Regeling vervallen per 03-07-2015

Huisvestingsverordening Leusden 2003 (gewijzigd per 8 maart 2007)

Geldend van 08-03-2007 t/m 02-07-2015

Intitulé

Huisvestingsverordening Leusden 2003 (gewijzigd per 8 maart 2007)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • 2

    Bestuurscommissie volkshuisvesting Gewest Eemland: de in artikel 2 van de Verordening bestuurscommissie volkshuisvesting Gewest Eemland bedoelde commissie;

  • 3

    doorstromer: een woningzoekende die bij verhuizing een zelfstandige huurwoning in de Provincie Utrecht achterlaat én die de voornoemde woning gedurende tenminste 1 jaar heeft gehuurd en daadwerkelijk op grond van het bevolkingsregister heeft bewoond;

  • 4

    economische binding: de binding van een persoon, die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het verrichten van arbeid binnen of vanuit de Provincie Utrecht, of die binnen of vanuit de Provincie Utrecht gedurende een aantal uren dat tenminste overeenstemt met de helft van het aantal uren dat een normale werkweek uitmaakt zijn werkzaamheden verricht, met inachtneming van de aard van de werkzaamheden, ongeacht of hij/zij geheel of gedeeltelijk als zelfstandige zijn werkzaamheden uitoefent of als werknemer in dienst is van een al dan niet in de provincie gevestigde of werkzame instelling of bedrijf, bij welke dienstuitoefen sprake moet zijn van een duurzaam (jaarcontract of contract voor onbepaalde tijd) karakter. Ook bezit een persoon economische binding aan de regio indien hij/zij een voltijdse studie volgt aan een meerjarige opleiding;

  • 5

    eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;

  • 6

    Gewest Eemland: het grondgebied van de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg, ook wel genoemd 'de regio';

  • 7

    GGD: Gewestelijke Gezondheidsdienst Eemland;

  • 8

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • 9

    huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • 10

    huurprijs: het daaromtrent in artikel 5, eerste lid van de Huursubsidiewet bepaalde;

  • 11

    huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6 lid 3, sub b van de wet bepaalde;

  • 12

    ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente of één der gemeenten in de Provincie Utrecht is opgenomen;

  • 13

    inkomen: het daaromtrent in artikel 3 van de Huursubsidiewet bepaalde;

  • 14

    inschrijfduur: de periode vanaf het moment van inschrijving in het register van woningzoekenden tot het moment van aanbieden van woonruimte;

  • 15

    inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • 16

    maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan één van de gemeenten behorende tot de Provincie Utrecht, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste drie jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande 10 jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van één van de gemeenten behorende tot de Provincie Utrecht;

  • 17

    koopprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.g van de wet bepaalde;

  • 18

    koopprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 3, onder a van de wet bepaalde;

  • 19

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • 20

    Provincie Utrecht: het grondgebied van de gemeenten Abcoude, Amersfoort, Baarn, Breukelen, Bunnik, Bunschoten-Spakenburg, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, IJsselstein, Leusden, Loenen, Lopik, Maarssen, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden, Woudenberg, Zeist ook wel genoemd 'de provincie';

  • 20

    samenlevingsvorm:

    • a

      huwelijk of;

    • b

      geregistreerd partnerschap of;

    • c

      samenwonen met samenlevingsakte of;

    • d

      samenwonen; er dient aantoonbaar sprake te zijn van een gemeenschappelijke huishouding van tenminste 2 jaar op grond van het GBA.

  • 21

    urgentiecommissie: urgentiecommissie woonruimteverdeling;

  • 22

    wet: Huisvestingswet;

  • 23

    woningzoekende: een huishouden dat zich wil vestigen in de Provincie Utrecht en voldoet aan de criteria zoals genoemd in artikel 2.4;

  • 24

    woonduur: de periode die een doorstromer tot het moment van aanbieden van woonruimte heeft gewoond in zijn/ haar huidige huurwoning vanaf het moment van inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie;

  • 25

    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, lid 1 sub b van de wet bepaalde;

  • 26

    zelfstandige woonruimte: woonruimte met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • 27

    zoekprofiel: een beschrijving van de woningtypes en het huursegment waarvoor een woningzoekende met een urgentieverklaring in aanmerking kan komen.

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.1 Werkingsgebied

Artikel 2.1.1 Huurprijsgrens en koopprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

  • a

    woonruimten met een huurprijs per maand beneden de huurprijsgrens zoals in hoofdstuk 1, artikel 1.1, onder 17, is bepaald;

  • b

    woonruimten met een koopprijs beneden de koopprijsgrens, zoals in hoofdstuk 1, artikel 1.1 onder punt 18, is bepaald.

Artikel 2.1.2 Nadere afperking

  • 1

    In afwijking van het bepaalde in 2.1.1 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:

    • a

      woonruimten als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet(inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden);

    • b

      onzelfstandige woonruimten.

Paragraaf 2.2 Inschrijving

Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden

  • 1

    Het college draagt zorg voor het aanleggen van een register van woningzoekenden.

  • 2

    In dit register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven de huishoudens die voldoen aan de toelatingseisen ingevolge paragraaf 2.4.

Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving

Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan het college.

Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving

  • 1

    Het college verstrekt aan de in het register ingeschreven woningzoekende een bewijs van inschrijving.

  • 2

    Het college haalt een inschrijving door, indien:

    • a

      de woningzoekende de beschikking heeft gekregen over passende woonruimte;

    • b

      de woningzoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    • c

      de woningzoekende daarom verzoekt.

Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning

Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste

  • 1

    Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 2.1.1 in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2

    Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 2.3.2 Aanvragen voor een huisvestingsvergunning

  • 1

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt schriftelijk op een daartoe bestemd formulier ingediend bij het college.

