Regeling vervallen per 11-02-2010

Beleidsnotitie woondoeleinden

Geldend van 21-08-2008 t/m 10-02-2010

Intitulé

Beleidsnotitie ‘Woondoeleinden’

Inleiding

Momenteel zijn er ongeveer 110 bestemmingsplannen voor de bebouwde kommen in Leudal. Dit zijn vooral verouderde bestemmingsplannen, die vaak weinig bebouwingsmogelijkheden bieden. Het is de bedoeling om voor alle kernen van Leudal nieuwe eenduidige bestemmingsplannen vast te stellen met ruimere bebouwingsmogelijkheden, echter dit zal, mede gelet op de te doorlopen procedures, enkele jaren in beslag nemen.

Vooruitlopend op het vaststellen van deze eenduidige bestemmingsplannen, heeft het college de beleidsnotitie woondoeleinden vastgesteld. Hierin zijn de toekomstige bestemmingsplanvoorschriften van ‘Woondoeleinden’ aangegeven. Is een aanvraag in strijd met het bestemmingsplan maar wordt voldaan aan de voorschriften van deze nota, werkt het college in principe mee aan een ontheffing of projectbesluit, zodat het bouwplan alsnog kan worden gerealiseerd.

In deze nota zal eerst nader worden ingegaan op de huidige situatie (aanleiding). Hierna wordt het te bereiken doel en de beleidskaders aangegeven. De concrete maatregelen/voorschriften zijn opgenomen in bijlage 1, 2 en 3 van deze nota. Als laatste wordt de juridische procedure beschreven.

Aanleiding

De huidige, verouderde bestemmingsplannen leiden vaak tot een beperking in de bebouwingsmogelijkheden. Vaak ontstaat door de enge bestemmingsplanvoorschriften, strijd met het bestemmingsplan. Wil het college van Burgemeester en wethouders toch aan een dergelijk bouwplan/verzoek meewerken, kan dit enkel middels een ontheffing of projectbesluit. Dit leidt weer tot langere procedures en tot hogere legeskosten.

Om een einde te maken aan deze ‘problematiek’, is het college voornemens om de oude bestemmingsplannen te vervangen voor nieuwe eenduidige en ruime bestemmingsplannen voor alle kernen van Leudal. Het zal echter enige jaren duren voordat voor alle kernen de nieuwe bestemmingsplannen zijn vastgesteld. Vooruitlopend op de vaststelling en om ook nu al aan verzoeken mee te kunnen werken heeft het college voor de woondoeleinden van de bebouwde kommen (de kernen van Leudal) onderhavige notitie opgesteld.

Zoals aangegeven is onderhavige nota enkel van toepassing voor het uitbreiden van bestaande woningen in de bebouwde kom. Voor de buitengebieden zijn de beleidsnotities ‘uitbreiden van burgerwoningen’ en ‘bijgebouwen bij woningen in het buitengebied’ vastgesteld. De reden om voor het buitengebied aparte beleidsnotities op te stellen heeft betrekking op de gevoeligheid van dit gebied en het feit dat een ruimtelijke ingreep buiten de bebouwde kom al snel in strijd kan zijn met het provinciale beleid.

Daarnaast komt het nogal eens voor dat een verzoek wordt ingediend voor het wijzigen van het gebruik van een bestaand gebouw. In deze nota zijn ook voorwaarden c.q. voorschriften opgenomen m.b.t. het wijzigen van het gebruik van een bestaand pand, binnen de bebouwde kom. Dit betekent bijvoorbeeld dat een pand met een woonbestemming op een andere wijze gebruikt zou kunnen worden. Te denken valt hierbij aan gebruik als een kantoor- of winkelpand.

Doelstelling

Het doel van deze nota is om burgers binnen redelijke grenzen een zekere mate van vrijheid te geven om hun woning aan te kunnen passen aan de huidige maatstaven ten aanzien van woongenot en comfort, zonder dat er onevenredige overlast ontstaat voor omwonenden (denk aan beperking van

lichtinval, bezonning, privacy, uitzicht e.d. van naastgelegen percelen). Voorts mag door de uitbreiding de ruimtelijke en stedenbouwkundige karakteristiek van de directe omgeving niet worden aangetast.

Onderstaand is per doelgroep aangegeven aan welke voorschriften moet worden voldaan om aan het doel te voldoen.

