Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Leudal 2018

Geldend van 27-03-2018 t/m heden

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Leudal 2018

De raad van de gemeente Leudal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 januari 2018 nummer 97;

gelet op artikel 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e en tweede lid, en 10b, vijfde lid en zevende lid, van de Participatiewet;

gezien het advies van de raadscommissie Samenleving;

besluit vast te stellen de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Leudal 2018.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      arbeidsverplichting: de verplichting genoemd in artikel 9 eerste lid van de Participatiewet, artikel 37 in de IOAW en IOAZ;

    • b.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    • c.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • d.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • e.

      grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

    • f.

      jongeren: nuggers die jonger zijn dan 27 jaar;

    • g.

      korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;

    • h.

      nuggers: de niet-uitkeringsgerechtigden bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a van de wet;

    • i.

      onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is niet, ook niet met inzet van voorzieningen, mogelijk.

    • j.

      uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de wet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), danwel die een aanvraag daarvoor hebben ingediend;

    • k.

      voorziening: elke vorm van ondersteuning die de gemeente biedt aan de belanghebbenden om (een grotere mate van) arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie, waaronder mede verstaan zelfstandig ondernemerschap, te realiseren;

    • l.

      UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

    • m.

      de wet: de Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Opdracht aan het college

Artikel 2. Algemene opdracht

  • 1. Het college draagt zorg voor het ondersteunen en waar nodig het aanbieden van voorzieningen aan belanghebbenden, die de kortste weg vormen naar werk, dan wel terugkeer naar uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs.

  • 2. Ter uitvoering van de in lid 1 bedoelde ondersteuning kan het college nadere regels en prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 3. Bij nadere regels als bedoeld in lid 2 kan het college onderscheid maken in drie doelgroepen:

    • a.

      personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt;

    • b.

      personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt;

    • c.

      personen met een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt (maatschappelijke verdiencapaciteit).

  • 4. Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor die voorziening die beschikbaar is en die adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 5. Het college houdt bij het aanbieden van ondersteuning en voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een belanghebbende. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die belanghebbende en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de zorg van ten laste komende kinderen tot vijf jaar; en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

Artikel 3. Voorwaarden en afwijzingsgronden

  • 1. Voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet, naar het oordeel van het college, het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

  • 2. Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening, die naar het oordeel van het college, in voldoende mate kan bijdragen aan de arbeidsinschakeling van de belanghebbende. Geen voorziening naar werk wordt aangeboden aan belanghebbenden voor wie inzet van een voorziening niet doelmatig is.

  • 3. Geen recht op ondersteuning bestaat indien en zolang de belanghebbende geen, danwel in onvoldoende mate, inlichtingen verstrekt, zodat door het college niet bepaald kan worden welke voorziening aangeboden dient te worden.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 4. Werkstage

  • 1. Het college kan een belanghebbende een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als de belanghebbende nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

  • 2. Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie, gedurende maximaal drie maanden.

  • 3. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkstage; en

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 4a. Proefplaatsing

  • 1. Het college kan een belanghebbende in staat stellen voorafgaande aan een regulier dienstverband of een dienstverband waarbij loonkostensubsidie wordt verstrekt, werkervaring op te doen in de vorm van een proefplaatsing.

  • 2. Het doel van de proefplaatsing is de belanghebbende werkervaring op te laten doen in zijn toekomstige functie om daarmee uitval na aanvang van het dienstverband te voorkomen.

  • 3. De proefplaatsing duurt niet langer dan drie maanden. In incidentele gevallen kan deze termijn eenmaal worden verlengd.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de proefplaatsing; en

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 4b. Arbeidsontwikkelingstraject

  • 1. Het college kan een uitkeringsgerechtigde of een jongere een traject gericht op arbeidsontwikkeling aanbieden als de uitkeringsgerechtigde nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

  • 2. Het doel van een arbeidsontwikkelingstraject is het aanleren van werknemersvaardigheden en het opleiden van de uitkeringsgerechtigde.

Artikel 5. Sociale activering

  • 1. Het college kan een uitkeringsgerechtigde of een jongere activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening.

  • 2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die uitkeringsgerechtigde.

Artikel 6. Scholing

  • 1. Het college kan een voorziening, in de vorm van scholing, aanbieden aan uitkeringsgerechtigden of jongeren mits dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt.

  • 2. De scholing als bedoeld in lid 1 voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      de scholing is noodzakelijk voor de kortste weg naar arbeidsinschakeling;

    • b.

      de scholing is arbeidsmarktrelevant;

    • c.

      de scholing kan gericht zijn op het behalen van een startkwalificatie voor zover de uitkeringsgerechtigde hierover niet beschikt.

  • 3. Voor het gestelde onder lid 2 geldt dat de goedkoopste toereikende mogelijkheid moet worden benut.

Artikel 7. Participatieplaats

  • 1. Het college kan een uitkeringsgerechtigde van 27 jaar of ouder overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend namens het college, door de inlener en door de uitkeringsgerechtigde die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

  • 3. De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt € 300, - per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 4. Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor, naar het oordeel van het college, de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 8. Scholing gedurende een participatieplaats

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigde die onbeloonde additionele werkzaamheden verricht en die niet beschikt over een startkwalificatie na een periode van zes maanden na aanvang van die werkzaamheden een scholing die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

  • 2. Het college betrekt bij de beoordeling van de scholing als bedoeld in lid 1:

    • a.

      het oordeel van degene in wiens opdracht de uitkeringsgerechtigde de additionele werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      de scholingswens van de uitkeringsgerechtigde.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien naar het oordeel van het college een dergelijke scholing niet bijdraagt aan vergroting van de kansen van de uitkeringsgerechtigde op de arbeidsmarkt.