  • 2

    Het college is gerechtigd om bewijsstukken op te vragen.

Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening

  • 1

    Het college verleent de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4 (toelating) aangewezen categorieën van woningzoekenden ;

    • b

      de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5 (passendheid) passend geacht ;

    • c

      er is voor de woonruimte geen gegadigde waarvoor met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.8 (toewijzing bij urgentie) de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringender noodzakelijk is. Deze voorwaarde is alleen van toepassing indien de woonruimte niet door de eigenaar ervan betrokken wordt.

  • 2

    Het in het vorige lid, sub c, bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het besluit (medehuurderschap en voorgenomen woningruil).

  • 3

    Op of bij de huisvestingsvergunning vermeldt het college de volgende informatie:

    • a

      de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt;

    • b

      het adres van de woonruimte;

    • c

      de mededeling dat de vergunning kan worden ingetrokken indien er binnen 8 weken na de datum van afgifte van de huisvestingsvergunning geen gebruik van is gemaakt.

Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding voor koopwoningen

  • 1

    In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure gedurende 13 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2

    De eigenaar moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn tenminste 5 maal gedurende een periode van 13 weken te koop aanbieden door middel van een advertentie geplaatst in een of meerdere regionale bladen óf aantoonbaar op een wijze die in beginsel voor alle bewoners in het Gewest Eemland toegankelijk en bekend is. Bij de aanbieding moet tenminste de volgende informatie worden opgenomen:

    • a

      het adres van de woonruimte;

    • b

      de overeenkomstig artikel 26, lid 2, onder c, van de wet bepaalde koopprijs van de woonruimte;

    • c

      de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.3.3, lid 1, de voorkeur genieten.

  • De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.

  • 3

    De in lid 1 bedoelde eigenaar zal worden geacht een vruchteloze poging in de daar bedoelde zin te hebben aangewend wanneer hij aantoont, dat het verschil tussen de hoogst gevraagde koopprijs en de tussen koper en verkoper overeengekomen koopprijs niet meer bedraagt dan 15%.

  • 4

    Het college kan verlangen dat een voor rekening van de eigenaar door een beëdigd taxateur opgesteld taxatierapport wordt overlegd.

Artikel 2.3.5 Vruchteloze aanbieding voor huurwoningen

  • 1

    In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2, 3 en 4 weergegeven procedure gedurende 2 afzonderlijke keren met een minimale tussentijd van 2 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2

    De eigenaar moet de woonruimte aanbieden door middel van een advertentie, geplaatst in een of meerdere regionale bladen óf aantoonbaar op een wijze die in beginsel voor alle bewoners in de regio toegankelijk en bekend is. Bij de aanbieding moet tenminste de volgende informatie worden opgenomen:

    • a

      het adres van de woonruimte;

    • b

      de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde huurprijs van de woonruimte;

    • c

      de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.3.3, lid 1, de voorkeur genieten.

  • 3

    De eigenaar mag in de tweede bekendmaking als bedoeld in lid 1 ruimere toelatings- en of passendheidscriteria aangeven.

  • 4

    De in lid 1 bedoelde eigenaar zal worden geacht een vruchteloze poging in de daar bedoelde zin te hebben aangewend wanneer hij aantoont, dat het verschil tussen de hoogst gevraagde huurprijs en de tussen huurder en verhuurder overeengekomen huurprijs niet meer bedraagt dan 15%.

Artikel 2.3.6 Intrekking

Het college kan een huisvestingsvergunning intrekken indien:

  • a

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen in de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 2.4 Toelating

Artikel 2.4.1 Leeftijd

Ten minste één der leden van het huishouden moet meerderjarig zijn in de zin der wet.

Artikel 2.4.2 Economische, maatschappelijke binding en beschermde groepen

  • 1

    Ten minste één der meerderjarige leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de Provincie Utrecht.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het besluit (woningruil met iemand, behorend tot de zgn. beschermde groepen of iemand die van baan verandert óf personeel van een met name genoemd ruimtelaboratorium) dan wel in de positie verkeren als aangegeven in artikel 13c, van de wet (de zgn. beschermde groepen: gepensioneerden, ernstig invaliden, langdurig werklozen, remigrant, personen die een voorlopige voorziening in het kader van een echtscheidingsprocedure hebben, personen met een verblijfsvergunning).

Artikel 2.4.3 Verblijfstatus

De leden van het huishouden moeten de Nederlandse nationaliteit bezitten òf over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken.

Paragraaf 2.5 Passendheid

Artikel 2.5.1 Verhouding inkomen-huur/koopprijs

  • 1

    De huisvestingsvergunning voor een huurwoning wordt slechts verleend indien het inkomen van het huishouden in redelijke verhouding staat tot de huurprijs.

  • 2

    Voor de toepassing van het eerste lid stelt het college jaarlijks voor 1 juli een huur/inkomenstabel vast.

  • 3

    De huisvestingsvergunning kan verleend worden aan woningzoekenden met een hoger inkomen dan de in de huur/inkomenstabel vastgestelde bedragen indien er uit de desbetreffende groepen geen gegadigde is.

  • 4

    Voor de bepaling van het inkomen in de in het eerste lid bedoelde tabel wordt uitgegaan van het meest recente bruto-maandinkomen. In alle andere gevallen gelden de volgende uitvoeringsregels:

    • a

      als inkomen wordt het laatst bekende belastbare jaarinkomen gehanteerd; als bewijsstuk hierbij geldt de daarop betrekking hebbende aanslag inkomstenbelasting;

    • b

      indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werkgever(s) of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto-inkomen;

    • c

      indien de aanvrager kan aantonen dat het inkomen sinds de vaststelling van het laatst bekende inkomen overeenkomstig a en b is verminderd of , geldt in afwijking van het in sub a of b gestelde dat lagere inkomen;

    • d

      het college kan in geval van gerede twijfel of onduidelijkheid de woningzoekende vragen een zogenaamd IB-60 formulier met betrekking tot het meest recente kalenderjaar te overleggen ter verificatie van het opgegeven laatst verstreken huishoudensinkomen.

