Subsidieregeling peuterprogramma en voorschoolse educatie 2021

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling peuterprogramma en voorschoolse educatie 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal

Overwegende dat deelname aan een peuterprogramma een goede voorbereiding is op de basisschool, omdat het programma bijdraagt aan de ontwikkeling van de peuter op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

Overwegende dat de gemeente op grond van artikel 166 van de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO) de plicht heeft om te zorgen voor voldoende voorzieningen in aantal en spreiding waar peuters met een risico op achterstand in de Nederlands taal deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie (aanbodverplichting);

Overwegende dat de gemeente naast de hierboven genoemde aanbodverplichting een verplichting heeft om afspraken met houders van kindercentra te maken voor een zo groot mogelijke deelname aan voorschoolse educatie;

Gelet op:

  • -

    artikel 166 en 167 van de Wet op het primair onderwijs 

  • -

    artikel 4:23 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 2 van de Algemene subsidieverordening gemeente Leudal 2016;

  • -

    het beleid peuterprogramma en voorschoolse educatie van 27 oktober 2020.

BESLUIT

vast te stellen de Subsidieregeling peuterprogramma en voorschoolse educatie 2021

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal;

  • b.

    wet: de Wet kinderopvang;

  • c.

    besluit: het Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • d.

    regeling: de ministeriële regeling, zoals genoemd in het besluit;

  • e.

    amvb (algemene maatregel van bestuur): het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • f.

    aanvrager: houder van een kindercentrum in de gemeente Leudal en staat ingeschreven in het Landelijke Register Kinderopvang (LRK);

  • g.

    peuterprogramma: een programma van voorschoolse educatie, zoals nader omschreven in artikel 5 van de amvb;

  • h.

    kindercentrum: een voorziening van kinderopvang, anders dan gastouderopvang, zoals bedoeld in de wet, welke is ingeschreven in het LRK;

  • i.

    peuter ZKT (zonder kinderopvangtoeslag): een kind in de leeftijd van twee tot vier jaar, niet zijnde een VVE-peuter, waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • j.

    VVE-peuter ZKT: een kind in de leeftijd van twee tot vier jaar met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal, zoals bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • k.

    VVE-peuter MKT (met kinderopvangtoeslag): een kind in de leeftijd van twee tot vier jaar met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal, zoals bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) aanspraak kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • l.

    kinderopvangtoeslag: een kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in de wet;

  • m.

    uurtarief kinderopvangtoeslag: het door de Belastingdienst voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde maximaal uurtarief voor dagopvang bij een kindercentrum;

  • n.

    inkomensverklaring: een door de ouder(s)/verzorger(s) ondertekende verklaring, voorzien van bewijsstukken, waaruit blijkt dat geen aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag via de Belastingdienst.

  • o.

    locatieplan: Een gezamenlijk plan van een kindercentrum en de lokale basisschool met doelen en activiteiten gericht op samenwerking in de uitvoering van voor- en vroegschoolse educatie.

  • p.

    Pedagogisch beleidsmedewerker vve: Een medewerker zoals bedoeld in art. 2a van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidie door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 beschreven activiteiten. Voor het verstrekken van een eenmalige subsidie vormt deze subsidieregeling geen grondslag.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

De subsidiabele activiteiten zijn:

  • 1.

    Activiteiten gericht op uitvoering van het peuterprogramma en voorschoolse educatie door een kindercentrum dat aansluit bij het beleid peuterprogramma en voorschoolse educatie van de gemeente Leudal

  • 2.

    Het in twee dagdelen voor acht uur per week aanbieden van een peuterprogramma (aan een peuter ZKT), gedurende tenminste 40 weken per jaar.

  • 3.

    Het in drie of vier dagdelen voor twaalf respectievelijk zestien uur per week aanbieden van een peuterprogramma (aan een VVE-peuter ZKT/MKT), gedurende tenminste 40 weken per jaar.

  • 4.

    Deelname aan netwerkbijeenkomsten in het kader van de activiteiten, zoals genoemd in lid 2 en 3 en bijvoorbeeld het voeren van overleg met de GGD/JGZ inzake de plaatsing van VVE-peuters ZKT/MKT.

  • 5.

    Deelname aan vve-opleidingen, door pedagogisch medewerkers die werkzaam zijn bij een kindercentrum In Leudal

  • 6.

