Verordening op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de gemeente Leusden (Leidingenverordening Leusden 2015)

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de gemeente Leusden (Leidingenverordening Leusden 2015)

De raad van de gemeente Leusden,

gelezen het voorstel van het college van 21 juli 2015, nummer 251083

gelet op de artikelen 149, 154, en 156 van de Gemeentewet;

overwegende dat:

  • -

    een ondergrondse infrastructuur van kabels en leidingen van onmisbaar belang is;

  • -

    met deze kabels en leidingen ook andere belangen zijn gemoeid, zoals milieu, veiligheid en (ondergrondse) ordening;

  • -

    de gemeente de regie over haar ondergrond wil verbeteren;

  • -

    de gemeente een goede basis wil leggen op grond waarvan duidelijke afspraken kunnen worden gemaakt met o.a. leidingeneigenaren over het aanleggen, hebben, houden, onderhouden en verwijderen van kabels en leidingen in de gemeentelijke ondergrond;

  • -

    daarom een specifiek op deze kabels en leidingen gerichte verordening noodzakelijk is;

Besluit vast te stellen de

Verordening op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de gemeente Leusden (Leidingenverordening Leusden 2015).

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college:

    college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden;

  • b.

    kabel/leiding:

    een buis bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, of een kabel, gelegen in de grond, met uitzondering van bovengrondse hoogspanningskabels, of in kunstwerken, met alle daarbij behorende voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, brandkranen, kasten, etc.;

  • c.

    openbare ruimte:

    alle voor het publiek openbare, al dan niet met enige beperking, toegankelijke plaatsen binnen de gemeente Leusden;

  • d.

    kunstwerken:

    voor de geleiding van een leiding aangebrachte infrastructuur, waaronder in ieder geval wordt verstaan leidingentunnels, en in infrastructuur aanwezige voorzieningen ten behoeve van de geleiding van leidingen;

  • e.

    leidingexploitant:

    degene onder wiens verantwoordelijkheid een leiding wordt aangelegd, verplaatst, beheerd of geëxploiteerd, waaronder tevens wordt begrepen degene die een vergunning voor het aanleggen van een kabel/leiding heeft aangevraagd;

  • f.

    ondergrondse obstakels:

    bodemverontreiniging, materialen, objecten en stoffen die nadelige beïnvloeding van de staat van de aan te leggen of gelegde kabel/leiding tot gevolg hebben of kunnen hebben;

  • g.

    Handboek:

    ‘Handboek beleidsregels’, door het college vastgestelde of nader vast te stellen regels met betrekking tot ontwerp, aanleg, exploitatie, onderhoud en verwijdering van kabels en leidingen;

  • h.

    Verlegregeling:

    door het college vastgestelde of nader vast te stellen regels met betrekking tot compensatie van eventuele schade als gevolg van het intrekken of wijzigen van een vergunning.

Artikel 2 Toepassingsgebied

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de aanleg, het houden, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen en verplaatsen van kabels/leidingen in de openbare ruimte en in of op kunstwerken.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op kabels, bedoeld in de Telecommunicatiewet en op leidingen die onderdeel zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer of deel uitmaken van drukapparatuur als bedoeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

Artikel 3 Handboek beleidsregels

Het college stelt ter uitvoering van deze verordening een Handboek vast waarin onder meer bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot de veiligheid, het ontwerp, het beheer, de aanleg, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van kabels/leidingen.

DE VERGUNNING

Artikel 4 Verbod

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning kabels/leidingen in, op of boven de openbare ruimte en in of op kunstwerken:

    • a.

      aan te leggen of te houden;

    • b.

      te onderhouden of te exploiteren, of;

    • c.

      behoudens het bepaalde in artikel 18, te verwijderen.

  • 2. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning bestaande kabels/leidingen:

    • a.

      te wijzigen;

    • b.

      te verplaatsen;

    • c.

      een andere functie te geven dan die in de vergunning is omschreven.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. Een vergunning wordt door het college op aanvraag aan de leidingexploitant verleend, nadat is gebleken dat wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Het college stelt in het Handboek beleidsregels dat de vergunning digitaal via MOOR moet worden aangevraagd.

  • 3. In geval van reparaties en het maken van huisaansluitingen met een maximale lengte van 25 meter in de openbare ruimte, geldt een ten opzichte van de vorige leden verkorte procedure. Het college verleent melder of vergunning aanvrager voor de beoogde werkzaamheden vergunning indien ten minste vijf werkdagen voorafgaande aan de werkzaamheden door de leidingexploitant melding is gedaan via MOOR. Aan de toestemming kunnen door het college voorwaarden worden gesteld. Artikel 8, tweede lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op hoogspanningskabels zijnde kabels van meer dan 380 kVolt en leidingen ten behoeve van stadsverwarming en/of koude-warmteopslag.

  • 5. Bij storingen, waarvoor uitstel van de reparatie niet mogelijk is of wanneer de storing buiten de normale werktijden plaatsvindt, geschiedt de melding, bedoeld in het derde lid, achteraf via MOOR.

Artikel 6 Vergunning

  • 1. Een voor een kabel/leiding verleende vergunning geldt voor deze kabel/leiding. De leidingexploitant draagt ervoor zorg dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden nageleefd.

  • 2. Indien de leiding ten aanzien waarvan een vergunning is verleend wordt overgedragen of de leidingexploitant in een andere rechtsvorm wordt omgezet, melden de oude en de nieuwe leidingexploitant respectievelijk meldt de nieuwe rechtspersoon dit onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan het college in de vergunning bepalen dat de vergunning slechts geldt voor de leidingexploitant.

  • 4. Een krachtens deze verordening verleende vergunning geldt, voor zover van toepassing, tevens als een vergunning op grond van artikelen 2.4 en 2.5 van onze Algemene plaatselijke verordening.