Artikel 2.5.2 Bezettingsnorm

  • 1

    De grootte en aard van de woonruimte moet passen bij de omvang, samenstelling en leeftijd van de leden van het huishouden.

  • 2

    Bij de toepassing van lid 1 hanteert het college de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishouden en het daarbij toegestane aantal slaapkamers van de woonruimte:

Gezinssamenstelling

Minimum aantal slaapkamers

1 persoon t/m 23 jaar 1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5 personen of meer

zit/slaapkamer HAT 1 slaapkamer/ vide 1 slaapkamer 2 slaapkamers 3 slaapkamers 3 slaapkamers

  • 3

    Voor de toepassing van de in het vorige lid weergegeven tabel hanteert het college de volgende uitvoeringsregel: indien sprake is van een baby op komst wordt deze meegeteld als persoon indien na 13 weken zwangerschap een bewijs van de arts of verloskundige wordt overlegd.

Paragraaf 2.6 Wijze van aanbieden

Artikel 2.6.1 Uitgangspunten voor wijze van aanbieden

  • 1

    Het aanbod van huurwoningen wordt door de eigenaar aan de woningzoekenden in de regio kenbaar gemaakt op een voor een ieder toegankelijke wijze.

  • 2

    Eigenarenbewerkstelligen dat woningzoekenden in de regio op een eenvoudige wijze kunnen reageren op de aangeboden woningen.

  • 3

    Eigenaren verantwoorden de toewijzing van woningen op een voor een ieder toegankelijk wijze.

Artikel 2.6.2. Labelen

Het college kan woningen reserveren (labelen) voor bepaalde woningzoekenden. Van deze bevoegdheid kan gebruik worden gemaakt als er schaarste bestaat ten aanzien van een woningsegment.

Paragraaf 2.7 Bepaling rangschikking

Artikel 2.7.1 Bepaling rangschikking voor toewijzing van huurwoningen

  • 1

    Bij aanmelding van meerdere kandidaten voor één aangeboden woonruimte wordt een rangschikking toegepast.

  • 2

    Bij de toepassing van het eerste lid gaan urgenten vóór op de overige kandidaten.

  • 3

    Bij de rangschikking van meerdere urgenten is achtereenvolgens de oudste datum van afgifte van de urgentieverklaring bepalend voor de volgorde;

  • 4

    Bij de rangschikking van meerdere overige kandidaten is de langste inschrijfduur bepalend.

Paragraaf 2.8 Toewijzing van urgenties

Artikel 2.8.1 Behandeling van het verzoek om urgentie

  • 1

    In Leusden ingeschreven woningzoekenden, die ook ingezetenen van de gemeente Leusden zijn, kunnen in aanmerking komen voor een urgentieverklaring.

  • 2

    Degene die wegens een noodsituatie meent voor urgentie in aanmerking te komen, dient hiertoe schriftelijk een verzoek in te dienen bij het college.

  • 3

    Het verzoek om urgentie op grond van artikel 2.8.3 lid 2 (sociale criteria) en lid 3 (financiële criteria) moet uiterlijk binnen zes weken na het ontstaan van de omstandigheid of na de datum van de rechterlijke uitspraak te worden ingediend;

  • 4

    Het college stelt ten behoeve van de in het tweede lid genoemde verzoek een model aanvraagformulier vast en bepaalt welke gegevens bij het verzoek moeten worden overlegd.

  • 5

    Het college vermeldt op een verzoek als bedoeld in het tweede lid de datum van ontvangst.

  • 6

    Het college beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 8 weken, na de datum van ontvangst op een verzoek als bedoeld in het tweede lid.

  • 7

    Het college kan de in het zesde lid genoemde termijn van 8 weken met ten hoogste 8 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan binnen de in het zesde lid genoemde termijn van 8 weken in kennis stelt.

  • 8

    Het college kan ten behoeve van de beoordeling van het in het tweede lid genoemde verzoek aanvullende bewijsstukken vragen.

  • 9

    Het college kan ten behoeve van de beoordeling van het in het tweede lid genoemde verzoek advies aanvragen bij een relevante professionele instantie. 

Artikel 2.8.2 Nadere bepaling urgentieverklaring

  • 1

    Het college kan indien de situatie op de lokale of provinciale woningmarkt hiertoe aanleiding geeft een zoekprofiel aan de urgentieverklaring verbinden.

  • 2

    Van het recht op urgentie zoals bedoeld in artikel 2.7.1, lid 2 kan uitsluitend gebruik worden gemaakt als de urgentieverklaring is afgegeven door het college.

  • 3

    Een verstrekte urgentieverklaring heeft een geldigheidsduur van 12 maanden.

