Regeling vervallen per 01-01-2023

Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering gemeente Leudal 2019-2022

Geldend van 01-01-2022 t/m 31-12-2022

Intitulé

Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering gemeente Leudal 2019-2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal

gelet op op de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016 hieronder verder te noemen ‘de ASV’, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht,

besluit:

vast te stellen de Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering gemeente Leudal 2019-2022.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • -

      gecertificeerde instelling

    • -

      jeugdhulp

    • -

      jeugdhulpverlener

    • -

      jeugdige

    • -

      jeugdreclassering

    • -

      kinderbeschermingsmaatregel

    dat wat daaronder wordt verstaan in de Jeugdwet.

  • 3. In deze regeling wordt verder verstaan onder:

    • -

      actieplan: plan waarin de gecertificeerde instelling uiteenzet op welke wijze zij zich wapent tegen omstandigheden, waaronder capaciteitsproblematiek, die de organisatie kwetsbaar maken voor discontinuïteit in de dienstverlening, en hoe de continuïteit van de dienstverlening en de wendbaarheid van de organisatie wordt versterkt;

    • -

      exitplan: plan waarin de gecertificeerde instelling uiteenzet op welke wijze zij in het geval van

    • -

      een volledige of gedeeltelijke beëindiging van gesubsidieerde activiteiten, dan wel vanwege een andere oorzaak zoals surseance van betaling of faillissement, deze activiteiten zal overdragen aan een andere gecertificeerde instelling, waarbij de uitvoering van de wettelijke taken tot aan de overdracht wordt geborgd;

    • -

      onderaannemer: een gecertificeerde instelling die gehouden kan worden om in opdracht en namens en voor rekening en risico van een op grond van deze regeling gesubsidieerde gecertificeerde instelling werkzaamheden te verrichten met betrekking tot de uitvoering van de subsidiabele activiteiten;

    • -

      wachttijd: van een wachttijd in de zin van het Normenkader jeugdbescherming en jeugdreclassering is sprake als er meer dan 5 werkdagen verstrijken tussen de datum van de beschikking van de Rechtbank en het eerste face-to-face contact met de jeugdige en/of de ouders.

Artikel 2. Doelgroep en subsidiabele activiteiten

  • 1. Deze regeling is van toepassing op het verstrekken van subsidie aan gecertificeerde instellingen voor het uitvoeren van activiteiten als bedoeld in het tweede lid ten behoeve van jeugdigen ten aanzien van wie het college gehouden is voorzieningen op grond van de Jeugdwet te treffen.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van activiteiten opgenomen in bijlage 1, voor zover het maatregelen betreft die zijn opgelegd na inwerkingtreding van deze regeling of waarvan de uitvoering na inwerkingtreding van deze regeling is overgenomen van een andere gecertificeerde instelling.

  • 3. Voor zover het betreft een gecertificeerde instelling die direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling door middel van bekostiging door het college activiteiten als bedoeld in het tweede lid uitvoerde, kan, met ingang van de datum waarop de daarvoor gesloten rechtsgeldige overeenkomst of verleende subsidie van rechtswege of met wederzijdse instemming is beëindigd, ook subsidie worden verstrekt voor het uitvoeren van dergelijke activiteiten die zijn opgelegd, respectievelijk waarmee is aangevangen voor inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 3. Looptijd subsidie

  • 1. Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt verleend voor een periode van twee jaar, ingaande 1 januari 2019, met dien verstande dat de periode twee maal met telkens een jaar kan worden verlengd. Indien het college of de gecertificeerde instelling geen gebruik wil maken van de mogelijkheid tot verlenging van de subsidieperiode geeft het/hij dat te kennen vóór 1 juli van het daaraan voorafgaande jaar.