Artikel 7 Beslistermijn en aanhouding

  • 1. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan met vier weken worden verlengd.

  • 3. Het college houdt een beslissing op de aanvraag voor een leidingvergunning aan, indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en voor de aanleg, verplaatsing of verwijdering van de kabel/leiding tevens een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening is vereist, tenzij

    • a.

      de betreffende vergunning is afgegeven en zes weken zijn verstreken waarbinnen geen bezwaar is aangetekend dan wel

    • b.

      een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend en op dat verzoek is beslist.

  • 4. De vergunning wordt in ieder geval niet verleend indien niet wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 8 Voorschriften

  • 1. Het college kan met inachtneming van het Handboek beleidsregels aan de vergunning voorschriften, beperkingen en een tijdsduur verbinden.

  • 2. De voorschriften en beperkingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de bescherming van de openbare orde;

    • b.

      de bescherming van de bodem;

    • c.

      de bescherming van de volksgezondheid;

    • d.

      de voorkoming van gevaar, schade of hinder;

    • e.

      de verkeersveiligheid en goede doorstroming van het verkeer;

    • f.

      het verschaffen van nadere informatie;

    • g.

      de bescherming en ongestoorde exploitatie van naburige leidingen;

    • h.

      de afstemming met andere werken;

    • i.

      de verzekering van de toestand waarin het tracé na voltooiing van het werk moet worden opgeleverd;

    • j.

      het behoud van de integriteit van de leiding;

    • k.

      de bepaling van het tijdstip waarop de feitelijke werkzaamheden aan de kabel/leiding mogen of moeten beginnen en binnen welke periode de werkzaamheden dienen te zijn afgerond;

    • l.

      de vaststelling van het met het oog op het verrichten van de feitelijke werkzaamheden in te dienen werkplan en de termijn waarbinnen het plan moet zijn ingediend;

    • m.

      het tijdschema voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de kabel/leiding;

    • n.

      de voorwaarden waaronder afwijking van het werkplan of het tijdschema is toegestaan;

    • o.

      de bepaling van onderhoudsverplichtingen;

    • p.

      het tracé waar de kabel/leiding moet worden gelegd en gehouden.

  • 3. Het college kan met het oog op de belangen bedoeld in het tweede lid een verleende vergunning wijzigen.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en verwijdering van kabels/leidingen en medegebruik van voorzieningen, alsook over de afmeting van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een leidingennetwerk.

  • 5. Indien binnen vijf jaar na groot onderhoud aan of herinrichting van de openbare gronden de leidingexploitant werkzaamheden moet uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan de wijze van herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de leidingexploitant.

  • 6. Aan het herstel van bijzondere bestrating of inrichting van de openbare ruimte kan het college nadere voorwaarden stellen.

Artikel 9 Wijziging en intrekking

Het college kan de vergunning onverminderd het bepaalde in artikel 8, derde lid, wijzigen of intrekken, indien:

  • a.

    de leidingexploitant niet binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning, behoudens eventuele andere afspraken op grond van artikel 8 lid 2 onder k, de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;

  • b.

    de leidingexploitant géén actie onderneemt binnen de in de aanzegging gestelde termijn, als bedoeld in artikel 15 lid 3 van deze verordening.

  • c.

    de leidingexploitant de exploitatie en het beheer en onderhoud van de kabel/leiding gedurende een aaneengesloten periode van ten minste zes maanden staakt dan wel de leiding anderszins gedurende een periode van ten minste zes maanden niet in gebruik is en niet is onderhouden;

  • d.

    blijkt dat de vergunning op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend;

  • e.

    de leidingexploitant het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

  • f.

    na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;

  • g.

    dit noodzakelijk is vanwege de uitvoering van werken.

Artikel 10 Intrekking

  • 1. Het college trekt de vergunning in indien de leidingexploitant schriftelijk verklaart van de vergunning geen gebruik meer te willen maken.

  • 2. Degene die een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid afgeeft, wordt gedurende de tijd dat de kabel/leiding na opzegging in de openbare ruimte aanwezig is, beschouwd als leidingexploitant, tenzij de leiding is overgedragen of wordt geëxploiteerd of beheerd door een andere persoon, in welk geval laatstgenoemde persoon als leidingexploitant wordt beschouwd.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt in geval van een persoonsgebonden vergunning als bedoeld in artikel 6, derde lid, de vergunninghouder als leidingexploitant beschouwd tot het moment dat hij schriftelijk aan het college verklaart van de vergunning geen gebruik meer te willen maken, de exploitatie van de kabel/leiding staakt en de kabel/leiding verwijdert of de kabel/leiding waar de vergunning betrekking op heeft in eigendom overdraagt en hij daarvan schriftelijk melding heeft gedaan bij het college, met dien verstande dat hij het bewijs van de overdracht kan leveren.

DE AANLEG

Artikel 11 Documenten en werkzaamheden

  • 1. Het college kan de leidingexploitant verplichten binnen een door het college vast te stellen termijn na verlening van de vergunning en voor de beoogde aanvang van de feitelijke werkzaamheden voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de kabel/leiding bij het college, overeenkomstig het Handboek beleidsregels, documenten in te dienen.

  • 2. De leidingexploitant voltooit de werkzaamheden met betrekking tot de aanleg, wijziging of verwijdering binnen drie maanden na aanvang van de werkzaamheden, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

Artikel 12 Uitvoering werkzaamheden

  • 1. De leidingexploitant draagt ervoor zorg dat het leidingtracé na afloop van het werk in de oorspronkelijke, dan wel in de vergunning omschreven staat wordt opgeleverd.

  • 2. Indien door de leidingexploitant werkzaamheden aan kabels/leidingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd, brengt het college de kosten voor nader herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van die openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de leidingexploitant in rekening.