Uitbreiden van woning binnen de bebouwde kom

Om ongewenste uitbreidingen van woningen binnen de bebouwde kom te voorkomen, zijn in bijlage 1 en 2, eenduidige en eenvoudig te hanteren beleidsregels opgesteld. Deze voorschriften en begripsbepalingen hebben enkel betrekking op uitbreidingen binnen de bebouwde kom, omdat het gevaar voor aantasting van het ruimtelijke en stedenbouwkundige beeld alsmede het woonklimaat hier het grootste is.

Uitbreiden van woning buiten de bebouwde kom

ntheffingsmogelijkheden buiten de bebouwde kom worden per geval beoordeeld en maken géén deel uit van deze beleidsnota. Voor de buitengebieden zijn de beleidsnotities ‘uitbreiden van burgerwoningen’ en ‘bijgebouwen bij woningen in het buitengebied’ vastgesteld O

Wijzigen van gebruik binnen de bebouwde kom.

Om ongewenste situaties m.b.t. het wijzigen van het gebruik te voorkomen, zijn in bijlage 3 van deze beleidsnota voorwaarden opgenomen om ongewenste functieveranderingen te voorkomen. Overigens wordt opgemerkt dat deze voorschriften, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, van toepassing zijn.

‘andere bouwwerken’ en ‘andere gebouwen binnen de bebouwde kom’

Voor uitbreidingen van ‘andere gebouwen binnen de bebouwde kom’ of het oprichten van ‘andere bouwwerken’, niet zijnde een overkapping/carport zoals beschreven in bijlage 1 en 2, zijn géén voorschriften opgenomen. Vanwege hun diversiteit is het niet mogelijk c.q. niet wenselijk beleidsregels

op te stellen die enerzijds voldoende bebouwingsmogelijkheden bieden en anderzijds garanderen dat er geen ongewenste situaties gaan ontstaan. Om die reden zullen verzoeken om vrijstelling in deze categorieën per geval worden beoordeeld.

Beleidskaders

Zoals bovenstaand is aangegeven, zijn voor uitbreidingen van woningen en functiewijzigingen binnen de bebouwde kom, in bijlage 1 t/m 3 voorschriften opgenomen. Indien aan deze voorschriften wordt voldaan, is het college in principe voornemens om aan een ontheffing of projectbesluit mee te werken.

Het bouwplan wordt dan passend geacht binnen het ruimtelijke en stedenbouwkundige beeld.

Deze voorschriften zijn op hoofdlijnen gebaseerd op het bestemmingsplan ‘Kelpen-Oler’, het meest recente ruimtelijke beleid van de gemeente Leudal. Onderhavige voorschriften zullen verder dienst doen als onderlegger voor de bestemming ‘Woondoeleinden’ van de nog op te stellen bestemmingsplannen van de dorpskernen van de gemeente Leudal.

Bestemmingsplan ‘De Bevelanden’’, alsmede alle nog in ontwikkeling zijnde nieuwbouwgebieden c.q. inpassinggebieden zijn van deze beleidsregels uitgezonderd. Voor deze gebieden gelden specifieke stedenbouwkundige bebouwingsregelingen, waardoor strijd kan ontstaan met deze beleidsnota.

Aanvragen om ontheffing c.q. projectbesluit voor deze gebieden zullen afzonderlijk worden beoordeeld, waarbij per geval wordt bekeken of de nieuwe ontwikkeling wenselijk en uit stedenbouwkundig oogpunt inpasbaar is.

De beleidsnota ‘woondoeleinden’ krijgt door vaststelling door het college en bekendmaking de status van "beleidsregel" als bedoeld in artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de gemeente zich in eventuele latere juridische procedures zal kunnen beroepen op het op deze wijze algemeen bekend gemaakte en toegepaste beleid van het college en dat daarmee strijdige verzoeken kunnen worden afgewezen. Het blijft een mogelijkheid, dus in elk individueel geval is en blijft een belangenafweging noodzakelijk. Ingevolge artikel 4:84 Awb handelt het college overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Juridische procedure

Om aan een verzoek mee te kunnen werken moet er een ontheffing of projectbesluit worden verleend. iervoor gelden verschillende procedures. H

Ontheffing

Er zijn drie soorten ontheffingen te onderscheiden, de binnenplanse ontheffing (art. 3.6 Wro), de tijdelijke ontheffing (art. 3.22 Wro) en de buitenplanse ontheffing (art. 3.23 Wro).