    Activiteiten die voortvloeien uit afspraken tussen een kindercentrum en basisschool die gericht zijn op het bevorderen van de samenwerking, die aanvullend zijn op reguliere taken en die vastgelegd zijn in het locatieplan.

  • 7.

    Instandhouding van het aanbod peuterprogramma in de basisschool van Kelpen-Oler, Grathem, Heibloem of Ittervoort (kleinschaligheidstoeslag).

  • 8.

    Inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker vve in de voorschoolse educatie voor VVE-peuters.

Artikel 3a

Naast de weigeringsgronden zoals genoemd in art. 7 Asv wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien in de financiering van de beoogde activiteiten is voorzien door andere subsidies, steunmaatregelen of financieringsbronnen vanuit de gemeente.

Artikel 4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 aan een peuter ZKT, wordt gebaseerd op:

  • -

    40 weken van 8 uren per week vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag, verminderd met de ouderbijdrage zoals vermeld in artikel 5 lid 1 (deelname)

  • 2. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, aan een VVE-peuter ZKT, wordt gebaseerd op:

    • -

      40 weken van 16 uren per week, vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag verminderd met de ouderbijdrage, zoals vermeld in artikel 5 lid 2. Voor VVE-peuters ZKT van 2 tot 2,5 jaar oud of in geval van een wenperiode of van wachtlijsten wordt deze subsidie gebaseerd op 12 uren per week (deelname)

    • -

    • -

      vermeerderd met 6 uren per week, vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag (begeleiding).

  • 3. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, aan een VVE-peuter MKT wordt gebaseerd op:

    • -

      40 weken van 6 uren per week, vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag (begeleiding)

  • 4. De subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten, alsmede het voeren van overleg met de GGD/JGZ, inzake de plaatsing van VVE-peuters, zoals bedoeld in artikel 3, lid 4, bedraagt per aanvrager op jaarbasis € 1.500 aangevuld met € 500 per geregistreerde vve-locatie (LRK). Per woonkern kan een kindercentrum één keer in aanmerking komen voor de subsidie netwerkbijeenkomsten.

  • 5. De subsidie voor deelname aan vve-opleidingen zoals bedoeld in artikel 3, lid 5 bestaat uit de opleidingskosten voor VE bekwaam en opleidingen voor erkende methodieken in de voorschoolse educatie.

  • 6. De subsidie voor activiteiten die voortvloeien uit het locatieplan, zoals bedoeld in artikel 3, lid 6, bedraagt per kalenderjaar maximaal € 1.000 per locatie. Verlet- en reiskosten van de deelnemers vallen buiten de reikwijdte van deze subsidie.

  • 7. De kleinschaligheidstoeslag betreft het exploitatietekort voor het aanbod peuterprogramma en bedraagt maximaal €10.000 per locatie per jaar.

  • 8. De subsidie voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker vve, zoals bedoeld in artikel 3, lid 8 wordt gebaseerd op het aantal VVE-peuters van tweeëneenhalf tot vier jaar op 1 januari van het betreffende subsidiejaar, vermenigvuldigt met tien uur, vermenigvuldigd met het uurtarief van € 45 per uur. Het uurtarief wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de jaarlijkse stijging van het maximum uurtarief voor de dagopvang voor de kinderopvangtoeslag. De norm van 10 uur betreft een rekenregel.

Artikel 5 Voorwaarden met betrekking tot ouderbijdrage

  • 1. De ouderbijdrage bedraagt voor deelname van een peuter ZKT aan het peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, per uur 15% van het uurtarief kinderopvangtoeslag.

  • 2. De ouderbijdrage bedraagt voor deelname aan het peuterprogramma door een VVE-peuter ZKT, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, 5% van het uurtarief kinderopvangtoeslag bij deelname van 3 of 4 dagdelen.

  • 3. Ouders/ verzorgers met een inkomen dat lager is dan de bijstandsnorm (120% van het minimum inkomen) of ouders met schulden die deelnemen aan schuldhulpverlening betalen geen eigen bijdrage. Dit is ter beoordeling van het college.

