Regeling vervallen per 27-10-2020

VVE beleid - Voor- en vroegschoolse educatie gemeente Leudal 2015-2016

Geldend van 20-12-2016 t/m 26-10-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

VVE beleid - Voor- en vroegschoolse educatie gemeente Leudal 2015-2016

Inleiding

De vroege kinderjaren (0-6 jaar) zijn voor de ontwikkeling van kinderen zeer belangrijk. In deze jaren vindt de snelste ontwikkeling plaats, zowel op taal, motorisch, cognitief als sociaal emotioneel gebied. In deze eerste kinderjaren blijken aanzienlijke verschillen in de ontwikkeling van de kinderen te ontstaan. De kwaliteit van de opvoedingsomgeving en de communicatie met kinderen is van grote invloed op de individuele educatieve ontwikkeling. Op jonge leeftijd opgelopen achterstanden in educatieve ontwikkeling hebben grote gevolgen voor het individu en uiteindelijkook voor de hele samenleving. Het is dus belangrijk dat kinderen op een zo jong mogelijke leeftijd zich goed kunnen ontwikkelen, zodat ze succesvol deel kunnen nemen aan schoolse activiteiten en vervolgens later zelfstandig en zelfverantwoordelijk in de maatschappij kunnen deelnemen.

Op dit moment is er geen VVE beleid binnen de gemeente Leudal. De gemeente is verantwoordelijk voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE). In deze beleidsnota wordt beschreven op welke wijze de gemeente deze verantwoordelijkheid invult. Tot de vierjarige leeftijd heeft de gemeente de verantwoordelijkheid een aanbod in te richten voor kinderen die een taalachterstand hebben of dreigen op te lopen. De 4 en 5 jarigen gaan naar groep 1 en 2 van de basisschool, dan is de basisschool verantwoordelijk voor dit aanbod.

Dit beleid richt zich met name op het stimuleren van de brede ontwikkeling van kinderen en de taal- (spraak)achterstand in de leeftijd van 2 tot 6 jaar. In dit beleid ligt de nadruk dus op taalontwikkeling, maar daarnaast ook op het spelen, de sociaal emotionele ontwikkeling, rekenen en motoriek. Uiteraard doet de gemeente dit niet alleen. Onmisbaar in dit verhaal is de samenwerking met andere partners zoals het onderwijs, de kinderopvang en de GGD Limburg Noord (jeugdgezondheidszorg) . Met dit beleid zet de gemeente en de andere partners in op preventie, het voorkomen en verkleinen van een risico op achterstanden, zodat deze kinderen succesvol kunnen starten in groep 3. Zo wordt kostbare begeleiding van deze kinderen in hun latere schoolloopbaan voorkomen.

Deze notitie is mede tot stand gekomen door input vanuit het onderwijs (directie basisscholen), kinderopvang en de jeugdgezondheidszorg. In deze notitie is beschreven op welke wijze we samen met het onderwijs, kinderopvang en jeugdgezondheidszorg vorm geven aan de voor- en vroegschoolse educatie in de planperiode 2015-2016.

In het eerste hoofdstuk is ingegaan op voor en vroegschoolse voorzieningen in het algemeen. In hoofdstuk 2 zijn de landelijke en lokale ontwikkelingen beschreven. In hoofdstuk 3 is een visie voor de gemeente Leudal ten aanzien van VVE geformuleerd. Hieruit zijn doelstellingen voortgekomen die we samen, met de inspanning van alle partners willen behalen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens uitgewerkt langs welke weg we die doelstellingen willen behalen. In de hoofdstukken 5, 6, 7 en 8 komen het toezicht, financiën, verantwoording en evaluatie aan bod.

1.Voor- en vroegschoolse educatie

Eerst wordt een korte uiteenzetting van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) gegeven.

Voorschoolse educatie

Met een voorschoolse educatie wordt in deze nota een educatief aanbod aan peuters in de leeftijd van 2-4 jaar bedoeld. Dit werd vroeger aangeboden door de peuterspeelzalen, maar sinds de invoering van de Wet Oke per 1 augustus 2010 zijn deze in Leudal geharmoniseerd in de kinderopvang. De kinderopvang biedt nu een aantal mogelijkheden:

  • -

    De gewone kinderdagopvang. Kinderen gaan dan gedurende een aantal uren per week naar de opvang. Daar volgen zij onder andere een peuterprogramma. Ouders betalen hier zelf voor en worden gecompenseerd middels een kinderopvangtoeslag via de belastingdienst;

  • -

    Peuterprogramma voor kinderen met een VVE indicering:Een programma voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Dit is een speciaal VVE-programma dat peuters kunnen volgen wanneer zij een risico op het oplopen van een taalachterstand in de Nederlandse taal. Zij worden hiervoor geïndiceerd door jeugdgezondheidszorg (jgz).

    Dit VVE-programma wordt 3-4 dagdelen per week (minimaal 10 uren) aangeboden. Ouders betalen hier een gemaximeerde vergoeding voor. De rest wordt gecompenseerd door de gemeente, mits ouders niet via de Belastingdienst gecompenseerd worden.

  • -

    -Een peuterprogramma. Kinderen volgen dan 2 dagdelen per week een peuterprogramma op grond van de VVE methode. (voorheen peuterspeelzaal) Ouders betalen hiervoor een bijdrage. Het restant wordt gecompenseerd via de gemeente (bij éénverdieners) of via de belastingdienst (bij tweeverdieners).

