Regeling vervallen per 08-03-2016

Nadere subsidieregels Sport 2014-2016

Geldend van 16-07-2015 t/m 07-03-2016

Intitulé

Nadere subsidieregels Sport 2014-2016

Nadere subsidieregels Sport 2014-2016  

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1

    . Project: een in tijd afgebakend samenhangend geheel van activiteiten.

  • 2

    . Smart:

    Specifiek: zo concreet mogelijk aangeven wie, wat, waar, wanneer, hoe;

    Meetbaar: zo veel mogelijk in maat en getal uitdrukken;

    Acceptabel: doelen dienen te passen binnen de provinciale programma's en draagvlak te hebben;

    Realistisch: doelen dienen binnen de gestelde tijd, financiële en personele randvoorwaarden te worden gerealiseerd;

    Tijdgebonden: vooraf vastleggen welke doelen op welk moment gehaald moeten zijn.

  • 3

    . Allround hippische accommodatie (koplopersprojecten): dit is een hoogwaardige hippische

    accommodatie die er als volgt uitziet:

    • -

      50 tot 100 paarden, waarvan circa een derde deel manege paarden en voor de rest overige paarden (pensionpaarden, handelspaarden, africhting etc.);

    • -

      2 rijhallen, waarvan minimaal 1 rijhal een afmeting heeft van 20 x 60 meter;

    • -

      een leslokaal;

    • -

      wedstrijdterreinen (indoor en outdoor) met goede bodems waar alle wedstrijden verreden kunnen worden (van F1 tot en met Z);

    • -

      aandacht voor welzijnsaspecten (o.a. "klopt de verhouding grond versus aantal paarden?", "kunnen paarden naar buiten", voldoende licht, lucht etc.).

  • 4

    . Sportaccommodatie: een fysieke voorziening die specifiek is ingericht om bepaalde vormen van sporten te kunnen beoefenen. De voorzieningen omvatten zowel binnen- als buitensporten.

  • 5

    . Sportieve omgeving: een multifunctionele sportaccommodatie waar een breed sport- en beweegaanbod plaatsvindt door verschillende sportaanbieders gedurende tenminste 10 uur per dag (op werkdagen). Met multifunctioneel wordt bedoeld dat de accommodatie zodanig is ingericht dat er meerdere sporten kunnen worden beoefend.

  • 6

    . Breedtesport: alle sport die niet op top(sport)niveau wordt beoefend. Plezier en ontspanning staan daarbij voorop. Competitie kan, maar hoeft geen onderdeel van breedtesport te zijn. De meeste Limburgse sporters vallen in deze categorie. Zij sporten bij sportverenigingen, sportscholen, fitnesscentra of op eigen gelegenheid (ongebonden sporters).

  • 7

    . Inactieve burgers: burgers die noch aan sportbeoefening, noch aan beweegactiviteiten deelnemen.

  • 8

    . Limburgse regio's: de vijf Limburgse regio's Noord-Limburg, Midden-Limburg, Westelijke Mijnstreek, Parkstad, Maastricht-Mergelland.

  • 9

    . Structurele sportdeelname: activiteiten die erop gericht zijn om inactieve burgers te stimuleren om structureel wekelijks te gaan sporten en bewegen.

  • 10

    . Speerpuntsport: dit is een sporttak die door Provincie Limburg is benoemd in haar beleidskader sport 2013-2016 (site www.prvlimburg.nl, onderdeel beleid sport), waaraan prioriteit gegeven wordt bij de uitvoering van het provinciale sportbeleid.

  • 11

    . Sporttakplan: een plan waarin bij een sporttak door de sportbond en de betrokken Limburgse sportverenigingen, -stichtingen en evenementorganisaties beleid uitgewerkt is om de betreffende sporttak op het terrein van breedtesport, talentontwikkeling, topsport en evenementen duurzaam te versterken op provinciaal niveau (in Limburg). 

  • 12

    . Sportzone Limburg: het centrum voor topsport, talentontwikkeling en breedtesport in de regio Sittard-Geleen. Partijen uit de sport, het onderwijs, het bedrijfsleven, de zorg en de overheid bundelen hun krachten om te komen tot een topsportklimaat op Olympisch niveau. Deze samenwerking moet leiden tot betere (top)sportprestaties, optimale talentontwikkeling, nieuwe kennis en innovatie. Sportzone Limburg focust op sporten met wortels in de regio: atletiek, handbal, wielrennen, triatlon, (vrouwen)voetbal en tafeltennis. Ook gehandicaptensport, breedtesport en leisure/vrijetijdsbeoefening zijn belangrijke onderdelen.

  • 13

    . Talentontwikkeling: een programma met alle activiteiten die de opleiding van talenten tot het vak van topsporter vormen. Deze opleiding duurt in de regel 5 tot 8 jaar. Het programma wordt uitgevoerd naar normen en richtlijnen van de sportbond (meerjaren opleidingsplan). Het programma voldoet aan de internationale norm met een reëel uitzicht op een internationale toppositie. De sporttechnische training is primair en samenhang tussen motorische, psychische, emotionele en sociale componenten zijn medebepalend voor het ontwikkelingsproces.

