Speelruimteplan 2012- 2022

Geldend van 19-01-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2012

Intitulé

Speelruimteplan 2012- 2022

1. INLEIDING

Dit rapport is opgedeeld in drie delen, waarbij in het tweede deel achtergrondinformatie en nadere toelichting wordt gegeven op het eerste deel. In deel 3 zijn de bijlagen opgenomen. In het eerste deel wordt ingegaan op de missie van de gemeente Leusden. Vanuit deze missie zijn er vier pijlers opgesteld als dragers voor speelruimte binnen de gemeente. Tot slot wordt er een financieel overzicht gegeven van de huidige situatie en de adviessituatie en worden deze twee met elkaar vergeleken. In het tweede deel van het rapport worden de pijlers verder toegelicht en uitgewerkt. Vervolgens is er aan de hand van demografische gegevens, de nieuwe normen voor speelruimte en inspraak een speelruimteanalyse opgesteld. Vanuit de analyse en de nieuwe kaders uit dit speelruimteplan komt een adviessituatie naar voren.

1.1. Aanleiding

Gemeente Leusden heeft de behoefte aan een speelruimteplan met een hedendaagse kijk op spelen, bewegen en ontmoeten. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de actuele regelgeving ten aanzien van spelen. Dit plan moet voldoende handvatten bieden voor een gedegen uitvoering in de komende jaren.

1.2. Afbakening speelruimte

Dit plan en de bijbehorende budgetten gaan over spelen in de openbare ruimte voor alle leeftijden. Dat wil zeggen: ruimte die vrij toegankelijk is om zelfstandig te verblijven.

Met informele speelruimte wordt de ruimte aangeduid waar de doelgroep woont, verblijft, en (veilig) kan spelen, zoals de straat, de stoep, het plantsoen en het water, maar waar geen specifieke speeltoestellen staan.

Met formele speelruimte wordt de ruimte aangeduid die specifiek en exclusief is ingericht voor ontmoeten, bewegen en spelen (de plekken met voorzieningen).

1.3. Belang

Het belang van speelruimte zit in de stimulering van de zelfstandige ontplooiing bij kinderen, jeugd, jongeren en ouderen op drie vlakken: het stimuleert de gezondheid, de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling en de sociale samenhang. Paragraaf 3.2 ‘Het belang van speelruimte’ [deel II; Toelichting Speelruimteplan] geeft verdere invulling aan het belang van spelen in de openbare ruimte.

1.4. Doelgroepen

Omdat een mens zich gedurende zijn of haar hele leven blijft ontwikkelen, veranderen ook steeds wensen met betrekking tot ontmoetings-, bewegings-, en speelruimten. Om de wensen met betrekking tot de inrichting te kunnen faciliteren worden verschillende doelgroepen onderscheiden. In dit speelruimteplan wordt onderscheid gemaakt in drie doelgroepen voor wat betreft kinderen/jeugd/jongeren: kinderen (0-5 jaar), jeugd (6-11 jaar) en jongeren (12-18 jaar). Daarbij worden er verschillende subgroepen erkend die mede gebruikmaken van dezelfde ruimte. In paragraaf 3.5 ‘Onderscheid van doelgroepen’ [deel II; Toelichting Speelruimteplan] wordt meer inzicht gegeven in de doelgroepen en subgroepen die worden onderscheiden.

2. MISSIE EN PIJLERS

In een workshop is er door de ambtelijke werkgroep nagedacht welke doelstelling de gemeente heeft: de missie. Daarna is er bekeken welke onderwerpen hierbij belangrijk worden gevonden: de pijlers. In een tweede ambtelijke workshop is er voor de pijlers bekeken hoe deze specifiek voor Leusden konden worden ingevuld en hoe deze meetbaar gemaakt konden worden. Na het vaststellen van dit beleid worden dit de nieuwe kaders voor de speelruimte in Leusden.