Vroegschoolse educatie

Naast de voorschoolse voorziening is er ook sprake van een vroegschoolse voorziening. Hiermee worden de groepen 1 en 2 van de basisschool bedoeld. De vroegschoolse educatie is de verantwoordelijkheid van de basisschool, maar heeft eveneens tot doel dat onderwijsachterstanden worden voorkomen of weggewerkt. De bedoeling is dan ook dat de voorschoolse- en vroegschoolse voorzieningen nauw met elkaar samenwerken voor een optimaal resultaat. Gemeenten, schoolbesturen, GGD/JGZ en de kinderopvang zijn verplicht hierover met elkaar afspraken te maken. De voor- en vroegschoolse afspraken worden in een VVE convenant uitgewerkt. Naast de instanties spelen ook ouders / verzorgers een belangrijke rol in het voorkomen en beperken van een risico op een taalachterstand. In de uitwerking in het convenant komt dit nadrukkelijk aan de orde.

2.Wettelijke regelgeving

In dit hoofdstuk zijn een aantal relevante wettelijke regeling beschreven.

De kinderopvang dient te voldoen aan de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaal (Wko) stelt. De VVE eisen zijn opgenomen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (Bkve). De eisen zijn bijvoorbeeld het aantal beroepskrachten per groep, opleidingseisen van de beroepskrachten. De GGD controleert namens de gemeente of de kinderopvang aan de eisen van de Wko en het Bkve voldoet. De onderwijsinspectie beoordeelt hoe het gesteld is met de kwaliteit van het VVE aanbod.

Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE)

Het belangrijkste kader voor de voor- en vroegschoolse educatie is de wet OKE. De wet OKE is voor kleinere gemeenten, zoals de gemeente Leudal per 1 augustus 2011 in werking getreden. Een belangrijk doel van de wet is een kwaliteitsimpuls voor de peuterspeelzalen en het bevorderen van de samenwerking tussen de kinderopvang en de peuterspeelzalen.

De wet OKE is geen aparte wet, maar een verzamelnaam voor drie wetswijzigingen:

  • -

    wetswijziging Wet Kinderopvang door toevoeging van de kwaliteitseisen voor het peuterspeelzaal werk, het toezicht van de gemeente op het peuterspeelzaalwerk met bijbehorende handhavingsmogelijkheden en de kwaliteitseisen voor de voorschoolse educatie.

  • -

    wetswijziging Wet op het onderwijstoezicht, de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van voorschoolse educatie.

  • -

    wetswijziging Wet op het Primair Onderwijs, de regierol van gemeenten voor het onderwijsachterstandenbeleid is verstevigd. De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor het aanbod en de toegankelijkheid van voorschoolse educatie.

De wet OKE geeft de gemeente de wettelijke verantwoordelijkheid om te zorgen voor:

  • -

    voldoende en kwalitatief volwaardig aanbod van voorschoolse educatie;

  • -

    een goede spreiding van het aanbod van voorschoolse educatie;

  • -

    het vaststellen van een maximale ouderbijdrage voor de voorschoolse educatie;

  • -

    het vaststellen van de definitie van de doelgroeppeuters

  • -

    het zich inspannen voor het bereik van alle doelgroeppeuters en zorgen voor een goede toeleiding van kinderen naar voorschoolse educatie;

  • -

    resultaatsafspraken;

  • -

    het organiseren van een doorgaande leerlijn.

Wet op het onderwijsachterstandenbeleid

Op 1 januari 2011 is voor de jaren 2011 tot en met 2014 de (nieuwe) 4-jarige beleidsperiode ingegaan voor het onderwijsachterstandenbeleid (OAB). Deze landelijke regeling is verlengd tot en met 2015. De gemeente Leudal ontvangt hiervoor rijksmiddelen. De inzet van de middelen is vastgelegd in deze notitie. Het is nog onduidelijk hoe deze regeling er vanaf 2016 uit komt te zien.

Passend onderwijs / decentralisatie jeugdzorg

Met de invoering van passend onderwijs (1 augustus 2014) en de decentralisatie van de jeugdzorg (1 januari 2015) worden schoolbesturen en gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming tussen onderwijsondersteuning en de zorg voor kinderen en jongeren. Schoolbesturen binnen een samenwerkingsverband (regio) maken met elkaar een ondersteuningsplan waarin zij afspreken hoe voor alle leerlingen een passende plek in het onderwijs kan worden gerealiseerd.

De samenwerkingsverbanden zijn verplicht over dit plan op overeenstemming gericht overleg (OOGO) te voeren met alle gemeenten In de ondersteuningsplannen wordt aandacht besteed aan de aansluiting met de zorg in en om de school. Vroegsignalering, ondersteuning aan kind, gezin en school, de relatie met het CJG en met de zorg- en ondersteuningsstructuur in en om de school zal daar een onderdeel van zijn. Ook de inzet van jeugdhulp op de school, integrale toewijzing van ondersteuning en gespecialiseerde jeugdhulp en onderwijsondersteuning zal aan de orde komen. Het VVE aanbod vormt daarbij een onderdeel van de brede basisondersteuning van het kind.

Toekomstige ontwikkelingen

Het kabinet heeft in het regeerakkoord het voornemen opgenomen om de afstemming tussen onderwijs, peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en voor- en vroegschoolse educatie te optimaliseren.

In de brief van 1 december 2013 (een betere basis voor peuters) is het voornemen van minister Ascher uitgewerkt. Voor doelgroepkinderen (kinderen met een risico op taalachterstand) staat vermeld dat de huidige VVE-kwaliteitseisen van kracht blijven. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor het realiseren van voldoende aanbod van VVE van goede kwaliteit voor alle doelgroepkinderen en behouden hiervoor de benodigde middelen.

3. Lokale ontwikkelingen

Aanbesteding peuterspeelzaalwerk

In 2009 heeft de gemeente Leudal het peuterspeelzaalwerk aanbesteed, vanuit de wens voor één aanbieder van het peuterspeelzaalwerk. Door één aanbieder kan de continuïteit van het peuterspeelzaalwerk gewaarborgd blijven en er een professionaliseringsslag gemaakt worden. Voordeel is dat in alle kernen het peuterspeelzaalwerk op hetzelfde niveau komt.

