijdens een periodiek overleg worden besproken.

5.8.4 Bestuurlijke boete

In de Wet basisregistratie personen (BRP) is de bestuurlijke boete opgenomen voor de handhaving van de plichten die burger heeft ten aanzien van de BRP. Elke gemeente kan haar eigen beleid hiervoor vaststellen. Het doel van het opleggen van de bestuurlijke boete is om de burger aan te zetten tot het nakomen van verplichtingen die de Wet BRP aan hem stelt.

6 Organisatie vergunningverlening, toezicht en handhaving

6.1 Vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen de Eenheid Dienstverlening

Hieronder is in de vorm van een organigram de gemeentelijke organisatiestructuur weergegeven waarbinnen de gemeentelijke VTH-taken worden uitgevoerd:

afbeelding binnen de regeling

In dit domein is het volledige proces van beleidsontwikkeling, -uitvoering en toezicht en handhaving van de ruimtelijke en fysieke omgeving georganiseerd. De ontwikkelopgave is om de samenhang en samenwerking in de keten van beleid, vergunningen en toetsingskaders (o.a. bestemmingsplannen) verder vorm te geven vanuit zowel de samenhang vanuit klantperspectief (2e lijn frontoffice) en de samenhang vanuit maatschappelijke opgaven.

Binnen dit domein zijn de taakvelden geclusterd rondom de verschillende (ruimtelijke en fysieke) beleidsvelden, planeconomie, vastgoed, projectleiders fysiek / technici vanuit Beheer Openbare Ruimte en de overige taken vanuit de huidige afdelingen Milieu, Bouwen en Wonen (MBW), Ruimtelijke Ontwikkeling en onderdelen van Volkshuisvesting (ROV) en de taken vanuit Veiligheid, Toezicht en Handhaving (VTH) die betrekking hebben op toezicht en handhaving (met uitzondering van activiteiten van de buitengewone opsporingsambtenaren (BOA). Het karakter van hun werk past meer bij de visie op het domein samenleving.

De taakvelden veiligheid, toezicht en handhaving dienen prominent aandacht te krijgen, er zal meer focus moeten komen op preventie en de huidige “versnippering” dient tegen te worden gegaan door meer integraal te werken vanuit de rol van regisseur.

De ontwikkeling naar meer horizontale sturing zal verder gestalte krijgen vanuit de gedachte dat steeds meer verantwoordelijkheid neergelegd wordt bij de partij die iets wil. De nieuwe Omgevingswet en de mogelijke doorontwikkeling van de RUD (regionale uitvoeringsdienst) naar een robuuste organisatie (i.p.v. netwerkorganisatie) zorgt verder dat bestaande werkwijzen en procedures gaan wijzigen.

Dit betekent dat de rol van medewerkers meer verschuift van vergunningverlening naar facilitering/begeleiding in plaats van toezicht achteraf. Deze meer faciliterende en begeleidende rol vraagt en zorgt voor een ander proces aan de voorkant (vooroverleg, informatie, et cetera). Oftewel van zorgen dat naar zorgen voor. Deze ontwikkelingen zullen een vertaling krijgen in verdere professionalisering van werken in de horizontale lijn (rollen, competenties, opdrachtgever/opdrachtnemer). Hierdoor neemt de wendbaarheid van medewerkers toe en kan meer invulling gegeven worden aan flexibel werken vanuit projecten. Verder zal het door ontwikkelen van de werkwijze van een vakgerichte benadering naar een resultaatgerichte aanpak centraal komen te staan, met daarbij aandacht voor het vernieuwen van het beleidsproces.

6.2 Scheiding tussen vergunningverlening en handhaving

Op grond van de Wabo en de landelijke kwaliteitscriteria moeten binnen de gemeentelijke organisatie regelingen getroffen zijn voor een zo optimaal mogelijke scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving. De functiescheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving draagt bij aan de objectiviteit van de handhaving. Op deze manier hoeft niet eenzelfde persoon, die een rol bij het verlenen van een bepaalde vergunning heeft gespeeld, nogmaals een oordeel te geven over de eventuele niet naleving van (een deel van) die vergunning. Daarnaast zijn vergunningverlening en handhaving aparte gebieden, die elk specifieke eisen stellen aan de kwaliteiten van de personen die zich hiermee bezig houden.

De gemeente Leudal heeft haar eigen organisatie zo ingericht dat alle Wabo vergunningverlening en handhaving gescheiden zijn op bestuurlijk, organisatorisch en persoonsniveau. Daarnaast dient volgens de kwaliteitscriteria voor de juristen een scheiding op objectniveau te zijn. De gemeente Leudal voldoet aan deze eis.