Artikel 2.8.3 Urgentiecriteria

  • 1

    Een woningzoekende komt voor een urgentieverklaring in aanmerking indien deze voldoet aan een of meer van de volgende criteria:

    • a

      Sociale criteria, zoals hieronder nader omschreven in lid 2

    • b

      financiële criteria, zoals hieronder nader omschreven in lid 3

    • c

      medische criteria, zoals hieronder nader omschreven in lid 4

  • 2

    Van sociale criteria is in elk geval sprake indien:

    • a

      de aanvrager een dienstwoning moet verlaten, voor zover de werkgever de werknemer tot vrije oplevering heeft gedwongen;

    • b

      de aanvrager de woonruimte moet verlaten ten gevolge van een gerechtelijk (niet zijnde echtscheidings-) vonnis, voorzover dit niet door de betrokkene voorkomen had kunnen worden;

    • c

      de aanvrager als gevolg van een calamiteit, zoals brand of overstroming, de woonruimte moet verlaten of;

    • d

      de aanvrager de woonruimte moet verlaten als gevolg van de beëindiging van een samenlevingsvorm én de zorg heeft voor een of meerdere minderjarige kind(eren). In dit geval kan slechts één partij urgentie aanvragen én moet de woning vrij komen op de woningmarkt.

  • 3

    Van financiële criteria is sprake indien:

    • a

      een zodanige financiële positie is ontstaan buiten de schuld om van de aanvrager, waardoor de woonlasten niet meer kunnen worden opgebracht of;

    • b

      de aanvrager een woonkostentoeslag van de sociale dienst ontvangt onder de voorwaarde om te zien naar goedkopere woonruimte en;

    • c

      de onder lid a en b genoemde omstandigheden mogen geen direct gevolg zijn van het verbreken van een samenlevingsvorm.

  • 4

    Van medische criteria is sprake indien:

  • een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem, in afwijking van de reguliere wachttijd, medisch urgent is.

Artikel 2.8.4 Intrekken of vervallen van de urgentieverklaring

  • 1

    De urgentieverklaring vervalt indien:

    • a

      de urgent woningzoekende daarom heeft verzocht;

    • b

      de urgent woningzoekende na afgifte van de toegekende urgentie woonruimte in gebruik heeft genomen;

    • c

      de urgent woningzoekende een aangeboden woning heeft geweigerd.

  • 2

    Het college trekt de urgentieverklaring in, indien de urgentie is verleend op grond van gegevens waarvan de aanvrager wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • 3

    Na het intrekken van een urgentieverklaring kan niet op grond van dezelfde omstandigheden opnieuw urgentie worden aangevraagd.

Artikel 2.8.5 Urgentiecommissie

  • 1

    Het college kan een urgentiecommissie instellen.

  • 2

    Het college regelt de taak, de samenstelling, werkwijze en bevoegdheden van de in het eerste lid bedoelde commissie.

Paragraaf 2.9 Leegmelding

Artikel 2.9.1 Melding van leegstand

  • 1

    Zodra de leegstand van een woonruimte langer duurt dan 13 weken, is de eigenaar verplicht daarvan melding te doen aan het college.

  • 2

    Het college noteert het eerste lid de langer dan 13 weken leegstaande woonruimten in een leegstandsregister.

Hoofdstuk 3 Verdere bepalingen

Artikel 3.1 nadere afperking

  • 1

    Het college kan afwijken van het bepaalde in paragraaf 2.6 (wijze van aanbieden) ten behoeve van de toewijzing aan:

    • a

      vrouwen die verblijven in een opvangtehuis in de provincie, waarover met betrekking tot de toewijzing van woonruimte in provinciaal, regionaal of lokaal verband afspraken zijn gemaakt;

    • b

      personen uit erkende hulp- en dienstverleningsinstellingen in de provincie, over wie met betrekking tot toewijzing van woonruimte in provinciaal, regionaal of lokaal verband afspraken zijn gemaakt;

    • c

      statushouders waarvoor een taakstelling is opgedragen;

    • d

      huurders en eigenaar-bewoners van woningen in Leusden die in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang, gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden.

  • 2

    Het college is bevoegd van de bepalingen van deze verordening af te wijken teneinde experimenten mogelijk te maken ter versterking van het volkshuisvestingsbeleid, waaronder in elk geval bevordering van de doorstroming.

  • 3

    In afwijking van paragraaf 2.7 (bepaling rangschikking) kan het college bij de eerste huisvestingsvergunning-verlening voor nieuwbouwwoningen afzonderlijke criteria vaststellen.

  • 4

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1 kan het college bepalen dat ten aanzien van vergunningverlening voor aanleun- en zorgwoningen het gestelde in paragraaf 2.5 en 2.6 buiten werking wordt gesteld.

  • 5

    Over de uitvoering van lid 1 t/m 4 wordt advies gevraagd aan de partijen die met de uitvoering van de woonruimteverdeling zijn belast.

Artikel 3.2 Hardheidsclausule

  • 1

    Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

  • 2

    Het college vraagt in deze gevallen advies aan de partijen die met de uitvoering van de woonruimteverdeling zijn belast.

Artikel 3.3 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1, 2.6.1 en 2.9.1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 3.4 Handhaving

  • 1

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

  • 2

    Met de opsporing van de bij artikel 3.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 3.5 Convenant woonruimteverdeling

  • 1

    Het college kan een Convenant Woonruimteverdeling overeenkomen.

  • 2

    Het Convenant Woonruimteverdeling bevat nadere richtlijnen alsmede afspraken omtrent de uitvoering en organisatie van en het toezicht op de woonruimteverdeling.

Artikel 3.6 Mandatering

Het college kan de uitoefening van bevoegdheden krachtens hoofdstuk 2 paragraaf 2.1 tot en met 2.8 van deze verordening mandateren.

Artikel 3.7 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 3.9 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 3.10 Status toelichting

De bij deze verordening behorende toelichting wordt geacht onlosmakelijk deel uit te maken van de verordening.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Huisvestingsverordening Leusden 2003, (gewijzigd per 8 maart 2007).

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

  • 1

    Deze verordening treedt in werking op 8 maart 2007.

  • 2

    Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Huisvestingsverordening gemeente Leusden 2003.