Artikel 13 Ondergrondse obstakels

  • 1. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ondergrondse obstakels worden aangetroffen, meldt de leidingexploitant dit onverwijld aan het college.

  • 2. Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de leiding aan de leidingexploitant maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt en opschorting van de werkzaamheden gelasten. De kosten van de te nemen maatregelen komen ten laste van de leidingexploitant. Bespreken?

  • 3. De in het tweede lid bedoelde opschorting wordt pas gelast, indien:

    • a.

      is gebleken dat geen uitvoering is gegeven aan de door het college aan de leidingexploitant opgedragen maatregelen, of

    • b.

      naar het oordeel van het college maatregelen als bedoeld onder a. niet mogelijk zijn.

Artikel 14 Tekeningen feitelijke situatie

Het college kan de leidingexploitant verplichten na de voltooiing van het werk digitale tekeningen, waaruit de feitelijke situatie na de uitvoering van de werkzaamheden blijkt, kosteloos aan het college ter beschikking te stellen.

HET BEHEER VAN KABELS/LEIDINGEN

Artikel 15

  • 1. De leidingexploitant is verplicht, met inachtneming van het Handboek beleidsregels, zorg te dragen voor een goede staat van onderhoud van de kabel/leiding.

  • 2. Het college kan, indien daartoe aanleiding bestaat, de leidingexploitant verplichten periodiek aan het college een door een onafhankelijk en deskundig bureau opgesteld rapport te verstrekken, waarin wordt aangetoond dat de kabel/leiding voldoet aan de beperkingen en voorschriften waaronder de vergunning is verleend.

  • 3. Indien naar het oordeel van het college een kabel/leiding onvoldoende is onderhouden, zendt het college een aanzegging naar de leidingexploitant. De leidingexploitant meldt binnen de in de aanzegging bepaalde termijn op welke wijze en binnen welke termijn onderhoudswerkzaamheden zullen worden verricht.

  • 4. Indien voor het verrichten van onderhoud en beheer aan de leiding graafwerkzaamheden in de openbare ruimte worden verricht zijn de artikelen 11 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

NADEELCOMPENSATIE

Artikel 16

  • 1. Indien blijkt dat een leidingexploitant als gevolg van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 9 aanhef en onder g, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot diens normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd, kent het college op verzoek aan hem een vergoeding toe.

  • 2. Een verzoek zoals bedoeld in het vorige lid van dit artikel, wordt behandeld overeenkomstig de Verlegregeling Leusden 2015.

VERONTREINIGING, GEVAAR EN HINDER

Artikel 17

  • 1. De leidingexploitant is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onmiddellijk conform de procedures als bedoeld in het Handboek beleidsregels te melden en alle maatregelen te treffen teneinde verdere verontreiniging, schade of hinder te voorkomen.

  • 2. Het college kan de leidingexploitant opdragen een milieutechnisch onderzoek dan wel een onderzoek naar mogelijk gevaar of hinder uit te voeren, indien een redelijk vermoeden bestaat van verontreiniging, gevaar of hinder, ontstaan door de exploitatie van de kabel/leiding.

  • 3. Het college kan bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar of hinder in of nabij het tracé van de leiding opschorting gelasten van de exploitatie van de betreffende kabel/leiding en, indien sprake is van een vergrote kans op verontreiniging, gevaar of hinder door belendende kabels/leidingen, de exploitatie van laatstgenoemde leidingen.

VERWIJDEREN VAN KABELS/LEIDINGEN

Artikel 18

  • 1. De leidingexploitant is verplicht na het verlopen, opzeggen of geheel of gedeeltelijke intrekken van de vergunning de kabel/leiding binnen een door het college te bepalen termijn te verwijderen.

  • 2. De artikelen 4, 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de verwijderingen, bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

TOEZICHT OP DE NALEVING

Artikel 19

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Overgangsbepaling

  • 1. Voor kabels/leidingen die aantoonbaar op de datum van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig en in gebruik zijn geldt de schriftelijke toestemming dan wel vergunning op grond waarvan zij destijds zijn gelegd als een vergunning krachtens deze verordening.

  • 2. Indien het college van oordeel is dat een schriftelijke toestemming dan wel reeds verleende vergunning als bedoeld in het eerste lid niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening kan het college de leidingexploitant een termijn stellen waarbinnen de leidingexploitant het college nadere informatie over de leiding dient te verschaffen of een aanvraag voor een vergunning moet indienen, bij gebreke waarvan de schriftelijke toestemming bij een door het college te bepalen tijdstip komt te vervallen.

Artikel 21 Strafbepaling

Overtreding van de artikelen 4, 6, tweede lid, 11, tweede lid, 13, eerste lid, 15, eerste lid en derde lid, tweede volzin en 17, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Leidingenverordening Leusden 2015.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente

Leusden in zijn openbare vergadering van

24 september 2015

mevrouw drs. P.F.G. McLaughlin
griffier a.i.
mevrouw drs. A. Vermeulen
voorzitter

TOELICHTING BIJ DE LEIDINGENVERORDENING LEUSDEN 2015

Algemeen

Het transport via ondergrondse infra heeft de afgelopen decennia een hoge vlucht genomen. De relatief lage transportkosten en aanzienlijke voordelen ten opzichte van de overige vervoersmodaliteiten hebben ertoe geleid dat veel bedrijven hebben geïnvesteerd in het ondergrondse transport. Binnen het grondgebied van de gemeente Leusden is dan ook een zeer uitgebreid netwerk aan ondergrondse infra (kabels en leidingen) ontstaan.