  • -

    Binnenplanse ontheffing: Dit betreffen ontheffing (voorheen vrijstellingen) die opgenomenzijn in het bestemmingsplan. Het onderhavige beleid dient hiervoor, zover betrekking hebbende op woondoeleinden, als beleidskader;

  • -

    Tijdelijke ontheffing: Dit betreft een ontheffing voor een tijdelijke behoefte, ten hoogste voorde duur van 5 jaar. Dit betreffen vaak specifieke verzoeken. Onderhavige beleid is hiervoor niet maatgevend;

  • -

    Buitenplanse ontheffing: Dit betreffen ontheffing die zijn beschreven in art. 4.1.1 van hetBesluit Ruimtelijke Ordening. Met betrekking tot de leden 1a, 1d, 1e en 1i dient het onderhavige beleid als beleidskader. De andere ontheffingsmogelijkheden op deze lijst betreffen specifieke mogelijkheden, waarbij per aanvraag zal worden bezien of hieraan medewerking kan worden verleend (zie ook de beleidsnotities ‘uitbreiden van burgerwoningen’ en ‘bijgebouwen bij woningen in het buitengebied’).

Voor zowel voor een binnenplanse, tijdelijke of buitenplanse ontheffing is op de voorbereiding van een besluit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dit betekent dat het ontwerpbesluit gedurende 6 weken ter inzage wordt gelegd. Gedurende deze termijn kan eenieder schriftelijk zijn zienswijze omtrent de aanvraag kenbaar maken. B en W beslissen vervolgens binnen vier weken (tijdelijke en buitenplanse ontheffing) of 8 weken (binnenplanse ontheffing) na afloop van de terinzagelegging. Dit betreft een termijn van orde. Een verleende ontheffing of projectbesluit wordt als bijlage bij het betreffende bestemmingsplan gevoegd.

Versoepeling ontheffingsprocedures

Het doorlopen van een ontheffingsprocedure neemt veel tijd in beslag. In het kader van het versoepelen van procedures heeft het college besloten om in bepaalde gevallen de ontheffing niet meer conform afdeling 3.4 Awb, zes weken ter inzage leggen, maar direct de vergunning te verlenen. Omdat door deze versoepeling de procedure afwijkt van de normale procedure, moet de aanvrager vooraf wel een overeenkomst tekenen waarin de aanvrager zich akkoord verklaard van de juridische risico’s. Indien deze overeenkomst niet wordt ondertekend, zal de procedure wel via afdeling 3.4 Awb, zoals bovenstaand beschreven, worden gevolgd. Deze versoepelde procedure geld enkel als

  • 1.

    Het verzoek past binnen de ontheffingslijst zoals aangegeven in artikel 4.1.1 Bro;

  • 2.

    Het verzoek past binnen Bijlage 1 t/m 3 van deze beleidsnotitie;

  • 3.

    De aanvrager zich akkoord verklaart met de risico’s van de versoepelde ontheffingsprocedure.

Projectbesluit

Indien een verzoek niet gerealiseerd kan worden middels een ontheffing kan de Raad, gedelegeerd aan het college, meewerken aan een projectbesluit (artikel 3.10 Wro). Voorwaarden zijn dat het project van

gemeentelijk belang is en de motivatie via een ‘goede ruimtelijke onderbouwing’ wordt aangetoond.

Tevens moet een uitgebreide procedure (conform artikel 3.11 Wro) worden gevolgd, deze veel tijd in beslag neemt. Omdat het onderhavige beleid ‘Woondoeleinden’ ruimer is dan de ontheffingenlijst zoals bedoeld in artikel 4.1.1. Wro, kan in sommige gevallen enkel aan een verzoek worden meegewerkt middels een projectbesluit. Omdat het uitbreiden van een woning in de meeste gevallen géén gemeentelijk belang heeft, zouden deze aanvragen geweigerd moeten worden.

Het college heeft echter, vooruitlopend op de nog op te stellen kernbestemmingsplannen, besloten dat indien een verzoek voldoet aan de voorschriften van bijlagen 1 t/m 3, toch aan een projectbesluit mee te werken. Het zou onlogisch zijn dat bepaalde verzoeken nu geweigerd worden terwijl ze in de nabije toekomst wel vergund kunnen worden. Het beleid ‘woondoeleinden’ wordt hierbij aangemerkt als de ‘goede ruimtelijke onderbouwing’. Tevens zal niet de uitgebreide procedure zoals bedoeld in artikel 3.11 Wro wordt gevolgd maar de procedure conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dit betekent dat het ontwerpbesluit gedurende 6 weken ter inzage wordt gelegd. Gedurende deze termijn kan eenieder schriftelijk zijn zienswijze omtrent de aanvraag kenbaar maken. Omdat door deze versoepeling de procedure afwijkt van de normale procedure, moet de aanvrager vooraf wel een overeenkomst tekenen waarin de aanvrager zich akkoord verklaard van de juridische risico’s. Indien deze overeenkomst niet wordt ondertekend, zal reguliere procedure worden doorlopen of zal het verzoek worden geweigerd. De versoepelde projectbesluit-procedure geld enkel als:

  • 1.