Artikel 4.3 Overgangsbepaling

  • 1

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om inschrijving, huisvestingsvergunning of urgentie op grond van de Huisvestingsverordening Leusden 2003 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop de Huisvestingsverordening Leusden 2003 toegepast.

  • 2

    Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om inschrijving, huisvestingsvergunning of urgentie krachtens de Huisvestingsverordening Leusden 2003 wordt beslist met toepassing van de Huisvestingsverordening Leusden 2003.

  • 3

    Bij alle doorstromers die op 8 maart 2007 ingeschreven staan als woningzoekende wordt 40% van de woonduur omgezet in inschrijftijd. Na de omzetting neemt de inschrijftijd gelijk toe aan de inschrijftijd van overige woningzoekenden.

  • 4

    Voor alle doorstromers die zich tot en met 8 april 2007 inschrijven als woningzoekende geldt eveneens dat 40% van de woonduur wordt omgezet in inschrijftijd. Na de omzetting neemt de inschrijftijd gelijk toe aan de inschrijftijd van overige woningzoekenden.

  • 5

    Voor alle doorstromers die zich tot en met 8 mei 2007 inschrijven als woningzoekende geldt dat 20% van de woonduur wordt omgezet in inschrijftijd. Na de omzetting neemt de inschrijftijd gelijk toe aan de inschrijftijd van overige woningzoekenden.

  • 6

    Voor doorstromers die zich inschrijven na 8 mei 2007 geldt alleen de inschrijftijd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 maart 2007
De raadsgriffier, De Voorzitter,
Ir. T. Rolle Drs. C.J.G.M. de Vet

Toelichting op de Huisvestingsverordening Leusden 2003

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1.1 sub 13 (inkomen)

Voor de bepaling van het inkomen van een huishouden hanteren het college de volgende uitvoeringsregels:

  • a

    als inkomen wordt het laatst bekende belastbare jaarinkomen gehanteerd; als bewijs hiervoor geldt de daarop betrekking hebbende aanslag ten behoeve van de inkomstenbelasting.

  • b

    indien geen aanslag ten behoeve van de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werkgever(s) en/of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto inkomen.

  • c

    het college, danwel de vergunningverlenende instantie, kunnen de woningzoekende vragen een IB-60-formulier met betrekking tot het meest recente kalenderjaar te overleggen ter verificatie van het inkomen.

  • d

    onder het begrip inkomen in deze verordening wordt begrepen het totaal van de inkomens van het huishouden, verminderd met de inkomens van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 26 jaar of jonger zijn. Negatieve inkomens blijven buiten beschouwing.

Hoofdstuk 2 De verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.1 Werkingsgebied

Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens

De in dit artikel bedoelde grens is gelijk aan het maximale huurbedrag dat in de parameters van de Huurtoeslagwet is opgenomen m.b.t. het aanvragen van huurtoeslag.

Koopprijsgrens: Hier wordt bedoeld de koopprijsgrens, waarop de regels van deze verordening van toepassing zijn, als aangegeven in de Wet Bevordering EigenWoningbezit.

Paragraaf 2.2. Huisvestingsvergunning

Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste

Bij de toetsing van de aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ten aanzien van de aanvrager bezien of hij/zij voldoet aan de regel als gesteld in hoofdstuk 2 met betrekking tot de toelating op de woningmarkt. Daarnaast wordt getoetst of wordt voldaan aan de in dit hoofdstuk gestelde eisen ten aanzien van de verhouding tussen het inkomen en de huurprijs van de te betrekken woonruimte en de verhouding tussen de grootte van het huishouden en het aantal kamers van de te betrekken woonruimte. Tenslotte wordt getoetst of wordt voldaan het vereiste dat de woonruimte per advertentie is aangeboden in het regionaal verschijnende medium en dat de toewijzing heeft plaatsgevonden op grond van een juiste rangordebepaling (artikel 2.7.1). Dit betekent dat ook particuliere verhuurders waarmee geen convenant is overeengekomen, moeten adverteren met de vrijgekomen woonruimte(n).

Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlenging

Het college vermeldt op of bij de huisvestingsvergunning o.a. de mededeling dat binnen 8 weken na de afgifte gebruik moet worden gemaakt van de vergunning. Uiteraard is deze bepaling opgenomen om ongewenste (tijdelijke) leegstand te voorkomen. Bij koopwoningen kunnen echter gegronde redenen zijn dat niet binnen acht weken daadwerkelijk de woonruimte wordt bewoond. Daarom dient voor koopwoningen onder het 'gebruik maken van' ook te worden verstaan de activiteiten die eventueel nodig zijn om tot de daadwerkelijk bewoning te komen (zoals bijvoorbeeld verbouwing of het later passeren van een transportakte).

artikel 2.4.2 lid 2

Bnnen dit kader heeft een remigrant de mogelijkheid toe te treden tot de Leusdense woningmarkt indien deze binnen zes maanden na aankomst in Nederland zich heeft aangemeld als woningzoekende in Leusden.

Paragraaf 2.5 De passendheid

In deze paragraaf wordt aangegeven welke grenzen worden gehanteerd bij de toetsing van de verhouding tussen de gezinsgrootte van de aanvrager en de grootte van de te betrekken woonruimte. Tevens staat in dit artikel vermeld hoe deze grenzen worden gehanteerd om te beoordelen of men met het oog op de verhouding tussen de huurprijs van de woonruimte en het inkomen, in aanmerking kan komen voor de huisvestingsvergunning.

artikel 2.5.1 lid 2 verhouding inkomen-huur/koopprijs

Daarbij dienen de doelstellingen, vervat in het Besluit Beheer Sociale Huursector, te worden nagestreefd. De huur- en inkomensgrenzen uit de Huursubsidiewet zijn voor de vaststelling van de huur/inkomentabel maatgevend.