6.3 Roulatiesysteem

Conform de eisen uit het Bor en de landelijke kwaliteitscriteria dient de gemeente Leudal te beschikken over een roulatiesysteem bij objecten, partijen en inrichtingen waar frequent en intensief controles worden uitgevoerd. De gemeente Leudal voldoet aan de eisen voor een roulatiesysteem via de RUD waar de gemeente een groot deel van haar VTH-taken voor milieu heeft ondergebracht. Met betrekking tot toezicht bij bouwen wordt binnen de gemeente Leudal gewerkt binnen drie rayons. De toezichthouders in de rayons zullen om de drie jaar gewisseld worden, op deze wijze voldoet de gemeente Leudal aan de vereisten voor een roulatiesysteem.

6.4 Bereikbaarheid- en beschikbaarheidsregeling

Voor crisis en rampen in de gemeente Leudal is er een 24-uurs bereikbaarheid geregeld.

Over klachten in de openbare ruimte is een 24-uurs bereikbaarheid geregeld via een piketambtenaar bij de politie.

Binnen de RUD-Limburg Noord is begin 2016 een 24/7 bereikbaar- en beschikbaarheidsregeling ingesteld voor milieumeldingen waaraan alle gemeenten in de regio Limburg Noord deelnemen (milieupiket).

6.5 Mandaat bij vergunningverlening en toezicht en handhaving

De bevoegdheden tot het verlenen dan wel weigeren van vergunningaanvragen en het handhavend optreden tegen overtredingen komen toe aan bestuursorganen. Deze bevoegdheid kan gemandateerd worden aan de ambtelijke organisatie. De gemeente Leudal beschikt over een mandaatregeling. Door een ruime mate van ondermandaat toe te staan is het desondanks mogelijk dat bevoegdheden en verantwoordelijkheden laag in de organisatie worden gelegd.

Als gevolg vande geldende mandaatregeling en het bijbehorende bevoegdhedenregister zijn mandaten toegekend aan het afdelingshoofd. Bij afwezigheid van het afdelingshoofd kan een hoofd van een andere afdeling optreden als zijn vervanger. Hierdoor is deze dus ook bevoegd. Verder zijn bij afwezigheid van het afdelingshoofd ook steeds bevoegd: de gemeentesecretaris/algemeen directeur, de procesmanager informatievoorziening/plv. gemeentesecretaris en de directeur strategische programma’s/plv. algemeen directeur.

Voor een aantal bevoegdheden geldt dat ondermandaat is verleend aan een aantal medewerkers. De bevoegdheden waarvoor dit geldt, zijn opgenomen in de bestaande ondermandaatbesluiten. Deze kunnen worden geraadpleegd via www.overheid.nl.

6.6 Interne en externe afstemming

6.6.1 Afstemming binnen het intaketeam vergunningen Twee keer per week komt het intaketeam Wabo bij elkaar en bestaat uit een medewerker milieu, een medewerker bouwen, medewerker ROV, een medewerker van het team Veiligheid, toezicht en handhaving en een medewerker van BOR. Het intaketeam ontvangt aanvragen van de taakverdeler en oordeelt integraal of het plan /aanvraag van de klant realiseerbaar is. Het intaketeam wijst een behandelaar en de adviseurs aan. Als de aanvraag een adres betreft, waarbij de feitelijke bewoning van het adres naar verwachting niet overeenkomt met de inschrijving in de BRP, wordt aan het intaketeam een medewerker burgerzaken toegevoegd voor de uitvoering van het adresonderzoek.

6.6.2 Afstemming tussen vergunningverlening en handhavingIn het verleden was er een structureel overleg tussende vergunningverleners en de toezichthouders. Dit overleg is verwaterd. Met ingang van 2015 vindt minimaal 2 keer per jaar een afstemmingsoverleg plaats. De deelnemers zijn per toerbeurt voorzitter. De voorzitter stelt de agenda op en nodigt de deelnemers uit voor het overleg. Per toerbeurt wordt een verslag van het overleg gemaakt.

6.6.3 Afstemming met de brandweerDe gemeente maakt gebruik van de brandweer bij het toetsen van bouwaanvragen op brandveiligheid en bij het adviseren over gebruiksvergunningen, drank en horeca, exploitatie en meldingen inzake brandveilig gebruik. De medewerkers bouwen stemmen inhoudelijk 1 keer per week af met de brandweer inzake de vergunningaanvragen. Er vindt momenteel geen structureel overleg met de brandweer plaats over toezicht en handhaving. Dit is wel gewenst. In het uitvoeringsprogramma VTH wordt dit als actie opgenomen.