  • 2. De gecertificeerde instelling dient voor de subsidieperiode 2019 en 2020 één prognose gericht op de bevoorschotting als bedoeld in artikel 5 van deze regeling in, en één aanvraag subsidie als bedoeld in artikel 10 van deze regeling. Voor elk jaar dat de subsidie wordt verlengd ingevolge het bepaalde in lid 1 wordt vervolgens een prognose gericht op de bevoorschotting als bedoeld in artikel 5 van deze regeling, en een aanvraag subsidie als bedoeld in artikel 10 van deze regeling ingediend. De subsidie wordt per kalenderjaar vastgesteld.

  • 3. Uiterlijk 6 maanden voor afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend zal een gezamenlijke evaluatie van het verloop van de subsidieverlening plaatsvinden.

Artikel 4. Hoogte subsidie

  • 1. De omvang van de subsidie wordt bepaald door de in bijlage 1 vastgestelde tarieven per product (p) naar rato van de werkelijke duur van de uitvoering te vermenigvuldigen met het aantal eenheden per activiteit die zijn geleverd (q).

  • 2. De in bijlage 1 genoemde tarieven zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2019. Het college bepaalt gedurende de looptijd van deze regeling of en op welke wijze indexatie van de tarieven zal plaatsvinden.

  • 3. Telkens wanneer toepassing is gegeven aan het vorige lid draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde tarieven.

  • 4. Ingeval de situatie ontstaat dat een exitplan in uitvoering moet worden genomen vindt tussen het college en de gecertificeerde instelling goed onderling overleg plaats en wordt over de procedure en eventuele kosten verbonden aan het exitplan op dat moment door het college in redelijkheid beslist.

Artikel 5. Kennisgeving prognose en tarief

  • 1. Vóór 1 juni van het kalenderjaar voorafgaand aan dat waarmee een subsidieperiode aanvangt publiceert het college:

    • a.

      een prognose van de omvang van de gedurende de subsidieperiode uit te voeren subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 2 lid 2 van deze regeling;

    • b.

      de inhoudelijke of rekenkundige uitgangspunten die zij voor ogen hebben met betrekking tot de vaststelling welke gecertificeerde instelling wordt belast met de uitvoering van een subsidiabele activiteit;

    • c.

      het tarief dat voor de verschillende subsidiabele activiteiten gehanteerd zal worden.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat de gegevens onder lid 1 sub a. en b. gericht op de subsidiering voor de periode 2019-2020, uiterlijk 16 juli 2018 worden bekend gemaakt.

Artikel 6. Rangschikking aanvragers t.b.v. de generale uitvoering JB/JR

  • 1. Verstrekking van subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 voor zover niet uitgevoerd ten behoeve van jeugdigen met een licht verstandelijke beperking of jeugdigen zonder vaste woon- of verblijfplaats, met een bepaalde culturele en/of godsdienstige achtergrond en complexe gezinssystemen, vindt plaats aan de aanvrager die bovenaan eindigt in de door het college overeenkomstig het tweede lid aangebrachte rangschikking.

  • 2. Bij de rangschikking houdt het college rekening met de mate waarin en wijze waarop voldaan wordt aan de onderstaande vereisten (onverminderd het bepaalde in artikel 11 van deze regeling). Bij de aanvraag wordt op de geformuleerde vereisten door de aanvrager specifiek ingegaan. Per cluster vereisten is een maximaal aantal punten te behalen, ten aanzien van de mate waarin en de wijze waarop op de vereisten wordt ingegaan, tot een totaal maximum van 100 te behalen punten.