Artikel 2.5.1 lid 4c

bijvoorbeeld in verband met pensionering of VUT.

Artikel 2.5.2 De bezettingsnormen

In dit artikel wordt voor de huur- en koopwoningen alleen een ondergrens, wat betreft het aantal kamers, aangegeven. Dit geeft het college de mogelijkheid bij de bezetting sturend op te treden in geval van specifieke schaarste (lid 2).

Paragraaf 2.6 Wijze van aanbieden

Artikel 2.6.1 Uitgangspunten wijze van aanbieden

Doel van de woonruimteverdeling is de woningzoekende een actieve rol te laten vervullen bij het vervullen van zijn of haar woonwens.

Artikel 2.6.2 Labelen

Voor woningtoewijzing aan de specifieke aandachtsgroepen (zie artikel 2.7.1) kan binnen de advertentiesystematiek zowel typen woonruimten alsook bepaalde complexen kunnen worden gelabeld, bijvoorbeeld: tot 30 jaar.

Paragraaf 2.7 Bepaling rangschikking

Artikel 2.7.1 Bepaling rangschikking voor toewijzing van huurwoningen

De categorieën woningzoekenden onderscheiden zich enerzijds door de specifieke behoefte die zij kunnen doen gelden op de provinciale woningmarkt, terwijl anderzijds een onderscheid mogelijk is op grond van volkshuisvestelijke beleidsuitgangspunten.

Binnen de in artikel 2.7.1 genoemde categorieën woningzoekenden (starters, doorstromers) kunnen weer specifieke aandachtsgroepen worden onderscheiden, bijvoorbeeld starters tot 25 jaar of ouderen 55+. Afhankelijk van de situatie kunnen woonruimten specifiek worden gelabeld.

In dit artikel wordt het beginsel vastgelegd dat ook urgent woningzoekenden zelf actief moeten zijn in het verkrijgen van passende woonruimte. Zij dienen zelf te reflecteren op de aangeboden woonruimte. Zij verkrijgen met hun status van urgent woningzoekende binnen de gestelde termijn urgentie boven andere reguliere kandidaten.

Artikel 2.7.1 lid 4

Nadat selectie heeft plaatsgevonden op basis van bezettingsnormen en de verhouding huurprijs-inkomen vindt de rangordebepaling tussen de reflectanten plaats op grond van de in dit artikel genoemde objectieve criteria. Deze criteria kunnen op basis van ervaringsgegevens periodiek worden bijgesteld.

Paragraaf 2.8 Toewijzing van urgenties

In deze paragraaf is geregeld dat het college aan in Leusden ingeschreven woningzoekenden een urgentie kan toekennen. De paragraaf behandelt de procedure voor het indienen van een aanvraag, de behandeling van een aanvraag en de uiteindelijke beslissing.

Algemene uitgangspunten en randvoorwaarden

De woningmarktsituatie in Leusden, Gewest Eemland en Provincie Utrecht is krap. Een woningaanbodsysteem met objectieve toewijzingscriteria dat in principe toegankelijk is voor een ieder, moet de kansen op woonruimte zo rechtvaardig mogelijk verdelen.

Verder staat in dit marktgerichte woningsysteem de eigen verantwoordelijkheid van de woningzoekende voorop. Deze bepaalt zelf of hij/zij al dan niet wil verhuizen en naar welke woonruimte/woonbuurt/gemeente, door te reageren op aanbiedingen in de woningkrant.

Om aan de grote vraag te kunnen voldoen dienen zoveel mogelijk woningen in het nieuwe woningsysteem beschikbaar te komen voor alle woningzoekenden. Dit systeem werkt goed en rechtvaardig als er zo weinig mogelijk uitzonderingen worden gemaakt. Dit geschiedt door slechts een beperkt aantal woningzoekenden voorrang te geven door hem/haar urgent te verklaren.

Gelet op de krappe woningmarkt en de belangen van andere – niet urgente- woningzoekenden, dient derhalve uiterst beperkt te worden omgegaan met het toekennen van urgentie.

Voor de toekenning van urgentie is een aantal criteria vastgelegd in deze verordening. Het hoofduitgangspunt is dat een urgentieverklaring alleen wordt toegekend indien sprake is van een noodsituatie op het gebied van het wonen, die het noodzakelijk maakt dat direct dan wel op korte termijn, maar uiterlijk binnen 12 maanden een (andere) woonruimte beschikbaar komt.

Verder worden de volgende algemene uitgangspunten en randvoorwaarden gehanteerd:

  • 1

    Er wordt alleen een urgentie verleend, indien er sprake is van een woonnoodsituatie of duidelijk aantoonbaar is dat deze op korte termijn dreigt te ontstaan;

  • 2

    De individuele situatie van de aanvrager is uitgangspunt voor de beoordeling van de urgentie-aanvraag;

  • 3

    De eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager voor het oplossen van de woningnoodsituatie staat voorop;

Ter verduidelijking worden hieronder een aantal voorbeelden gegeven van omstandigheden, waarbij de aanvrager in het algemeen NIET in aanmerking komt voor een urgentie.

  • =

    Als de woonnoodsituatie geheel of ten dele te wijten is aan de aanvrager zelf.

  • =

    Na verbreking van een samenlevingsvorm, zoals echtscheiding of samenleving, zonder dat er zorg is voor minderjarige kinderen.

  • =

    Inwoning. Bijvoorbeeld het inwonen, ook als gezin, bij ouders, op kamers of een niet zelfstandige etage.