Die ondergrondse infra liggen vóór inwerkingtreding van deze verordening veelal op grond van een privaatrechtelijke goedkeuring van de gemeente. Die goedkeuring heeft zich vaak vertaald in een overeenkomst. Die overeenkomsten zijn veelal enerzijds gedateerd en weinig flexibel en anderzijds wenst de gemeente dit soort zaken nu te regelen via het publiekrecht. Op die manier kan zij veel beter de regie voeren over haar ondergrondse infra en is het vooraf voor belanghebbenden duidelijk binnen welke kaders de gemeente op dit terrein opereert. Hierdoor wordt ook uniformiteit in de behandeling geschapen (in tegenstelling tot privaatrechtelijke contracten die veelal het resultaat zijn van onderhandeling/contractsvrijheid en onderling nogal kunnen verschillen).

Daarnaast biedt het publiekrecht ook goede en heldere waarborgen voor belanghebbenden (zienswijzen, bezwaar en beroep), waardoor in vergelijking met het privaatrechtelijke spoor uiteindelijk betere besluiten zullen worden genomen.

Juridische basis

Het leggen en houden van kabels/leidingen wordt door deze verordening publiekrechtelijk vergund. Voor het leggen en houden van telecomkabels is de Telecommunicatieverordening Leusden 2015 beschikbaar. Voor alle overige kabels/leidingen is onderhavige verordening van toepassing. De nu voorliggende Leidingenverordening Leusden 2015 (LVL) is gebaseerd op de artikelen 149, 154, en 156 van de Gemeentewet. Kernartikel van de Leidingverordening is artikel 4: het is verboden in de openbare ruimte een kabel/leiding aan te leggen, te houden, te exploiteren en te verwijderen zonder een vergunning van het college. Kernpunten van de LVL en de daaraan gekoppelde vergunningen zijn:

  • de veiligheid van de kabels/leidingen;

  • het minimaliseren van risico’s voor milieu en gezondheid van mens en dier;

  • te stellen eisen aan ordening en allocatie van kabels/leidingen;

  • te stellen eisen aan exploitatie en onderhoud;

  • te stellen eisen aan wijzigingen van leidingentracés en verwijdering van kabels/leidingen.

De verordening geeft het college de bevoegdheid om nadere regels te stellen ter uitvoering van de verordening. Deze nadere regels zullen worden neergelegd in het Handboek beleidsregels en voornamelijk technische eisen behelzen en eisen waaraan bijvoorbeeld een aanvraag moet voldoen. Deze opzet is gekozen om het college in staat te stellen flexibel te reageren op nieuwe ontwikkelingen op technisch gebied.

In sommige gevallen zullen behalve een vergunning op basis van deze verordening ook vergunningen op grond van andere wettelijke regelingen nodig zijn. Zo laat de LVL de afgifte van eventuele milieu- en bouwvergunningen onverlet. Ook kunnen vergunningen van andere bestuursorganen nodig zijn, bijvoorbeeld van provincie of waterschappen.

Toepassingsbereik

De verordening is van toepassing op alle kabels/leidingen (niet zijnde Telecom) die zich bevinden in de openbare ruimte en in of op voor kabels/leidingen bestemde kunstwerken binnen de gemeente Leusden. Het begrip ‘openbare ruimte’ moet breed worden opgevat en bevat in beginsel alle ruimten die al dan niet met enige beperking voor het publiek toegankelijk zijn.

Bestuurlijke, administratieve lasten

Aangezien de verordening in artikel 20 lid 1 overgangsrecht creëert voor reeds aanwezige kabels/leidingen, behoeft daarvoor niet direct een vergunning aangevraagd te worden. De eerder gegeven privaatrechtelijke toestemming geldt als een vergunning op grond van deze verordening. De vaststelling en uitvoering van deze verordening zal dan ook niet een verzwaring betekenen van de bestuurlijke en/of administratieve lasten voor het huidige netwerk. Alleen in die gevallen waarin op geen enkele wijze blijkt van gemeentelijke instemming, dan wel in die gevallen waarin een specifieke leiding niet voldoet aan de uitgangspunten van deze verordening zal een vergunning moeten worden aangevraagd.

Voor nieuwe kabels/leidingen geldt dat in vervolg een vergunning dient te worden aangevraagd. Echter, voor de inwerkingtreding van de verordening was privaatrechtelijke toestemming noodzakelijk. In de praktijk zal de huidige werkwijze, waarin in een vroegtijdig stadium in nauw overleg met de leidingexploitant naar de technisch meest juiste oplossing wordt gezocht, niet veel veranderen. De gebruikelijke privaatrechtelijke toestemming, welke het resultaat was van dit overleg, wordt vervangen door een publiekrechtelijke vergunning. Zo er al sprake is van een administratieve lastenverzwaring aan de kant van de leidingexploitant, ligt dit in een leges bijdrage die gelijk is gesteld aan het bestaande tarief van de vergunning die verleend wordt op basis van de Telecommunicatiewet.

Handhaving

Wat over de bestuurlijke, administratieve lasten is gezegd, geldt ook voor de handhaving. Ook nu wordt het leggen, hebben en exploiteren van kabels/leidingen gehandhaafd. De gemeente onderhoudt contacten met leidingexploitanten en ziet toe op het leggen en verleggen van kabels/leidingen.

Het toezicht op het beheer en in goede staat houden van de leidingen is op grond van deze leidingenverordening mogelijk geworden en zal nader worden uitgevoerd.

Zo nodig kan het college in bijzondere omstandigheden aan de hand van onderzoeksrapporten die vergunninghouders conform de vergunningsvoorwaarden dienen op te laten stellen de staat van onderhoud beoordelen.

