Regeling vervallen per 05-01-2012

Verordening raadswerk 2008

Geldend van 01-07-2010 t/m 04-01-2012

Intitulé

Verordening raadswerk 2008

De raad van de gemeente Leusden

gelezen het voorstel van het Presidium van 4 oktober 2007

overwegend dat het gewenst is een nieuwe verordening Raadswerk vast te stellen met het oog op de invoering van het Leusdens Model en de wijzigingen daarin als gevolg van de evaluatie van voorjaar 2007,

gelet op de algemene wet bestuursrecht;

gelet op de artikelen 16,33, 107-107e, 147a, 147b, 155, 169 en 180 van de Gemeentewet

besluit:

  • I

    in te trekken de verordening Raadswerk vastgesteld bij raadsbesluit van 31 oktober 2002 en gewijzigd bij raadsbesluit van 12 mei 2005

  • II

    vast te stellen de volgende

  • Verordening Raadswerk

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    voorzitter de voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger

  • b

    plv.voorzitter de vervanger van de voorzitter

  • c

    amendement voorstel tot wijziging van een aanhangig ontwerpbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen

  • d

    subamendement voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft

  • e

    motie korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken

  • f

    voorstel van orde voorstel betreffende de orde van de vergadering

  • g

    initiatiefvoorstel een voorstel ingediend door een of meer leden van de raad

  • h

    interpellatie vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda

  • i

    actualiteiten agendapunt bedoeld als podium voor de raadsleden en het college: stellen van vragen, wijzen op van belang geachte actualiteiten en ontwikkelingen, moties aankondigen, mededelingen doen, vragen beantwoorden, toezeggingen inlossen, enzovoorts.

  • j

    Avond van Leusden avond waarop raadsvergaderingen en overige door het presidium georganiseerde bijeenkomsten worden gehouden

  • k

    informatieronde bijeenkomst tijdens welke raadsfracties informatie verwerven over raadsvoorstellen, ter voorbereiding op de besluitvorming

  • l

    uitwisseling bijeenkomst tijdens welke portefeuillehouders de raadsfracties inlichten over actuele ontwikkelingen in hun portefeuille

  • m

    vergadercyclus een in de tijd geprogrammeerde reeks avonden van Leusden, aangevuld met presidium- en fractievergaderingen waarin tot besluitvorming over ingediende voorstellen kan worden gekomen; er zijn een aantal vergadercycli per jaar

  • n

    presidium een door de raad benoemde commissie belast met de agendering van de Avonden van Leusden, de afhandeling van ingekomen brieven, de controle op de afhandeling van toezeggingen en met de huishoudelijke gang van zaken van de raad.

  • o

    griffier de ambtenaar als bedoeld in art. 107 ev. Van de Gemeentewet.

  • p

    fractievertegenwoordiger door de raad als zodanig benoemd fractielid, niet zijnde raadslid, die namens de fractie kan participeren in de communicatie tussen college en raadsfracties.

  • q

    portefeuillehouder het collegelid dat bepaalde beleidsgebieden (portefeuille) behartigt

  • r

    BIS bestuurlijk informatiesysteem; een openbare, via het internet bereikbare databank van stukken, brieven en rapporten.

Artikel 2 Persoonsvorm

Waar in deze verordening de mannelijke persoonsvorm wordt gebruikt, wordt hiermee tevens de vrouwelijke bedoeld.

De voorzitter

Artikel 3 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering,

  • b.

    het handhaven van de orde,

  • c.

    hetgeen de wet of deze verordening hem verder opdraagt.

Het presidium

Artikel 4 Naam en taken

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Elk lid van het presidium heeft een stem in het presidium.

  • 3.

    Het presidium beslist bij meerderheid van stemmen.

  • 4.

    Het presidium heeft tot taak:

    • a.

      het beoordelen of over ingediende voorstellen een informatieronde moet worden georganiseerd,

    • b.

      het opstellen van de voorlopige agenda van de raadsvergadering en het beslissen of voorstellen daarop als hamerstuk of als debatonderwerp worden geplaatst,

    • c.

      de organisatie van de overige Avonden van Leusden,

    • d.

      de afhandeling van de ingekomen brieven,

    • e.

      de controle op de afhandeling van de toezeggingen,

    • f.

      het bespreken van de huishoudelijke gang van zaken en de overige punten die het functioneren van de raad betreffen en het voorbereiden en aan de raad zenden van voorstellen op deze gebieden,

    • g.

      het vaststellen en uitgeven van een vergaderjaarkalender met daarop vergadercycli die bestaan uit raadsvergaderingen, informatieronden, ‘Uitwisselingen’, fractiebijeenkomsten en presidiumvergaderingen,

    • h.

      het doen naleven van deze verordening.

  • 5.

    Het college zendt alle voorstellen waarover hij besluitvorming dan wel zienswijzen van de gemeenteraad wenst, alsmede dossiers die hij ter inzage aan de raad aanbiedt, via de griffier aan het presidium. Raadsleden zenden initiatiefvoorstellen, via de griffier aan het presidium. Voor indiening geldt een door het presidium in overleg met het college vastgestelde deadline per vergadercyclus.

Artikel 5 Samenstelling

  • 1.

    Het presidium bestaat uit de informatierondevoorzitters (zie art. 55, lid 3). Daarnaast wijst de raad een presidiumvoorzitter aan uit zijn midden, niet zijnde informatierondevoorzitter of plaatsvervangend raadsvoorzitter. Voorts kan de raad één of meerdere leden van het presidium, alsmede een algemeen plaatsvervangend lid aanwijzen, niet zijnde informatierondevoorzitter of plaatsvervangend raadsvoorzitter.