6.6.4 Afstemming met de provincieMet de provincie vindt op het gebied van toezicht en handhaving geen structureel overleg plaats. Vanuit het werkveld ROV vindt 1 keer in de 6 weken overleg plaats met de provincie.

6.6.5 RO-buitengebied overlegOm de twee weken vindt er een RO buitengebied overleg plaats.

6.6.6 WoonwagenoverlegMaandelijks vindt er een woonwagenoverleg plaats. Aan dit overleg nemen deel (soms als agendalid): de politie, een medewerker van het team VTH, leerplicht, sociale zaken, financiën, BRP, vastgoed, ruimtelijke ordening en als externe de beheerder van de woonwagencentra (thans Nijbod Consultancy). Eventuele interventies worden hier besproken en voorbereid voor behandeling in het Lokaal Bestuurlijk Overleg en het Casusoverleg Sociaal Domein.

6.6.7 RUD overleg De gemeente Leudal neemt deel aan de overlegvormen binnen de RUD.Het betreft een 4 jaarlijks overleg voor de managers van Vergunningen, Toezicht en Handhaving. Daarnaast zijn er ook nog medewerkersbijeenkomsten/werkgroepen. De frequenties hiervan wisselen.

6.6.8 Afstemming met het WaterschapMet het Waterschap vindt naar behoefte overleg plaats (niet structureel).

6.6.9 Afstemming bij evenementenBij grote evenementen vindt afstemming plaats, intern binnen de gemeenten en met de hulpdiensten.

6.6.10 Afstemming met politiePeriodiek vindt er overleg plaats tussen medewerkers van het werkveld VTH en de politie over de uitvoering (toezicht en handhaving) van het uitvoeringsprogramma VTH.

6.7 Samenwerking met de RUD-Limburg Noord

Op grond van de Wet VTH zijn gemeenten wettelijk verplicht om hun basistaken (vergunningverlening milieu (excl. AMvB-meldingen) en toezicht en handhaving milieuvergunningen, sloop van bedrijven en deels toezicht bodem) te beleggen bij een RUD en moeten ze de kwaliteit van de uitvoering van deze basistaken vastleggen in een zogenaamde kwaliteitsverordening.

De RUD Limburg-Noord is in 2013 opgericht om de kwaliteit van de dienstverlening en het toezicht en handhaving bij de uitvoering van het milieudeel van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) te verbeteren, dit minimaal voor zover het de taken uit het landelijk basistakenpakket betreft. De RUD is opgezet als een netwerk-organisatie die op innovatieve en kostenefficiënte wijze uitvoering geeft aan deze taken. De RUD voert minimaal de taken uit zoals die landelijk zijn vastgelegd in het zogenaamde basistakenpakket. Het staat deelnemers aan de RUD vrij om meer taken in te brengen.

De RUD Limburg-Noord heeft gekozen voor het instrument van de bestuursovereenkomst om de RUD bestuurlijk te verankeren. Daarnaast is er een dienstverleningsovereenkomst opgesteld waarin de afspraken (o.a. financieel) worden vastgelegd. ln mandaatbesluiten is vastgelegd welke bevoegdheden o.a. de directeur van de RUD heeft. Voor uitvoering van de taken blijven de deelnemers aan de RUD Limburg-Noord het bevoegd gezag.

De RUD Limburg Noord is een zogenaamde netwerk RUD. Landelijk zijn er maar drie netwerk RUD’s (één in Limburg en twee in Overijssel). De overige RUD’s in Nederland werken niet met een netwerkconstructie. Bij de netwerkvariant van de RUD Limburg Noord blijven - in tegenstelling tot de ‘klassieke’ RUD -  de medewerkers in de eigen organisatie werkzaam. Volgens het op 8 december 2015 door de 1e Kamer aangenomen wetsvoorstel vergunningverlening, toezicht en handhaving tot wijziging van de Wabo mogen de netwerk RUD’s maar tot 1 januari 2018 functioneren als een netwerk- RUD. Voor de netwerk RUD’s is voorzien in een tijdelijke overgangsregeling. Met ingang van 1 januari 2018 moeten alle omgevingsdiensten een openbaar lichaam zijn. Welke gevolgen dit voor de gemeentelijke organisatie heeft is nog niet bekend. Binnen Limburg Noord blijft men bestuurlijk vooralsnog streven naar een netwerkconstruct.