Artikel 6 Voorwaarden met betrekking tot kwaliteit 

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient te worden voldaan aan de onderstaande voorwaarden:

    • a.

      het kindercentrum dient te voldoen aan de wettelijke eisen voor kinderopvang en voorschoolse educatie;

    • b.

      het peuterprogramma waar het kindercentrum mee werkt, dient erkend te zijn als effectieve interventie door de Erkenningscommissie Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut of een vergelijkbaar programma te zijn waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

    • c.

      de pedagogisch medewerkers dienen aantoonbaar te beschikken over de opleidingseis VVE-bekwaam en taalniveau 3F voor mondelinge vaardigheden en begrijpend lezen;

    • d.

      het kindercentrum dient het observatiesysteem Kijk te gebruiken om VVE-peuters te kunnen volgen in hun ontwikkeling;

    • e.

      het kindercentrum dient aantoonbaar invulling te geven aan het bevorderen van de doorgaande ontwikkelingslijn en warme overdracht van VVE-peuters naar de basisschool;

    • f.

      het kindercentrum dient gehuisvest te zijn in hetzelfde gebouw of op het terrein van de basisschool;

    • g.

      om in aanmerking te komen voor de subsidie locatieplan dient er sprake te zijn van een samenwerking tussen de lokale basisschool en alle gesubsidieerde kindercentra met een vve-locatie in het betreffende dorp of aangrenzende woonkernen.

  • 2. Het college kan afwijken van de bepalingen onder b, d, f en g indien het kindercentrum een plan overlegt waaruit de samenwerking met de basisschool blijkt en hoe de doorgaande ontwikkelingslijn, ouderbetrokkenheid en de warme overdracht geborgd is en daadwerkelijk uitvoering wordt gegeven aan dit plan.

Artikel 7 Voorwaarden met betrekking tot de kleinschaligheidstoeslag

  • 1. Om voor een kleinschaligheidstoeslag in aanmerking te komen dient te worden voldaan aan de onderstaande voorwaarden:

    • a.

      een kleinschaligheidstoeslag kan slechts verstrekt worden aan één kindercentrum in de dorpen Kelpen-Oler, Grathem, Heibloem en Ittervoort waarbij er geen sprake is van een ander kindercentrum in het betreffende dorp;

    • b.

      het peuterprogramma wordt aangeboden in het gebouw waar de basisschool gevestigd is;

    • c.

      de gemiddelde deelname aan het peuterprogramma in het voorafgaande (subsidie)jaar dient minimaal 6 deelnemers te zijn geweest om in aanmerking te komen voor een kleinschaligheidstoeslag;

    • d.

      de deelname per peuter is minimaal twee dagdelen per week.

  • 2. Bij fusie van basisscholen vervalt de kleinschaligheidstoeslag.

Artikel 8 Bij de aanvraag te overleggen gegevens

De aanvrager maakt gebruik van het door het college vastgestelde aanvraagformulier en dient bij de aanvraag de navolgende bescheiden te overleggen:

  • a.

    Per kindercentrum, een overzicht van aantallen peuters, welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, onderverdeeld naar peuters ZKT, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, met vermelding van:

    • -

      initialen,

    • -

      woonplaats;

    • -

      datum start en beëindiging deelname peuterprogramma (voor zover van toepassing)

  • b.

    Per kindercentrum, het pedagogisch beleidsplan, zoals bedoeld in het besluit en de amvb.

  • c.

    Het gehanteerde peuterprogramma, een omschrijving van de zorgstructuur, alsmede het daarbij gehanteerde observatie- en registratie instrument;

  • d.

    Voor zover van toepassing, een omschrijving van het extra educatieaanbod voor VVE-peuters ZKT/MKT;

  • e.

    Een omschrijving van de wijze waarop de kwaliteitszorg is ingericht en wordt geborgd;

  • f.

    Een omschrijving van de wijze waarop de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie wordt vormgegeven en breder de doorgaande ontwikkelingslijn richting primair onderwijs wordt vormgegeven en geborgd;

  • g.

    De wijze waarop de ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen (ouderbetrokkenheid).

  • h.

    Ingeval van een aanvraag om deelname aan netwerkbijeenkomsten het aantal vve locaties;

  • i.

    Ingeval van een aanvraag om kleinschaligheidstoeslag een exploitatieoverzicht met een raming van het aantal peuters dat deelneemt;

  • j.