  • 2.

    De burgemeester is adviseur van het presidium; hij kan zich in presidiumvergaderingen laten vervangen door een wethouder.

  • 3.

    De griffier is secretaris van het presidium.

  • 4.

    Als een presidiumlid gedurende langere tijd afwezig is (minimaal drie maanden) wordt zijn plaats gedurende zijn afwezigheid ingenomen door het algemeen plaatsvervangend lid.

  • 5.

    De voorzitter van het presidium kan anderen verzoeken de vergaderingen geheel of gedeeltelijk bij te wonen.

Artikel 6 Vergaderingen

  • 1.

    Het presidium vergadert zo dikwijls als zijn voorzitter het nodig oordeelt.

  • 2.

    Het presidium vergadert eveneens als twee leden daarom verzoeken.

  • 3.

    De presidiumvoorzitter roept de leden schriftelijk op, welke oproep, bestaande uit een agenda plus bijlagen, tenminste vier dagen voor de aanvang van de vergadering bij de leden wordt bezorgd.

  • 4.

    De presidiumvoorzitter kan in spoedeisende gevallen afwijken van het in lid 3 gestelde.

  • 5.

    De agenda met bijlagen wordt, evenals het verslag, zo snel mogelijk na het beschikbaar zijn, (digitaal) naar alle raadsleden en fractievertegenwoordigers gestuurd én openbaar gemaakt.

  • 6.

    Vergaderingen van het presidium zijn openbaar.

De griffier

Artikel 7 De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3.

    De verantwoordelijkheden van de griffier en de wijze waarop hij zijn werkzaamheden uitvoert worden omschreven in Hoofdstuk X.

HOOFDSTUK II TOELATING NIEUWE LEDEN; FRACTIES; FRACTIEVERTEGEN- WOORDIGERS

Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in, bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 9 Fracties

  • 1

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3

    De namen van degenen die als voorzitter van de fracties optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4

    Een fractie doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de voorzitter indien:

    • één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden,

    • twee of meer fracties als één fractie gaan optreden,

    • er sprake is van een wijziging in de samenstelling van een fractie of de naamgeving van een fractie.

Met deze veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Artikel 10 Fractievertegenwoordigers

  • 1.

    Fractievertegenwoordigers worden als zodanig benoemd en ontslagen door de raad, op voordracht van de betreffende fractie.

  • 2.

    Om tot fractievertegenwoordiger te kunnen worden benoemd moet men een plaats innemen op de kieslijst.

  • 3.

    Fractievertegenwoordigers kunnen namens de fractie participeren in informatieronden en uitwisselingsbijeenkomsten. Zij ontvangen alle informatie die raadsleden ontvangen.

  • 4.

    Fractievertegenwoordigers ontvangen een vergoeding voor elke Avond van Leusden waarin zij deelnemen aan één of meerdere informatieronden, gelijk aan de jaarlijks door het ministerie van BZK aanbevolen vergoeding voor commissieleden, niet zijnde raadsleden. De vergoeding wordt na afloop van elk kalenderjaar uitbetaald.

Artikel 11 Gedragscode

Bij hun aantreden ontvangen raadsleden en fractievertegenwoordigers de Gedragscode voor Bestuurders en Raadsleden in de gemeente Leusden. [1]

HOOFDSTUK III DE RAADSVERGADERINGEN

Artikel 12 Vergadertijdstip

  • 1

    De vergaderingen van de raad vinden plaats volgens een door het presidium jaarlijks vast te stellen vergaderschema en worden in de regel gehouden op donderdag, vangen aan om 20.00 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2

    Indien de agenda niet vóór 23.00 uur kan worden afgehandeld beslist de raad of de vergadering wordt voortgezet. Wordt de vergadering op de reguliere vergaderdatum niet afgewerkt dan wordt de vergadering voortgezet op een door de voorzitter in overleg met het presidium te bepalen datum en tijdstip.

  • 3

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met het presidium.

  • 4

    Indien zulks door tenminste 1/5 deel van het aantal leden schriftelijk, met opgave van redenen, wordt verzocht, belegt de voorzitter binnen 10 dagen na ontvangst van dat verzoek een vergadering.

Artikel 13 Agenda

  • 1

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2

    De agenda heeft in principe de volgende volgorde:

    • -

      vaststelling van de agenda

    • -

      debatonderwerpen

    • -

      actualiteiten

    • -

      onderwerpen waarover het college zienswijzen vraagt

    • -

      bijzondere onderwerpen, benoemingen, enz.

    • -

      hamerstukken

    • -

      moties over niet op de agenda staande onderwerpen

    • -

      vaststelling notulen.

  • 3

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter, na het verzenden van de schriftelijke oproep, tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering, in overleg met de presidiumvoorzitter, een aanvullende agenda opstellen en verzenden.

  • 4

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voorbereid acht voor de openbare beraadslaging, kan hij besluiten het voorstel terug te zenden naar de indiener.

  • 5

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 14 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt tenminste 7 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende raadsvoorstellen en concept raadsbesluiten, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 13, derde lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen, met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

Artikel 15 Collegeleden

  • 1

    Leden van het college zijn aanwezig tijdens raadsvergaderingen en worden, indien het hun portefeuille betreft, in de gelegenheid gesteld om zonodig relevante informatie in te brengen.