De RUD Limburg Noord stelt jaarlijks voor alle gemeenten in Limburg Noord een uitvoeringsprogramma op. In dit programma zijn de (verplichte)taken opgenomen die de gemeente door de RUD Limburg Noord laat uitvoeren. Conform de Wet VTH zijn gemeenten verplicht voor de uitvoering van het basistakenpakket door de RUD in een verordening regels te stellen om een goede kwaliteit van de vergunningverlening en handhaving door de RUD te borgen. De VNG heeft hier een modelverordening voor opgesteld (gebaseerd op de kwaliteitscriteria 2.1) die thans door de RUD Limburg Noord nader wordt uitgewerkt voor alle gemeenten in Limburg Noord.

6.8 Regelingen voor uitbesteden van vergunningverlening

Conform de landelijke kwaliteitscriteria dient de gemeente, indien zij gebruik (wenst te maken)maakt van externe ondersteuning hiervoor een regeling te hebben vastgesteld. Degene die ingehuurd wordt moet namelijk voldoen aan de eisen met betrekking tot de kritieke massa (opleiding, ervaring etc.) uit de landelijke kwaliteitscriteria. De gemeente Leudal beschikt nog niet over deze regeling. In het uitvoeringsprogramma VTH wordt dit als actiepunt opgenomen.

6.9 Kwaliteitsborging

6.6.9.1 Zelfevaluatietool landelijke kwaliteitscriteria VTH

6.Voor gemeenten is landelijk een zelfevaluatietool beschikbaar gesteld die de gemeenten inzicht verschaft in de mate waarin zij (kunnen) voldoen aan de kwaliteitscriteria en wat eventuele verbeterpunten zijn. De gemeente Leudal vult deze zelfevaluatietool jaarlijks in zodat inzichtelijk is in welke mate de gemeente (nog) voldoet aan de kwaliteitscriteria en welke acties er nog moeten plaatsvinden. Deze acties krijgen een plek in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma VTH.

6.6.9.2 Steekproefsgewijze controles

6.Steeksproefsgewijs worden jaarlijks controles uitgevoerd of vergunningverlening bouwen plaats vindt conform het minimale toetsniveau uit de LTB 2012, of controles bouwen plaats vindt conform het landelijk toezichtsprotocol BWT, of toezicht van het omgevingsrecht plaats vindt conform de in onderhavig VTH-plan opgenomen toezichtstrategie, of handhaving van het omgevingsrecht plaats vindt conform de landelijke handhavingsstrategie en of registratie van vergunningprocedures en toezicht en handhaving plaats vindt in SBA. De uitkomsten hiervan worden opgenomen in de jaarlijkse rapportage aan het bestuur over de voortgang van het uitvoeringsprogramma VTH.

6.6.9.3 Klanttevredenheidsonderzoek

6.Eén keer per jaar vindt er een klanttevredenheidsonderzoek plaats. De resultaten hiervan worden meegenomen in de jaarlijkse rapportage aan het bestuur over de voortgang van het uitvoeringsprogramma VTH.

6.6.9.4 Protocollen en werkinstructies

6.Conform de eisen uit de Wabo en de landelijke kwaliteitscriteria dient het vergunningverlenend en handhavend bevoegd gezag te handelen op grond van protocollen voor de voorbereiding en uitvoering van haar Wabo taken. Dit om de kwaliteit van de vergunningverlening en de handhaving te borgen. De gemeente dient de werkprocessen voor de voorbereiding en uitvoering van de Wabo-taken in protocollen vast te leggen. De volgende processen dienen voor de Wabo- vergunningverlening te worden beschreven:

  • ·

    Vooroverleg;

  • ·

    Beoordelen concept-aanvraag;

  • ·

    Beoordelen definitieve aanvraag;

  • ·

    (ontwerp)besluit;

  • ·

    Bedenkingen;

  • ·

    Bezwaar en beroep;

  • ·

    Overdracht naar handhaving;

  • ·

    Procesbeschrijving van de te doorlopen stappen met betrekking tot afwijkingsbesluit;

  • ·

    Voor aanvragen in strijd met het bestemmingsplan dan wel inpassingsplan een werkinstructie voor een goede intake en een werkinstructie voor het nagaan van relevante kaders/vigerend beleid.