    Cluster uitvoering en transformatie (totaal maximaal 50 punten te behalen):

    • a.

      bij de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering wordt aangesloten bij de in de gemeente gebruikelijke werkwijzen en methoden met betrekking tot de toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van voorzieningen op het gebied van de jeugdhulp;

    • b.

      bij de uitvoering van de maatregelen wordt geborgd dat er geen sprake is van wachttijden; ook in het actieplan wordt aangegeven hoe de gecertificeerde instelling zich wapent tegen onvoorziene omstandigheden teneinde de start en continuïteit van de dienstverlening niet in gevaar te brengen;

    • c.

      tijdens de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregel wordt gewerkt volgens het gedachtegoed 1Gezin,1Plan,1Regisseur, en er is sprake van een doorgaande lijn zowel bij opschaling naar de jeugdbescherming als bij afschaling na einde van de jeugdbeschermingsmaatregel;

    • d.

      bij de uitvoering van de maatregelen wordt aangesloten bij de specifieke leefwereld van de jeugdige en diens sociale systeem, én wordt gericht ingezet op het vergroten van de zelfredzaamheid van jeugdige, ouders en sociale systeem;

    • e.

      in de werkwijze is geborgd dat uiterlijk een half jaar voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd van de jeugdige waarop de jeugdbeschermingsmaatregel betrekking heeft, c.q. een half jaar voor het aflopen van de jeugdreclasseringsmaatregel een toekomstplan wordt opgesteld in overleg met alle relevante betrokkenen;

    • f.

      door de organisatie is voorzien in de aanwezigheid van specifieke kennis en kunde inzake complexe echtscheidingsproblematiek;

    Cluster samenwerking (totaal maximaal 30 punten te behalen):

    • g.

      de gecertificeerde instelling heeft kennis van en ervaring met samenwerking in de regio en de samenwerking in regionale netwerken;

    • h.

      er is sprake van een goede overdracht gericht op zorgcontinuïteit bij verhuizing van jeugdigen naar een andere regio of het buitenland;

    • i.

      de gecertificeerde instelling neemt concrete maatregelen waarmee de doorlooptijden van de jeugdbeschermingsmaatregelen worden verkort, zonder vergroting van het terugvalrisico;

    • j.

      de gecertificeerde instelling neemt concrete maatregelen om de continuïteit van de personele inzet in de casus te waarborgen ;

    • k.

      de manier waarop de gecertificeerde instelling uitvoering geeft aan van toepassing zijnde acties/ doelen van het beleidsplan Jeugdhulp gemeenten-Limburg 2014-2019 incl. addendum, de richtinggevende notitie inkoop Jeugdhulp Midden-Limburg West, en de notitie ‘Naar een toekomstbestendige jeugdbescherming en jeugdreclassering’.

    Cluster organisatie (totaal maximaal 20 punten te behalen):

    • l.

      de gecertificeerde instelling draagt zorg voor de structurele verdere professionalisering van de instelling en de medewerkers;

    • m.

      de implementatie van het exitplan is geborgd, er is rekenschap gegeven van de met het plan beoogde doelen en er is voorzien in een effectieve werkwijze om, indien noodzakelijk, die doelen te verwezenlijken;

    • n.

      het actieplan als bedoeld in artikel 1 draagt daadwerkelijk bij aan mitigering van kwetsbaarheid en vergroting van wendbaarheid van de organisatie;

    • o.

      de gecertificeerde instelling geeft blijk van kostenbewustzijn op het vlak van eigen werkzaamheden en ten aanzien van de inzet van (gespecialiseerde) jeugdhulp.

Artikel 7. Rangschikking aanvragers t.b.v. uitvoering JB/JR t.b.v. jeugdigen met (L)VB

  • 1. Verstrekking van subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 voor zover uitgevoerd ten behoeve van jeugdigen met een (lichte) verstandelijke beperking, vindt enkel plaats aan de aanvrager die bovenaan eindigt in de door het college overeenkomstig het tweede lid aangebrachte rangschikking.

  • 2. Bij de rangschikking houdt het college rekening met de mate waarin en de wijze waarop wordt voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6, lid 2 van deze regeling (onverminderd het bepaalde in artikel 11 van deze regeling). Daarbij geeft de aanvrager er specifiek blijk van te kunnen beschikken over professionals met een bijzondere expertise ten aanzien jeugdigen en/of andere betrokkenen met een (lichte) verstandelijke beperking, en zich bewust te zijn wat dat betekent voor de uitvoering van de maatregelen.