    Het verzoek niet past binnen de ontheffingslijst zoals aangegeven in artikel 4.1.1 Bro maar wel past binnen Bijlage 1 t/m 3 van deze beleidsnotitie;

  • 2.

    De aanvrager zich akkoord verklaart met de risico’s van de versoepelde projectbesluitprocedure.

Verzoeken die niet passen binnen het de beleidsnotitie ‘woondoeleinden’

Er zullen altijd verzoeken worden ingediend die niet passen binnen de voorschriften van onderhavige beleidsnotitie. Het vaste beleid is dat hieraan géén medewerking wordt verleend. Indien het college, in zeer uitzonderlijke gevallen en mits gemotiveerd, toch aan een dergelijk verzoek wil meewerken, dient de gehele procedure te worden doorlopen, zowel bij een ontheffing als bij een projectbesluit. Tevens moeten dan alle relevante rapporten worden bijgevoegd. Het onderhavige beleid kan dan niet meer dienst doen als ‘goede ruimtelijke onderbouwing’

Bijlage 1: Begripbepalingen

In deze beleidsnotitie worden een aantal begrippen genoemd. Om onduidelijkheden te voorkomen is onderstaand aangegeven wat onder deze begrippen wordt verstaan.

  • a.

    aangebouwd bijgebouw

    Een met het hoofdgebouw verbonden gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw (woonfuncties toegestaan). Er mogen géén nieuwe woningen ontstaan door het te realiseren aangebouwde bijgebouw;

  • b.

    vrijstaand bijgebouw

    Een van het hoofdgebouw vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw alsmede functioneel ondergeschikt is t.o.v. het hoofdgebouw (géén woonfuncties e.d. toegestaan);

  • c.

    achtererf

    Gedeelte van het perceel, gelegen achter het hoofdbebouwingsvlak;

  • d.

    ander bouwwerk

    Een bouwwerk géén gebouw zijnde;

  • e.

    bebouwde kom

    Het gebied dat door zijn ‘samenhangende woonbebouwing’ als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet maatgevend;

  • f.

    bijgebouw

    In deze samenhang worden aan- en uitbouwen ook aangemerkt als aangebouwde bijgebouwen;

  • g.

    bouwwerk

    Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • h.

    bebouwde oppervlakte

    Het (geprojecteerde) oppervlakte van zowel gebouwen als ‘andere bouwwerken’ (buitenwerks gemeten) op het maaiveld van het perceel, een zwembad uitgezonderd;

  • i.

    carport

    Een overdekte stallingsruimte voor auto’s;

  • j.

    gebouw

    Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijk, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • k.

    goothoogte

    De horizontale snijlijn van elk dakvlak met het daaronder gelegen buitenwerks gevelvlak tot aan het gemiddelde aangrenzend maaiveld;

  • l.

    hoekwoning

    Een woning, gelegen op de hoek van twee openbare wegen, fiets- en/of voetpaden;

  • m.

    hoofdbebouwingsvlak

    Denkbeeldig vlak waarbinnen zowel de woning als bijgebouwen opgericht mogen worden. Dit vlak wordt begrensd door de en een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn;

  • n.

    hoofdgebouw

    Gebouw dat op het perceel gelet op zijn afmetingen en functie als voornaamste is aan te merken (woonhuis);

  • o.

    hoogtemeting

    De hoogte wordt gemeten ter plaatse van het aangrenzende maaiveld. Indien het een hellend maaiveld betreft wordt de gemiddelde hoogte genomen over een maximale lengte van 2 meter;

  • p.

    nokhoogte

    Verticaal gemeten vanaf het hoogste punt van een bouwwerk tot aan het gemiddelde aangrenzend maaiveld;

  • q.

    oppervlakte gebouw

    Gemeten dient te worden tussen de omtreklijnen van de horizontale projectie van de buitenwerkse gevelvlakken of de harten van de scheidingsmuren;

  • r.

    perceel

    Een gebouwd onroerend goed – of een gedeelte ervan – dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particulier huishouden te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt

  • s.

    voorgevelrooilijn

    Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen. Een hoekwoning heeft twee voorgevelrooilijnen (zie figuur 1);

  • t.

    zijgevel hoekwoning

    De gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering t.o.v. de omliggende bebouwing niet als voorgevel wordt aangemerkt (zie figuur 1).