De uitvoering van het peuterspeelzaalwerk is vanaf 1 januari 2010 gegund aan stichting Hoera kindercentra. Hoera kindercentra biedt op de meeste locaties kinderopvang en het peuterprogramma aan. Hoera heeft met deze andere aanbieders afspraken gemaakt. Zie overzicht in paragraaf 5.4. De aanbesteding geldt voor 4 jaar met de mogelijkheid om deze 4x voor één jaar te verlengen.

Na de aanbesteding is door Hoera een start gemaakt met het samenvoegen en harmoniseren van kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzaalwerk. In praktische zin betekent dit dat de peuterspeelzaal geïntegreerd is in de peutergroep van de kinderopvangorganisatie. In deze peutergroepen wordt een speciaal peuterprogramma aangeboden aan alle peuters van de kinderopvangvoorziening. Peuterspeelzaalwerk wordt voortaan dus als een apart arrangement binnen kinderopvang aangeboden in de vorm van een peuterprogramma. Het peuterprogramma dient daarbij te voldoen aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. De Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk biedt de fiscale mogelijkheden aan de ouders om een bijdrage in de kosten van de kinderopvang te krijgen.

LEA/ OOGO

De VVE is onderdeel van de lokaal eductieve agenda (LEA) en het op overeenstemming gericht overleg (OOGO) waarin het onderwijs, de kinderopvang en jeugdgezondheidszorg en de gemeente in deelnemen. De gemeente is primair verantwoordelijk voor de voorschoolse educatie, de schoolbesturen voor de vroegschoolse educatie. Daarnaast zijn kinderdagverblijven, basisscholen, jeugdgezondheidszorg en de gemeente gezamenlijk verantwoordelijk voor de organisatie van een doorgaande lijn in de ontwikkeling van kinderen.

Brede school-ontwi kkeling /IKC

Een brede school is een samenwerkingsverband van verschillende partijen die als doel hebben de doorlopende leer- en opvoedingslijn van kinderen te vergroten. De partners kennen elkaar, hebben regelmatig overleg en creëren een compleet aanbod van onderwijs, zorg, opvang en vrijetijdsbesteding in een dorp. Onderwijs is in elk geval onderdeel van een brede school. Kinderopvang, welzijn, sport, cultuur, bibliotheek en andere instellingen kunnen dat ook zijn.

Het toekomstperspectief is een integraal kind centrum (IKC) in elke kern met een (brede) basisschool. In een integraal kind centrum is er sprake van een intensievere samenwerking tussen de partners dan bij een brede school, waarbij het kind centraal staat. Er is sprake van een integrale aanpak en een doorgaande lijn van visie en programma voor onderwijs, opvang en opvoeding. Ook als een IKC niet bij elke basisschool fysiek kan worden gerealiseerd dan is de doelstelling van het IKC een na te streven resultaat. (integrale aanpak en een doorgaande lijn van visie en en programma voor onderwijs, opvang en opvoeding)

Op dit moment is er geen VVE beleid binnen de gemeente Leudal. Er zijn wel afspraken gemaakt met jeugdgezondheidszorg (GGD) en de kinderopvang over een indicatie voor kinderen op sociaal- medische gronden. Dit is geen VVE- indicatie maar een indicatie op basis van de reguliere screening op (taal)ontwikkeling en/of op sociaal-emotionele problematiek van kind/gezin.

Voor deze kinderen wordt door de gemeente een vergoeding van de kosten van de kinderopvang verstrekt.

4. Visie en doelstellingen voorschoolse educatie

4.1 Visie

In dit hoofdstuk is de visie met betrekking tot VVE geformuleerd. De visie is vertaald in doelstellingen die we willen realiseren.

In onze visie is het van belang dat alle kinderen in de gemeente Leudal een goede basis meekrijgen voor de basisschool, hun verdere schoolloopbaan en daardoor op een volwaardige en zelfstandige wijze kunnen deelnemen aan de maatschappij. Het streven is dat alle kinderen met een risico op een taal(spraak)achterstand in het Nederlands deelnemen aan VVE. Het doel van het VVE-beleid is het voorkomen van risico’s op taal(spraak) achterstanden bij kinderen zodat alle kinderen in Leudal zich optimaal kunnen ontwikkelen.

4.2 Doelstellingen

Uitgaande van bovengenoemde visie formuleren we de volgende doelstellingen :

  • 1.

    Alle geïndiceerde doelgroepkinderen kunnen een voorschoolse voorziening met een VVE-peuterprogramma van 10 uur per week bezoeken;

    • -

      Alle doelgroepkinderen zijn via de jeugdgezondheidszorg en/of via de kinderopvang in beeld.

    • -

      De kinderopvang en de jeugdgezondheidszorg hebben een rol in het vroegtijdig signaleren en toeleiden van kinderen met een risico op taal/spraak achterstand naar VVE.

    • -

      De jeugdgezondheidszorg indiceert welke kinderen tot de doelgroep behoren op basis van vastgesteld VVE-beleid (zie hoofdstuk 4).

    • -

      De kinderopvang en basisscholen hebben een ouderbeleid en betrekken ouders bij het VVE-aanbod.

  • 2.

    Samenwerking partners in het organiseren van een doorgaande ontwikkelingslijn

    • -

      Er is sprake van een doorgaande ontwikkelingslijn van -9 maanden tot 12 jaar. Er is inhoudelijke afstemming over het VVE aanbod tussen kinderopvang, basisschool en jeugdgezondheidszorg.

    • -

      Alle partners (onderwijs, kinderopvang en jeugdgezondheidszorg) werken met een op elkaar afgestemd observatie- en rapportagemodel (overdrachtsformulier).

    • -

      Met jeugdgezondheidszorg wordt samengewerkt om de doelgroepkinderen te volgen en de effecten van het vve-programma te toetsen. Zonodig is er overleg (zoals verder onderzoek, verwijzing, begeleiding).

