Handhavingsprotocol Kwaliteit Kinderopvang Gemeenten Noord- en Midden-Limburg

Geldend van 04-12-2008 t/m heden

Intitulé

Handhavingsprotocol Kwaliteit Kinderopvang Gemeenten Noord- en Midden-Limburg

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Op grond van de Wet Kinderopvang is het college verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op de kwaliteit van gastouderbureaus en kindercentra. Het college moet er voor zorgen dat de wet en regelgeving op het terrein van de kinderopvang worden nageleefd. Om te voorkomen dat er voor elke overtreding een intensief sanctioneringstraject moet worden gestart en om alle betrokkenen duidelijkheid te verstrekken op welke wijze wordt gehandhaafd bij overtredingen, is dit handhavingsbeleid opgesteld.

1.2 Wet- en regelgeving

Voor wat betreft de kwaliteit van de kinderopvang en gastouderbureaus is de volgende wet- en regelgeving van belang.

  • -

    Wet Kinderopvang: Hierin staan een aantal concrete en globale eisen waar gemeenten, houders en ouders in het kader van kinderopvang aan dienen te voldoen.

  • -

    Regeling Wet kinderopvangBeleidsregels kwaliteit kinderopvang

  • -

    Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang

Daarnaast moet een kindercentrum of gastouderbureau ook rekening houden met vigerende wet- en regelgeving:

  • -

    Overige wet- en regelgeving : Arbowet, Warenwet, Bouwbesluit, Bouwverordening, Vergunning brandweer, CAO-kinderopvang, besluit veiligheid van attractie- en speeltoestellen.

1.3 Wijze van toezicht

In de wet is bepaald dat de GGD de kwaliteitsbewaking uitvoert. Deze taak heeft de minister nader uitgewerkt in de beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang. Het College heeft medewerkers van de GGD als toezichthouder aangewezen. Deze aanwijzing geeft de toezichthouder op grond van artikel 5.2 van de Awb bepaalde bevoegdheden, waaronder het betreden van kindercentra en gastouderbureaus met of zonder toestemming, het vorderen van inlichtingen en het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.

De toezichthouder van de GGD controleert bij melding, daarna jaarlijks en incidenteel of de kindercentra en gastouderbureaus voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen. Deze steltr een inspectierapport op. Zie bijlage 1 voor de procedure inspecties toezichthouders. Als het kindercentrum niet of in onvoldoende mate voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen moet het College overgaan tot handhaving.

2. Handhaving

Het College is verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van de kindercentra en gastouderbureaus. Wanneer de GGD een overtreding constateert, moet het college ervoor zorgen dat de kwaliteitseisen weer nageleefd worden.

2.1. Afwegingsmodel

De gemeenten in Noord- en Midden-Limburg hanteren het afwegingsmodel handhaving kinderopvang, zie bijlage 2, bij het uitvoeren van de handhavingacties die nodig zijn als een houder van een kindercentrum of een gastouderbureau niet voldoet aan een of meer kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. In het model zijn de algemene geldende regels opgenomen die de gemeenten hanteren bij het overtreden van de kwaliteitseisen.

Het gemeentelijke handhavingtraject begint direct na ontvangst van het inspectierapport van de GGD. In het rapport is het ‘Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein’ de basis voor het afwegen van de te ondernemen handhavingactie. In dit overzicht beschrijft de toezichthouder per domein de context van de voorwaarden waar de houder niet aan voldoet. De individuele gemeente kan de aangegeven verzwarende of verzachtende omstandigheden, de inspanning van de houder etc. mee laten wegen bij het beoordelen van de te nemen handhavingactie.

De gemeente kan in bijzondere gevallen, voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het handhavingtraject.

De eerste (juridische) stap is in vrijwel alle gevallen een aanwijzing. Als de GGD een bevel heeft gegeven, dan kan dit worden beschouwd als fase 1 en kan de gemeente onmiddellijk over gaan tot het opleggen van andere sancties, zonder nog eerst een aanwijzing te hoeven geven, dus gelijk naar fase 2. De GGD geeft alleen een bevel in spoedeisende situaties en is dus niet van belang bij lage of gemiddelde prioritering.

