Regeling vervallen per 28-02-2013

Verordening op het bewaren van houtopstand

Geldend van 13-01-2011 t/m 27-02-2013

Intitulé

Verordening op het bewaren van houtopstand

De raad der gemeente Leusden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 november 2010, nummer 150582;

gelet op artikel 15 van de Boswet en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit :

vast te stellen de volgende verordening op het bewaren van houtopstand (BOMENVERORDENING).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 cm. doorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld.

    • b.

      houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken en een beplanting van bosplantsoen;

    • c.

      hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • d.

      bos: een rij of groep bomen met een bij volle wasdom intredende of ingetreden aaneengesloten kronendak, die meer dan 10 are oppervlakte beslaat of in het geval van rijbeplantingen bestaat uit meer dan 20 bomen, met uitzondering van erven en tuinen;

    • e.

      vellen: kappen of rooien van houtopstand, met inbegrip van verplanten en afzetten, het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

    • f.

      knotten of kandelaberen: het tot op de oude groeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

    • g.

      dunning: velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd. De dunning moet voorts gericht zijn op een hogere stabiliteit en kwaliteitsverbetering van de houtopstand.

    • h.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

    • i.

      waardevolle boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving;

    • j.

      beeldbepalendheid: indien voor een normaal handelend weggebruiker de habitus, oftewel het verschijningsbeeld, van houtopstand vanaf openbaar terrein voor tenminste 75% van de totale habitus zichtbaar is;

    • k.

      boomwaarde: de door het bevoegd gezag vastgestelde wijze waarop de waarde van bomen wordt bepaald. De boomwaarde wordt uitgedrukt in het product van de volgende factoren:

    • -

      de oppervlakte in cm2 van de dwarsdoorsnede van de stam op 1.30 meter boven het maaiveld;

    • -

      de geïndexeerde eenheidsprijs per cm2;

    • -

      de standplaatswaarde;

    • -

      de conditiewaarde;

    • -

      de waarde van de plantwijze;

    • l.

      omgevingsvergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • m.

      bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 2.

    In deze verordening kan voor "hij" ook "zij" gelezen worden.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c

      fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt van minder dan 10 are en ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;

    • f.

      houtopstand, die moet worden geveld in het kader van besluiten tot wijziging van een planologisch regime, waarbij een integrale afweging is gemaakt en deze expliciet in de toelichting op dergelijke besluiten is opgenomen.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9, 12, 13 en 15 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten van of kandelaberen als cultuurmaatregel van reeds eerder afgezette en daarvoor geschikte boomsoorten.

Artikel 3 Beperkt kapverbod

  • 1.

    Geen vergunning is vereist voor dunning of het vellen van bomen met een dwarsdoorsnede van de stam tot maximaal 20 centimeter op 1,3 meter boven maaiveld, mits:

    • a.

      het voornemen tot het vellen van dergelijke bomen bij het bevoegd gezag is gemeld en

    • b.

      het bevoegd gezag binnen drie weken na de dag waarop zij deze melding hebben ontvangen, schriftelijk aan de melder heeft meegedeeld dat gemelde boom een boom is als bedoeld in dit artikel en ook verder geen zwaarwegende gronden tegen het vellen van deze boom aanwezig zijn.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan binnen de in het vorige lid genoemde termijn, melder mededelen dat voor de gemelde boom een vergunning vereist is.

  • 3.

    Indien binnen de termijn van het eerste lid geen mededelingen als bedoeld in het eerste of tweede lid van dit artikel zijn gedaan, wordt de in het eerste lid bedoelde mededeling geacht van rechtswege te zijn gedaan, waarvan de melder zo spoedig mogelijk in kennis wordt gesteld.

  • 4.

    Uitzondering op hetgeen is bepaald in het eerste lid van dit artikel is dat het kapverbod van toepassing blijft op bomen die ter uitvoering van een herplantplicht zijn geplant.

Artikel 4 Aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

De vergunning kan uitsluitend geschieden door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening weigeren dan wel onder voorschriften verlenen

  • 2.