Artikel 9. Detachering

  • 1. Het college kan zorgen voor toeleiding van een uitkeringsgerechtigde of een jongere naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De belanghebbende, als bedoeld in het eerste lid, wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een werkgever. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

Artikel 10. Beschut werk

  • 1. Het college biedt de voorziening beschut werk aan aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en deze persoon:

    • a.

      behoort tot de doelgroep; of

    • b.

      een persoon is aan wie het UWV een uitkering verstrekt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid krijgt een persoon van wie is vastgesteld dat deze alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en die nog niet in aanmerking is gekomen voor een beschut werkplek omdat het aantal geraamde beschut werkplekken in één jaar al is gerealiseerd, voorrang op personen van wie later is vastgesteld dat zij alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

  • 3. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken, biedt het college de volgende voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aan:

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      een uitsplitsing van taken;

    • c.

      aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4. Het college kan andere voorzieningen inzetten gericht op arbeidsinschakeling tot het moment dat de dienstbetrekking beschut werk aanvangt.

  • 5. Bovenop het bij ministeriele regeling vastgestelde aantal beschut werkplekken realiseert het college geenextra dienstbetrekkingen beschut werk.

  • 6. Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de uitvoering beschut werk.

Artikel 11. Loonkostentegemoetkoming gericht op re-integratie

  • 1. Het college kan een loonkostentegemoetkoming verstrekken aan een werkgever die een kwetsbare uitkeringsgerechtigde of een jongere een dienstbetrekking aanbiedt.

  • 2. Onder kwetsbare uitkeringsgerechtigde wordt verstaan de belanghebbende die:

    • a.

      voorafgaand aan de indienstneming gedurende 6 maanden geen betaalde werkzaamheden heeft verricht; of

    • b.

      geen startkwalificatie bezit; of

    • c.

      ouder is dan 50 jaar; of

    • d.

      alleenstaande ouder is.

  • 3. Het college stelt ten aanzien van deze tegemoetkoming nadere regels vast met betrekking tot:

    • a.

      de duur van de tegemoetkoming;

    • b.

      de hoogte van de tegemoetkoming; en

    • c.

      de criteria waarop een verzoek tot loonkostentegemoetkoming wordt beoordeeld.

  • 4. De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt indien hierdoor, naar het oordeel van het college, de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van arbeidsplaatsen plaatsvindt

Artikel 12. Persoonlijke ondersteuning (jobcoach)

Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde dan wel aan de persoon die direct voorafgaande aan zijn dienstverband uitkeringsgerechtigde was, of aan een jongere, persoonlijke ondersteuning aanbieden, bij het verrichten van de aan hem opgedragen taken in de vorm van structurele begeleiding indien hij, naar het oordeel van het college, zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

Artikel 13. Overige voorzieningen en vergoedingen

  • 1. Het college kan overige voorzieningen inzetten die leiden tot de kortste weg naar arbeidsinschakeling, zoals workshops en trainingen.

  • 2. Het college kan eveneens een vergoeding verstrekken voor de kosten die een uitkeringsgerechtigde of jongere moet maken in het kader van zijn arbeidsinschakeling, die naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.

  • 3. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen alsmede de hoogte en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen worden vergoed.

Artikel 14. Nadere regels

  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening nadere regels op.

  • 2. Deze nadere regels omvatten in elk geval:

    • a.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichtingen;

    • b.

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en hulpverlening;

    • c.

      nadere uitwerking van de in deze verordening opgenomen voorzieningen, waaronder in ieder geval de uitvoering en de voorselectie van beschut werk als bedoeld in artikel 11 van deze verordening.

Hoofdstuk 4 BEËINDIGING, TERUGVORDERING EN AFSTEMMING

Artikel 15. Beëindigingsgronden

Het college kan een voorziening beëindigen indien:

  • a.

    de belanghebbende de aan de voorziening verbonden verplichtingen niet nakomt;

  • b.

    de belanghebbende niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

  • c.

    naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • d.

    de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de belanghebbende;

  • e.

    de belanghebbende niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

  • f.

    de belanghebbende niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 16. Terugvordering

  • 1. Bij een voortijdige, aan de belanghebbende verwijtbare beëindiging van een voorziening, kunnende gemaakte en nog door het college te maken kosten van de voorziening van de belanghebbendeworden teruggevorderd.

  • 2. Indien de gemeente kosten ten behoeve van een voorziening heeft gemaakt en op enig moment blijkt dat de belanghebbende te laat of onjuiste of onvolledige gegevens heeft overgelegd, kan het college de volledige gemaakte en nog te maken kosten van de voorziening terugvorderen van de belanghebbende.

Artikel 17. Afstemming

Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet of in onvoldoende mate voldoet aan de verplichtingen, verlaagt het college de uitkering conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leudal 2015.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 18. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 20. Intrekking bestaande verordening

Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de "Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Leudal 2015" zoals deze is vastgesteld door de raad op 15 december 2014 ingetrokken.

Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Leudal 2018.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 6-2-2018.
De raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter,