Beleidslijn Mestverwerking op locatie

Geldend van 22-11-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidslijn Mestverwerking op locatie

Beleidslijn “Mestverwerking op locatie”

Inleiding

Het kabinet heeft een wijziging van de Meststoffenwet opgesteld. Door deze wetswijziging wordt een nieuw stelsel van verantwoorde mestafzet en verplichte mestverwerking ingevoerd.

Het nieuwe beleid moet zorgen voor een duurzaam evenwicht tussen mestproductie en mestafzet.

Het beleid richt zich alleen op veehouderijbedrijven die meer mest produceren dan zij op eigen grond kwijt kunnen. De hoeveelheid mest die een veehouder per hectare mag gebruiken, is vastgelegd in zogeheten gebruiksnormen.1

Veehouders die voldoende grond hebben om de eigen mestproductie af te zetten, worden ontzien. Mest waarvoor vooraf geen afzetruimte wordt vastgelegd, mag niet worden geproduceerd. Het systeem is opgesteld in overleg met de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO), de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) en Cumela Nederland.

Verplichte mestverwerking

Een veehouder die meer mest produceert dan hij op zijn eigen grond kwijt kan, moet een percentage van zijn mestoverschot aanbieden voor verwerking bij een mestverwerker. Dit is een bepalend element in het stelsel van verantwoorde mestafzet. Onder verwerken wordt in het kader van dit stelsel verstaan het zodanig behandelen van dierlijke mest dat het eindproduct niet langer aangemerkt wordt als dierlijke mest of export.

De achtergrond hiervan is het wegnemen van de milieudruk van het huidige mestoverschot in Nederland. Hiervoor moet de druk op de mestmarkt worden verlaagd en daar moet de verwerkingsplicht een substantiële bijdrage aan leveren. Het is van belang dat de veehouder de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor de verwerkingsplicht geldt, daadwerkelijk bij een verwerker aflevert en met het oog daarop voorafgaand aan het desbetreffende kalenderjaar contracten sluit. Ook aan de kant van de verwerker moet zeker worden gesteld dat hij de mest die hij ontvangt, daadwerkelijk verwerkt. De verwerkingsplicht valt daarmee uiteen in drie delen:

  • 1.

    verplichting voor de veehouder om voor het voor hem verplichte deel van zijn overschot aan dierlijke meststoffen, mestverwerkingovereenkomsten af te sluiten;

  • 2.

    verplichting voor de veehouder om die hoeveelheid dierlijke meststoffen daadwerkelijk aan een verwerker te leveren;

  • 3.

    verplichting voor de verwerker om de aangeleverde dierlijke meststoffen daadwerkelijk te verwerken.

Uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het productiejaar moeten veehouders met een mestoverschot een contract sluiten met een mestverwerker. Mestverwerking moet zorgen voor afzet van dierlijke mest buiten de Nederlandse markt. De verplichting voor mestverwerking zal geleidelijk worden ingevoerd, waarmee per 1 januari 2013 al een begin wordt gemaakt.

Ruimte voor ondernemerschap en innovatie

Het nieuwe stelsel zal, als het goed functioneert, het huidige stelsel van dierrechten vervangen. Het kabinet vindt het huidige stelsel te kostbaar voor ondernemers. Bovendien prikkelt het veehouders te weinig om duurzame oplossingen te bedenken voor het mestoverschot. Het nieuwe beleid moet daarin verandering brengen.

De vraag naar voedsel zal wereldwijd stijgen. Meststoffen worden schaarser zodat mest – ook in Nederland - weer een waardevolle grondstof zal worden. Dit moet ondernemers stimuleren efficiënter met meststoffen om te gaan en te investeren in technologie om hier maximaal rendement uit te halen.

Situatie in Leudal

In Leudal kampen veel bedrijven met een mestoverschot. Deze bedrijven zijn genoodzaakt om de mest af te voeren of een alternatieve oplossing te bedenken. Dit heeft ertoe geleidt dat een aantal veebedrijven in Leudal voornemens is om mestverwerking op de eigen locatie te realiseren. Ook zijn er diverse aanvragen van eigenaren die meerdere locaties in bezit hebben maar die de wens hebben om de mestverwerking centraal te realiseren op één locatie.

Milieutechnisch is dit vrijwel overal realiseerbaar (tot 2500 m3).

Planologisch is dit een ander verhaal.

Ten aanzien van de mestverwerking op eigen locatie kan gesteld worden dat de mestverwerking op eigen bedrijf mogelijk moet zijn omdat dit een onderdeel is van de agrarische bedrijfsvoering.

Het idee hierachter is dat mestscheiding op het eigen bedrijf kan plaatsvinden. Daarbij wordt de mest gescheiden in een dikke en een dunne fractie. De dunne fractie is water waarmee de stallen gepoetst kunnen worden en waarvan het resterende deel op het oppervlaktewater geloosd kan worden. De dikke fractie is de daadwerkelijke overblijvende mest en deze moet afgevoerd worden naar een verwerkingsinstallatie. Eigenlijk is op het eigen bedrijf dan ook geen sprake van mestverwerking maar van mestscheiding.