In dit hoofdstuk is beknopt weergegeven welke doelen de gemeente zich stelt en wordt een toelichting gegeven bij de pijlers van het beleid.

2.1. Missie

Gemeente Leusden wil ontmoetings-, bewegings- en speelruimte aanbieden die door iedereen op creatieve wijze ingevuld kan worden en die de sociale samenhang stimuleert.

In de missie is het belangrijk dat deze ruimte niet alleen betrekking heeft op de speelplekken maar dat ook de ontmoetings- en bewegingsruimte voor de jeugd, jongeren en overige bewoners er onderdeel van zijn. Voordeel hiervan is dat de speelplekken en de ontmoetings- en bewegingsruimte onderling worden afgestemd en de samenhang beter tot zijn recht komt. Hiermee is het speelruimtebeleid niet alleen gericht op de kinderen, maar voor iedereen. Zij vormen de doelgroep van dit speelruimteplan. Aan de hand van factoren uit paragraaf 2.2. ‘Bespeelbare speelruimte’ zal de hoeveelheid ontmoetings-, bewegings-, en speelruimte op deze doelgroepen afgestemd worden. Voor de inrichting van deze speelruimte wordt er ook rekening gehouden met subdoelgroepen zoals volwassenen, senioren en/of mensen met een beperking. Zo stimuleert een goede inrichting het functioneren van de speelruimtes en dragen deze bij aan de sociale samenhang van Leusden.

2.2. Pijler 1 Bespeelbare speelruimte

De gemeente wil faciliteren in voldoende en afwisselende speelruimte . De factoren zoals demografische gegevens, spreiding en inrichting leiden voor bij de keuzes en besluiten.

2.2.1. Vrijheid in informele speelruimte

Als kinderen, jeugdigen of jongeren willen spelen, kunnen zij in principe - niet alleen op speelplekken - in de gehele openbare buitenruimte terecht. In een gevarieerde omgeving met gras, struiken, bomen, pleinen, stoepen en water is er voldoende ruimte waar vrijwel alle vormen van spel uitgeoefend kunnen worden zonder dat de ruimte er specifiek voor is ingericht. Deze ruimte wordt informele speelruimte genoemd.

2.2.2. Normen formele speelruimte

De landelijk geaccepteerde 3%-norm’ biedt onvoldoende handvatten om vast te stellen of er aan voldaan wordt. Daarom zijn er in de tweede workshop aanvullende normen opgesteld, afgestemd op de doelgroepen en hun wensen en eisen tot spelen, bewegen en ontmoeten.

Normen plekken 0-5-jarigen

verzorgingsgebied: wijk

aantal plekken: 1 per 25-30 kinderen

spreiding: gelijk aan spreiding kinderen

Voor kinderen wordt er per wijk naar de demografische gegevens gekeken. Vanuit de norm is er per 25 tot 30 kinderen in een wijk een speelplek. Hierbij is er minimaal één speelplek voor kinderen in iedere wijk aanwezig (Hamershof als centrumwijk uitgezonderd). Aan de hand van de demografische gegevens (spreiding van de kinderaantallen) worden deze speelplekken over de wijk verdeeld.

Normen plekken 6-11-jarigen

verzorgingsgebied: barrières

aantal plekken: 1 per 55-70 jeugdigen

spreiding: gelijk aan spreiding jeugd

Voor de jeugd wordt er niet per wijk gekeken, maar naar de barrières1. Vervolgens wordt aan de hand van de demografische gegevens het aantal speelvoorzieningen binnen deze barrières bepaald. Vanuit de norm is er per 55 tot 70 jeugdigen een speelplek nodig. Wonen er onvoldoende jeugdigen in een gebied, dan moeten er goede voorzieningen zijn om veilig een barrière te kunnen passeren om zo op een speelplek in een ander gebied te kunnen spelen.