6.Met het implementeren van de Wabo in 2010 heeft de gemeente Leudal haar werkprocessen aangepast en zijn hier ook procesbeschrijvingen voor opgesteld. De gemeente Leudal zal jaarlijks de werkprocessen evalueren en waar nodig aanpassen. De resultaten uit de evaluatie worden opgenomen in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma VTH.

6.De volgende processen dienen voor het Wabo toezicht en handhaving te worden beschreven:

  • ·

    Voorbereiden van controles;

  • ·

    Uitvoeren van controles;

  • ·

    Versturen verslag en brief;

  • ·

    Toepassen van sancties.

6.De gemeente Leudal heeft in 2010 bovengenoemde processen beschreven. De processen zijn opgesteld aan de hand van de ervaringen uit de praktijk en dienen derhalve jaarlijks geëvalueerd te worden waarbij bekeken wordt of de beschrijvingen geactualiseerd en/of aangevuld moeten worden op basis van gewijzigde regelgeving of aanpassingen binnen het team en/of de rest van de organisatie. De jaarlijkse evaluatie en de hieruit voorvloeiende werkzaamheden worden opgenomen in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma VTH.

6.6.9.5 Objectieve criteria voor het bouwdeel van de omgevingsvergunning

6.Voor het taakveld bouwen dient de gemeente overeenkomstig de landelijke kwaliteitscriteria het bouwdeel van een omgevingsvergunning te toetsen op basis van een systematiek die risico’s bepaalt van de bouwaanvragen en accenten legt in het vergunningverleningsproces , zoals omschreven in het toetsprotocol CKB online (nu LTB) of een systematiek met vergelijkbare diepgang. De gemeente Leudal heeft het toetsniveau waarop bouwaanvragen worden getoetst op basis van het nieuwe Bouwbesluit 2012 nog niet vastgesteld. Conform de doelstelling in onderhavig VTH-plan zal de gemeente bij de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen minimaal het basisniveau uit het Landelijke Toetsmodel Bouwen (LTB) toetsen.

6.10 Borging capaciteit en middelen

Om aan de gestelde prioriteiten en doelen te kunnen voldoen, moet worden beschikt over de benodigde capaciteit en middelen. Conform de eisen in de Wabo en de landelijke kwaliteitscriteria moet de gemeente Leudal de doelen en prioriteiten afstemmen op de capaciteit en middelen en deze borgen in de begroting. In de begroting moeten tevens de kosten voor inhuur, apparatuur en instrumenten worden vastgelegd. Daarnaast dient in de begroting een jaarlijkse reservering te worden gedaan van capaciteit en middelen die nodig zijn voor de uitvoering van landelijke prioriteiten en de regionale samenwerkingsafspraken en voor permanente her- en bijscholing. De gemeente Leudal heeft deze eisen nog niet in haar begroting geborgd.

Koppeling van onderhavig beleidsplan VTH en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma VTH aan de begroting lukt nu nog niet. In de toekomst wordt getracht de koppeling met de begroting aan te brengen.

Bijlage 5. Toezichtstrategie

Onder controle en toezicht wordt verstaan het nagaan of en in hoeverre wettelijke regels worden nageleefd. Dit vormt tevens het doel van inspectie en toezicht. Door actief erop uit te trekken toont de gemeente Leudal aan dat zij ook uitvoering aan haar beleid geeft en is verder voor iedereen letterlijk en figuurlijk zichtbaar dat de gemeente ook controleert. Gevolg hiervan zal zijn dat een bepaalde ´afschrikwekkende´ werking uitgaat van controle en toezicht en dat daardoor het naleefgedrag (preventief) wordt vergroot.

In de toezichtstrategie wordt neergelegd hoe controle en toezicht worden uitgeoefend. Daarbij wordt aangegeven hoe de capaciteit en middelen worden ingezet om een zo groot mogelijk resultaat te behalen.

De toezichtstrategie die voor de verschillende handhavingstaken in het handhavingsprogramma (en protocollen) wordt uitgeschreven, wordt in sterke mate bepaald door de prioriteitenstelling. De gegeven prioriteit bepaalt wanneer, hoe vaak (inspectiefrequentie) wordt geïnspecteerd, op welke (vastgestelde) handhavingsthema’s en met welke diepgang dat gebeurt.

Hieronder staan de basisuitgangspunten.

Cluster 1: Vergunninggericht werken

Zoals de benaming al aangeeft, staat bij vergunninggericht werken een bepaalde vergunning centraal. Van hieruit worden controle en toezicht uitgeoefend en volgen eventuele handhavingsacties. Daarbij wordt rekening gehouden met de regels en normen, die aan de desbetreffende vergunning zijn verbonden.