  • 2

    De leden van het college krijgen de agenda en bijbehorende stukken vooraf toegestuurd, zoals bedoeld in artikel 14.

Artikel 16 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd en, zoveel mogelijk, via plaatsing op het BIS digitaal bereikbaar gemaakt.

  • In de agenda worden steeds de complete dossiers opgenomen met een verwijzing naar het BIS (zoveel mogelijk via hyperlinks). Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving. De griffier stelt per fractie twee exemplaren beschikbaar van omvangrijke rapporten. Jaarstukken en kadernota worden aan alle raadsleden en fractievertegenwoordigers gestuurd.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad en fractievertegenwoordigers inzage, waarbij de geheimhoudingsplicht zich dus ook uitstrekt tot de fractievertegenwoordigers.

Artikel 17 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging in een plaatselijk huis-aan-huisblad, op de website of anderszins op de in de gemeente gebruikelijke wijze ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering,

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Artikel 18 Presentielijst

  • 1.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

  • 2.

    Indien een lid voor sluiting de vergadering verlaat, wordt in de notulen hiervan melding gemaakt.

  • 3.

    Een raadslid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen stelt de griffier daarvan voor de vergadering in kennis.

Artikel 19 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met het presidium. Raadsleden van één fractie kunnen zonder tussenkomst van de voorzitter onderling van plaats wisselen.

Artikel 20 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 21 Spreekrecht inwoners

  • 1.

    Na de opening van de vergadering kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet worden gevoerd:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      over de notulen.

  • 3.

    Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 22 Notulen

  • 1

    De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden gelijktijdig met de schriftelijke oproep, aan de leden van de raad toegezonden. De ontwerpnotulen worden gelijktijdig toegezonden aan de overige personen die het woord gevoerd hebben.

  • 2

    De notulen worden in de volgende openbare vergadering aan de orde gesteld, tenzij de tijd tussen de vergaderingen onvoldoende is om de notulen gereed te maken. In dat geval worden ze in de daarop volgende vergadering aan de orde gesteld. De notulen worden met inachtneming van de door de raad verlangde wijzigingen vastgesteld. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier getekend.

  • 3

    De vastgestelde notulen worden openbaar gemaakt.

  • 4

    De notulen van een besloten vergadering worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 16, derde lid ter inzage gelegd. De notulen worden in een volgende vergadering, desgewenst met gesloten deuren, aan de orde gesteld en, met inachtneming van de door de raad verlangde wijzigingen, vastgesteld.

  • 5

    De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend.

  • 6

    De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 7

    De notulen houden in:

    • a)

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter plaatse aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en de overige personen die het woord gevoerd hebben,

    • b)

      de namen van de leden, die na het openen der vergadering zijn verschenen alsmede van degenen die voor sluiting de vergadering verlaat,

    • c)

      een vermelding van de zaken die aan de orde geweest zijn,

    • d)

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden,

    • e)

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden,

    • f)

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen,

    • g)

      alle genomen besluiten en

    • h)

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 15 en artikel 30 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

Artikel 23 Ingekomen stukken

  • 1.

    De griffier verdeelt de ingekomen stukken in brieven aan de raad (waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad) en algemene post met informatie die aan de raad is gezonden. Van beide soorten wordt een lijst gemaakt en de stukken worden ter inzage gelegd. Tevens worden de brieven via het BIS digitaal bereikbaar gemaakt.

  • 2.

    Het presidium doet de lijst met brieven af en beantwoordt brieven namens de raad. De raadsleden kunnen het presidium daarvoor bij het agendapunt ‘actualiteiten’ ter verantwoording roepen. Ook de antwoorden worden via het BIS digitaal bereikbaar gemaakt.

Artikel 24 Spreekregels

  • 1.

    De leden van de raad en overige aanwezigen spreken in principe vanachter het spreekgestoelte.

  • 2.

    De voorzitter kan de leden toestaan om vanaf hun zitplaats te interrumperen.

Artikel 25 Volgorde sprekers

  • 1.

    Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 26 Aantal spreektermijnen

  • 1

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3

    Een lid mag in een termijn in principe niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel. De voorzitter kan leden toestaan om meer keren per termijn het woord te nemen. Interrupties en reacties kunnen, naast het voeren van het woord, worden toegestaan.

  • 4

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a

      de rapporteur van een commissie,

    • b

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 27 Spreektijd

Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen. Een dergelijk voorstel kan ook gedaan worden door de voorzitter.

Artikel 28 Handhaving orde; schorsing

  • 1

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden onderbroken, tenzij

    • a

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren,

    • b

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 29 Beraadslaging; schorsing

  • 1.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde de leden of het college de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 30 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, het college of de griffier, deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 31 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 32 Beslissing

  • 1

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2

    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 33 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    Stemming gebeurt in principe door handopsteking. De voorzitter meldt welke fracties dan wel afzonderlijke leden voor of tegen het voorstel zijn.

  • 5.

    De voorzitter dan wel één of meer leden kunnen om hoofdelijke stemming verzoeken

  • 6.

    Bij stemming door handopsteken en bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7.

    Bij hoofdelijke stemming wordt eerst door loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. De voorzitter roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. Oproeping geschiedt naar zitplaats, met de klok mee. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging. Een lid kan zijn stem niet wijzigen, nadat het volgende lid zijn stem heeft uitgebracht. Het laatst opgeroepen lid kan zijn stem niet meer wijzigen zodra met het tellen van de stemmen is begonnen.