De zwaarte van de prioritering komt tot uiting in de hersteltermijn van de aanwijzing. Deze hersteltermijn wordt aangegeven in een bandbreedte. Na een hersteltermijn moet opnieuw worden gecontroleerd, hiervoor worden afspraken gemaakt met de GGD.

In bijlage 3 worden de sancties en procedures nader toegelicht.

2.2. Niet-gemelde kinderopvang

Houders van kindercentra en gastouderbureaus die zich niet bij de gemeente hebben gemeld voor registratie plegen in principe in economisch delict in de zin van de wet Economische delicten. Het actief strafrechtelijk opsporen van niet-gemelde kinderopvang hoort niet tot de taak van de toezichthouder. Krijgt de gemeente echter een signaal dat in haar gemeente kinderopvang of gastouderopvang plaatsvindt zonder dat de houder in het register is opgenomen, dan geeft de gemeente de GGD opdracht een zogenaamde voorselectie te doen. De GGD zal dan onderzoeken of er sprake is van kinderopvang of gastouderopvang in de zin van artikel 1, eerste lid van de Wet Kinderopvang. weigert de houder mee te werken aan het onderzoek, en bestaat een vermoeden dat opvang in de zin van de Wet Kinderopvang plaatsvindt, kan aangifte gedaan worden bij de politie.

2.3. Verantwoording

De inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op gemeenten. Het College moet jaarlijks, op een door de minister te bepalen tijdstip, verantwoording over toezicht en handhaving afleggen aan de inspectie en de gemeenteraad.

Bijlage 1 Procedure inspecties toezichthouder

Op grond van melding

  • 1.

    Ontvangst melding (artikel 45, eerste lid Wet Kinderopvang)

  • 2.

    Controleren of er sprake is van kinderopvang (artikel 4 beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang).

  • 3.

    Binnen acht weken na melding inspecteren (regeling Wet Kinderopvang)

  • 4.

    Gemeente per brief positief adviseren indien er geen overtreding wordt geconstateerd.

  • 5.

    Opstellen ontwerprapport indien er wel een overtreding is geconstateerd.

  • 6.

    Verzenden ontwerprapport aan houder binnen zes weken na inspectie (artikel 7, eerste lid, beleidsregels werkwijze toezichthouder.

  • 7.

    Overleg houder en toezichthouder binnen twee weken na ontvangst (artikel 7, tweede lid, beleidsregels werkwijze toezichthouder)

  • 8.

    Indien er geen overeenstemming is, heeft de houder twee weken de gelegenheid tot het inbrengen van zijn zienswijze (artikel 7, derde lid beleidsregels werkwijze toezichthouder)

  • 9.

    Bij overeenstemming wordt het rapport binnen twee weken vastgesteld (artikel 7, vierde lid beleidsregels werkwijze toezichthouder)

  • 10.

    Onverwijld verzenden aan houder (artikel 63, vierde lid wet kinderopvang) en college van B&W

  • 11

    Indien er geen overeenstemming is tussen houder en toezichthouder en/of als er een sanctiemiddel ingezet moet worden, stelt het college het rapport vast.

  • 12

    Openbaarmaking door toezichthouder uiterlijk drie weken na vaststelling (artikel 63, vijfde lid wet kinderopvang)

Jaarlijkse inspectie of binnen drie maanden na exploitatieneming

  • 1.

    Jaarlijkse controle op naleving kwaliteitseisen of binnen drie maanden na in exploitatieneming (artikel vijf beleidsregels werkwijze toezichthouder)

  • 2.

    Opstellen ontwerp rapport

  • 3.

    Verzenden ontwerprapport aan houder binnen zes weken na controle, artikel 7, eerste lid beleidsregels werkwijze toezichthouder en artikel 63, eerste lid wet kinderopvang

  • 4.