Ten aanzien van centrale mestverwerking van meerdere locaties bij een agrarisch bedrijf wordt dit een ander verhaal. De ruimtelijke overwegingen hiervoor zijn:

De mest moet eerst opgeslagen worden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van silo’s. Als je opslag realiseert voor meerdere bedrijven heb je meerdere silo’s nodig. Dit leidt snel tot een industriële aanblik van het bedrijf en heeft gevolgen voor de visuele aantrekkelijkheid van het buitengebied. Zie bijlage 1. De bijlage is met name bijgevoegd om een indruk te geven van de mogelijke verschijningsvorm en niet zozeer vanwege de beschreven techniek.

Daarnaast moet de mest van andere locaties aangevoerd worden. Dit heeft tot gevolg dat bij de opslaglocatie het aantal verkeersbewegingen toeneemt.

Ook moet rekening gehouden worden met de mogelijke hinder die voor de omgeving ontstaat zoals geur, vliegen, verkeer.

De scheiding van mest vindt plaats in een installatie met de uitstraling van een container.

Het clusteren van diverse locaties heeft ook voordelen nl. dat het duurzamer is qua investering. Je hoeft maar op één locatie een verwerkingsinstallatie neer te zetten. Hoewel dit laatste punt een voordeel is zijn wij van mening dat dit niet opweegt tegen de hierboven aangevoerde nadelen.

Gelet hierop wordt het volgende voorgesteld:

  • -

    Veebedrijven met een mestoverschot toestaan om op de eigen bedrijfslocatie mestscheiding te realiseren;

  • -

    Geen bundeling/clustering mestscheiding of -verwerking van diverse locaties toestaan;

  • -

    De mestscheidingsinstallatie niet op het erf plaatsen maar in (bestaande) bedrijfsgebouwen;

  • -

    Er wordt geen ontheffing voor grootschalige mestverwerking in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied opgenomen.

De toepassing van dit beleidskader zal de volgende effecten tot gevolg hebben:

  • -

    Alleen de dikke fractie hoeft afgevoerd te worden waardoor minder verkeersbewegingen nodig zijn;

  • -

    Bedrijven die zich willen toeleggen op mestverwerking kunnen aansluiting zoeken bij het initiatief op Bedrijventerrein Zevenellen;2

  • -

    Er kunnen meer bedrijven met een mestoverschot voldoen aan de eisen van de gewijzigde mestwetgeving;

  • -

    Er ontstaat minimale overlast voor de omgeving;

  • -

    Er wordt voorkomen dat er agrarische bedrijven met een industriële uitstraling in het buitengebied gevestigd zijn.

Duurzaamheid

Leudal zet in op een ‘biobased’ economy omdat mest en andere biomassa in de gemeente volop aanwezig zijn. Door te kiezen voor één of meer grootschalige verwerkingsinstallaties kan de in de mest aanwezige energie (biogas/groen gas) veel efficiënter benut worden dan bij kleinere initiatieven. Ook kunnen de aanwezige mineralen zoals fosfaat en stikstof, die in de toekomst schaars dreigen te worden, uit de mest worden gewonnen en worden benut in de kunstmestindustrie. Door zelf biogas/groen gas te gaan produceren zijn we minder afhankelijk van gasproducerende landen en kunnen we voor burgers en bedrijven wellicht een goede en stabiele prijs bieden voor energie.

De nieuwe mestregelgeving zal hoe dan ook leiden tot (nog) meer vrachtwagenbewegingen in het buitengebied omdat de mest moet worden afgevoerd naar een verwerkingsinstallatie. Vandaar heeft het de voorkeur de mest op de bedrijven zelf te scheiden van de dunne fractie. Dat scheelt een aanzienlijk aantal transportbewegingen. Andere milieueffecten zoals geurhinder en overlast door vliegen of geluid zijn beter beheersbaar op een industrieterrein dan op individuele locaties in het buitengebied. Er moet wel rekening mee worden gehouden dat vanwege het grote mestoverschot in Leudal er ruimte moet zijn voor meerdere grotere verwerkingslocaties.

[1]Om ervoor te zorgen dat er niet teveel stikstof uit mest in het milieu komt, moeten boeren zich houden aan gebruiksnormen. De normen voor stikstof zijn gebaseerd op bemestingsadviezen. Deze adviezen verschillen per gebied en per gewassoort. Zo geldt voor zandgronden een ander advies dan voor veen- of kleigronden. Dat heeft onder meer te maken met de snelheid waarmee stikstof uit de bodem spoelt en het vermogen van een gewas om stikstof uit de bodem op te nemen. Hoe minder goed de bodem stikstof kan vasthouden, hoe meer er uitspoelt naar het grond- en oppervlaktewater. Als er meer dan 50 mg nitraat in het grondwater van een bepaald gebied zit worden maatregelen genomen totdat de 50 mg wel wordt gehaald. Eén van deze maatregelen kan het stapsgewijs verlagen van de stikstofgebruiksnormen zijn.

[2] Thans wordt een studie uitgevoerd naar de ontwikkeling van een energietransitiepark op bedrijventerrein Zevenellen in Haelen.

Bijlage 1

Bijlage 1 Mestverwerking