Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011

Geldend van 02-12-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011

De raad van de gemeente Leusden;

gelezen het voorstel van het college d.d. 28 september 2010, nummer 146942;

gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder een perceel: een gebouwde onroerende zaak – of een gedeelte daarvan – dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt.

Met een perceel wordt gelijk gesteld: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, indien gebruikt door een particuliere huishouding.

In deze verordening wordt verstaan onder een bedrijfspand: een gebouwde onroerende zaak of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan – geen perceel zijnde.

HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “Afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer (Stb. 1994, 80).

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieven wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.11 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig voor de afvalstoffenheffing is degene, die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan de gemeente verplicht is tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen ingevolge artikel 10.11 van de Wet Milieubeheer (Stb. 1992, 551).

  • 2.

    Gebruik of medegebruik door leden van een huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen lid van dat huishouden.

  • 3.

    Ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan wordt degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan als gebruiker aangemeld.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per belastingjaar € 208,-- per perceel.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel bedraagt de belasting per belastingjaar € 166,-- per perceel, indien van het perceel slechts door één persoon gebruik wordt gemaakt op 1 januari van het belastingjaar.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste en tweede lid van dit artikel is de situatie op 1 januari van het belastingjaar volgens de gemeentelijke basisadministratie persoongegevens bepalend, tenzij blijkt dat de situatie anders is.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

De belastingschuld ontstaat bij de aanvang van het belastingjaar of, indien het gebruik van het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij de aanvang van dat gebruik.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslag moet worden betaald in één termijn die vervalt 2 maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid geldt dat in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag betreft daarvan, € 68,07 of meer bedraagt, de aanslagen mogen worden betaald in acht gelijke termijnen. Dit zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven. De eerste termijn vervalt een maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN

Artikel 9 Belastbaar feit

Onder de naam van “reinigingsrechten” worden rechten geheven voor het genot van het door de gemeente periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid.

Artikel 10 Belastingplicht

Belastingplichtig voor de reinigingsrechten is degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht.

Artikel 11 Maatstaf van heffing en tarief

Het recht voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid bedraagt per belastingjaar € 247,52 per bedrijfspand inclusief 19% btw.

Artikel 12 Wijze van heffing

Het recht bedoeld in artikel 11, wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 13 Ontstaan van de belastingschuld

Het recht, bedoeld in artikel 11, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht op een later tijdstip aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 14 Kwijtschelding

Bij de invordering van reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 15 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslag moet worden betaald in één termijn die vervalt 2 maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid geldt dat in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag betreft daarvan, € 68,07 of meer bedraagt, de aanslagen mogen worden betaald in acht gelijke termijnen. Dit zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven. De eerste termijn vervalt een maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

HOOFDSTUK IV AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 16 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 17 Aanvang belastingplicht in de loop van het belastingjaar

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de heffing, bedoeld in artikel 5, en is het recht , bedoeld in artikel 11, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing c.q. recht als er in dat jaar na aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.

Artikel 18 Ontheffing in geval van beëindiging van de belastingplicht in de loop van het belastingjaar

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de ingevolge de artikelen 5 en 11 berekende bedragen als na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 19 Verhuizingen binnen de gemeente

De artikelen 17 en 18 van deze Verordening zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel feitelijk in gebruik neemt.

Artikel 20 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening reinigingsheffingen 2010” vastgesteld bij raadsbesluit van 12 november 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening reinigingsheffingen 2011”.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente
Leusden in zijn openbare vergadering van 11 november 2010,
G.J. Bouwmeester mevrouw drs. A. Vermeulen
griffier (wnd) voorzitter van de Raad