  • =

    Bij hinder van de buren (bijv. aantoonbare geluidsoverlast);

  • =

    Bij burenruzie;

  • =

    Bij moeilijke thuissituaties, of generatieconflicten (ouders-kinderen);

  • =

    Bij gezinsvorming (zwangerschap);

  • =

    Bij gezinshereniging;

  • =

    Bij het werken in onregelmatige diensten en het wonen in een luidruchtige omgeving, waardoor het slapen wordt bemoeilijkt;

  • =

    Bij vrijwillige verkoop van de eigen woning, of in geval van kind, bij vrijwillige verkoop door ouders;

  • =

    De aanvrager het huis te groot (of te klein) vindt of de tuin te bewerkelijk vindt;

  • =

    De aanvrager in een andere wijk wil wonen vanwege familiehulp;

  • =

    De aanvrager dichter bij winkels, bus, ziekenhuis o.i.d. wil wonen;

  • =

    De aanvrager problemen heeft in algemene zin met flatbewoning;

  • =

    Bij terugkeer vanuit het buitenland;

  • =

    De aanvrager reeds gedurende een lange periode op andere woonruimte wacht;

  • =

    De aanvrager heimwee heeft;

Artikel 2.8.1 Behandeling van het verzoek om urgentie

In dit artikel is een aantal procedurebepalingen opgenomen over de wijze waarop een urgentieaanvraag moet worden ingediend en binnen welke termijnen over een aanvraag moet zijn beslist.

De aanvrager moet zijn urgentieaanvraag schriftelijk indienen. Binnen 8 weken moet hierover een beslissing worden genomen. Deze termijn kan met 8 weken, na schriftelijke in kennis stelling, worden verlengd. Dit kan nodig zijn in verband met het opvragen van nadere informatie of het aanvragen van een advies.

Verder is bepaald dat het verzoek om urgentie moet binnen 6 weken na het ontstaan van de omstandigheden of de gerechtelijke uitspraak dient te worden gedaan. Met dit laatste wordt bijvoorbeeld bedoeld het gerechtelijke echtscheidingsvonnis.

Artikel 2.8.2 Nadere bepaling urgentieverklaring

Bij het toekennen van urgentie wordt aangegeven voor welk type woning de urgentie geldt. Afhankelijk van het inkomen en/ of het vermogen wordt soms ook aangegeven voor welke huurprijsklasse de urgentie geldt. Het toekennen van urgentie is uitsluitend bedoeld om de specifieke woonproblematiek van de aanvrager op te lossen. Het is niet mogelijk c.q. de bedoeling met een toegekende urgentie “promotie te maken in de wooncarrière”.

Ook is geregeld dat een toegekende urgentie 12 maanden geldig blijft.

Artikel 2.8.3 Urgentiecriteria

In dit artikel zijn drie hoofdcriteria limitatief vastgelegd in de Huisvestingsverordening, op grond waarvan urgentie kan worden verleend. Het betreft:

Sociale criteria (lid 2)

Financiële criteria (lid 3)

Medische criteria (lid 4)

Artikel 2.8.3 lid 2 sociale criteria

Omdat niet alle situaties kunnen worden voorzien, biedt het artikellid de ruimte om ook in andere niet genoemde situaties urgentie toe te kennen. Hieronder wordt uiteengezet wat de bedoeling hiervan is.

Met deze mogelijkheid zal - gelet op de krappe woningmarkt en de belangen van andere woningzoekenden bij een rechtvaardige verdeling van de beschikbare woningen- in elk individueel geval moeten worden afgewogen of de situatie voor de aanvrager zodanig ernstig is dat urgentie (absolute voorrang) moet worden toegekend.

Regelmatig komen problematische situaties voor die in duidelijk verband staan met de woonsituatie. Deze situaties kunnen ernstig zijn, maar toch hoeft niet direct sprake te zijn van een noodsituatie. Een verandering in de woonsituatie met behulp van urgentie zal dan naar verwachting weliswaar kunnen leiden tot een vermindering van de ernst van de situatie, maar het aantal beschikbaar komende woningen is dermate klein dat niet in alle minder wenselijke omstandigheden over kan worden gegaan tot het toekennen van urgentie. Er wordt daarom onderscheid gemaakt tussen minder wenselijke woonsituaties en woonnoodsituaties.

Een afwijzing van een op sociale criteria gebaseerde urgentieaanvraag wil dus niet zeggen dat het probleem niet wordt gezien, doch gelet op de schaarste, zal niet aan iedereen urgentie kunnen worden toegekend. Zelfs niet als het om op zichzelf ernstige situaties gaat, die ook op goede gronden als zodanig door de aanvragers kunnen worden gekwalificeerd. Alleen als het gaat om een woonnoodsituatie en een acute oplossing vereist is, zal dat het geval kunnen zijn. Zoals hiervoor al is vermeld wordt hiermee beoogd de belangen van andere woningzoekenden ook recht te doen.

Het verlaten van een dienstwoning (einde dienstverband) en de werkgever heeft de werknemer tot oplevering gedwongen; bij een gerechtelijk vonnis is bepaald dat aanvrager de woning moet verlaten. Hiermee wordt geen echtscheidingsvonnis bedoeld, maar een gerechtelijk vonnis naar aanleiding van bijvoorbeeld een betalingsachterstand, onteigening of verklaring van onbewoonbaarheid. Deze situaties hebben betrekking op onvrijwillige dakloosheid.

Ook kan urgentie worden verstrekt wanneer sprake is van de beëindiging van een samenlevingsvorm. Daarbij geldt dat de aanvrager de zorg voor (een) minderjarige kind(eren) moet hebben en dat de echtelijke woning verlaten wordt door beide partijen, m.a.w. vrij komt op de woningmarkt. Met samenlevingsvorm wordt onder andere bedoeld een huwelijk, samenwonen of geregistreerd partnerschap. Bij “samenwonen” dient aantoonbaar sprake te zijn van een gemeenschappelijke huishouding van tenminste 2 jaar. Dit zal moeten blijken uit de inschrijving in het bevolkingsregister. De termijn van 2 jaar sluit aan bij de bepalingen uit het Huurrecht.