Uitvoering en mandatering

De uitvoering van de LVL wordt opgedragen aan de afdeling Dienstverlening van gemeente Leusden. Deze afdeling zal in naam en onder verantwoordelijkheid van het college de vergunningverlening ter hand nemen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ de LEIDINGENVERORDENING LEUSDEN 2015

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen neergelegd. Van belang is op te merken dat in beginsel alle kabels/leidingen in de openbare ruimte waarover de bevoegdheid van het gemeentebestuur zich uitstrekt onder de reikwijdte van de verordening vallen. Ook rioolbuizen vallen onder het toepassingsbereik van de LVL. De term 'openbare ruimte' dient in dit verband op eenzelfde wijze geïnterpreteerd te worden als het vergelijkbare begrip ‘weg' in de Algemene Plaatselijke Verordening.

Twee categorieën leidingen zijn van de werkingssfeer uitgezonderd. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 2. Het bereik van de verordening is niet beperkt tot kabels/leidingen die in de grond liggen, maar ook kabels/leidingen en bijbehorende voorzieningen die door of over zogeheten kunstwerken zijn gelegd, vallen onder de reikwijdte van de verordening. Met kunstwerken wordt bedoeld infrastructuur die voor kabels/leidingen is aangelegd om bijvoorbeeld een natuurlijke barrière (zoals een rivier) over te kunnen steken. Hierbij kan gedacht worden aan kabel/leidingentunnels. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd. In artikel 2, eerste lid, is de reikwijdte expliciet aangegeven.

Met het begrip leidingexploitant wordt in eerste instantie bedoeld degene in wiens opdracht de kabel/leiding wordt aangelegd. Voor het gemak wordt de aanvrager van een vergunning ook als leidingexploitant aangemerkt, hoewel daar feitelijk nog geen sprake van kan zijn (er is immers in geval van nieuwe kabels/leidingen nog geen kabel/leiding aanwezig). Nadat de kabel/leiding is aangelegd, zal de exploitant of beheerder van de kabel/leiding worden beschouwd als leidingexploitant. Veelal zal dat degene zijn onder wiens verantwoordelijkheid de leiding is aangelegd, maar dat behoeft niet altijd het geval te zijn. In geval van overdracht van de leiding gelden specifieke regels. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 6.

Artikel 2

In dit artikel wordt het toepassingsbereik van de verordening weergegeven. In de toelichting bij artikel 1 is reeds ingegaan op het begrip ‘openbare ruimte’. Verder maakt het eerste lid van dit artikel duidelijk dat alle stadia van werkzaamheden, die verband houden met een kabel/leiding, onder de werkingssfeer vallen: van aanleg, wijziging en onderhoud tot verwijdering en herstel van de openbare ruimte.

In het tweede lid zijn kabels, die vallen binnen de reikwijdte van de Telecommunicatiewet en Telecommunicatieverordening, uitgezonderd van de werkingssfeer van deze verordening. Voor de aanleg, exploitatie en wijziging van die kabels/leidingen is dan ook geen vergunning op basis van deze verordening benodigd, maar gelden de gedoogplicht en het instemmingbesluit op basis van voornoemde wet en verordening. Tevens zijn uitgezonderd alle kabels/leidingen die deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Niet is beoogd de kabels/leidingen die aanwezig zijn bij individuele bedrijven onder de vergunningplicht te stellen. Ook vallen kabels/leidingen die deel uitmaken van drukapparatuur in de zin van het Warenwetbesluit drukapparatuur niet onder de werkingssfeer van deze verordening. Dit betreft overigens meestal kabels/leidingen die niet in de openbare ruimte liggen.

Artikel 3

Dit artikel biedt de grondslag voor het college om ter uitvoering van de verordening nadere regels te stellen. Deze nadere regels zullen worden vervat in het Handboek beleidsregels. Door vaststelling van het Handboek beleidsregels krijgen de daarin neergelegde normen een publiekrechtelijk karakter. In de overige artikelen van de verordening wordt verwezen naar het op basis van dit artikel vast te stellen Handboek beleidsregels. Beoogd is hierin voornamelijk technische voorschriften op te nemen op het gebied van veiligheid van leidingen en de uitvoering van werkzaamheden. Ook zal in het Handboek beleidsregels worden opgenomen welke informatie moet worden aangeleverd bij het indienen van een aanvraag.

Het Handboek beleidsregels zal beschikbaar komen voor belangstellenden en betrokkenen en bij de gemeente ter inzage liggen. Tevens zal het Handboek beleidsregels op internet worden geplaatst.

Artikel 4

Dit artikel vormt de kern van het vergunningenstelsel. Het is verboden om een kabel/leiding aan te leggen, te exploiteren, te onderhouden, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen) of te verwijderen, tenzij de leidingexploitant in het bezit is van een vergunning. Normaliter zullen in een vergunning ten behoeve van aanleg en exploitatie alleen voorwaarden worden opgenomen die betrekking hebben op die handelingen. Voor de verwijdering van een kabel/leiding zal een afzonderlijke vergunning (of een wijziging van de bestaande vergunning) benodigd zijn. Zie voor de verwijdering van kabels/leidingen ook de toelichting bij artikel 18. Intrekken vergunning bij b.v. reconstructie of het gedeeltelijk verwijderen van een kabel.

Artikel 5

Dit artikel bepaalt dat de vergunning wordt verleend indien wordt voldaan aan de voorschriften in deze verordening en het Handboek beleidsregels. Degene die een kabel/leiding wenst aan te leggen (of te wijzigen of verwijderen etc.) dient daartoe digitaal via MOOR een aanvraag te doen.