    Een vergunning wordt geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • -

      natuur- en milieuwaarden;

    • -

      landschappelijke waarden;

    • -

      cultuurhistorische waarden;

    • -

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • -

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren. Zij verwijst zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen.

Artikel 6 Inwerkingtreding omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    De omgevingsvergunning of het besluit tot wijziging van de voorschriften van een omgevingsvergunning voor de activiteit vellen van houtopstanden welke tot stand is gekomen met een reguliere procedure treedt pas in werking na afloop van de bezwaartermijn;

  • 2.

    De omgevingsvergunning die tot stand is gekomen met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure treedt in werking na afloop van de termijn voor het indienen van een beroepschrift;

  • 3.

    De omgevingsvergunning die van rechtswege is verleend, treedt pas in werking na afloop van de bezwaartermijn, of, indien bezwaar is gemaakt, nadat op dit bezwaar is beslist;

  • 4.

    Wanneer gedurende de bovengenoemde termijnen bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist;

  • 5.

    Het bevoegd gezag kan bepalen dat een besluit om de activiteit ‘het vellen van een houtopstand’ direct na de bekendmaking in werking treedt. Dit geldt voor zover het, naar het oordeel van het bevoegde gezag, noodzakelijk is dat het besluit onverwijld in werking treedt.

Artikel 7 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2.

    Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna behoren.

Artikel 8 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich deze houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid van dit artikel opgelegd, dan wordt de omvang van de herplant bepaald aan de hand van de boomwaarde. Bij geschil over de boomwaarde is een taxatie van de boomwaarde door een onafhankelijk en beëdigd taxateur van bomen beslissend.

  • 4.

    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 5

    Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 9 Schadevergoeding

Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13, vierde lid, van de Boswet.

Artikel 10 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijke Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en nihil voor heggen en heesters.

Artikel 11 Bestrijding iepeziekte

  • 1.

    Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepeziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepespintkever: het insekt, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus acolytus (F.) en Scolytusmultistriatus (Marsh).

  • 2

    Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepeziekte of voor vermeerdering van iepespintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepeziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    a. het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

    • b.

      het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepehout en op iepehout met een doorsnede kleiner dan 4 cm.

    • c.

      Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het onder a van dit lid gestelde verbod.

  • 4.

    Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden voor risico en voor rekening van aangeschrevene door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 12 Bescherming publieke houtopstand

Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn te beschadigen, te bekladden of te beplakken of daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door personen ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

Artikel 13 Bescherming bosvegetatie

  • 1.

    Het is verboden de onderbegroeiing of natuurlijke vegetatie in bos of natuurgebieden te verwijderen, behoudens normaal bosbouwkundig verantwoordt onderhoud.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan voor het in het eerste lid van dit artikel gestelde verbod een omgevingsvergunning verlenen, al dan niet onder voorschriften.

Artikel 14 Strafbepaling

  • 1.

    Een gedraging in strijd met een voorschrift, verbonden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning, is verboden.

  • 2.

    Een ieder, ten aanzien van wie één van de in artikel 7, lid 1, 8 en 11 van deze verordening omschreven bevoegdheden wordt uitgeoefend, is verplicht te handelen overeenkomstig het bepaalde in de aanschrijving.

  • 3.

    Overtreding van een bij of krachtens deze verordening gesteld verbod of gebod wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Als bijkomende straf kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 15 Opsporing

Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de ambtenaren van de afdeling Groen.

Artikel 16 Betreden van gebouwen en terreinen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze afdeling dit vereist, zijn degenen die belast zijn met de zorg voor de naleving van deze verordening of daaraan meewerken, bevoegd gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2.

    Op dat tijdstip wordt de Bomenverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 februari 1995, ingetrokken.

Artikel 18 Overgangsbepaling

  • 1.

    De vergunningen en ontheffingen die verleend zijn krachtens de in het vorige artikel, tweede lid, genoemde verordening, blijven van kracht tot de tijd waarvoor zij verleend werden verstreken is, of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    De intrekking van de verordening, bedoeld in het vorige artikel, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Bomenverordening 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente
Leusden in zijn openbare vergadering van 23 december 2010.
G.J. Bouwmeester BA mevrouw drs. A. Vermeulen
griffier voorzitter