Boetebeleid gemeentelijke belastingen 2007

Geldend van 09-08-2007 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007

Intitulé

Boetebeleid gemeentelijke belastingen 2007

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal,

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    hoofdstuk VIIIA van de Awr, alsmede artikel 62 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • -

    artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet en het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998.

Besluit:

vast te stellen de volgende beleidsregels bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen

Artikel 1 Reikwijdte en definities

  • 1. toeristenbelasting en hondenbelasting Dit boetebeleid is van toepassing op de volgende gemeentelijke heffingen:

  • 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd;

    • b.

      opzet: het willens en wetens aanvaarden van de reële kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat te weinig belasting is of kan worden geheven, of dat niet tijdig is betaald. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijk opzet;

    • c.

      grove schuld: een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid.

Artikel 2 Soorten boete en beboetbare feiten

  • 1. Onderscheid wordt gemaakt tussen verzuimboeten en vergrijpboeten.

  • 2. Een verzuimboete kan worden opgelegd bij het niet of niet tijdig:

    • a.

      doen van aangifte bij aangiftebelastingen en het niet tijdig doen van aangifte bij aanslagbelastingen;

    • b.

      betalen van belasting op aangifte.

  • 3. Een vergrijpboete kan worden opgelegd bij het doen van onjuiste of onvolledige aangifte.

Artikel 3 Verzuimboete hondenbelasting

De heffingsambtenaar legt wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor de hondenbelasting een verzuimboete op ter grootte van € 113,- voor iedere hond waarvoor niet of niet tijdig aangifte is gedaan in het desbetreffende belastingjaar.

Artikel 4 Verzuimboete toeristenbelasting

  • 1. Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte’, wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede, derde en volgend verzuim.7voor de belasting als bedoeld in artikel 2 van de ‘Verordening Toeristenbelasting 200

  • 2. Van een tweede respectievelijk derde en volgend verzuim is sprake indien belanghebbendeover de voorafgaande vijf belastingjaren éénmaal respectievelijk tweemaal of meer in verzuim is geweest.

  • 3. In geval van een eerste verzuim bedraagt de verzuimboete € 113,-.

    In geval van een tweede verzuim bedraagt de verzuimboete € 340,-.Indien sprake is van een derde verzuim bedraagt de verzuimboete € 567,-.

    Bij elk volgend verzuim wordt deze boete jaarlijks verhoogd met € 283,50 tot het wettelijk maximum van € 1.134,-.

Artikel 5 Vergrijpboete toeristenbelasting

  • 1. Vergrijpboeten in verband met een onjuiste of onvolledige aangifte voor de belasting alsbedoeld in artikel 2 van de “Verordening toeristenbelasting 2007” kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.

  • 2. In geval van grove schuld wordt een vergrijpboete opgelegd van 50% van het aanslagbedrag.

  • 3. In geval van opzet wordt een vergrijpboete opgelegd van 100% van het aanslagbedrag.

  • 4. Indien bij het opleggen van een vergrijpboete slechts een gedeelte van de verschuldigdebelasting door opzet of grove schuld van belanghebbende te weinig is of zou zijn geheven dan wel betaald, berekent de heffingsambtenaar de boete over dat – naar evenredigheid

    bepaalde – gedeelte.

Artikel 6 Samenloop boeten voor zelfde feit; afwezigheid van alle schuld en ambtshalve vermindering

  • 1. Als de heffingsambtenaar de keuze heeft tussen het opleggen van een verzuimboete of een vergrijpboete, sluit een eenmaal gemaakte keuze het opleggen nadien van een andere boete voor hetzelfde feit uit.

  • 2. Als een belanghebbende kan aantonen dat er sprake is van afwezigheid van alle schuld, blijft het opleggen van boete achterwege. Een eventueel al opgelegde verzuimboete wordt dan vernietigd.

  • 3. Als een belanghebbende niet meer in rechte tegen een hem opgelegde boete kan op komen, vermindert de heffingsambtenaar de boete op verzoek als blijkt dat deze tot een te hoog bedrag is vastgesteld. De termijn waarbinnen belanghebbende om vermindering van de boete kan verzoeken is drie jaren, te rekenen vanaf de dag na het onherroepelijk worden van de boetebeschikking.

Artikel 7 Termijn opleggen boete

  • 1. uiterlijk 5 jaar na het ontstaan van de belastingschuld. Een bestuurlijke boete kan bij een primitieve of definitieve aanslag worden opgelegd uiterlijk 3 jaar na het ontstaan van de belastingschuld en bij naheffing of navordering

  • 2. Bij de vaststelling van een belastingaanslag en de vaststelling van een daarmee samenhangende boetebeschikking wordt zoveel mogelijk gestreefd naar gelijktijdigheid.

Artikel 8 Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit treedt na publicatie in werking met ingang van 1 januari 2007.

  • 2. Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Boetebeleid gemeentelijke belastingen 2007’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 6 maart 2007.
De Secretaris, De Burgemeester,
J.Dijkstra J.F.J. Zuidgeest