In het derde en vijfde lid van dit artikel is expliciet opgenomen dat voor reparaties en het maken van huisaansluitingen met een maximale lengte van 25 meter in de openbare ruimte een sterk vereenvoudigde procedure geldt. Vijf werkdagen vóór aanvang van de werkzaamheden dient, via MOOR melding gemaakt te worden waarna een marginale toetsing plaatsvindt en toestemming wordt verleend. In de toestemming kunnen voorwaarden worden neergelegd. In gevallen van storingen waar reparatie geen uitstel kan lijden en in geval van calamiteiten geldt de meldtermijn van vijf werkdagen niet, maar geschiedt de melding achteraf via MOOR. Gelet op de noodzaak van een veilig beheer van de ondergrondse infrastructuur in dit gebied mag in alle gevallen pas worden gegraven na verlening van een vergunning. Op grond van het vijfde lid geldt de verkorte procedure evenmin voor werkzaamheden aan hoogspanningskabels. Vanwege de veiligheidsaspecten is het wenselijk dergelijke werkzaamheden te allen tijde aan een vergunningplicht te onderwerpen.

Artikel 6

Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat in geval van overdracht (bijv. verkoop) van een kabel/leiding de vergunning die op die kabel/leiding betrekking heeft, inclusief alle rechten en plichten, overgaat op de nieuwe leidingexploitant. De vergunning is zaaks gebonden en ‘volgt’ het object. Uiteraard dient de nieuwe leidingexploitant zich volledig te houden aan de in de vergunning vermelde voorschriften. Indien wijziging van leidingexploitant plaatsvindt (bij overdracht, maar ook ingeval de rechtspersoonlijkheid wijzigt) moeten zowel de oude als de nieuwe leidingexploitant hiervan melding maken. Het niet voldoen aan deze meldplicht levert een overtreding op. Op grond van het derde lid kan het college in bijzondere gevallen bepalen dat de vergunning persoonsgebonden en daarmee niet overdraagbaar is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij kabels/leidingen die gebruikt worden voor zeer gevaarlijke stoffen. Zie hierover overigens ook de toelichting bij artikel 10.

Het vierde lid bevat een samenloopbepaling: indien een leidingvergunning is verleend, geldt deze tevens als een vergunning op grond van de APV om een weg open te breken indien dit voor de aanleg of verwijdering van een kabel/leiding noodzakelijk is.

Artikel 7

Dit artikel regelt de beslistermijn voor het college. Tevens wordt in dit artikel de verhouding weergegeven met andere vergunningen. De beslissing op een aanvraag voor een leidingenvergunning wordt aangehouden zolang geen bouwvergunning of een vergunning op grond van de APV (zoals een kapvergunning) verstrekt is en deze vergunningen formele rechtskracht hebben. Dit geldt uiteraard alleen indien een dergelijke vergunning is vereist. Zie voor de samenloop met een vergunning om de weg open te breken de toelichting bij artikel 6.

Artikel 8

Dit artikel biedt de basis om aan de vergunning voorwaarden en beperkingen te verbinden. De verordening en het Handboek beleidsregels vormen daarvoor gezamenlijk het kader. In het tweede lid staat een lijst van belangen waartoe de voorwaarden en beperkingen kunnen strekken. Van belang is ook de bevoegdheid om aan de vergunning een beperkte tijdsduur te verbinden. Zodra die termijn afloopt, zal de leidingexploitant de kabel/leiding in beginsel moeten verwijderen. Vanzelfsprekend kan de leidingexploitant afspreken dat de kabel/leiding wordt overgedragen of op een later tijdstip wordt verwijderd. Zie ook de toelichting bij artikel 18.

Lid 3 biedt de basis voor het college om na afgifte uit eigen beweging een vergunning te wijzigen of aan te vullen. Vanzelfsprekend dient het college daarbij de belangen, genoemd in het tweede lid, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de Algemene wet bestuursrecht in acht te nemen.

Lid 4 geeft aan welke voorschriften en beperkingen aan de vergunning kunnen worden verbonden. Het gaat in hoofdzaak om belangen van de openbare orde, het beheer en onderhoud en de bestemmingen van de openbare gronden, verkeersbelangen, medegebruik van voorzieningen en afstemming met andere werken. Verder dienen bij de aanleg van de kabels en leidingen de voorschriften van het Handboek beleidsregels in acht te worden genomen.

Lid 5 en 6 hebben betrekking op het geval dat binnen vijf jaar na groot onderhoud of herinrichting van een openbaar gebied dan wel in een bijzondere bestrating (sierbestrating) een leidingexploitant opnieuw werkzaamheden wenst uit te voeren. Er kunnen dan bijzondere voorwaarden worden gesteld aan het herstel van de straat.

Als bijzondere voorwaarde kan worden gesteld dat de weg inclusief fundering als nieuw wordt hersteld.

Als nieuw herstellen kan hierbij als volgt gedefinieerd worden:

Fundering:

Bij het aanvullen van sleuven dienen de grondsoorten en funderingsmaterialen te worden aangebracht in de oorspronkelijke lagen. De dikten van de lagen dienen gelijk te zijn aan de oorspronkelijke laagdikten. De aanvullingen dienen laagsgewijs te worden verdicht.

Straatwerk:

Het opgenomen straatwerk dient te worden aangebracht in oorspronkelijk verband. Dit wordt evenals de werkzaamheden aan de kabels en leidingen en het herstel van de fundering uitgevoerd door het nutsbedrijf. Na 6 tot 12 maanden, afhankelijk van de mate van zetting, zal voor rekening van het nutsbedrijf door de gemeente het straatwerk als nieuw worden hersteld. Hierbij wordt bij langs sleuven het gehele wegvakonderdeel (gerekend van band tot band, band tot goot of goot tot goot) over de gehele lengte waarover het nutsbedrijf werkzaamheden heeft uitgevoerd plus 2 meter herstraat. Bij dwarssleuven en lasgaten zal per project bekeken worden of het gehele wegvak of een gedeelte van het wegvak herstraat zal worden, afhankelijk van het aantal sleuven en gaten.

Het leggen van een kabel en/of leiding heeft altijd tot gevolg dat de weg of het openbaar groen wordt beschadigd. De veroorzaker dient deze schade te (laten) herstellen.