  • 3.

    Realiseren van kwalitatief en kwantitatief volwaardig aanbod VVE:

    • -

      Gestreefd wordt naar een VVE aanbod in de directe leefomgeving, namelijk alle dorpskernen van Leudal waar zich een basisschool en kinderopvang met peuterprogramma bevindt.

    • -

      Het aanbod VVE moet voor ouders financieel toegankelijk zijn

    • -

      De kinderopvangorganisaties werken met een VVE werkplan gebaseerd op een landelijk erkend VVE programma

    • -

      Alle medewerksters binnen de kinderopvang zijn minimaal opgeleid volgens Vversterk verdieping of zijn in het bezit van een ander landelijk erkend VVE certificaat.

    • -

      Kinderen met en zonder VVE indicatie zitten samen in de groep vanwege meerwaarde naar elkaar

    • -

      Resultaatsafspraken, worden in het VVE- convenant afgesproken.

    • -

      Ouderbetrokkenheid is een onderdeel van het VVE werkplan.

Deze doelstellingen zijn nader uitgewerkt in het volgende hoofdstuk.

5.Beleid VVE gemeente Leudal

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe we in Leudal samen met de partners invulling gaan geven aan het VVE-beleid.

5.1 Doelgroep voor- en vroegschoolse educatie

Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om de doelgroep te bepalen en daarbij de partners te betrekken (de kinderopvang, jeugdgezondheidszorg en het onderwijs).

De doelgroep van het VVE-beleid bestaat uit kinderen die het risico hebben achterstanden op te lopen. Een belangrijke risicofactor is opgroeien in een niet Nederlandse taalomgeving en een laag opleidingsniveau van de ouders. Tussen het opleidingsniveau van de ouders en de kansen van kinderen bestaat een statistisch verband. Echter een laag opleidingsniveau van ouders houdt niet per definitie in dat die kinderen achterstanden zullen hebben. Omgekeerd kunnen ook kinderen van ouders met een relatiefhoge opleiding toch taal- of ontwikkelingsachterstanden oplopen.

Het heeft de voorkeur om daadwerkelijk de risico’s op taalachterstanden te bepalen. Criteria die veel gebruikt worden in aanvulling op het opleidingsniveau zijn het niet spreken van Nederlands thuis en sociaal-medische en maatschappelijke indicaties.

Om vast te stellen welke kinderen tot de doelgroep behoren zijn de volgende criteria benoemd op grond waarvan kinderen een indicatie voorschools aanbod krijgen:

Er is sprake van een doelgroep peuter wanneer tenminste één van de

onderstaande criteria van toepassing is op het betreffende kind:

  • Risico op taal-(spraak)achterstand door achtergrond ouders (niet Nederlands spreken thuis en een laag opleidingsniveau);

  • Sociale factoren in de omgeving van het kind, waardoor risico op taal(spraak)achterstandwordt vergroot (pedagogische onmacht, ontwrichte gezinnen).

Kinderen die tot de doelgroep behoren zijn kinderen die een risico hebben op een taal- en of ontwikkelingsachterstand. Jeugdgezondheidszorg onderkent mogelijke risico ‘s op taalachterstand door screening, zoals het Van Wiechenschema. Een mogelijkheid om het risico op taalachterstand bij kinderen vast te stellen is het hanteren van een indicatieformulier. Daarnaast hangen andere ontwikkelingsgebieden (sociaal-emotioneel en motorisch) sterk samen met de ontwikkeling van taal. Dit indicatieformulier (zie bijlage) past jeugdgezondheidszorg toe om te beoordelen of er sprake is van een doelgroeppeuter.

Er is sprake van een doelgroepkleuter als het kind een indicatie heeft voor VVE (doelgroeppeuter).

5.2 Bereik en toeleiding doelgroepkinderen

De gemeente dient zich in te zetten voor het bereik van alle doelgroepkinderen en te zorgen voor een goede toeleiding van deze kinderen naar voorschoolse educatie.

De gemeente maakt afspraken met de jeugdgezondheidszorg en de kinderopvang over het signaleren van risico’s op taalachterstand, voorlichting aan ouders en controle op de inschrijving voor voorschoolse educatie. Omdat jeugdgezondheidszorg 99% van de peuters ziet, hebben zij een belangrijke functie in het informeren van ouders over het voorschoolse aanbod.

Signalering doelgroepkinderen

De indicatiestelling voor doelgroepkinderen wordt afgegeven door jeugdgezondheidszorg. Belangrijk bij het signaleren van taalachterstand is dat de JGZ de oorzaak van(taal)achterstand in beeld wordt brengt. Dit kan door onvoldoende taalaanbod uit de omgeving veroorzaakt worden, maar ook door een (taal)ontwikkelingsstoornis bij het kind. In het laatste geval is meestal niet een VVE-programma noodzakelijk, maar is verdere diagnostiek of behandeling nodig.

De JGZ zal bij het bepalen van de doelgroepkinderen steeds kijken naar het kind, zijn ouders en de bredere opvoedingscontext. De voorkeursleeftijd voor indiceren is 18 maanden (contactmoment verpleegkundige) en eventueel 2.2 jaar (contactmoment 2.2 jaar).

Organisaties voor kinderopvang zijn ook een belangrijke vindplaats voor het bereik en toeleiden van doelgroepkinderen naar voorschoolse educatie. Het kan voorkomen dat een kind op de kinderopvang komt en dat daar wordt geconstateerd dat het kind een risico loopt op een taalachterstand of dat er factoren zijn die spraak-taalontwikkeling negatief beïnvloeden. De kinderopvang neemt, na afstemming met de ouders, contact op met jeugdgezondheidszorg. Het consultatiebureau roept de ouders van het betreffende kind op en beoordeelt of een indicatie voor VVE moet worden afgegeven.