  • 8.

    Een lid dat tijdens de stemming niet aanwezig was, kan niet meer stemmen na de uitslag van de stemming.

  • 9.

    Bemerkt het lid na het bekend maken van de uitslag dat hij zich heeft vergist, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 10.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 34 Stemming over amendementen, moties en voorstellen van orde

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

  • 5.

    Indien verschillende voorstellen van orde of moties tegelijkertijd in behandeling zijn, worden de voorstellen van orde of moties die het meest verstrekkend zijn, het eerst in stemming gebracht. Bij verschil van mening over de vraag welk voorstel van orde of motie het meest verstrekkend is, beslist de raad.

Artikel 35 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, zoals bedoeld in artikel 31 Gemeentewet, moet plaatshebben, wijst de voorzitter drie leden aan die het stembureau vormen.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.

  • 4.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat meerdere stemmingen worden samengevoegd op één briefje.

  • 5.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje,

    • b.

      een ondertekend stembriefje,

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij meerdere stemmingen op één briefje zijn samengevat,

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen,

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 8.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 36 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 37 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK IV RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 38 Amendementen

  • 1

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Ook kan hij voorstellen, een geagendeerde voorgestelde ontwerpbesluit in een of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk via de griffier bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 39 Moties

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk via de griffier bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 40 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 41 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden, via de griffier ingediend worden bij het presidium.

  • 2.

    Het presidium beslist of over het voorstel een informatieronde moet worden georganiseerd.

  • 3.

    Daarnaast agendeert het presidium het voorstel voor de eerstvolgende raadsvergadering, dan wel de eerstvolgende raadsvergadering na de informatieronde.

  • 4.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 42 Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk via de griffier bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij het agendapunt ‘vaststelling van de agenda’ wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 43 Schriftelijke vragen

  • 1

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2

    De vragen worden bij de griffier ingediend. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van het college en van de overige raadsleden en fractievertegenwoordigers worden gebracht en worden openbaar gemaakt.

  • 3

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4

    Een schriftelijk antwoord wordt door het college naar de vraagsteller gezonden; een (digitaal) afschrift wordt naar de griffier gezonden die voor verspreiding onder de overige raadsleden en fractievertegenwoordigers en voor openbaarmaking zorg draagt.

  • 5

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, bij het agendapunt ‘actualiteiten’, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 44 Actualiteiten

  • 1

    Het agendapunt actualiteiten is bedoeld als podium voor de raadsleden en het college. Raadsleden kunnen vragen stellen aan het college, het presidium en aan andere fracties, men kan wijzen op van belang geachte actualiteiten en ontwikkelingen, moties aankondigen, enzovoorts. Ook de collegeleden kunnen mededelingen doen, vragen beantwoorden, toezeggingen afdoen, enzovoorts. Het presidium kan besluiten dit punt in een bepaalde vergadering niet te agenderen.

  • 2

    Voordat aan ‘Actualiteiten’ wordt begonnen inventariseert de voorzitter welke raadsleden en welke collegeleden het woord wensen te voeren.

  • 3

    De voorzitter kan een lid onderbreken als blijkt dat het onderwerp waarover hij spreekt in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt of al is gekomen. Hij kan vervolgens bepalen dat spreker zijn inbreng levert bij de behandeling van dat onderwerp dan wel, ingeval het onderwerp reeds behandeld is, spreker het woord over dit onderwerp ontnemen.

  • 4

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin raads- en collegeleden een bijdrage leveren en de mate waarin, tijdens de vergadering, over het betreffende punt van gedachten wordt gewisseld.

Artikel 45 Inlichtingen

  • 1

    Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk, via de griffier, ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2

    Een afschrift van dit verzoek wordt door de griffier (digitaal) toegezonden aan de raadsleden en fractievertegenwoordigers.

  • 3

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

HOOFDSTUK V BEGROTING EN REKENING

Artikel 46 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het presidium vaststelt.

Artikel 47 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die het presidium vaststelt.

HOOFDSTUK VI LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 48 Verslag doen; verantwoording afleggen

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder of de burgemeester, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om ter vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Hij meldt de wens om verslag uit te brengen aan het presidium dat hiervoor ruimte op de agenda reserveert.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 43, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 45, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

  • 5.

    De persoon als bedoeld in het eerste lid geeft de gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang.

HOOFDSTUK VII BESLOTEN VERGADERING

Artikel 49 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 50 Notulen

  • 1.

    De notulen van een besloten vergadering berusten bij de griffier en zijn bij hem in te zien.

  • 2.

    De notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten (gedeelte van de) vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van de notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 51 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 52 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK VIII TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 53 Toehoorders en pers

  • 1

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die niet voldoen aan de in dit artikel beschreven voorschriften na gedane waarschuwing te doen verwijderen uit de vergaderzaal.

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel

beeldregistraties willen maken doen hiervan, voorafgaande aan de vergadering, mededeling aan de griffier en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

HOOFDSTUK IX OVERIGE BIJEENKOMSTEN

Artikel 55 Informatieronden

  • 1.

    Het presidium organiseert informatieronden waarvan het doel is om raadsfracties over voorstellen die aan de raad zijn gestuurd nader te informeren (beeldvorming). Voor elk daarvoor aangewezen voorstel is er één informatieronde.

  • 2.

    Informatieronden zijn ingedeeld in drie beleidsclusters: ‘Ruimte’, ‘Samenleving’ en ‘Bestuur/Financiën’.