Artikel 8. Rangschikking aanvragers t.b.v. uitvoering JB/JR t.b.v. jeugdigen zonder vaste woon- of verblijfplaats, met een bepaalde culturele en/of godsdienstige achtergrond en complexe gezinssystemen

  • 1. Verstrekking van subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 voor zover uitgevoerd ten behoeve van jeugdigen zonder vaste woon- of verblijfplaats, met een bepaalde culturele en/of godsdienstige achtergrond en complexe gezinssystemen, vindt enkel plaats aan de aanvrager die bovenaan eindigt in de door het college overeenkomstig het tweede lid aangebrachte rangschikking.

  • 2. Bij de rangschikking houdt het college rekening met de mate waarin en de wijze waarop wordt voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6, lid 2 van deze regeling (onverminderd het bepaalde in artikel 11 van deze regeling). Daarbij geeft de aanvrager er specifiek blijk van te kunnen beschikken over professionals met een bijzondere expertise ten aanzien van de doelgroep zoals beschreven in het eerste lid, en zich bewust te zijn wat dat betekent voor de uitvoering van de maatregelen.

Artikel 9. Subsidievereisten

Subsidie wordt enkel verstrekt als in ieder geval aan de volgende vereisten is voldaan:

  • a.

    de gecertificeerde instelling is, al dan niet in samenwerking met een onderaannemer, in staat om alle in artikel 2, tweede lid, genoemde subsidiabele activiteiten waarvoor de gecertificeerde instelling ingevolge artikel 6, 7 of 8 van deze regeling een aanvraag heeft ingediend, uit te voeren volgens de daarvoor geldende normen;

  • b.

    de gecertificeerde instelling die, al dan niet in samenwerking met een onderaannemer een aanvraag doet op grond van artikel 7 of artikel 8 van deze regeling, beschikt over professionals met bijzondere expertise ten aanzien van de behandeling van jeugdigen uit de betreffende doelgroep.

Artikel 10. Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016 kunnen aanvragen om subsidie enkel ingediend worden tot 1 augustus van het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat aanvragen gericht op de subsidiering voor de periode 2019-2020 uiterlijk 15 september 2018 ingediend kunnen worden.

Artikel 11. Indieningsvereisten

1.In afwijking van artikel 4 van de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016 bevatten de aanvragen ingevolge de artikelen 6, 7 of 8 bevatten de volgens het door het college ter beschikking gestelde aanvraagformulier vereiste gegevens en bescheiden, waaronder in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    een meerjarenplan waarin ten minste aandacht wordt besteed aan:

    • 1.

      de doelstellingen zoals geformuleerd in de Jeugdwet

    • 2.

      de wijze waarop een optimale match tussen professional en de jeugdige en het gezin wordt gerealiseerd

    • 3.

      de gehanteerde methodieken en werkwijzen

    • 4.

      de wijze waarop verantwoorde hulp en resultaten worden gerealiseerd

    • 5.

      het opleidings-, competentie-, werving-,selectie- en innovatiebeleid

  • c.

    jaarstukken betreffende het laatst beschikbare verslagjaar; de gecertificeerde instelling die voor de eerste maal subsidie aanvraagt legt ook een exemplaar van de oprichtingsakte of statuten over;

  • d.

    Indien van toepassing, een overzicht van de onderaannemers waarmee wordt samengewerkt, waarbij in ieder geval ingegaan wordt op de aard en duur van de samenwerking en de wijze waarop de samenwerking is geborgd;

  • e.

    een actieplan als bedoeld in artikel 1 van deze regeling;

  • f.

    een exitplan, als bedoeld in artikel 1 van deze regeling, waarin uiteen gezet is op welke wijze de gecertificeerde instelling zich zal inspannen ten behoeve van:

    • 1.