Uitgangspunt bij deze bepaling is dat het (de) minderjarige kind(eren) bescherming behoeft(ven). Zij mogen niet de dupe worden van de beëindiging van de relatie en “op straat komen te staan”. Om die reden komt de aanvrager die de zorg voor een of meer minderjarige kinderen heeft in principe in aanmerking voor urgentie. De aanvrager dient aan te tonen de zorg te hebben voor (een) minderjarige kind(eren), bijvoorbeeld via het echtscheidingsconvenant.

Wanneer echter een van de ouders na de beëindiging van de relatie blijft wonen in de echtelijke (huur of koop)woning wordt geen urgentie verstrekt, omdat er vanuit wordt gegaan, dat het (de) minderjarige kind(eren) in die echtelijke woning zal kunnen verblijven tot het moment, dat de vertrekkende ouder woonruimte heeft gevonden. Dat kan dus betekenen, dat het (de) minderjarige kind(eren) tijdelijk woonachtig is bij de ouder, die uiteindelijk niet de zorg voor het (de) minderjarige kind(eren) op zich zal nemen. Op die manier wordt de eigen verantwoordelijkheid voor het oplossen van de problematische woonsituatie gestimuleerd, zonder dat dit ten koste gaat van de positie van het (de) minderjarige kind(eren).

Artikel 2.8.3 lid 3 financiële criteria

Het kan voorkomen dat een aanvrager in een zodanig moeilijke financiële situatie is geraakt dat de woonlasten niet meer kunnen worden opgebracht. Dit mag niet het gevolg zijn van echtscheiding en mag ook niet te wijten zijn aan de aanvrager.

Artikel 2.8.3 lid 4 medische criteria

In de verordening is geregeld dat vanwege medische gronden urgentie kan worden toegekend. In die gevallen kan een medisch advies worden ingewonnen bij een medische adviesinstantie. Aan de hand van het uitgebrachte advies wordt beoordeeld of urgentie wordt toegekend.

Artikel 2.8.4 Intrekken of vervallen van de urgentieverklaring

De urgentieverklaring kan vervallen. Dit is het geval als de aanvrager daarom verzoekt, de aanvrager een woning heeft betrokken, de aanvrager de geldigheidstermijn van 12 maanden heeft laten verstrijken en wanneer de aanvrager een aangeboden woning weigert.

De huidige praktijk leert dat de meeste urgenten binnen 6 maanden een woning accepteren. Met de geldigheidstermijn van 12 maanden wordt voorkomen dat verlengingsverzoeken nodig zijn.

Het komt ook voor dat passende woningen worden geweigerd door urgenten, omdat de woning hen niet aan staat. In het systeem van een vrij lange geldigheidstermijn en het zelf kunnen reageren op het woningaanbod is het echter niet passend een woonwens te honoreren. Bovendien staat een weigering haaks op de bedoelingen van een urgentieverklaring, namelijk het zo snel mogelijk oplossen van acute woonnood. Daarom vervalt een urgentieverklaring na weigering van een aangeboden woning.

Tot slot is geregeld dat een verklaring kan worden ingetrokken als die is verstrekt op grond van gegevens waarvan de aanvrager wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 2.8.5 Urgentiecommissie

Het college van Leusden heeft in samenwerking met Woningstichting Leusden in 1997 een urgentiecommissie ingesteld. Het Reglement Urgentiecommissie Woonruimteverdeling Leusden 1997 is van toepassing.

Hoofdstuk 3 Verdere Bepalingen

Artikel 3.1 Nadere afperking

lid 1: Het college kan ten behoeve van de huisvesting van bijzondere groepen, zoals genoemd in dit lid (vrouwen in ’n blijf van mijn lijf huis, etc) specifieke afspraken maken in provinciaal of regionaal verband.

lid 2: Anders gezegd vormen bevordering van de doorstroming één van de kernpunten van het beleid. Om dat doel te bereiken, zijn allerlei maatregelen opgenomen. Het kan gewenst zijn om, alvorens tot invoering of aanvulling van deze maatregelen over te gaan, eerst met de werking ervan te experimenteren. Indien nodig wordt het mogelijk af te wijken van de huisvestingsverordening en de uitvoeringsafspraken daar omheen. Een experiment dient daarom nauwkeurig omschreven te worden, in overleg met de direct betrokken marktpartijen tot stand te worden gebracht en te worden gemeld bij alle gemeentebesturen en marktpartijen in de regio en de (regionale) pers.

lid 3: het college kan nadere criteria stellen bij de toewijzing van nieuwbouwwoningen (huur en koop). Deze criteria mogen evenwel niet in strijd zijn met de passendheidseisen (paragraaf 2.5).

Artikel 3.5 Convenant woonruimteverdeling

De Huisvestingswet biedt bij de regelgeving op het gebied van de woonruimteverdeling, de mogelijkheid een convenant naast de verordening te hanteren. Het Convenant Woonruimteverdeling Leusden 1997 met Woningstichting Leusden is van toepassing.

Artikel 3.6 Mandatering

Via dit artikel kan het college taken die voortvloeien uit deze verordening mandateren aan derden.

Artikel 3.9 Overleg bij wijziging

De inhoud van dit artikel is gelijk aan die van artikel 3, lid 1, van de wet. Aanwezige naar het oordeel van het college daarvoor in aanmerking komende woonconsumentenorganisaties vallen hier in eventueel ook onder.