  • 3.

    De raad benoemt aan het begin van elke raadsperiode voor elk beleidsclusters een informatierondevoorzitter voor de duur van de raadsperiode. De presidiumvoorzitter is algemeen plaatsvervangend informatierondevoorzitter.

  • 4.

    Het presidium beslist over welke voorstellen een informatieronde moet worden gehouden, met als criteria: politieke relevantie en/of een informatietekort en maakt een zodanig programma dat er in beginsel niet meer dan twee informatieronden gelijktijdig plaatsvinden. Voor elk daarvoor aangewezen voorstel is er één informatieronde.

  • 5.

    Aan een informatieronde kan worden deelgenomen door één raadslid of fractievertegenwoordiger per fractie, een collegelid, bij voorkeur de portefeuillehouder tot wiens portefeuille het betreffende voorstel behoort, door het presidium uitgenodigde deskundigen en inwoners en vertegenwoordigers van organisaties die de fracties over het betreffende voorstel iets mee te delen hebben. De informatierondevoorzitter verzoekt bij het begin van elke informatieronde aan een ieder die eraan deel wil nemen om aan de vergadertafel plaats te nemen. Een ieder die tijdens het verloop van de informatieronde te kennen geeft er een bijdrage aan te willen leveren, krijgt die gelegenheid.

  • 6.

    Elke informatieronde wordt besloten met het geven van de gelegenheid aan de vertegenwoordigers van de fracties om desgewenst mededelingen te doen over standpunten over het betreffende voorstel, dan wel amendementen of moties aan te kondigen.

Artikel 56 Uitwisseling

  • 1.

    Het presidium organiseert bijeenkomsten onder de titel ‘Uitwisseling’ om de portefeuillehouders de gelegenheid te geven om de raadsleden bij te praten over actuele ontwikkelingen in hun portefeuille.

  • 2.

    Het presidium wijst voor elke uitwisselingsbijeenkomst een informatierondevoorzitter als voorzitter aan. De presidiumvoorzitter is algemeen plaatsvervangend voorzitter van ‘Uitwisselingsbijeenkomsten’.

  • 3.

    Het college meldt, vóór de deadline die in artikel 4, vijfde lid is genoemd, via de griffier aan het presidium hoeveel tijd er per portefeuillehouder geagendeerd moet worden en welke onderwerpen vanwege hun omvang of belang apart geagendeerd moeten worden. Op basis van deze aanmelding maakt het presidium een programma waarin in principe niet meer dan twee bijeenkomsten gelijktijdig plaatsvinden.

  • 4.

    Aan de ‘Uitwisseling’ kan worden deelgenomen door raadsleden en fractievertegenwoordigers, waarbij geen maximum aantal deelnemers per fractie geldt. Het is toegestaan dat aanwezigen op de publieke tribune verduidelijkende vragen stellen.

Artikel 57 Vergaderfrequentie

Het presidium organiseert in principe, onder de titel ‘Avond van Leusden’, een avond met informatieronden en een avond met uitwisselingsbijeenkomsten per vergadercyclus, mits er voldoende onderwerpen zijn aangedragen. Bij een teveel aan onderwerpen kan het presidium besluiten tot het organiseren van extra avonden, of tot het verdagen van onderwerpen naar een volgende cyclus.

Artikel 58 Openbaarheid

  • 1.

    Informatieronden en uitwisselingsbijeenkomsten zijn openbaar.

  • 2.

    Het is fractievertegenwoordigers toegestaan om aanwezig te zijn bij besloten informatieronden en uitwisselingsbijeenkomsten.

  • 3.

    Hoofdstuk VII van deze Verordening (besloten vergadering) is van overeenkomstige toepassing op besloten informatieronden en uitwisselingsbijeenkomsten.

Artikel 58a

Indien in een informatieronde of uitwisselingsbijeenkomst stukken aan de orde komen, waaromtrent de raad op grond van artikel 25 Gemeentewet om geheimhouding wordt verzocht, kan het presidium besluiten dat de vergadering in beslotenheid plaatsvindt.

Artikel 59 Verslaglegging

Van elke informatieronde en ‘Uitwisseling’ wordt, onder verantwoordelijkheid van de griffier, een verslag gemaakt waarin de gegeven informatie wordt samengevat. Deze verslagen worden zo snel mogelijk (digitaal) verspreid. De verslagen worden niet vastgesteld.

HOOFDSTUK X INSTRUCTIE VOOR DE GRIFFIER

Artikel 60 Positionering / Algemene ondersteuning

  • 1.

    De griffier bekleedt een ambtelijke positie onder het bevoegd gezag van de raad. De raad heeft de eindverantwoordelijkheid inzake de positie, het functioneren en de aansturing. De presidiumvoorzitter verzorgt de dagelijkse aansturing. De griffier legt minstens één keer per jaar door middel van een gesprek met de presidiumvoorzitter en een vertegenwoordiging vanuit de raad verantwoording af over zijn functioneren.

  • 2.

    In deze positie draagt de griffier zorg voor een goede en doelmatige ondersteuning van de voorzitter en leden van de raad, van de fractievertegenwoordigers, van het raadspresidium en de gemeenteraad als geheel.

  • 3.

    Met het oog op een doelmatige samenwerking tussen griffie en ambtelijke organisatie vindt wekelijks onder voorzitterschap van de burgemeester een coördinatieoverleg plaats waarbij afstemming plaatsvindt tussen griffie en ambtelijke organisatie van het college.