      het kunnen blijven uitvoeren van deze activiteiten totdat de uitvoering kan worden overgedragen aan een gecertificeerde instelling die ná haar in opdracht van het college deze activiteiten zal uitvoeren;

    • 2.

      het faciliteren van de overdracht van alle met betrekking tot de uitvoering van deze activiteiten te verrichten werkzaamheden, inclusief het leveren van alle voor de zorgcontinuïteit benodigde administratieve ondersteuning;

    • 3.

      de overname van het betrokken personeel door een gecertificeerde instelling die ná haar in opdracht van het college deze activiteiten zal uitvoeren;

    • 4.

      het zo veel mogelijk voortzetten van bestaande hulpverleningsrelaties tussen jeugdhulpverleners of medewerkers van de gecertificeerde instelling en jeugdigen of hun ouders.

Artikel 12. Beslistermijn

  • 1. In afwijking van artikel 6, eerste lid, van de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016 beslist het college uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarin de aanvraag om subsidie is ingediend. De beslistermijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat een beslissing op een aanvraag om subsidie voor de periode 2019-2020 uiterlijk op 15 november 2018 wordt genomen. De beslistermijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd.

Artikel 13. Bevoorschotting

  • 1. De aanvraag om verlening van een subsidie onder deze regeling wordt geacht tevens een aanvraag te omvatten voor het verlenen van een voorschot als bedoeld in deze regeling.

  • 2. Het college beslist op de aanvraag tot een voorschot op hetzelfde moment als waarop een beslissing wordt genomen op de aanvraag tot verlening van de subsidie.

  • 3. De subsidieontvanger kan gedurende de looptijd van de subsidie een aanvraag om aanpassing van

  • 4. de bevoorschotting indienen. Het college beslist op de aanvraag tot aanpassing binnen acht weken.

  • 5. Het college kan gedurende de looptijd van de subsidie de bevoorschotting aanpassen indien de realisatiecijfers in de voorafgaande periode daartoe aanleiding geven.

Artikel 14. Aanvullende weigerings- en intrekkingsgronden

  • 1. Onverminderd artikel 7, eerste lid van de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016 wordt een subsidie in ieder geval geweigerd als:

    • a.

      bij de rangschikking aan de hand van artikel 6, tweede lid, minder dan 60 punten zijn toegekend aan de aanvraag;

    • b.

      bij de rangschikking aan de hand van artikel 7, tweede lid, minder dan 60 punten zijn toegekend aan de aanvraag;

    • c.

      bij de rangschikking aan de hand van artikel 8, tweede lid, minder dan 60 punten zijn toegekend aan de aanvraag.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 7, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016 kan een subsidie worden geweigerd als:

    • a.

      niet is voldaan aan één van de in deze regeling genoemde vereisten;

    • b.

      uit de aanvraag naar oordeel van het college onvoldoende blijkt dat de aanvrager gedurende de volledige subsidieperiode in staat zal zijn te beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materieel voor de naar verwachting door hem uit te voeren subsidiabele activiteiten, uitgaande van de prognose en inhoudelijke uitgangspunten, bedoeld in artikel 5.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 7, derde lid van de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016 zal de subsidie in ieder geval worden ingetrokken als het aan de subsidieontvanger afgegeven certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet wordt ingetrokken.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 7, derde lid van de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016 kan de subsidie in ieder geval worden ingetrokken als:

    • a.

      naar oordeel van het college niet langer aannemelijk is dat de subsidieontvanger gedurende de resterende subsidieperiode kan beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materieel voor de naar verwachting door hem uit te voeren subsidiabele activiteiten, uitgaande van de prognose bedoeld in artikel 5;

    • b.

      er sprake is van frauduleus handelen;

    • c.

      naar oordeel van het college het handelen van bestuurders van de subsidieontvanger de zorgcontinuïteit of de regelmatige uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten in gevaar dreigen te brengen.