Figuur 1

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2: Voorschriften gemeentelijk beleid inzake ‘Woondoeleinden’ m.b.t. bouwen

Artikel 1: algemene voorschriften

  • a.

    onderhavige voorschriften gelden enkel binnen de bebouwde kom;

  • b.

    het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel mag maximaal 60% bedragen, met een maximum van 275 m², met dien verstande dat ten minste 50% van het achtererf, onbebouwd moet blijven;

  • c.

    het stedenbouwkundige beeld mag niet onevenredig worden aangetast;

  • d.

    bestaande gebouwen en bouwwerken op aangrenzende percelen mogen niet worden beperkt in hun gebruiksmogelijkheden c.q. bereikbaarheid en de kwaliteit van hun woonmilieu mag niet worden aangetast.;

  • e.

    Het aantal woningen moet gelijk blijven.

Artikel 2: aanvullende voorwaarden m.b.t. uitbreiding hoofdgebouw

  • a.

    de uitbreiding van het hoofdgebouw mag enkel binnen het hoofdbebouwingsvlak plaatsvinden;

  • b.

    de uitbreiding mag, qua goothoogte en nokhoogte, niet hoger worden dan het oorspronkelijke hoofdgebouw;

  • c.

    bij hoofdgebouwen met een plat dak, mag een kap (of setback passend binnen deze dakvorm) worden gerealiseerd met een maximale goothoogte van 7 meter en een maximale nokhoogte van 10 meter. Bij geschakelde hoofdgebouwen geld dit enkel mits alle hoofdgebouwen met een dak/kap worden voorzien;

  • d.

    de afstand tot de zijdelingse erf- c.q. perceelsgrenzen moet minimaal 3 meter bedragen.

Artikel 3: aanvullende voorwaarden m.b.t. het realiseren van aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen

  • a.

    bijgebouwen moeten minimaal 2 meter achter de voorgevelrooilijn zijn gelegen;

  • b.

    bij vrijstaande woningen moet, binnen het hoofdbebouwingsvlak, de afstand van bijgebouwen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen, minimaal 2 meter bedragen;

  • c.

    Indien de afstand van de bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen groter is dan 2 meter, mogen bijgebouwen tot aan de voorgevelrooilijn worden gebouwd;

  • d.

    indien het een garage betreft, moet de afstand tussen de voorgevel van de garage en de openbare weg minimaal 5 meter bedragen;

  • e.

    de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3.5 meter;

  • f.

    de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 5.5 meter.

Artikel 4: aanvullende voorwaarden m.b.t. het realiseren van één erker of een overkapping t.p.v. de entree van de woning

  • a.

    de erker c.q. overkapping mag maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn uitkomen;

  • b.

    het totale oppervlak mag niet meer bedragen dan 6 m²;

  • c.

    de hoogte mag niet meer bedragen dan 3.5 meter;

  • d.

    de breedte mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen het bouwwerk wordt geplaatst.

Artikel 5: aanvullende voorwaarden m.b.t. het realiseren van één carport, die gedeeltelijk voor de voorgevel uit komt

  • a.

    de lengte van de carport mag maximaal 6 meter bedragen;

  • b.

    de afstand tot aan de openbare weg moet minimaal 3 meter bedragen;

  • c.

    de carport géén gesloten wanden heeft, die tot de constructie zelf behoren;

  • d.

    de hoogte mag niet meer bedragen dan 3.5 meter;

  • e.

    t een reeds aanwezige deze carport moet met de achterzijde direct verbonden zijn me

    • 1.

      dan niet vrijstaande garage, of; al

    • 2.

      een aan de zijgevel van de woning, aangebouwde aanbouw of aangebouwd bijgebouw, indien deze grenst aan de zijde van de inrit van de woning;

Artikel 6: aanvullende voorwaarden m.b.t. het realiseren van één aangebouwd bijgebouw, overkapping/carport aan de zijgevel van een hoekwoning

  • a.

    het bijgebouw / overkapping / carport mag maximaal 3 meter voor de voorgevelrooilijn uitkomen en de afstand tot aan de openbare weg moet minimaal 2 meter bedragen;

  • b.

    de afstand tot aan de voorgevel moet minimaal 3 meter bedragen;

  • c.

    indien het een garage betreft, bedraagt de afstand tot aan de openbare weg minimaal 5 meter;

  • d.

    de hoogte van het bijgebouw / overkapping / carport mag maximaal 3.5 meter bedragen;

  • e.

    het oppervlak van het bijgebouw / overkapping / carport mag maximaal 20 m² bedragen;

  • f.

    het verkeersbelang mag niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 7: aanvullende voorwaarden m.b.t. het realiseren van één erfafscheiding aan de zijgevel van een hoekwoning

  • a.