Artikel 61 Vergaderingen

De griffier is aanwezig bij: de bijeenkomsten van de raad, de vergaderingen van het presidium, een overleg van de fractievoorzitters, bijeenkomsten van enquêtecommissies, en bijeenkomsten van door de raad of het presidium daartoe aangewezen groepen, commissies of organen.

Artikel 62 Verantwoordelijkheid

  • 1.

    De griffier is verantwoordelijk voor een kwalitatief hoogwaardige voorbereiding en begeleiding van de bijeenkomsten van de raad en uit de raad ontstane groepen, commissies of organen.

  • 2.

    De griffier is verantwoordelijk voor het entameren van ideeën en ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de modernisering van het lokaal bestuur binnen Leusden.

  • 3.

    De griffier is verantwoordelijk voor een goede ondersteuning van inwoners die gebruik willen maken van de mogelijkheden tot inspreken ten aanzien van de raad.

  • 4.

    De griffier draagt verantwoordelijkheid voor het beheer van het budget horende bij het afdelingsproduct Raad en Raadscommissies, met uitzondering van de onderdelen: vergoeding raadsleden, salariskosten griffie, vergoeding niet-raadsleden en kapitaallasten ICT. Hij wordt hiertoe door het college gemachtigd op grond van de artikelen 160 en 169 van de Gemeentewet. Op hem zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen van de Regeling budgetbeheer 2005.

Artikel 63 Griffie

  • 1.

    De raad benoemt de griffier en de waarnemend griffier.

  • 2.

    Bij afwezigheid van de griffier wordt hij / zij vervangen door de waarnemend griffier.

  • 3.

    De griffier benoemt en geeft leiding aan de medewerkers van de griffie.

  • 4.

    De griffier voert het personeelsbeleid uit ten aanzien van de medewerkers van de griffie conform de gemeentelijke regelingen.

  • 5.

    Voor de griffier en medewerkers van de griffie geldt dat de gemeentelijke regelingen (zoals gedragscode, integriteits- en budgethoudersregels) en rechtspositieregelingen van overeenkomstige toepassing zijn. Het handelen van de griffier en de medewerkers van de griffie speelt zich af binnen deze (rechtspositie)kaders.

Artikel 64 Beheer griffie

  • 1.

    De griffier is verantwoordelijk voor het functioneren van de griffie op een integere, inwonergerichte en bedrijfsmatige manier.

  • 2.

    Indien de in artikel 63, vierde lid genoemde regelingen niet uitvoerbaar zijn voor de griffie, legt de griffier de afwijkingen ter instemming voor aan de voorzitter van het presidium.

HOOFDSTUK XI AMBTELIJKE BIJSTAND EN FRACTIEONDERSTEUNING

Artikel 65 Hoogte van bedrag van fractieondersteuning.

  • 1.

    De fracties, zoals bedoeld in artikel 6, ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

  • 2.

    Deze bijdrage bestaat uit een vast deel van € 1.129,-- voor elke fractie.

Artikel 66 Toepassingsgebied

  • 1.

    Fracties besteden de bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken.

  • 2.

    De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van:

    • a.

      uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen,

    • b.

      betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van een gespecificeerde, reële declaratie,

    • c.

      giften, met uitzondering van attenties, niet in de vorm van geld, met een beperkte waarde,

    • d.

      uitgaven welke dienen bestreden te worden uit vergoedingen die de leden ingevolge het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden toekomen,

    • e.

      verkiezingscampagnes.

Artikel 67 Wijze van betalen.

  • 1.

    De bijdrage voor fractieondersteuning wordt, voor 31 januari van een kalenderjaar, als voorschot op dat kalenderjaar verstrekt.

  • 2.

    In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.

Artikel 68 Splitsing

  • 1.

    Bij splitsing van een fractie wordt, voor de duur van de resterende raadsperiode, de op grond van artikel 63, tweede lid, vastgestelde bijdrage voor de oorspronkelijke fractie verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden.

  • 2.

    Bij splitsing van een fractie wordt het aan de oorspronkelijke fractie verstrekte voorschot verrekend overeenkomstig de verdeling die volgt uit het eerste lid.

Artikel 69 Verantwoording en controle

Elke fractie schrijft, binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar, een brief aan de raad met daarin een korte verantwoording over de besteding van het bedrag.

HOOFDSTUK XII ENQUETE

Gereserveerd.

HOOFDSTUK XIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 70 Uitleg verordening

  • 1.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van deze verordening, met uitzondering van het bepaalde in Hoofstuk X, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

  • 2.

    In de gevallen waarin de artikelen van Hoofdstuk X niet voorzien of bij twijfel omtrent de toepassing van deze artikelen besluit de voorzitter van het presidium na overleg met de griffier.

Artikel 71 Aanhaling

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening raadswerk 2008.

Artikel 72 In werking treden

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2008

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Leusden
In zijn vergadering van 3 april 2008.
ir. T. Rolle drs. C.J.G.M. de Vet
griffier voorzitter

Bijlage 1: Gedragscode voor bestuurders en raadsleden in de gemeente Leusden

1 Algemene bepalingen

1.1 Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden.