V oorlichting

Ouders kunnen niet worden gedwongen om na een indicatie hun kind deel te laten nemen aan voorschoolse educatie. In overleg met de jeugdgezondheidszorg en kinderopvang is voorlichting aan ouders erg belangrijk. Dit kan door middel van het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal zoals een folder en het beschikbaar stellen van de informatie via diverse websites. In de contactmomenten van jeugdgezondheidszorg met de ouders zullen de ouders gestimuleerd worden om hun kind deel te laten nemen aan het peuterprogramma of het VVE- programma als dit van toepassing is.

Sluitende afspraken

Als de doelgroepkinderen zijn bepaald, zijn er sluitende afspraken met ouders, VVE-voorzieningen en JGZ om deze kinderen ook tijdig geplaatst te krijgen. Na de doorverwijzing door JGZ bewaakt de kinderopvang of het kind ook daadwerkelijk wordt ingeschreven. Gezamenlijk wordt bewaakt of een kind verdere diagnostiek of behandeling nodig heeft. Dit vraagt afstemming en regelmatig overleg met de voorschoolse voorzieningen en JGZ over het signaleren van ontwikkelingsproblematiek.

Meervoudige problematiek

Bij meervoudige problematiek (wanneer zich op meerdere ontwikkelgebieden en/of in de omgeving van het kind problemen voordoen) neemt jeugdgezondheidszorg contact op met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en wordt het betreffende kind in het CJG-netwerk besproken.

Jeugdgezondheidzorg kan het kind ook doorverwijzen voor verdere diagnostiek zoals het audiologisch centrum of integrale vroeghulp.

5.3 Kwalitatief volwaardig aanbod voorschoolse educatie

Om de effectiviteit voor doelgroepkinderen te optimaliseren, moet de kwaliteit van de voorschoolse educatie hoog zijn. In de AMvB ‘Besluit basis voorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ van 7 juli 2010 zijn kwaliteitseisen beschreven. Aan deze kwaliteitseisen moet minimaal zijn voldaan.

  • voorschoolse educatie wordt 3 of 4 dagdelen en ten minste 10 uur per week aangeboden;

  • voor de voorschoolse educatie wordt een breed programma gebruikt dat zich richt op de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • op een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden staat minimaal één beroepskracht per 8 kinderen. In groepen van 9 tot maximaal 16 kinderen staan dus twee beroepskrachten;

  • de beroepskrachten hebben tenminste een opleiding gevolgd op PW3-niveau.

  • naast het diploma van de beroepsopleiding is de beroepskracht in het bezit van een bewijs dat specifieke scholing is afgerond over voorschoolse educatie;

  • de houder van een kinderdagverblijf met een VVE aanbod, stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden.

  • De houder van een kinderdagverblijf met een VVE aanbod gebruikt een kindvolgsysteem of observatiemethode om de ontwikkeling van het kind te volgen.

Aanvullende kwaliteitseisen gemeente Leudal

  • De organisaties voor kinderopvang maken afspraken met de omliggende basisscholen over het VVE-programma zodat dit aanbod wordt doorgezet op de basisscholen. Hierbij gaat het dan om afspraken zoals het formuleren van (tussen)doelen op het gebied van taal en/of rekenen en het structureel inbouwen van een warme overdracht (gesprek) van leerlingen van voorschoolse- naar vroegschoolse educatie.

  • VVE ouderbeleid: De kinderopvang en basisscholen betrekken ouders bij het VVE-aanbod. Vanuit de thuissituatie kan dit een positief effect hebben op de ontwikkeling en het leren van jonge kinderen. Te denken valt aan het voorlezen en samen spelen. Het is van belang dat de kinderopvang/basisschool en ouders met elkaar afspraken maken over een zo optimaal mogelijke samenwerking. Afspraken zoals het stimuleren om thuis ontwikkelingsgerichte activiteiten te doen middels VVE thuis, betrokkenheid met VVE- activiteiten in de voor-/ vroegschool, informeren over de ontwikkeling van het kind.

Om VVE een totale kwaliteitsimpuls te geven en de inspanningen niet alleen te richten opdoelgroepkinderen, is het zinvol om de voorschoolse educatie aan te bieden in een omgeving met niet-doelgroepkinderen zodat er een groter effect optreedt. Kinderen leren ook veel van elkaar.

5.4 Dekkend aanbod voorschoolse educatie

Het rijk wil dat gemeenten een VVE-programma aanbieden aan alle kinderen die dit nodig hebben. Volgens gegevens van de Dienst Uitvoering Onderwijs zijn er 31 doelgroepkleuters en 23

doelgroeppeuters in Leudal. Deze cijfers zijn gebaseerd op het schoolgewicht, het schoolgewicht wordt bepaalt op basis van het opleidingsniveau van de ouders. De gemeente hanteert een bredere definitie (zie paragraaf 5.1) dan alleen het schoolgewicht. Uitgaande van ervaringscijfers van jeugdgezondheidszorg moet er voor Leudal rekening gehouden worden met 40 doelgroeppeuters.

Per 1 januari 2014 is de situatie van voorschoolse voorzieningen in de verschillende kernen als volgt:

Naam kindercentrum met peuteraanbod

Plaats

Totaal aantal peuters 2 en 3 jaar per kern

Totaal aantal peuters in kinderopvang

2 en 3 jaar uit Leudal

Deelname aantal peuters met indicatie‘kinderopvang’

Hoera Baexem

Baexem

43

9

Kroekestöpke

Baexem

33

Hoera Ell

Ell

28

20

1

Hoera Grathem

Grathem

19

18

Hoera Haelen

Haelen

82

54

4

Kroekestöpke

Heibloem

15

13

Hoera Heythuysen

Heythuysen

102

62

1

Hoera Horn

Horn

55

20

1

Ratjetoe

Horn

41

Holderdebolder

Ittervoort

28

21

Hoera Kelpen-Oler

Kelpen-Oler

21

15

1

Tante Pollewop

Neer

45

43

Kroekestöpke

Roggel

66

78

1

Hunsel

15

Neeritter

20

Haler

9

Totaal

Leudal

568

427

9

In totaal zijn er 568 2- en 3 jarigen in Leudal (1 januari 2014). Het totaal aantal peuters dat in Leudal dat gebruik maakt van kinderopvang is 427. Er is een bereik van 75% van de peuters. Dit is een momentopname. Niet alle peuters gaan naar de kinderopvang (dagopvang) in hun eigen woonplaats. In de tabel zijn alleen peuters meegeteld die wonen in de gemeente Leudal.

