Regeling vervallen per 01-11-2014

Beleidsnotitie Agrarische gebouwen in het buitengebied van Leudal

Geldend van 20-10-2008 t/m 31-10-2014

Intitulé

Beleidsnotitie Agrarische gebouwen in het buitengebied van Leudal

Aanleiding

Van oudsher zijn agrarische bedrijfsgebouwen opgetrokken uit baksteen of houten gevels, afgedekt met gebakken pannen of riet. Natuurlijke materialen, waardoor goed wordt aangesloten bij het omliggende, ‘natuurlijke’ buitengebied. Het ruimtelijke beeld wordt hierdoor niet aangetast. Op termijn zijn de dakpannen, gelet op het kostenaspect en duurzaamheid, vervangen door vezelcement golfplaten. Alhoewel dit minder kwalitatief is dan dakpannen, is deze dakvorm vandaag de dag algemeen aanvaard.

Doordat de stallen steeds groter worden en het verlagen van de bouwkosten een steeds grotere rol speelt, zijn de laatste jaren nieuwe bouwsystemen ontwikkeld. Ook milieueisen spelen hierbij een rol. Vaak bestaan deze agrarische gebouwen geheel, of voor een groot deel uit plaatmateriaal. Hierdoor krijgen de gebouwen een industriële uitstraling, waardoor géén binding meer bestaat met de agrarische omgeving van het buitengebied van Leudal, ‘De parel van leudal’. Het ruimtelijke beeld wordt hierdoor aangetast. Om dit te voorkomen zijn in de welstandsnota ‘Leudal’ voorschriften opgenomen om te voorkomen dat gebouwen het waardevolle buitengebied aantasten. Dit zijn ruime voorschriften, zodat de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om zijn eigen ontwerp te kunnen realiseren, uiteraard passend binnen de voorschriften. Kort samengevat betekent dit dat aangesloten moet worden bij de bestaande gebouwen alsmede het omliggende waardevolle gebied. Het kleinschalige beeld moet behouden blijven en plaatmaterialen en panelen moeten terughoudend worden toegepast.

Doel

Vooral over het laatste twee genoemde onderwerpen ontstaat vaak discussie tussen de opdrachtgever en de welstandscommissie. Om meer duidelijkheid te geven over de toepassing van de welstandcriteria ‘Buitengebied’ is onderhavig beleid opgesteld, zodat aanvragers vooraf concreter weten aan welke voorschriften het ontwerp moet voldoen. De definitieve toetsing zal plaatsvinden door de welstandscommissie.

Voorschriften/beleidskaders

Bij het bouwen van agrarische gebouwen worden de volgende situaties onderscheiden:

1. Realiseren van een vrij liggend agrarisch gebouw in het buitengebied

Bij het realiseren van een gebouw in het open buitengebied is de hoofdrichtlijn dat het gebouw géén industriële uitstraling mag hebben en moet aansluiten bij het agrarische karakter van de omgeving. Dit kan worden gerealiseerd door lage zijgevels te maken ten opzichte van de nok van het gebouw. De bekleding van de buitenzijde staat geheel vóór de kolommenconstructie en bestaat uit houten delen, houtimitatie in (staal)plaat (of stalen damwandplaten) en een gemetselde borstwering (of betonplaten met echte steenstrips). De verhouding metselwerk – houten delen c.q. staalplaten in houtimitatie (ook damwandprofiel) bedraagt 1/3 metselwerk en 2/3 plaatmateriaal. Bij goothoogten lager dan 2.5 meter worden de zijgevels geheel uit metselwerk opgetrokken (lengteventilatievoorzieningen kunnen wel in plaatmateriaal worden gerealiseerd). Indien er openingen (deuren) in de langsgevels worden gerealiseerd, zijn deze openingen maatgevend.

Als in plaats van metselwerk of een stalen damwandplaat in de gevel een ventilatiedoek wordt toegepast, dient dit in een antraciete kleur, conform het dak te worden uitgevoerd, zodat een rustig totaalbeeld ontstaat. Omdat bij dit bouwsysteem de stalen kolommen zichtbaar zijn, mag de metselwerk plint in dit geval ook tussen de kolommen geplaatst worden.

De kopgevels worden geheel in metselwerk opgetrokken. Bij brede en hoge stallen kunnen varianten met hout of plaatmateriaal worden gerealiseerd, zodat een visuele schaalverkleining ontstaat. De kleur van het metselwerk dient rood, roodbruin te zijn en het plaatmateriaal antraciet, conform het dak (voorkeur) of donkergroen. Het metselwerk moet minimaal 1 meter de hoek worden omgezet.