Artikel 15. Aanvullende verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Onverminderd de in de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016 en de verdere in deze regeling opgenomen verplichtingen is de subsidieontvanger in ieder geval verplicht:

    • a.

      bij de uitvoering van de subsidiabele activiteiten in overeenstemming te handelen met alle toepasselijke regelgeving, de norm verantwoorde werktoedeling, de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en de bij aanvraag overgelegde bescheiden;

    • b.

      gebruik te maken van het iJW berichtenverkeer voor gegevensuitwisseling (met uitzondering van de berichten voor declaratie/facturatie) en CORV; daarenboven zal de subsidieontvanger medewerking verlenen aan de beantwoording van een eventuele additionele gegevensuitvraag door de subsidieverstrekker;

    • c.

      onverwijld melding te maken van dringende omstandigheden, waaronder in elk geval begrepen worden omstandigheden waarbij:

      • -

        voorzien wordt dat de certificeringseisen in gedrang komen;

      • -

        de continuïteit van de zorg in gedrang komt door onvoldoende capaciteit;

      • -

        de continuïteit van de organisatie door problemen in de bedrijfsvoering in gedrang komt;

      • -

        de subsidieontvanger gebruik moet maken van onderaannemers, waarbij de subsidieontvanger garandeert dat ook de onderaannemer voldoet aan alle toepasselijke regelgeving en normering.

    • d.

      zodra daar redelijkerwijs aanleiding toe is, uitvoering te geven aan het exitplan met inachtname van het bepaalde in artikel 4 lid 4 van deze regeling;

    • e.

      aangesloten te zijn bij de verwijsindex, bedoeld in artikel 7.1.2.1 van de Jeugdwet, en hiervan in overeenstemming met de met het college gemaakte afspraken, bedoeld in artikel 7.1.3.1, eerste lid, van de Jeugdwet, gebruik te maken;

    • f.

      actief deel te nemen en bij te dragen aan de in de regio gebruikelijke vormen van overleg op uitvoerings- , beleids- en bestuurlijk niveau;

    • g.

      loyale medewerking te verlenen wanneer het college een extern (accountants)onderzoek instelt als het beschikt over signalen dat de gecertificeerde instelling in een risicovolle situatie verkeert (financieel en/of inhoudelijk), die de continuïteit van de dienstverlening bedreigt of kan bedreigen.

  • 2. De subsidieontvanger verstrekt door middel van een nader overeen te komen format gedurende de subsidieperiode elk kwartaal zo spoedig mogelijk aan het college:

    • a.

      een opgave van het type en de duur van de gedurende de voorgaande drie maanden uitgevoerde kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering ten behoeve van jeugdigen ten aanzien van wie het college gehouden is voorzieningen op grond van de Jeugdwet te treffen;

    • b.

      de mate waarin in de casuïstiek sprake is van continuïteit van de personele inzet;

    • c.

      de mate waarin een tijdige integrale warme overdracht plaats vindt naar het vrijwillig kader voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar, welke in ieder geval wordt vormgegeven via een toekomstplan opgesteld met jeugdige, ouders en betrokken partners;

    • d.

      een overzicht van de feitelijke wachttijden in de verschillende maanden.

  • 3. De subsidieontvanger verstrekt na afloop van een subsidiejaar zo spoedig mogelijk aan het college:

    • a.

      een geanonimiseerd overzicht van de gedurende het afgelopen jaar ingediende klachten, de aard van de klachten en de geboden oplossing;

    • b.

      gegevens over de resultaatmeting en meting van cliënttevredenheid.

  • 4. Bij verleningsbeschikking kan het college, in afwijking van het bepaalde in lid 2 en lid 3, andere termijnen voorschrijven, en aanvullende afspraken maken over aard en frequentie van de ingevolge lid 2 en lid 3 te overleggen informatie.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016, informeert een subsidieontvanger het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      iedere gebeurtenis of ontwikkeling waardoor de financiële situatie van de gecertificeerde instelling substantieel verslechtert;

    • b.

      de uitkomst van de jaarlijkse controle, bedoeld in artikel 3.2.3 van het Besluit Jeugdwet, onder gelijktijdige overlegging van de betreffende rapportage;

    • c.

      het ontstaan van wachttijden en de acties die daarop genomen worden;

    • d.

      uitkomsten van onderzoeken door een Inspectie naar aanleiding van incidenten in de casuïstiek.