Normen plekken 12-18-jarigen

verzorgingsgebied: kern

sport-/ontmoetingsplek: 1 per 100 jongeren

‘No Problemplek’: 1 per 500 jongeren

Voor de jongeren wordt er gekeken naar het aantal jongeren per kern: Achterveld, Leusden en Leusden-zuid. Daarvoor moet er per 100 jongeren een formele ontmoetingsplek zijn. Dit kan in de vorm van een sportplek of ontmoetingsplek (Stay Around). Per 500 jongeren is een No Problem ontmoetingsplek nodig. Dit is een plek waar jongeren tot laat kunnen verblijven en waar maar beperkt overlast ontstaat voor de omgeving [zie bijlage I Jongerenvoorzieningen].

2.2.3. Afwisselende inrichting

Kinderen, jeugd en jongeren willen bij het buiten spelen graag keuzes kunnen maken over wat of waar ze gaan spelen. Daarvoor is afwisseling en variatie op én tussen speelplekken van groot belang.

Voor een goede variatie op een speelplek is het van belang om per speelplek ten minste drie verschillende speelwaarden te hebben. Dit kan gerealiseerd worden met drie verschillende speeltoestellen, met een combinatietoestel of met speelprikkels [zie deel III, bijlage II ‘Toepassing van speelprikkels’]. Bij een goede verdeling tussen speelplekken staan er op een speelplek toestellen met een bepaalde speelwaarde en op de speelplek verderop toestellen met andere speelwaarden.

afbeelding binnen de regeling

Afwisselende en uitdagende speelruimte zit hem niet alleen in de afwisseling in speelwaarden, maar ook in afwisseling in verschijningsvorm. Hierin wordt er onderscheid gemaakt in de inrichting: traditioneel, modern, natuurlijk en in functies zoals speel-, sport en ontmoetingsplekken. Ook daarbinnen is nog onderscheid te maken in de soort sportvoorzieningen. In iedere wijk moet ruimte zijn voor de jeugd en jongeren waar zij kunnen bewegen. Dit kan in de vorm van een simpel trapveldje met een of twee voetbaldoelen tot grote sportkooien of een compleet skatepark. Bij sportvoorzieningen kan er goed gevarieerd worden in de sport waarvoor de plek is ingericht. Al wordt er gesproken over sportplekken voor jeugd en jongeren, deze voorzieningen zijn ook uitermate geschikt voor subgroepen om er te bewegen. Te denken valt aan een trapveldje waar een vader met zijn zoon gaat voetballen of senioren bewegingsoefeningen doen op een fitnesstoestel [zie ook deel III, bijlage III ‘Anticiperen op ontwikkelingen’].

2.3. Pijler 2 Samenwerking met organisaties

Een gemeenschappelijk belang tussen gemeente en andere organisaties die speelruimte aanbieden, maakt dat een samenwerking kan leiden tot een meerwaarde voor beide partijen. Het maakt afstemming mogelijk met betrekking tot kennis, beheer, onderhoud, budgetten en in het aanbieden van voldoende en afwisselende speelruimte.

Tot op heden werken verschillende partijen, met een belang in buiten spelen, voor het grootste deel apart van elkaar. Vanuit een gemeenschappelijk belang is het goed om een samenwerking aan te gaan en kennis, kunde en ervaringen te delen.

2.3.1. Spelen op schoolpleinen

De (speel)ruimten bij peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en (basis)scholen zijn voor de doelgroepen vaak de belangrijkste speelruimten. Voor, tijdens en na schooltijd wordt er veel op deze plekken gespeeld. Ook de weg ernaartoe is hun goed bekend. Een openbaar schoolplein heeft voor de gemeente als voordeel dat dit als speelruimte meetelt als speelvoorziening voor de jeugd. Dit kan een besparing opleveren omdat een andere speelvoorziening voor de jeugd in de omgeving dan niet meer noodzakelijk is.