Het dak moet voorzien worden van een niet glanzende vezelcement golfplaat. Stalen dakplaten zijn niet toegestaan. Deze hebben een te industriële uitstraling en spiegelen te veel in het zonlicht, waardoor bij bepaalde zonstanden, het gebouw een storend element wordt in het buitengebied. Het dak dient een overstek te hebben van minimaal 30 cm ten opzichte van de langsgevels.

In Bijlage 1 zijn schematisch diverse opties weergegeven. Ook zijn enkele voorbeelden aangegeven.

2. Realiseren van een gebouw bij bestaande gebouwen in het buitengebied

Uitgangspunt is dat in principe de maat, schaal, materialisatie en kleurstelling van de bestaande stallen richtinggevend zijn, tenzij de bestaande stallen niet meer voldoen aan de huidige eisen van welstand. In dit geval wordt verwezen naar de voorwaarden van situatie 1. Indien, gelet op de bedrijfsvoering, een gebouw van een andere schaalgrote benodigd is dan de bestaande gebouwen, dient de uitstraling toch zoveel mogelijk te worden afgestemd op de bestaande gebouwen. Indien dit niet mogelijk is (dit moet worden gemotiveerd), wordt verwezen naar de voorwaarden van situatie 1.

3. Realiseren van een gebouw in de directe nabijheid van de bebouwde omgeving (lintbebouwing c.q. dorpsranden)

Om aansluiting te vinden bij de bebouwde (woon) omgeving, zijn grootschalige gebouwen hier zeer ongewenst. De maatvoering en schaal dienen zorgvuldig aangepast te worden op de omliggende bebouwing en korrel. Verstoring van het meestal waardevolle gebied moet worden voorkomen. De materiaalkeuzen en kleurstelling zijn erg belangrijk om een industrieel karakter te voorkomen. In de meeste gevallen zal metselwerk als buitenschil moeten worden toegepast al dan niet in combinatie met hout. Voorbeelden zijn aangegeven in bijlage 2. Plaatmateriaal dient zeer terughoudend te worden toegepast.

4. realiseren van boogkassen en tuinderkassen

Dergelijke gebouwen zijn, gezien hun materialisatie en kleurstelling een te opvallend c.q. ongewenst element in het groene buitengebied (zie bijlage 3). Dergelijke gebouwen en bouwwerken zijn enkel toegestaan op locaties waarin ze conform het bestemmingsplan, het beleid teeltondersteunende voorzieningen van de Provincie Limburg als zodanig zijn toegestaan en op locaties waar reeds dergelijke bouwwerken aanwezig zijn.

5. Realiseren van Boogstallen

Het realiseren van boogstallen zijn in géén van bovengenoemde situaties toegestaan. Deze stallen (zie foto’s bijlage 4) sluiten qua, vormgeving, schaal, maatvoering en materialisatie niet aan bij het agrarische gebied van Leudal en tasten het ruimtelijke en stedenbouwkundige beeld ernstig aan.

6. Algemene voorschriften

Voorwaarden die voortkomen uit een projectbesluit, Bom+, bestemmingsplan en dergelijke, aangaande groencompensatie worden als aanvullende voorwaarde aan bovengenoemde voorschriften gekoppeld en zijn géén vervanging van bepaalde materiaaltoepassingen.

Juridische procedure

De beleidsnotitie krijgt door vaststelling door het college en bekendmaking de status van "beleidsregel" als bedoeld in artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de gemeente zich in eventuele latere juridische procedures zal kunnen beroepen op het op deze wijze algemeen bekend gemaakte en toegepaste beleid van het college en dat daarmee strijdige verzoeken kunnen worden afgewezen. Het blijft een mogelijkheid, dus in elk individueel geval is en blijft een belangenafweging noodzakelijk. Ingevolge artikel 4:84 Awb handelt het college overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Bijlage 1

opties en voorbeelden bouwwijze agrarische gebouwen

(de opties en foto’s zijn indicatief, hieraan kunnen geen rechten worden ontleend)

bijlage 1

Bijlage 2

voorbeelden bouwwijze agrarische gebouwen nabij de bebouwde omgeving

bijlage 2

Bijlage 3

boogkassen en tuinderskassen

bijlage 3

Bijlage 4

boogstal

bijlage 4