  • 6. De subsidieontvanger behoeft de voorafgaande toestemming van het college voor:

    • a.

      de rechtshandelingen genoemd in artikel 4:71, eerste lid, onder a tot en met f en h tot en met j, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      een fusie als bedoeld in artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • c.

      samenwerking bij de uitvoering van de subsidiabele activiteiten met anderen dan de in het overzicht, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder d, genoemde onderaannemers;

    • d.

      substantiële wijziging van een van de in artikel 11, eerste lid, genoemde bescheiden.

Artikel 16. Egalisatiereserve

  • 1. De subsidieontvanger streeft ernaar een egalisatiereserve te vormen tot een maximum van 5% van het bedrag van de subsidieverlening in enig jaar.

  • 2. Voor zover de subsidie op grond van deze regeling heeft bijgedragen aan de egalisatiereserve mag deze uitsluitend worden aangewend voor het uitvoeren van activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

  • 3. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

Artikel 17. Subsidievaststelling

  • 1. Gedurende de looptijd van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt, in afwijking van artikel 9 van de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016, na het verstrijken van ieder kalenderjaar voor 1 april een aanvraag tot vaststelling met betrekking tot het vorige kalenderjaar ingediend.

  • 2. Een aanvraag bevat, in afwijking van artikel 9 en 10 van de Algemene Subsidieverordening Leudal 2016:

    • a.

      een door een bevoegde functionaris ondertekende bestuursverklaring;

    • b.

      een overzicht van de uitgevoerde gesubsidieerde activiteiten en een productieverantwoording via het format zoals landelijk afgestemd en gepubliceerd op de website i-Sociaal Domein;

    • c.

      het op het betreffende kalenderjaar ziende jaardocument maatschappelijke verantwoording;

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

Artikel 18. Afwijkingen in het kader van het zorgdragen voor toereikend aanbod

  • 1. Het college kan van de artikelen 3, 6, eerste lid, 7, eerste lid, 8, eerste lid, 10 en 12 afwijken als zij van oordeel zijn dat dit nodig is om zorg te dragen voor een voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen.

  • 2. Als het college gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, dan maakt het voor zover van toepassing op passende wijze bekend:

    • a.

      gedurende welk tijdvak aanvragen kunnen worden ingediend;

    • b.

      voor welke subsidiabele activiteiten subsidie kan worden verleend;

    • c.

      aan hoeveel aanvragers subsidie kan worden verleend;

    • d.

      overeenkomstig welke van de in de artikelen 6,7 en 8 opgenomen criteria de aanvragen zullen worden gerangschikt.

Artikel 19. Slotbepalingen

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op 20 juli 2018.

  • 2. Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering gemeente Leudal 2019-2022.

Ondertekening

Heythuysen, 3 juli 2018
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN LEUDAL
Secretaris, De Burgemeester,
H.K.W. Bekkers A.H.M. Verhoeven MPM

Bijlage 1Tarieven en prognoses uit te voeren subsidiabele activiteiten Midden-Limburg West 2022

Tabel 1. Tarieven en prognose uitvoering subsidiabele activiteiten doelgroep generale JB/JR (art. 6)

Product

Tarief* 2022

Prognose** (jaargemiddelde)

Productcode

Eenheid

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 1

€ 31,31

15

48A01

per etmaal

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 2 en verder

€ 25,96

20

48A02

per etmaal

Voogdij

€ 17,79

33

48A03

per etmaal

Jeugdreclassering (JR)