    Ingeval van een aanvraag voor subsidie vve-opleidingen een overzicht van de geplande opleidingen, het aantal deelnemers en de geraamde kosten;

  • k.

    Ingeval van een aanvraag om activiteiten subsidie locatieplan dient voorafgaande aan de activiteit een toelichting op de activiteit ter goedkeuring aan het college te worden overlegd.

Artikel 9 Voorwaarden met betrekking tot de pedagogisch beleidsmedewerker vve

De pedagogisch beleidsmedewerker vve

  • a.

    wordt ingezet conform de eisen zoals gesteld in de Wko;

  • b.

    zorgt voor een vertaling van het gemeentelijk- en organisatiebeleid naar handelingsadviezen aan de pedagogisch medewerkers;

  • c.

    coacht de pedagogisch medewerkers;

  • d.

    zet zich aantoonbaar in voor organiseren van de ouderbetrokkenheid en warme overdracht en

  • e.

    zet zich aantoonbaar in voor het verstevigen van de doorgaande lijn en educatief handelen in samenwerking met het onderwijs, jeugdgezondheidszorg, CJG en externe zorg.

Artikel 10 Berekeningswijze subsidie bij de subsidieverlening

  • 1. Bij de subsidieverlening wordt de subsidie gebaseerd op een prognose van de deelname van het aantal peuters ZKT en aantal VVE peuters ZKT en MKT, gebaseerd op het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag.

  • 2. Bij de subsidieverlening wordt de subsidie gebaseerd op een prognose van de deelname van het aantal peuters ZKT en aantal VVE peuters ZKT en MKT, gebaseerd op het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag.

  • 3. Aan een aanvrager die voor het eerst subsidie aanvraagt, wordt voor de eerste twee kalenderjaren subsidie verleend op basis van een raming van de deelname van het aantal peuters ZKT en het aantal VVE-peuters ZKT/MKT.

Artikel 11 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bevoorschotting vindt plaats voor:

    • a.

      deelname van het aantal peuters ZKT en het aantal VVE peuters ZKT en MKT, zoals bedoeld onder art. 9 lid 1

    • b.

      de deelname aan netwerkwerkbijeenkomsten

    • c.

      de kleinschaligheidstoeslag (indien van toepassing);

    • d.

      de pedagogisch beleidsmedewerker vve;

    • e.

      geen bevoorschotting vindt plaats voor de subsidie vve-opleidingen en activiteiten locatieplan tenzij dit in de aanvraag gemotiveerd wordt en in het besluit omtrent de subsidieverlening is opgenomen.

  • 2. Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie € 25.000 of minder bedraagt, wordt het volledige bedrag bevoorschot uiterlijk binnen 8 weken na de start subsidiejaar van de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 3. Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie € 25.000 of minder bedraagt, wordt het volledige bedrag bevoorschot uiterlijk binnen 8 weken na de start subsidiejaar van de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

Artikel 12 Aanvraag om vaststelling

  • 1. De subsidievaststelling vindt plaats op aanvraag. De aanvrager maakt gebruik van het door het college vastgestelde aanvraagformulier en dient bij de aanvraag de navolgende bescheiden te overleggen:

    • a.

      Per kindercentrum het totaal aantal peuters (2 tot 4 jaar oud) dat deelneemt aan de kinderopvang en een overzicht van peuters, onderverdeeld naar peuters ZKT, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, met vermelding van:

      • -

        initialen

      • -

        woonplaats;

      • -

        datum start en beëindiging deelname peuterprogramma (voor zover van toepassing) over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld;

    • b.

      Een overzicht waaruit de deelname aan netwerkbijeenkomsten, zoals bedoeld in artikel 3, lid 4, van deze subsidieregeling, blijkt;

    • c.

      In geval van een kleinschaligheidstoeslag een exploitatieoverzicht per locatie en een overzicht van het aantal deelnemende peuters met het aantal dagdelen per week, over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld;

    • d.

      In geval van subsidie voor vve-opleidingen een overzicht van het aantal deelnemers met een kopie van de facturen;

    • e.

      In geval van subsidie voor extra activiteiten locatieplan een kort verslag van de activiteit met een kostenoverzicht/facturen;

    • f.

      Een jaarverslag met daarin beschreven de activiteiten zoals beschreven in artikel 8 en de wijze waarop deze zijn uitgevoerd, de daarbij getroffen maatregelen en de behaalde resultaten;

    • g.