Landelijk gezien bezoekt meer dan 80% van de peuters tussen 2 en 4 jaar een vorm van kinderopvang en/of peuterspeelzaal. (Bron: Task Force Kinderopvang/Onderwijs Dutch Design, maart 2010). Leudal zit dus onder het landelijke gemiddelde.

In de tabel is opgenomen hoeveel peuters op 1 januari een indicatie krijgen van jeugdgezondheidszorg voor (extra) kinderopvang. Dit is geen VVE- indicatie maar een indicatie op basis van de reguliere screening op (taal)ontwikkeling en/of op sociaal-emotionele problematiek van kind/gezin.

We streven naar een voorschools aanbod bij alle basisscholen met kinderopvangpeuterprogramma binnen de gemeente. Voorwaarde is dat de kinderopvangorganisatie voldoet aan de kwaliteitseisen in paragraaf 5.3.

5.5 Ouderbijdrage

Voorschoolse educatie moet voor ouders laagdrempelig en financieel toegankelijk zijn.

Indien een kind deel neemt aan voorschoolse educatie is in de wet OKE bepaald dat gemeenten aan ouders, een ouderbijdrage mogen vragen die maximaal de hoogte is van de bijdrage die zij op grond van de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen betalen indien ze de maximale toeslag ontvangen. Ouders die deze eigen bijdrage niet kunnen betalen kunnen bij de gemeente een verzoek indienen voor bijzondere bijstand.

5.6 Organisatie doorgaande ontwikkelingslijn

Gemeenten, kinderdagverblijven en basisscholen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de organisatie van een doorgaande lijn in de ontwikkeling van kinderen. Onder een doorgaande ontwikkelingslijn verstaan wij structurele afstemming tussen en afspraken over pedagogische aanpak, ouderbetrokkenheid en zorg voor een goede warme overdracht van voor- naar vroegschools aanbod en tussen partners rond het kind.

Een belangrijk instrument om een doorgaande ontwikkelingslijn te bereiken zijn adequate afspraken over de overdracht van kinderen van de voorschoolse voorziening naar de basisschool. Daarvoor is een ontwikkelingsgericht overdrachtsformulier een basisvoorwaarde. In de gemeente Leudal wordt door alle kinderopvangorganisaties gebruik gemaakt van een overdrachtsformulier dat is afgestemd met de omringende basisscholen.

Als het kind te weinig vorderingen maakt waardoor de doorgaande ontwikkelingslijn in gevaar komt, wordt dit bij de overgang naar het basisonderwijs aan de hand van een warme overdracht meegegeven. De overdracht vindt bij doelgroepkinderen standaard plaats in de vorm van een gesprek tussen voor- en vroegschool. Het basisonderwijs kan bij stagnatie een gericht stappenplan inzetten.

Wanneer een kind een indicatie heeft gekregen en deelneemt aan een VVE-peuterprogramma zullen de vorderingen met behulp van een kindvolgsysteem in kaart worden gebracht.

De VVE-indicatie blijft gelden, ook als het kind naar de basisschool gaat. Het kind wordt dan via de reguliere volgsystemen gevolgd en indien nodig in aanmerking komen voor extra zorg.

5.7 Resultaatafspraken vroegschoolse educatie

De gemeente heeft in het kader van de wet OKE de wettelijke verplichting om met de schoolbesturen resultaatsafspraken te maken over de vroegschoolse educatie. Gezien het beperkte aantal kinderen kan een specifiek resultaat per kind worden afgesproken. Ieder kind is anders en zodoende zal niet ieder kind dezelfde vooruitgang kunnen boeken. Vooraf worden dus op kindniveau zaken afgesproken. Deze afspraken worden vastgelegd op het HGW-formulier (handelsgericht werken). Alle scholen van SPOLT werken volgens de HGW -methodiek. Om resultaatafspraken te kunnen maken zal er eenduidigheid moeten komen in deze manier van werken tussen onderwijs en kinderopvangorganisaties.

Vanuit de inspectiestandaarden VVE is er afstemming nodig voor:

  • ·

    Aanbod

  • ·

    Pedagogisch en educatief handelen

  • ·

    Ouderparticipatie

  • ·

    De inrichting van de zorg en begeleiding

Tijdens het overleg in de werkgroep VVE zal nader worden besproken welke algemene resultaatafspraak het best binnen de gemeente Leudal kan worden gehanteerd.

Dit wordt in het VVE convenant afgesproken.

In Leudal kiezen we ervoor om de resultaten van de vroegschoolse educatie vooral te koppelen aan de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen. De vaardigheidsontwikkeling van kinderen staat centraal. De lijn die in de voorschoolse periode met een doelgroepkind is ingezet moet worden voort gezet in de vroegschoolse periode.

5.8 Overleg met partners

Een vervolg op deze beleidsnotitie is een vertaling in de uitvoering, zoals bijvoorbeeld de resultaats- en werkafspraken. Voor de implementatie van het VVE-beleid in de gemeente Leudal wordt een VVE-werkgroep samengesteld waarin gemeente, onderwijs, kinderopvang en de jeugdgezondheidszorg vertegenwoordigd zijn. In deze werkgroep zullen de diverse beleidsvoornemens verder uitgewerkt worden. Om de uitvoering vorm te geven wordt een convenant opgesteld waarin concrete afspraken en actiepunten benoemd worden.