De kerntaak van scholen ligt bij het onderwijs waarbij het schoolplein ruimte biedt om de pauze door te brengen. Kennis over veiligheid, beheer en onderhoud van deze speelruimte is veelal beperkt aanwezig. Samenwerking kan daarmee gericht zijn op overdracht van kennis en ervaring. Anderzijds kan deze gericht zijn op het (gezamenlijk) organiseren van beheer en onderhoud en eventueel centraal inkopen van materialen en diensten. Het is hierbij belangrijk om duidelijke afspraken te maken en deze ook vast te leggen in een samenwerkingsovereenkomst. Dit maakt dat een samenwerking tussen de gemeente en deze organisaties voor beide partijen een meerwaarde kan opleveren. Met de scholen gaan we het gesprek aan om te bepalen of er daadwerkelijk behoefte bestaat aan een samenwerkingsovereenkomst te komen.

2.3.2. Woningbouwvereniging en projectontwikkelaar

Bij stedenbouwkundige ontwikkeling is het belangrijk dat er vanuit de gemeente eisen en randvoorwaarden worden gesteld. Aan de hand van de normen en de prognose van de kinderaantallen kunnen er concrete eisen gesteld worden aan het aantal te ontwikkelen speelplekken. Bij speelvoorzieningen die onder verantwoordelijkheid en beheer van de gemeente gaan vallen, wordt er een programma van eisen opgesteld dat leidend is voor de inrichting. Deze eisen komen voort uit het nieuwe speelruimtebeleid, het (aangepaste) Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR) en voorschriften vanuit beheer en onderhoud.

2.4. Pijler 3 Betrekken van burgers

Gemeente Leusden wil de doelgroepen en de overige inwoners actief betrekken bij veranderingen en ontwikkelingen over speelruimte. Er is de wens om haar burgers actief te betrekken bij beheer en onderhoud van speelvoorzieningen. Dit met als doel om sociale cohesie, en daarmee de sociale controle, onder haar inwoners te stimuleren.

Gemeente Leusden heeft de wens om verandering door te voeren in de rolverdeling tussen de gemeente en haar inwoners. Hierin krijgt de gemeente een faciliterende rol, waarin de burgers de vrijheid krijgen om zelf de inrichting van de speelruimte te bepalen. Daarbij bestaat de ambitie om ook taken uit het dagelijks beheer en onderhoud bij burgers en buurtverenigingen onder te brengen. Zo wordt de betrokkenheid van de burgers bij speelruimte vergroot en zal de sociale controle (en daarmee de sociale veiligheid) toenemen. Hiervoor moet een passende vorm van initiatief en inspraak gevonden worden. Een helder communicatiemodel moet helpen bij de vorming van dit burgerinitiatief.

2.4.1. Communicatiemodel

Participatie bij speelruimte kent voor de gemeente drie doelstellingen. Enerzijds het informeren van de gebruikers, ouders en bewoners over de beleidskaders en het belang van spelen voor de ontwikkeling van kinderen. Anderzijds het vergroten van het draagvlak en verantwoordelijkheidsgevoel en daarmee het verbeteren van het gebruik en de zorg voor de fysieke speelruimte.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2 Actoren speelruimte

De belangrijkste deelnemers hierin zijn in eerste instantie de gebruikers zelf (kinderen, jeugd en jongeren). Zij zijn de doelgroep en zullen het meeste gebruikmaken van de speelruimte. Tot de tweede ring behoren ouders en omwonenden. Zij hebben graag inspraak met betrekking tot hun directe omgeving en de ruimte waar hun kinderen spelen. Tot slot is er de ring met overige actoren met daarin de georganiseerde professionals die met spelen en wijkinrichting te maken hebben. De mate van belangrijkheid en zeggenschap (binnen de kaders van het beleid) zou hier evenredig aan moeten worden ingevuld.