1.2 Deze gedragscode geldt voor de voorzitter en alle leden van het college en voor raadsleden, alsmede commissieleden, niet raadsleden

1.3 In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college.

1.4 De code is openbaar en door derden te raadplegen.

1.5 De onder 1.2 genoemde personen ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

1.6 Waar in de code wordt gesproken over bestuurder moet worden gelezen de onder 1.2 genoemde personen.

2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

2.1 Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

2.2 Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

2.3 Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

2.4 Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

2.5 Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

3 Nevenfuncties

3.1 Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

3.2 Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

3.3 De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q.-nevenfunctie), worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

3.4 Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

4 Informatie

4.1 Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

4.2 Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

4.3 Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

5 Aannemen van geschenken

5.1 Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

5.2 Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

5.3 Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

6 Bestuurlijke uitgaven

6.1 Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

6.2 Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd.

  • -

    Met de uitgave is het belang van de gemeente gediend

  • en

  • -

    De uitgave vloeit voort uit de functie.

7 Declaraties

7.1 De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

7.2 Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

7.3 Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

7.4 Gemaakte kosten worden binnen een maand gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voorzover mogelijk binnen een maand afgerekend.

7.5 De gemeentesecretaris is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

7.6 In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

8 Creditcards

8.1 Het gebruik van creditcards voor binnenlands gebruik wordt zo veel mogelijk beperkt.

8.2 De gemeentesecretaris draagt zorg voor aanvragen, verstrekken en intrekken van creditcards. Er wordt vastgelegd voor welk soort kosten de creditcard kan worden gebruikt.

8.3 Bij de afhandeling van betalingen verricht met een creditcard wordt een daartoe vastgesteld formulier ingediend. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

8.4 Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen.

8.5 Ingeval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard wordt dit aan de burgemeester of de commissaris van de Koningin gemeld en zo nodig ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

8.6 Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven.

9 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen (**)

9.1 Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.

9.2 Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een fax, mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen

10 Reizen buitenland (**)

10.1 Een bestuurder/ raadslid die het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, bespreekt dit in het college, resp. de raad.

10.2 Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

10.3 Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

10.4 Van de reis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag.

10.5 Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

10.6 Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente of de provincie is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

10.7 Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

10.8De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

** Op twee punten is voor Leusden een andere keuze gemaakt.

  • -

    9.3 In Leusden hebben we geen dienstauto (met chauffeur) en het is ook niet voorzien dat dit gaat gebeuren. Deze bepaling is niet opgenomen.

  • -

    10.1 ten aanzien van reizen buitenland voegen we toe dat bestuurders een voornemen bespreken in het college en een raadslid dit doet in de raad. (De keuze om een reis te maken is de (politieke) verantwoordelijkheid van de bestuurders/ het raadslid.)

Bijlage: Begrippen

Dienstbaarheid.

Leden van het college van burgemeester en wethouders en raadsleden van de gemeente Leusden (hierna bestuurders en raadsleden) stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur voorop. Zij zijn volledig gericht op het belang van de gemeente Leusden en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit

Het handelen van een bestuurder en een raadslid heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid

Het handelen van een bestuurder en een raadslid wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Het handelen van een raadslid is transparant, opdat in de raad de individuele leden volledig inzicht hebben in het handelen van het raadslid.

Betrouwbaarheid

Op een bestuurder en een raadslid moet men kunnen rekenen. Ieder houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij slechts aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van een bestuurder en een raadslid is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Rechtschapenheid is vertrouwen waarmaken.

Deze kernbegrippen vormen het kader van integriteit. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

Bijlage 2: Relevante artikelen uit de Gemeentewet

Artikel 7.

De raad vertegenwoordigt de gehele bevolking van de gemeente.

Artikel 8.

1 De raad bestaat uit:

9 leden in een gemeente beneden de 3 001 inwoners;

11 leden in een gemeente van 3 001- 6 000 inwoners;

13 leden in een gemeente van 6 001- 10 000 inwoners;

15 leden in een gemeente van 10 001- 15 000 inwoners;

17 leden in een gemeente van 15 001- 20 000 inwoners;

19 leden in een gemeente van 20 001- 25 000 inwoners;

21 leden in een gemeente van 25 001- 30 000 inwoners;

23 leden in een gemeente van 30 001-35 000 inwoners;

25 leden in een gemeente van 35 001- 40 000 inwoners;

27 leden in een gemeente van 40 001- 45 000 inwoners;

29 leden in een gemeente van 45 001- 50 000 inwoners;

31 leden in een gemeente van 50 001- 60 000 inwoners;

33 leden in een gemeente van 60 001- 70 000 inwoners;

35 leden in een gemeente van 70 001- 80 000 inwoners;

37 leden in een gemeente van 80 001-100 000 inwoners;

39 leden in een gemeente van 100 001-200 000 inwoners;

45 leden in een gemeente boven de 200 000 inwoners.

2 Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de raad, voortvloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van de gemeente, treedt eerst in bij de eerstvolgende periodieke verkiezing van de raad.

Artikel 9.

De burgemeester is voorzitter van de raad.

Artikel 10.

  • 1

    Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

  • 2

    Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:

    • a

      zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en

    • b

      zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3

    Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Artikel 11.

Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervallen verklaard.

Artikel 12.

  • 1

    De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.

  • 2

    Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

Artikel 13.

  • 1

    Een lid van de raad is niet tevens:

    • a

      minister;

    • b

      staatssecretaris;

    • c

      lid van de Raad van State;

    • d

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e

      Nationale ombudsman;

    • f

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    • g

      commissaris van de Koning;

    • h

      gedeputeerde;

    • i

      secretaris van de provincie

    • j

      griffier van de provincie;

    • k

      burgemeester;

    • l

      wethouder;

    • m

      lid van de rekenkamer;

    • n

      ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid

    • o

      lid van een deelraad;

    • p

      lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

    • q

      ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

    • a

      aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

    • b

      aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is gewor den of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een lid van de raad tevens zijn:

    • a

      ambtenaar van de burgerlijke stand;

    • b

      vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

    • c

      ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 14.