De prioriteitenstelling bepaalt in welke fasen van de uitvoering (inspectiefrequentie) wordt geïnspecteerd, op welke thema’s en met welke diepgang.

Arrangement

Toelichting

Integrale inspectie

Beoordeling van alle onderdelen op detailniveau

Representatief/beperkt

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details

Marginaal

Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog.

Steekproefsgewijs

Er vinden geen of steekproefsgewijs inspecties plaats

Cluster 2: Objectgericht werken

Bij objectgericht werken wordt gehandeld vanuit bepaalde objecten. De objecten vormen het vertrekpunt en alle van toepassing zijnde regels worden op naleving gecontroleerd.

De prioriteitenstelling bepaalt hoe frequent een object wordt gecontroleerd en met welke diepgang.

Arrangement

Toelichting

Integrale controle

(On-)aangekondigde controle op alle aspecten c.q. handhavingsthema’s

Aspectcontrole

(On-)aangekondigde controle op een of een beperkt aantal aspecten c.q. handhavingsthema’s

Ad-hoc controle

Controle op basis van een klacht of melding

Cluster 3: Gebiedsgericht werken

Gebiedsgericht werken gaat voor toezicht en controle uit van een bepaald gebied, alwaar wordt toegezien op de naleving van de voor dat gebied van toepassing zijnde regels en normen.

De prioriteitenstelling bepaalt hoe vaak en op welke thema’s een gebied wordt gecontroleerd.

Arrangement

Toelichting

Recherchemodel

Gericht specifieke overtredingen opsporen op thema of straat.

Patrouillemodel

Controle op direct opvallende zaken tijdens een algemene toezichtronde (met auto, (brom-)fiets of lopend )

Uitrukmodel

Controle op basis van klachten of meldingen

Toezicht kan zowel aangekondigd als onaangekondigd worden uitgeoefend. Door het verrassingselement van een niet aangekondigde controle wordt een vollediger beeld verkregen.

In aanvulling hierop geldt voor het toezicht tijdens de bouwfase conform de kwaliteitscriteria 2.1 het volgende. Voor het toezicht tijdens de bouwfase is de strategie gebaseerd op de volgende uitgangspunten: a. De gemeente Leudal houdt toezicht op basis van een systematiek zoals beschreven in het integraal toezichtprotocol. Deze systematiek gaat uit van objectcategorieën op basis van gebruik/activiteit, een toezichtmatrix die diepgang per thema en frequentie vastgelegd door het bevoegd gezag en een projectgebonden checklist voor de inspectie. b. De gemeente Leudal hanteert het collectieve niveau zoals afgesproken in het integraal toezichtprotocol. c. De gemeente Leudal mag van de bovengenoemde (a en/of b) objectieve criteria afwijken indien aantoonbaar blijkt uit eigen gegevens dat het collectieve niveau niet noodzakelijk dan wel niet ambitieus genoeg is. De gegevens bevatten tenminste informatie over geconstateerde afwijkingen en het naleefgedrag van specifieke partijen. De argumenten tot afwijken moeten aantoonbaar worden gemaakt en vastgesteld worden.

Voor het toezicht tijdens de gebruiksfase omvat de toezichtstrategie tenminste: a. diepgang van uit te oefenen toezicht; b. routinematige bezoeken, inclusief de frequentie daarvan en incidentele bezoeken voor alle type objecten en gronden (inclusief bestaande gebouwenvoorraad en gevallen van sloop); c. de controle van administratieve bescheiden en het toezicht op het bereiken van kwaliteitsnormen; d. onderzoek en verificatie van de eigen controlemaatregelen die door of ten behoeve van inrichtinghouders worden uitgevoerd; e. het geven van voorlichting aan de inrichtinghouder; f. de rapportage over de resultaten van het toezicht; g. een aanpak voor het minimaliseren van de toezichtslast voor de onder toezichtstaanden, onder andere door vooraf te beoordelen welke afstemming nodig is en in hoeverre controles op één moment en gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd met een zo klein mogelijk team waarin de benodigde deskundigheden voor de te verwachten risico‟s vertegenwoordigd zijn.

Voor het toezicht op activiteiten die toegestaan zijn middels een afwijkingsbesluit dient het bevoegd gezag: a. expliciet aan te geven of toezicht wordt uitgeoefend; b. op welke wijze toezicht wordt uitgeoefend; c. met welke intensiteit toezicht wordt uitgeoefend.