Naast het onderscheid in de betrokken actoren kan er ook onderscheid gemaakt worden in de mate van participatie. De participatieladder kan een goed hulpmiddel zijn bij het opstellen van het participatiemodel. De verschillende treden van de ladder geven verschillende ambitieniveaus van participatie aan, van informeren tot (mee)beslissen. Een niveau hoger of lager zegt niets over beter of slechter. In verschillende ontwikkelings- en procesfases kan er per actor en per vraag- of doelstelling een passend niveau van participatie gekozen worden. Belangrijk is een heldere communicatie over het gekozen niveau.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3 Participatieladder

De participatieladder is een denkinstrument om bij verschillende ontwikkelings- en procesfases na te gaan welk participatieniveau het beste ingezet kan worden [zie deel III, bijlage V ‘Participatiemodel’].

2.4.2. Fondswerving

De mogelijkheid voor fondswerving door de gemeente is beperkt. De meeste fondsen gaan uit van een aanvraag door bewoners, verenigingen of stichtingen, waarbij een bijdrage van de gemeente een voorwaarde is.

2.5. Pijler 4 Instandhouding en beheer

De gemeente moet kunnen aantonen dat alles in het werk is gesteld om de veiligheid te waarborgen (WAS). Het is verplicht om een gedegen beheer en onderhoud toe te passen. De inventariswaarde van de speelvoorzieningen (toestellen incl. veiligheidsondergronden) zijn bepalend voor de budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging.

Veiligheid is een belangrijk aspect bij het buiten spelen. Hierbij speelt de fysieke veiligheid van de voorzieningen, routes en de bespeelbare openbare ruimte, maar ook de sociale veiligheid een rol. Direct van invloed op de veiligheid is het onderhoud van de voorzieningen. Dit vraagt om een kritische blik op beheer, onderhoud en vervanging, uiteengezet in een evenwichtig budget.

2.5.1. Beheer

Gemiddeld zijn de beheerkosten voor speelvoorzieningen 3-5% van de inventariswaarde. Indien er regelmatig bewoners via participatie bij beheer en onderhoud van speelvoorzieningen betrokken worden, kunnen de jaarlijkse beheerkosten oplopen tot ongeveer 8-10% van de inventariswaarde. Veroorzaakt door meer communicatie, aanpassingen op wensen en eisen van de burgers en de noodzaak om de regie te blijven voeren.

Onder beheer vallen alle activiteiten met betrekking tot speelvoorzieningen die niet bij onderhoud of beleid horen. Dit betreft onder meer:

  • het maken van ontwerpen en bestekken,

  • het aansturen van onderhoud en veiligheid,

  • het beheren van gegevens,

  • het verzorgen van inspraak,

  • het afhandelen van klachten.

Veel van deze activiteiten vinden op kantoor plaats en resulteren in kosten voor uren. Dit zijn onmisbare schakels in het geheel. Zonder deze acties wordt er immers geen uitvoering gegeven aan het gestelde beleid en worden bestaande voorzieningen niet onderhouden.

2.5.2. Onderhoud

De wijze van onderhoud bepaalt of een toestel schoon, heel en veilig is. Bij een onderhoudsniveau van 100% voldoet het toestel altijd aan de geldende veiligheidseisen, functioneert het goed, zit het goed in de verf en is het altijd schoon. Gemeente Leusden heeft niet dit onderhoudsniveau van 100% tot doel, maar werkt met een standaard beeldkwaliteitsniveau B (ongeveer 75%). Hierbij kan ervan worden uitgegaan dat er geen onveiligheden voorkomen met een urgentieniveau 1 en 2 en er gezorgd wordt voor een hoge mate van heelheid en bepaalde schoonheid.

2.5.3. Relatie onderhoud en vervanging

Veel speeltoestellen hebben volgens ervaringscijfers een levensduur van tussen de 8 en 20 jaar. Een gemiddelde levensduur van circa 12 jaar is een landelijke norm. Hoe ouder een toestel wordt hoe meer onderhoud er noodzakelijk is om het toestel veilig te houden. Als stelregel geldt dat een toestel vervangen moet worden als er (structureel) per jaar meer onderhoudsgelden worden uitgegeven dan de afschrijving. Afweging is dan ook om te werken met een laag onderhoudsniveau en vroege vervanging of een hoog onderhoudsniveau en late vervanging.