    Overleg houder en toezichthouder binnen twee weken na ontvangst, artikel 7, tweede lid, beleidsregels werkwijze toezichthouder en artikel 63, derde lid wet kinderopvang.

  • 5.

    Indien er geen overeenstemming is, heeft de houder twee weken de gelegenheid tot het inbrengen van zijn zienswijze (artikel 7, derde lid beleidsregels werkwijze toezichthouder)

  • 6.

    Bij overeenstemming wordt het rapport binnen twee weken vastgesteld (artikel 7, vierde lid beleidsregels werkwijze toezichthouder)

  • 7.

    Onverwijld verzenden aan houder (artikel 63, vierde lid wet kinderopvang) en college van B&W

  • 8.

    Indien er geen overeenstemming is tussen houder en toezichthouder en/of als er een sanctiemiddel ingezet moet worden, stelt het college het rapport vast.

  • 9.

    Openbaarmaking uiterlijk drie weken na vaststelling (artikel 63, vijfde lid wet kinderopvang)

Incidenteel onderzoek

  • 1.

    Onderzoek

  • 2.

    Opstellen ontwerprapport

  • 3.

    Verzenden ontwerprapport aan houder binnen zes weken na controle, artikel 7, eerste lid beleidsregels werkwijze toezichthouder en artikel 63, eerste lid wet kinderopvang

  • 4.

    Overleg houder en toezichthouder binnen twee weken na ontvangst, artikel 7, tweede lid, beleidsregels werkwijze toezichthouder

  • 5.

    Indien er geen overeenstemming is, heeft de houder twee weken de gelegenheid tot het inbrengen van zijn zienswijze (artikel 7, derde lid beleidsregels werkwijze toezichthouder)

  • 6.

    Bij overeenstemming wordt het rapport binnen twee weken vastgesteld (artikel 7, vierde lid beleidsregels werkwijze toezichthouder)

  • 7.

    Onverwijld verzenden aan houder (artikel 63, vierde lid wet kinderopvang) en college van B&W

  • 8.

    Indien er geen overeenstemming is tussen houder en toezichthouder en/of als er een sanctiemiddel ingezet moet worden, stelt het college het rapport vast.

  • 9.

    Openbaarmaking uiterlijk drie weken na vaststelling (artikel 63, vijfde lid wet kinderopvang)

Nader onderzoek (herinspectie)

  • 1.

    Controle herstel overtreding na verstrijken van hersteltermijn

  • 2.

    Opstellen ontwerprapport

  • 3.

    Verzenden ontwerprapport aan houder binnen zes weken na controle, artikel 7, eerste lid beleidsregels werkwijze toezichthouder en artikel 63, eerste lid wet kinderopvang

  • 4.

    Overleg houder en toezichthouder binnen twee weken na ontvangst, artikel 7, tweede lid, beleidsregels werkwijze toezichthouder

  • 5.

    Indien er geen overeenstemming is, heeft de houder twee weken de gelegenheid tot het inbrengen van zijn zienswijze (artikel 7, derde lid beleidsregels werkwijze toezichthouder)

  • 6.

    Bij overeenstemming wordt het rapport binnen twee weken vastgesteld (artikel 7, vierde lid beleidsregels werkwijze toezichthouder)

  • 7.

    Onverwijld verzenden aan houder (artikel 63, vierde lid wet kinderopvang) en college van B&W

  • 8.

    Indien er geen overeenstemming is tussen houder en toezichthouder en/of als er een sanctiemiddel ingezet moet worden, stelt het college het rapport vast.

  • 9.

    Openbaarmaking uiterlijk drie weken na vaststelling (artikel 63, vijfde lid wet kinderopvang)

Bijlage 2 Afwegingsmodel handhaving kinderopvang

Bijlage 2

Bijlage 3 Toelichting en procedures sanctiemiddelen

Bijlage 3