€ 23,66

3

47A01

per etmaal

Gedragsbeïnvloedende maatregel

(GBM) advies

€ 2.132,00

0

47A02

beschikking/ advies (stuks)

Gedragsbeïnvloedende maatregel

(GBM) begeleiding

€ 23,63

0

47A03

per etmaal

Samenloop van een OTS en jeugdreclassering

€ 6,71

0

47A06

per etmaal

Intensieve trajectbegeleiding Harde Kern

(ITB Harde Kern) (begeleidingsmaanden op jaarbasis)

€ 1.540,00

6

47A05

per maand

Intensieve trajectbegeleiding CRIEM

(ITB CRIEM) (begeleidingsmaanden op jaarbasis)

€ 2.048,00

0

47A04

per maand

Scholing- en trainingsprogramma (STP) (begeleidingsmaanden op jaarbasis)

€ 2.048,00

0

47A07

per maand

Tabel 2. Tarieven en prognose uitvoering subsidiabele activiteiten JB/JR doelgroep (L)VB (art. 7)

Product

Tarief*

2022

Prognose** (jaargemiddelde)

Productcode

Eenheid

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 1

€ 31,80

1

48A01

per etmaal

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 2 en verder

€ 26,49

5

48A02

per etmaal

Voogdij

€ 18,38

12

48A03

per etmaal

Jeugdreclassering (JR)

€ 23,49

0

47A01

per etmaal

Gedragsbeïnvloedende maatregel

(GBM) advies

€ 2.116,00

0

47A02

beschikking/ advies (stuks)

Gedragsbeïnvloedende maatregel

(GBM) begeleiding

€ 23,46

0

47A03

per etmaal

Samenloop van een OTS en jeugdreclassering

€ 6,66

0

47A06

per etmaal

Intensieve trajectbegeleiding Harde Kern

(ITB Harde Kern) (begeleidingsmaanden op jaarbasis)

€ 1.529,00

0

47A05

per maand

Intensieve trajectbegeleiding CRIEM

(ITB CRIEM) (begeleidingsmaanden op jaarbasis)

€ 2.034,00

0

47A04

per maand

Scholing- en trainingsprogramma (STP) (begeleidingsmaanden op jaarbasis)

€ 2.034,00

0

47A07

per maand

Tabel 3. Tarieven en prognose uitvoering subsidiabele activiteiten JB/JR doelgroep jeugdigen zonder vaste woon- of verblijfplaats, met een bepaalde culturele en/of godsdienstige achtergrond en complexe gezinssystemen (art. 8)

Product

Tarief*

2022

Prognose** (jaargemiddelde)

Productcode

Eenheid

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 1

€ 31,41

1

48A01

per etmaal

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 2 en verder

€ 26,04

1

48A02

per etmaal

Voogdij

€ 17,85

1

48A03

per etmaal

Jeugdreclassering (JR)

€ 23,74

0

47A01

per etmaal

Gedragsbeïnvloedende maatregel

(GBM) advies

€ 2.137,00

0

47A02

beschikking/ advies (stuks)

Gedragsbeïnvloedende maatregel

(GBM) begeleiding

€ 23,71

0

47A03

per etmaal

Samenloop van een OTS en jeugdreclassering

€ 6,73

0

47A06

per etmaal

Intensieve trajectbegeleiding Harde Kern

(ITB Harde Kern) (begeleidingsmaanden op jaarbasis)

€ 1.544,00

0

47A05

per maand

Intensieve trajectbegeleiding CRIEM

(ITB CRIEM) (begeleidingsmaanden op jaarbasis)

€ 2.054,00

0

47A04

per maand

Scholing- en trainingsprogramma (STP) (begeleidingsmaanden op jaarbasis)

€ 2.054,00

0

47A07

per maand

* Tarief onder voorbehoud van evaluatie bijzondere kosten 2021, indien gereed is voor vaststellen subsidieverlening 2022

** De prognose heeft betrekking op het jaar 2022. De prognose is per kalenderjaar.