In het gemeentelijk beheersysteem is van 64% van de toestellen het plaatsingsjaar niet goed. Het zijn vooral toestellen die geplaatst zijn voor 2003. Door het ontbreken van deze plaatsingsjaren is het niet mogelijk om een prognose te geven voor pieken en dalen in de vervanging van toestellen de komende jaren.

2.5.4. Budget

In de huidige situatie van 201 plekken met daarop 648 toestellen is er voor beheer, onderhoud en vervanging een budget beschikbaar van € 323.157 (gemeentelijk budget voor 2010) Vanuit de doorberekening van OBB (met ervaringscijfers, gebaseerd op ervaring in meer dan 80 gemeenten in Nederland) zou er een minimaal budget beschikbaar moeten zijn van € 318.644. Er is op basis van de budget uitgangspunten van 2010 voldoende budget beschikbaar voor gedegen beheer, onderhoud en vervanging. Echter na 2010 gaan de door OBB gehanteerde landelijke normen verschillen van de Leusdense norm. De hoofdoorzaak ligt in het feit dat Leusden veel oude speelvoorzieningen in onderhoud heeft die relatief meer kosten met zich meebrengen. Als de afgeschreven toestellen in huidige situatie worden vervangen voor dezelfde nieuwe toestellen, is er een eenmalige investering nodig van € 1.005.039.

Wanneer de normen uit dit nieuwe speelruimtebeleid omgezet worden naar een nieuwe situatie (adviessituatie) komen we uit op 86 plekken voor ontmoeten, bewegen en spelen met daarop 299 toestellen en 71 speelprikkels. Voor een gedegen beheer, onderhoud en vervanging in deze adviessituatie is een budget nodig van € 229.501 op basis van de landelijke normen. Dit is een bezuiniging van rond de € 50.000 ten opzichte van het huidige budget.

Om deze adviessituatie te bereiken worden 125 speelplekken als secundair2 aangewezen (potentieel op te heffen) en zijn er tien zoekgebieden voor nieuwe plekken. Hiervoor is een eenmalige investering nodig van € 363.150. Hierbij is nog een potentiële besparing mogelijk (€ 208.200) door hergebruik van toestellen die afkomstig zijn van secundair aangewezen speelplekken. Dat zou de eenmalige investering brengen op € 154.950.

Op basis van bovenstaande zijn er een 3-tal mogelijkheden te weten:

  • 1.

    in 1 keer toewerken naar de advies situatie van 86 speelplekken;

  • 2.

    langs de geleidelijke lijn (uitsterfconstructie) naar de adviessituatie werken in nauw overleg met de burgers (omwonenden);

  • 3.

    het initiatief bij de burgers laten.

De voorkeur, het advies, gaat uit naar een combinatie van mogelijkheid 2 en 3. Uitgangspunt is dat de gemeente faciliteert en zorg draagt voor de veiligheid en het groot onderhoud.

Aandachtpunten hierbij zijn:

  • -

    communicatie naar de bewoners dat het een experiment is en een nieuwe werkwijze van de gemeente;

  • -

    bewoners actief benaderen als renovatie aan de orde is;

  • -

    bewoners informeren over de kaders van het speelruimteplan.

Door op deze wijze te gaan werken wordt er ervaring opgedaan met het paradigma “van vasthouden naar loslaten”. De afdeling Ruimtelijk Beheer wil op basis van dit plan samen met de bewoners van Leusden ervaring opdoen t.a.v. “publiek produceren naar maatschappelijk presteren”.

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

Barrières zijn (wijk)ontsluitingswegen, grote wateren en railinfrastructuur.

Noot
2

Toelichting secundaire speelplekken zie deel III bijlage V ‘Secundaire speelplekken’