Artikel 9

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een vergunning in te trekken of te wijzigen indien sprake is van één of meer van de in het eerste lid genoemde gronden. De belangrijkste grond betreft het intrekken indien de leidingexploitant de voorschriften van de verordening, het Handboek beleidsregels of de vergunning niet naleeft. Onderdeel g. is een vangnetbepaling, die het college de bevoegdheid geeft om in te grijpen indien er ernstige gevolgen voor gezondheid en milieu dreigen als gevolg van het in standhouden van de vergunning. Deze bevoegdheid kan echter als laatste middel gebruikt worden aangezien eerst moet worden bezien of de dreiging kan worden weggenomen door aanpassing van de vergunning of door het stellen van nadere eisen. Onderdeel h. betreft het geval indien er werken ter plaatse van de vergunde leiding moeten worden uitgevoerd, waardoor deze leiding niet kan blijven liggen of moet worden aangepast.

Artikel 10

In geval de leidingexploitant niet langer van een vergunning gebruik wenst te maken, kan hij hiervan schriftelijk mededeling doen. Met het afstand doen van de vergunning vervallen alle rechten die met de vergunning gepaard gaan. De leidingexploitant is vervolgens verplicht de kabel/leiding te verwijderen (artikel 18). Om te voorkomen dat een leidingexploitant door het afstand doen van een vergunning niet langer aanspreekbaar zou kunnen zijn, is in het tweede lid aangegeven dat de opzegger nog steeds wordt beschouwd als leidingexploitant in de zin van deze verordening. De verwijderingsplicht rust dan ook op hem. Dit geldt niet indien de kabel/leiding is overgedragen aan een andere (rechts)persoon. In dat geval wordt haast vanzelfsprekend de nieuwe eigenaar als leidingexploitant beschouwd.

Uit oogpunt van een effectieve handhaving is het derde lid opgenomen waarin staat aangegeven dat in geval van een persoonsgebonden vergunning (zie artikel 6, derde lid) de vergunninghouder te allen tijde als leidingexploitant wordt beschouwd, ook al heeft hij de kabel/leiding in eigendom overgedragen. Dit is alleen anders wanneer hij schriftelijk verklaart van de vergunning geen gebruik meer te maken en de exploitatie van de kabel/leiding staakt of schriftelijk en (indien de gemeente daarom verzoekt) ondersteund met bewijsstukken melding maakt van de overdracht van de betreffende kabel/leiding.

Artikel 11

Nadat de vergunning is verleend, kunnen de feitelijke werkzaamheden een aanvang nemen. Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om te eisen dat bouwtechnische tekeningen en andere documenten worden overlegd. Waar mogelijk wordt in het Handboek beleidsregels opgenomen welke documenten in ieder geval overgelegd dienen te worden. Uit oogpunt van veiligheid is de aanleg van een kabel/leiding een essentieel element; het toezicht van gemeentewege op de aanleg van de kabels/leidingen is dan ook van groot belang. Om dat toezicht goed te kunnen uitoefenen is het nodig dat de gemeente op de hoogte is van alle na de vergunning afgifte geplande werkzaamheden.

Artikel 12

De leidingexploitant is verantwoordelijk voor een goede en zorgvuldige aanleg van de kabel/leiding. Hij moet ervoor zorgen dat de grond of bodem weer in de oorspronkelijke wijze wordt opgeleverd, tenzij in de vergunningsvoorwaarden anders is bepaald. Het spreekt voor zich dat in het laatste geval oplevering dient plaats te vinden overeenkomstig de in de vergunning omschreven voorwaarden. Het tweede lid bevat een regeling voor vergoeding van de kosten die gepaard gaan met herstel van de openbare ruimte die een direct gevolg zijn van werkzaamheden aan kabels/leidingen.

Artikel 13

Dit artikel heeft betrekking op het aantreffen van bodemverontreiniging en andere ondergrondse obstakels bij de aanleg van een kabel/leiding. De term 'bodemverontreiniging' is in deze verordening breder dan de terminologie in de Wet bodembescherming. Aan de gemeente moeten alle stoffen en obstakels worden gemeld, die een nadelige invloed kunnen hebben op de staat van de kabel/leiding. Hiermee wordt duidelijk wat de kritieke plaatsen in een leidingtracé zijn. Deze verplichting staat los van de plichten die reeds gelden op grond van de Wet bodembescherming (die is opgesteld vanuit milieubescherming optiek). Dit artikel is aanvullend ten opzichte van het in voornoemde wet neergelegde regime.

In geval dergelijke verontreiniging of obstakels worden aangetroffen dat aanleg van een kabel/leiding niet verantwoord is als de verontreiniging of obstakels niet eerst zijn opgeruimd, kan het college de leidingexploitant opdragen bepaalde maatregelen te treffen. De kosten voor deze maatregelen komen ten laste van de leidingexploitant zelf. Als sluitstuk kan het college opschorting van de werkzaamheden vorderen. Bij het opleggen van dergelijke maatregelen vormen de belangen die beschermd worden met deze verordening het beoordelings- en beslissingskader.

Artikel 14

Dit artikel stelt het college in staat om te allen tijde zonder daarvoor een vergoeding verschuldigd te zijn zogeheten ‘as built’- en/of revisietekeningen op te vragen.

Artikel 15

Een belangrijk element van deze verordening is de onderhoudsplicht. In het Handboek beleidsregels worden de beoordelingscriteria voor goed onderhoud neergelegd, uitgesplitst naar categorieën kabels/leidingen. De leidingexploitant is primair verantwoordelijk voor een goede staat van de kabel/leiding. Het college kan bepalen dat afschriften van de rapporten moeten worden toegezonden. In geval de staat van de kabel/leiding onvoldoende is, is de leidingexploitant verplicht aan te geven op welke wijze en op welke termijn onderhoudswerkzaamheden zullen worden uitgevoerd.