Terugkoppeling van de resultaten en de voortgang van de werkgroep VVE vindt plaats in de coördinatiegroep VVE. Daarbij wordt bekeken of de definitie van de doelgroep nog voldoet, of de kinderen voldoende worden bereikt en of de toeleiding efficiënt verloopt. Waar nodig vindt bijstelling plaats. Daarnaast moet de doorgaande ontwikkelingslijn worden geëvalueerd en moet worden bekeken hoe de vroegschoolse educatie op de basisscholen wordt uitgevoerd en of dit aansluit op de voorschoolse educatie.

Het begeleiden van de werkgroepen en coördinatiegroep VVE vindt plaats door een inhoudsdeskundige. Deze kennis is niet aanwezig binnen de gemeente en wordt daarom ingehuurd.

6. Financiën

Om ervoor te zorgen dat de doelgroeppeuters deelnemen aan het VVE-programma is het noodzakelijk dat deze voorziening financieel aantrekkelijk is voor de ouders. Uit ervaring van jeugdgezondheidzorg blijkt dat hoge kosten de ouders ervan weerhoudt om hun peuter met VVE indicatie deel te laten nemen aan het peuterprogramma. Daarnaast is het belangrijk dat de kinderopvangorganisaties het VVE peuterprogramma aanbieden en samenwerken met jeugdgezondheidszorg en onderwijs om de doelstelling van dit beleid te kunnen bereiken.

Om deze redenen verstrekt de gemeente subsidie aan de ouders van een doelgroeppeuter en aan de instanties die zich inzetten voor het aanbieden van het VVE peuterprogramma.

De subsidie bestaat uit:

  • -

    Subsidie aan ouders/ verzorgers van peuters met VVE indicatie die gebruik maken van het VVE peuterprogramma.

  • -

    Subsidie aan kinderopvangorganisaties voor deelname aan netwerkbijeenkomsten

Basis voor de subsidiëring is de deelverordening educatie en ontwikkeling, vastgesteld op 21 juli 2009.

Onderstaand zijn de belangrijkste uitgangspunten en voorwaarden van de subsidiëring opgenomen.

Deze uitgangspunten en voorwaarden komen overeen met de regiogemeenten.

Verdere uitwerking en eventuele aanpassing vindt plaats in beleidsregels peuterprogramma die door het college worden vastgesteld.

6.1 Subsidie ouders/ verzorgers peuterprogramma VVE

Het subsidiebedrag is een normvergoeding en is gebaseerd op:

  • -

    een aanbod van 10 uur per week, verdeeld over 3 of 4 dagdelen, gedurende 40 weken per jaar

  • -

    uitgaande van een inzet van 4 dagdelen met een gemiddelde inzet van een beroepskracht van 5 uur per week (incl. voorbereiding, inloop, scholing, extra begeleiding, observaties en kindbesprekingen)

  • -

    een uurtarief van € 6,70 (VNG adviestabeltarief ouderbijdrage peuterwerk 2014, tarief 2014)

  • -

    eigen bijdrage van ouders (geldt niet voor tweeverdieners) voor deelname programma van (maximaal) € 0,62 per uur, voor 10 uur per week. (VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk 2014, tarief 2014)

In de subsidie voor ouders/ verzorgers wordt onderscheid gemaakt tussen ouders/verzorgers die beiden werken en recht hebben op kinderopvangtoeslag van de belasting en ouders/verzorgers die geen kinderopvangtoeslag ontvangen. De laatste categorie betreffen eenverdieners en ouders/verzorgers zonder inkomen.

Subsidiebedrag aanbieden peuterprogramma VVE zonder kindertoeslag (ZKT)

Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis:

(15 uur * 40 weken * € 6,70) min ouderbijdrage (10 uur *40 weken *€ 0,62) = € 3.772,-

Subsidiebedrag aanbieden peuterprogramma VVE met kindertoeslag (MKT)

Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis:

(5 uur * 40 weken * € 6,70) = € 1.340, -

Het uurtarief dat gehanteerd wordt door de belastingdienst en de eigen bijdrage van de ouders worden jaarlijks geïndexeerd. Bovengenoemde bijdragen vormen (na indexatie) de subsidiebijdragen per VVE peuterplaats op jaarbasis.

De ouderbijdrage voor VVE betreft een maximale bijdrage. Indien een kinderopvangorganisatie een hoger uurtarief hanteert voor het reguliere peuterprogramma, zullen deze extra kosten door de gemeente worden betaald.

De totale kosten van de subsidie hangen af van:

  • -

    hoeveel kinderen een VVE-indicatie krijgen;

  • -

    hoeveel ouders van kinderen met een VVE-indicatie aanspraak kunnen maken op dekinderopvangtoeslag. Uit ervaringscijfers van omringende gemeentes blijkt dat de meerderheid van de ouders geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. Om deze reden is rekening gehouden met de maximale variant, 40 peuters met VVE indicatie waarvan de ouders geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

De totale kosten op jaarbasis zijn begroot op 40* € 3.772 = € 151.000,-

In 2015 start de VVE- indicatie van de peuters. De kosten zullen in 2015 daarom lager uitvallen op jaarbasis. De inschatting is dat dit de helft bedraagt ca. 75.000,-

6.2 Subsidie deelname netwerkbijeenkomsten

Er zijn 5 aanbieders van kinderopvangorganisaties in Leudal. De subsidie deelname netwerkbijeenkomsten per kinderopvangorganisatie is een vast bedrag van € 1.500 per organisatie vermeerderd met € 500 per vve- locatie Voorwaarde is dat het VVE peuterprogramma voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen zoals opgenomen in het VVE beleid en het VVE convenant. De uitwerking van deze bijdrage is opgenomen in de beleidsregels subsidiëring peuterprogramma.