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof ) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof ) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"

(Dat verklaar en beloof ik!")

Artikel 15.

  • 1

    Een lid van de raad mag niet:

    • a

      als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • b

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeen te of het gemeentebestuur;

    • c

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

      • 1e

        overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

      • 2e

        overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

    • d

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      • 1e

        het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

      • 2e

        het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

      • 3e

        het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

      • 4e

        het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

      • 5e

        het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

      • 6e

        het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      • 7e

        het onderhands huren of pachten van de gemeente.

  • 2

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

  • 3

    De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Artikel 16.

De raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 17.

  • 1

    De raad vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten.

  • 2

    Voorts vergadert de raad indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 18.

De raad vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van de raad in oude samenstelling aftreden.

Artikel 19.

  • 1

    De burgemeester roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 2

    Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 20.

  • 1

    De vergadering van de raad wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 21.

  • 1

    De burgemeester heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2

    Een wethouder kan al dan niet op zijn verzoek door de raad worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

Artikel 22.

De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 23.

  • 1

    De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.

  • 2

    De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3

    De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.

  • 5

    De raad maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De raad laat openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 24.

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • b

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • c

    de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen, en

  • d

    de benoeming en het ontslag van wethouders.

Artikel 25.

  • 1

    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 2

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Artikel 26.

  • 1

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3

    Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 27.

De leden van de raad stemmen zonder last.

Artikel 28.

  • 1

    Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

    • a

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4

    Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing betreffende de geloofsbrieven van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 29.

  • 1

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b

      in een vergadering als bedoeld in artikel 20, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 20, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 30.

  • 1

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 31.

  • 1

    De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2

    Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 3

    Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Artikel 32.

  • 1

    De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

  • 2

    Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

  • 3

    Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 4

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 5

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6

    Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 33.

  • 1

    De raad en elk van zijn leden hebben recht op ambtelijke bijstand.

  • 2

    De in de raad vertegenwoordigde groeperingen hebben recht op ondersteuning.

  • 3

    De raad stelt met betrekking tot de ambtelijke bijstand en de ondersteuning van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen een verordening vast.

Artikel 55.

  • 1

    Het college kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het college haar opheft.

  • 2

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3

    Indien het college zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Artikel 60.

  • 1

    De raad kan regelen van welke besluiten van het college aan de leden van de raad kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 2

    Het college laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

  • 3

    Het college maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. Het college laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 55 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 74.

  • 1

    Alle aan de raad of aan het college gerichte stukken worden door of namens de burgemeester geopend.

  • 2

    Van de ontvangst van aan de raad gerichte stukken die niet terstond in de vergadering van de raad aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende vergadering van de raad mededeling.

Artikel 81.

  • 1

    De raad kan regelen van welke besluiten van de burgemeester aan de leden van de raad kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 2

    De burgemeester laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 107

De raad benoemt de griffier. Hij is tevens bevoegd de griffier te schorsen en te ontslaan.

Artikel 107a.

  • 1

    De griffier staat de raad en de door de raad ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2

    De raad stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de griffier.

Artikel 107b.

De griffier is in de vergadering van de raad aanwezig.

Artikel 107d

  • 1

    De raad regelt de vervanging van de griffier.

  • 2

    De artikelen 100, tweede lid, 101 en 107 tot en met 107c zijn van overeenkomstige toepassing op degene die de griffier vervangt.

Artikel 107e

  • 1

    De raad kan regels stellen over de organisatie van de griffie.

  • 2

    De raad is bevoegd de op de griffie werkzame ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan.

Artikel 147a.

  • 1

    Een lid van de raad kan een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad indienen.

  • 2

    De raad regelt op welke wijze een voorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld.

  • 3

    De raad regelt op welke wijze en onder welke voorwaarden een ander voorstel wordt ingediend en behandeld.

Artikel 147b.

  • 1

    Een lid van de raad kan een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van de raad geagendeerde ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing indienen.

  • 2

    Het tweede lid van artikel 147a is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 155.

  • 1

    Een lid van de raad kan het college of de burgemeester mondeling of schriftelijk vragen stellen.

  • 2

    Een lid van de raad kan de raad verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda, bedoeld in artikel 19, tweede lid, om het college of de burgemeester hierover inlichtingen te vragen. De raad stelt hierover nadere regels.

Artikel 169.

  • 1

    Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.

  • 2

    Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3

    Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4

    Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 180.

  • 1

    De burgemeester is aan de raad verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2

    Hij geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3

    Hij geeft de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 190.

  • 1

    Het college biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 191, eerste lid, bedoelde vaststelling, de raad een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de gemeente en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2

    De ontwerp-begroting en de overige in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raad zijn aangeboden, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven.

  • 3

    De raad beraadslaagt over de ontwerp-begroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Artikel 197.

  • 1

    Het college legt aan de raad over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2

    Het college voegt daarbij de verslagen, bedoeld in artikel 213a, tweede lid.

  • 3

    De raad legt de in het eerste en tweede lid, alsmede de in artikel 213, derde en vierde lid, bedoelde stukken, voor een ieder ter inzage en stelt ze algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De raad beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.