    De afstand tussen de openbare weg en de erfafscheiding bedraagt minimaal 0.5 meter;

  • b.

    de afstand tot aan de voorgevel moet minimaal 3 meter bedragen;

  • c.

    de hoogte van erfafscheiding mag maximaal 2,0 meter bedragen;

  • d.

    het verkeersbelang mag niet onevenredig worden aangetast.

Bijlage 3: Voorschriften m.b.t. het wijzigen van het gebruik

Artikel 1: Wijziging van het gebruik van bestaande opstallen

  • a.

    Het nieuwe gebruik en de functie van de opstallen moeten zo concreet mogelijk worden omschreven en dient met bedrijfseconomische redenen gemotiveerd te worden;

  • b.

    De kwaliteit van de woon- en leefomgeving mag niet onevenredig worden aangetast;

  • c.

    Er mag géén afbreuk worden gedaan aan het woonkarakter van de buurt en de betreffende woning.

  • d.

    Voor het parkeren geldt dat voor het nieuwe gebruik geen onevenredige parkeerdruk op de omgeving mag ontstaan.

  • e.

    Erotisch getinte bedrijven zijn niet toegestaan.

Bijlage 4: Artikel 4.1.1 Bro; ontheffingen als bedoeld in artikel 3.23 Wro

  • 1.

    Voor de toepassing van artikel 3.23, eerste lid, van de wet komen in aanmerking:

    • a.

      een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning mits:

      • 1e.

        het bouwwerk niet hoger is dan 5 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;

      • 2e.

        het aantal woningen gelijk blijft;

      • 3e.

        het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordtbebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden, en

      • 4e.

        buiten de bebouwde kom het bouwwerk een bruto oppervlak heeft van ten hoogste 150 m²;

    • b.

      een uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander gebouw mits het bouwen niet tot gevolg heeftdat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

    • c.

      een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, de telecommunicatie, het openbaarvervoer of het trein-, water-, of wegverkeer:

      • 1e.

        waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m²,

      • 2e.

        dat bestaat uit één bouwlaag, en

      • 3e.

        dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 5 m;

    • d.

      een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

      • 1e.

        waarvan het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 50 m², en

      • 2e.

        dat gemeten vanaf het aansluitende terrein niet hoger is dan 10 m;

    • e.

      een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;

    • f.

      een kas of een bedrijfsgebouw van lichte constructie met een bruto-vloeroppervlak van ten hoogste 100 m² ten dienste van een agrarisch bedrijf;

    • g.

      een antenne-installatie als bedoeld in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtigebouwwerken, mits de hoogte van de antenne, of indien de antenne is geplaatst op een antennedrager als bedoeld in dat besluit, de hoogte van de antennedrager en de antenne tezamen, gemeten vanaf de voet van de antenne, respectievelijk de antennedrager, minder is dan 40 m;

    • h.

      het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum vandrie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;

    • i.

      het wijzigen van het gebruik van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits:

      • 1e.

        de gebruikswijziging plaats vindt binnen de bebouwde kom;

      • 2e.

        de gebruikswijziging betrekking heeft op een bruto-oppervlakte van niet meer dan 1500 m²,en

      • 3e.

        het aantal woningen gelijk blijft;

    • j.

      een wijziging van het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning, mits:

      • 1e.

        de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaandewoning gestelde eisen;

      • 2e.

        bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder,de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden, en

      • 3e.

        de aanvrager vóór, maar in elk geval op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning ingebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont.

  • 2.

    De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, wordt uitsluitend verleend aan de aanvrager endiens met name genoemde meerderjarige huisgenoten die voldoen aan het eerste lid, aanhef en onderdeel j, onder 3e. Zij is niet overdraagbaar en vervalt in elk geval zodra genoemde personen de bewoning hebben beëindigd.

Ondertekening

Heythuysen 2008, 12 augustus
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN LEUDAL
De secretaris, De burgemeester,
A.Griekspoor A.H.M. Verhoeven MPM