      Een rapport van feitelijke bevindingen (controleverklaring) omtrent de naleving van de aan de subsidie verbonden voorwaarden, indien de subsidie hoger is dan de drempelwaarde zoals bepaald in de Algemene subsidieverordening (ASV). De controleverklaring wordt opgesteld door een onafhankelijke accountant, overeenkomstig een door het college vast te stellen protocol;

    • h.

      Een bestuursverklaring, overeenkomstig een door het college vast te stellen protocol.

  • 2. Het college kan steekproefsgewijs controleren of de onderliggende documenten (de ouderverklaringen, de inkomensverklaringen voor peuters-ZKT en VVE-Peuters ZKT en VVE-indicaties) kloppen, door het opvragen van deze documenten.

  • 3. Het college kan – naast de informatie en/of bescheiden als genoemd in het tweede lid – andere informatie en/of bescheiden verlangen, voor zover dat:

    • -

      voor een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling nodig is;

    • -

      nodig is voor het desgevraagd verstrekken van informatie aan overheidsinstellingen of daaraan verbonden inspectiediensten.

  • 4. Het college kan genoegen nemen met minder informatie en/of bescheiden dan genoemd in het eerste lid, voor zover dat een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling niet in de weg staat.

Artikel 13 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma bij de subsidievaststelling

Bij de vaststelling wordt de subsidie berekend door het gemiddelde aantal peuters ZKT, VVE peuters ZKT en VVE peuters MKT die op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, te bepalen. Dit wordt vermenigvuldigd met de hoogte van het subsidiebedrag per peuter-ZKT, VVE peuter- ZKT en VVE-peuter MKT per jaar zoals bepaald onder artikel 4, lid 1 tot en met 3.

Artikel 14 Berekeningswijze subsidie voor kleinschaligheid bij de subsidievaststelling

Bij de vaststelling wordt de subsidie bepaald op basis van het exploitatieoverzicht dat verstrekt wordt door de aanvrager en goedgekeurd wordt door het college, zoals opgenomen in artikel 4 lid 7 van de subsidieregeling.

Artikel 15 Berekeningswijze subsidie bij start of beëindiging van activiteiten bij de subsidievaststelling

Wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar waarvoor een subsidie is verleend start of heeft opgehouden met uitvoering te geven aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2, 3, 4 en lid 7 van deze subsidieregeling, vindt de vaststelling van de subsidie naar rato plaats, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal volle weken dat de activiteit is uitgevoerd.

Artikel 16 Betaling en terugvordering

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling, na aftrek van het reeds op grond van artikel 10 van deze subsidieregeling verleende voorschot, uiterlijk binnen 8 weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij de subsidievaststelling een andere termijn is bepaald.

  • 2. Wanneer het vastgestelde subsidiebedrag lager is dan op grond van artikel 10 van deze subsidieregeling verleende voorschot, wordt het teveel betaalde teruggevorderd.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen van een of meer bepalingen in deze regeling afwijken dan wel deze buiten toepassing laten voor zover toepassing daarvan gelet op het belang en doel van deze regeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 18 Slotbepaling

Geen of slechts gedeeltelijke aanspraak op subsidie ingevolge deze subsidieregeling kan worden gemaakt, wanneer een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling of bepaling reeds geheel of gedeeltelijk in de bekostiging van de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 van deze subsidieregeling, voorziet. De subsidie wordt geweigerd als op andere wijze een subsidie voor dezelfde activiteit verkregen wordt.

Artikel 19 Overgangsregeling ouderbijdrage

De ouderbijdrage bedraagt voor deelname van een peuter ZKT aan het peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, per uur 10% van het uurtarief kinderopvangtoeslag in 2021 en 12% van het uurtarief kinderopvangtoeslag in 2022.

Artikel 20 Intrekking

De Subsidieregeling peuterprogramma en voor- en vroegschoolse educatie (d.d.14 december 2016) wordt ingetrokken.

Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 januari 2021 en kan worden aangehaald als ‘Subsidieregeling peuterprogramma en voorschoolse educatie 2021’

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 8december 2020.
De secretaris, De burgemeester,
mr. drs. J.J.Th.L. Geraedts D.H. Schmalschläger