Indien de onderhoudsinspecties leiden tot de conclusie dat (een deel van) de kabel/leiding vervangen moet worden of aangepast moet worden, dan zal daarvoor op basis van artikel 4 een afzonderlijke vergunning moeten worden aangevraagd.

Een belangrijke indicatie van de toestand van de kabel/leiding is de mate waarin onderhoud wordt gepleegd aan de kabel/leiding. De noodzaak tot onderhoud en de tijdschema's voor onderhoud verschillen van kabel/leiding tot kabel/leiding en zijn afhankelijk van de getransporteerde stoffen. De vergunninghouder kan verplicht worden om periodiek verslag uit te brengen over de staat van de leiding. Indien naar het oordeel van de gemeente blijkt dat onvoldoende onderhoud is gepleegd, *kan de gemeente de leidingexploitant aanzeggen onderhoudswerkzaamheden te verrichten. Op de werkzaamheden aan de kabel/leiding en het openbreken van de openbare ruimte zijn de voorschriften over de aanleg van een kabel/leiding van overeenkomstige toepassing, hetgeen o.m. betekent dat de aanwijzingen van het college moeten worden opgevolgd.

Artikel 16

Het college kan besluiten in de openbare ruimte werken te verrichten die van invloed kunnen zijn op de reeds aanwezige kabels/leidingen en kan op grond van dit artikel bepalen dat een kabel/leiding verlegd of aangepast moet worden. Daartoe zal het college op basis van artikel 9 onder h een bestaande vergunning wijzigen of intrekken. Voor zover de leidingexploitant daarbij schade lijdt die niet tot het normale bedrijfsrisico behoort, zal het college hem een redelijke en billijke schadevergoeding toekennen (nadeelcompensatie). De criteria voor het vaststellen van een vergoeding worden neergelegd in beleidsregels (Verlegregeling Leusden 2015).

Artikel 17

Dit artikel betreft een incidentenregeling en behelst verplichtingen voor de leidingexploitant in geval van storingen en incidenten waarbij gevaar, hinder of verontreiniging plaatsvindt. Het geeft het college overigens de bevoegdheid om in voorkomende gevallen (waaronder ook concrete dreiging) maatregelen te treffen ten aanzien van de kabel/leiding die het gevaar, hinder of verontreiniging veroorzaakt, maar ook - indien noodzakelijk - ten aanzien van de naburige kabels/leidingen. Overigens zal bij de toepassing van deze bevoegdheden zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande incidentenregelingen. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek komt voor rekening van de leidingexploitant.

Artikel 18

Na afloop van de geldigheidsduur van de vergunning, bij intrekking door het college en bij opzegging door de leidingexploitant moet de kabel/leiding worden verwijderd. Het ligt voor de hand om in de vergunning zelf voorwaarden op te nemen met betrekking tot het verwijderen van kabels/leidingen, maar zulks kan ook na afloop, intrekking of opzegging geschieden. De laatste exploitant of beheerder van de kabel/leiding is verplicht om voor verwijdering zorg te dragen. Mocht het om bepaalde redenen noodzakelijk of wenselijk zijn om de betreffende kabel/leiding te laten liggen, dan kan wijziging van de bestaande vergunning of een nieuwe vergunning worden aangevraagd.

Artikel 19

Beoogd wordt een aantal ambtenaren van de gemeente aan te wijzen als toezichthouders. Zij zullen toezicht houden op de naleving van de voorschriften bij of krachtens deze verordening. In de praktijk zal toezicht worden houden op het meest kritieke onderdeel: de aanleg van de kabel/leiding. Vervolgens zullen met name de periodieke rapporten over de staat van de individuele kabels/leidingen het onderwerp zijn van toezicht.

Artikel 20

Deze bepaling bevat het overgangsrecht. De eigenaren van de talloze kabels/leidingen die thans in de openbare ruimte aanwezig zijn is in de meeste gevallen privaatrechtelijk een ligrecht gegund waaraan diverse voorwaarden zijn verbonden. Om redenen van efficiency en om te voorkomen dat de huidige leidingeigenaren hoge kosten moeten maken is ervoor gekozen de huidige toestemmingen te beschouwen als een vergunning in de zin van deze verordening.

Er kan zich echter een situatie voordoen waarin de gemeente op basis van de haar ter beschikking staande gegevens van mening is dat het veiligheidsniveau van een bepaalde kabel/leiding niet voldoet aan de eisen waar het krachtens deze verordening aan zou moeten voldoen. In dat geval kan extra informatie van de leidingexploitant worden gevraagd waarna de gemeente kan beslissen of instandhouding van de vergunning uit oogpunt van veiligheid toelaatbaar is. Ook kan van de leidingexploitant worden verlangd dat hij een nieuwe aanvraag indient, vergezeld van de benodigde documenten. Daarbij kan de gemeente een termijn stellen waarbinnen de nadere informatie moet zijn aangeleverd of een nieuwe aanvraag moet zijn ingediend. Met deze systematiek wordt beoogd maatwerk te leveren ten aanzien van de vele, naar aard en leeftijd verschillende kabels/leidingen. Overigens zij opgemerkt dat voor kabels/leidingen die zonder toestemming of vergunning in de openbare ruimte liggen hoe dan ook een aanvraag moet worden ingediend om een vergunning op grond van de LVL te verkrijgen.

Artikel 21

Deze bepaling biedt de mogelijkheid om in voorkomende gevallen strafrechtelijk op te treden. Over het algemeen zal gekozen worden voor bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten en vormt de toepassing van strafrechtelijke sancties in beginsel een uiterste handhavingsmiddel.