Regeling vervallen per 25-02-2023

Erfgoedverordening Leusden 2018

Geldend van 21-02-2018 t/m 24-02-2023

Intitulé

Erfgoedverordening Leusden 2018

De raad van de gemeente Leusden;

gelezen het voorstel van het college d.d. 12 december 2017, nummer: L153173;

gelet op artikel 3.16 van de erfgoedwet en, op de voet van het overgangsrecht van artikel 9.1 van de Erfgoedwet, de artikelen 12, 15, en 38 van de Monumentenwet 1988. Deze laatste wetgeving blijft op grond van het overgangsrecht van de Erfgoedwet van kracht tot de invoering van de Omgevingswet;

gelet op de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit

vast te stellen: de Erfgoedverordening Leusden 2018

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    rijksmonument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wetalgemene bepalingen omgevingsrecht;

  • d.

    beschermd stads- of dorpsgezicht: beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 9.1 van de Erfgoedwet.

  • e.

    adviesteam ruimtelijke kwaliteit: commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet 2016, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de verordening;

  • f.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • g.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • h.

    gemeentelijke archeologische beleidskaart: de bij deze verordening horende kaart, waarop de gebieden met archeologische waarden en verwachtingen zijn aangegeven;

  • i.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • j.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • k.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • l.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • m.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • n.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

  • o.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • p.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden;

  • q.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • r.

    activiteit: activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • s.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • t.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

  • u.

    selectiebesluit: een archeologisch inhoudelijke afweging na een onderzoeksfase over eventuele archeologische vervolgstappen;

  • v.

    archeologisch onderzoek: onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een certificaat beschikt;

  • w.

    certificaat: een certificaat als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Het college kan alleen een monument aanwijzen als gemeentelijk monument met instemming van de eigenaar.

  • 3. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan het adviesteam ruimtelijke kwaliteit.

  • 4. Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 5. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3.1 van de Erfgoedwet.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. Het adviesteam ruimtelijke kwaliteit adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen 24 weken na ontvangst van het advies van het adviesteam ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

  • 1. De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument in het gemeentelijke erfgoedregister.

  • 2. Het gemeentelijke erfgoedregister bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden in het gemeentelijke erfgoedregister aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3.1 van de Erfgoedwet, en zodra vaststaat dat deze aanwijzing onherroepelijk is geworden.

  • 3. De intrekking en de datum hiervan wordt in het gemeentelijke erfgoedregister geregistreerd.

Hoofdstuk 3. Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4. Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

  • 5. Het College kan voorschrijven dat de aanvrager van een vergunning als bedoeld in het tweede lid nader onderzoek moet verrichten, zoals een bouwhistorisch onderzoek of een archeologisch onderzoek

  • 6. Het college kan aan de vergunning voorschriften verbinden betreffende de uitvoering en materiaaltoepassing.

Artikel 11. Subsidie

Op grond van de subsidieregeling gemeentelijke monumenten Leusden 2015 kan aan een eigenaar van een gemeentelijk monument een bijdrage worden toegekend in de subsidiabele instandhoudingskosten.

Artikel 12. De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden digitaal of schriftelijk ingediend. Een schriftelijke aanvraag dient in viervoud te worden ingediend.

Artikel 13. Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan het adviesteam ruimtelijke kwaliteit voor advies.

  • 2. Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt het adviesteam ruimtelijke kwaliteit schriftelijk een gemotiveerd advies uit aan het college.

  • 3. Het college kan aan de vergunning voorschriften verbinden over de uitvoering en de materiaaltoepassing.

Artikel 14. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 15. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 10 derde en zesde lid niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

  • d.

    binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning geen begin met de werkzaamheden is gemaakt;

  • e.

    tussen het begin en het einde van de werkzaamheden deze werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken stilliggen.

Hoofdstuk 4. BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 16. Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument voor advies aan het adviesteam ruimtelijke kwaliteit.

  • 2. Het adviesteam ruimtelijke kwaliteit adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen zes weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 5. Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 17. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 30 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    • a.

      het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:

      • -

        in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 10.000 m2, of;

      • -

        in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 500 m2, of;

      • -

        in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2.

    • b.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • c.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • d.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische beleidskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan, de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;

    • e.

      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • -

        het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

      • -

        de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

      • -

        in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

    • f.

      sprake is van voortzetting van normaal agrarisch gebruik. Voortzetting van normaal agrarisch gebruik betreft onder meer:

      • ploegen

      • woelen (verwijderen verstoorde lagen)

      • zaaiklaar maken

      • oogsten en rooien

      • stoppel bewerkingen

      • graslandwoelen

      • planten/poten

    • Niet normaal agrarisch gebruik (zeldzame bewerkingen) betreft onder meer:

      • diepploegen

      • drainage aanleg

    • Voor niet normaal agrarisch gebruik dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

  • 3. Het college kan voorschrijven dat de gekozen onderzoeksmethode voor het vervaardigen van het rapport in het tweede lid sub e ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de gemeente.

Artikel 18. Opgravingen en begeleiding

  • 1. Indien binnen het grondgebied van de gemeente Leusden onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 5.1, eerste lid, Erfgoedwet, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder m, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek;

    • b.

      de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder l van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.

  • 2. In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3. Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 19. Procedure

De bepalingen uit artikel 13 eerste en derde lid, en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 17, tweede lid, onder e, en artikel 18, eerste lid, onder b.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 20. Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die

redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag

hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de

schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

  • d.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 17, tweede lid, onder d;

  • e.

    een aanwijzing als bedoeld in artikel 18, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 21. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 en artikel 17 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22. Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • a.

      Met betrekking tot zakelijke monumenten als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1; inspecteur Ruimtelijke Ontwikkeling;

    • b.

      Met betrekking tot monumentale terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2; inspecteur Ruimtelijke Ontwikkeling;

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude regeling

De Erfgoedverordening Leusden 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 24. Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de in artikel 23 ingetrokken Erfgoedverordening Leusden 2015 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 23 ingetrokken verordening.

Artikel 25. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

Artikel 26. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening Leusden 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering

mw. I. Schutte-van der Schans

griffier

dhr. G.J. Bouwmeester

voorzitter