Het begeleiden van de werkgroepen en coördinatiegroep VVE vindt plaats door een inhoudsdeskundige.

Deze kosten bedragen ca. € 7.000,- per jaar.

De totale kosten op jaarbasis voor de netwerkbijeenkomsten met inhoudelijke ondersteuning komen uit op €17.000,-

6.3 overzicht kosten

Onderstaand een raming van de kosten voor uitvoering van het VVE beleid voor de periode 2014- 2016

Subsidie vve programma

Vergoeding netwerkbijeenkomsten

Totale kosten

2014

€30.000,- *

€12.000,-

€42.000,-

2015

€75.000,-

€17.000,-

€92.000,-

2016

€151.000,-

€17.000,-

€168.000,-

*betreft indicatie op sociaal medische gronden en is geen VVE indicatie

Op dit moment is het onduidelijk hoeveel peuters daadwerkelijk een VVE indicatie gaan krijgen.

Ook is het onduidelijk hoeveel ouders een toeslag van de belastingdienst ontvangen. Daarnaast is een nieuwe wet in voorbereiding per 2016 waardoor het onduidelijk is welke financiële middelen de gemeente van het rijk gaat ontvangen. In 2016 vindt daarom een evaluatie plaats van de inhoudelijke en financiële aspecten en van dit beleid.

6.4 Financiering

Voor het opzetten van een VVE-aanbod ontvangt de gemeente Leudal gedurende de periode 2011 tot en met 2015 een geoormerkte uitkering van € 12.727,- per jaar voor het onderwijsachterstandenbeleid. Daarnaast ontvangt de gemeente jaarlijks €101.316,- voor uitvoering van de wet OKE. Deze bijdrage is bedoeld voor het peuterprogramma en is afkomstig uit het gemeentefonds. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding waardoor het is onduidelijk hoe deze regelingen en bedragen er met ingang van 2016 uit komen te zien.

7. Verantwoording

7.1 Registratie en monitoring

Gezien de wettelijke eisen die worden gesteld aan het bereik van de doelgroepkinderen, is het voor de gemeente van belang om inzicht te hebben in de lokale situatie en te beschikken over deelname gegevens. Dat betekent dat van elk kind in de peuterleeftijd te zien is of hij of zij de peuteropvang bezoekt. Deze gegevens worden jaarlijks door de kinderopvang aangeleverd bij de gemeente. Deze gegevens bevatten de volgende elementen:

  • -

    Bereik van de doelgroepkinderen dat met VVE bereikt is.

  • -

    Duur van de VVE-deelname; het aantal uur per week dat peuters VVE hebben gevolgd.

  • -

    Het gebruikte VVE-programma of ander aanbod.

  • -

    Stand van zaken met betrekking tot de wettelijk vastgestelde kwaliteitskenmerken van voorschoolse educatie.

7.2 Verantwoording

De gemeente Leudal ontvangt middelen van het Rijk ten behoeve van de bestrijding van onderwijsachterstanden. Deze middelen worden ontvangen in de vorm van een specifieke uitkering. De verantwoording van deze doeluitkering gebeurt in de vorm van een SiSa-verantwoording (single information, single audit). Daarbij dient aan het Rijk onder andere verantwoord te worden hoeveel kinderen hebben deelgenomen aan voor- en vroegschoolse educatie en welk bedrag is besteed aan de verlaging van de ouderbijdrage voor doelgroepkinderen.

8.Toezicht en handhaving

In het kader van de wet OKE houdt de onderwijsinspectie toezicht op VVE. Dit zijn de locaties van de kinderopvang en de groepen 1 en 2 van een basisschool. De bepalingen over toezicht op en handhaving van de kwaliteit van VVE zijn samengebracht en uitgebreid in de wet OKE. Het betreft de volgende taken:

  • Verantwoordelijkheid voor, toezicht op en handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaal werk. De gemeente ziet toe op de naleving van kwaliteitseisen voor kinderopvang en peuterspeelzalen. Jaarlijks worden afspraken gemaakt met de GGD over toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang.

  • Controle op kwaliteitseisen aanbod voorschoolse educatie. De gemeente dient eveneens toe te zien op de naleving van de kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie. Ook hier wordt de GGD toezichthouder. De GGD gaat in opdracht van de gemeente beoordelen of aan de in de AMvB genoemde kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie wordt voldaan. Hiervoor is een landelijk toetsingskader ontwikkeld.

  • Wanneer op de kwaliteitseisen aanbod voorschoolse educatie een tekort wordt geconstateerd, geeft de GGD het rapport aan de onderwijsinspectie. De onderwijsinspectie moet toezicht houden op de educatieve kwaliteit van de voorschoolse educatie op verzoek van een gemeente of op eigen initiatief.

  • Opzet van een landelijk register van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven die voorschoolse educatie aanbieden.

  • De gemeente is verplicht om te registreren en openbaar te maken welke kinderopvang voorschoolse educatie aanbiedt. Ze zijn ook verplicht mee te werken aan het verstrekken van gegevens aan de onderwijsinspectie die nodig zijn voor het goed uit voeren van het toezicht op voorschoolse educatie, zoals de GGD-rapportage.

  • Verslag uitbrengen over het uitgevoerde toezicht en resultaten daarvan aan gemeenteraad en minister. De gemeente dient jaarlijks een rapport over het gehouden toezicht en resultaten daarvan op te stellen voor de gemeenteraad en Minister.

Bijlage Indicatieformulier VVE Gemeente Leudal

Indicatieformulier

Bijlage VVE indicatieformulier relatieve risico-indicatoren

Bijlage inventarisatieformulier VVE risico-indicatoren