  • 14

    . Topsport: sportbeoefening op het hoogste niveau in een bepaalde tak van sport, met de ambitie te presteren op het internationale niveau van Europese kampioenschappen (EK), Wereldkampioen¬ schappen (WK), Olympische Spelen (OS), Paralympische Spelen of met deze kampioenschappen vergelijkbare toernooien (bij de beste 10 van de wereld horen).

  • 15

    . TopEvent: er is sprake van een dergelijk evenement indien voldaan is aan één van de vier onderstaande criteria:

  • 1

    . internationale sportevenementen met deelname door nationaal vertegenwoordigende teams/topsporters met de status World Cup, EK, WK of OS;

  • 2

    . sportevenementen waarbij directe kwalificatie voor Olympische Spelen kan worden behaald, of waar punten kunnen worden behaald die meetellen voor kwalificatie voor Olympische Spelen;

  • 3

    . Nederlandse Kampioenschappen, in een door NOC*NSF erkende topsport 1 categorie; of

  • 4

    . Sportevenementen, welke niet behoren tot evenementen uit categorie 1, 2 en 3 maar voldoen aan onderstaande criteria:

  • a

    . de sporttak, waartoe het evenement behoort, moet als categorie topsport 1 erkend zijn door NOC*NSF;

  • b

    . het evenement moet, indien een nationale bond die typering toepast, door de nationale sportbond waartoe het evenement behoort worden gekwalificeerd als topevenement;

  • c

    . aan het evenement moeten zowel nationale topatleten deelnemen, als ook internationale topatleten; en 

  • d

    . het evenement moet op een historie kunnen bogen van minimaal 3 of mogelijk 5 jaar. Eenmalige evenementen welke voldoen aan het gestelde in a, b en c worden beoordeeld op exploitatiebudget, aantal vrijwilligers, hoogte prijzengeld, aantal deelnemers, aantal topatleten, etc.

  • 16

    . Topsportvereniging: een Limburgse vereniging die uitkomt op het hoogste nationale niveau en op basis van een meerjarenbeleid haar missie en ambitie op het gebied van topsportbeoefening realiseert. Daarbij staan centraal: oog voor talent, trainings- en wedstrijdprogramma's begeleidend kader en de organisatie van topsportevenementen.

  • 17

    . Nationaal Training Centrum (of Nationaal Topsport Centrum): een plek waar de optimale randvoorwaarden voor de hoogste nationale topsportprogramma's van bonden worden gecreëerd. Uniek aan deze centra is dat op één locatie trainen, studeren en wonen optimaal te combineren is.

  • 18

    . Regionaal Training Centrum: een plek waar regionale instroomprogramma's (trainings¬ programma's) onder regie van een sportbond worden uitgevoerd waarbij gebruik gemaakt wordt van de beste begeleiding en faciliteiten voor die specifieke doelgroep. Een trainingscentrum voor die talenten heeft plaats in een georganiseerde opleidingsketen die de ontwikkelingsfasen van talent verbindt en heeft daarin "vooraan" bij de breedtesport aansluiting met de georganiseerde sport en talentherkenning en "achteraan" met de beoefening van sport als topsporter in een Centrum van Topsport en Onderwijs / Nationaal Topsport Centrum.

  • 19

    . Veilige wieleromgeving: een voor alle verkeer afgesloten geasfalteerde outdoor wielerbaan of wielerparcours, primair bestemd voor wegwielrennen.

  • 20

    . Beweegtraject of-project: Een beweegtraject of-project bestaat steeds uit drie bouwstenen, te weten: een beweeg- of sportcomponent, een zorgcomponent en een welzijnscomponent. Doel van beweegtrajecten of -projecten is: op een innovatie wijze een bijdrage leveren aan een gezonde, actieve leefstijl van onze burgers waardoor er eveneens een bijdrage wordt geleverd aan een van onderstaande aandachtsgebieden:

  • -

    Daling van de zorgconsumptie in Limburg.

  • -

    Empowerment van burgers met hoog gezondheidsrisicoprofiel.

  • -

    Kinderen met risicovol overgewicht gezond maken.

  • -

    Ziekteverzuim in bedrijven verminderen.

  • -

    Sport -en beweeg vraag en aanbod in buurten en wijken beter op elkaar afstemmen.

  • 21

    . Innovatief: Bij innovatie van beweegtrajecten of -projecten gaat het om het vernieuwen dan wel sterk verbeteren van (bestaande) producten, diensten en interventies of de processen waarlangs die (bestaande) producten, diensten en interventies worden opgepakt, aangeboden en uitgevoerd.

     

Artikel 2 Doelstelling/doel van de regeling

Op basis van het coalitieakkoord en op basis van de strategische visie van de Limburgse Olympische Ambitie is als hoofddoelstelling geformuleerd: "Met sporten en bewegen, zowel als doel en/of als middel, in de volle breedte een optimaal vestigingsklimaat creëren en daarmee heel Limburg op Olympisch niveau brengen". Afgeleid hiervan zijn er subdoelstellingen geformuleerd op het terrein van topsport, talentontwikkeling, breedtesport en (top)sportevenementen. Deze worden jaarlijks door vertaald in de Programmabegrotingen en de Productenramingen. Deze lijn is ook nader uitgewerkt in het nieuwe Beleidskader Sport 2013-2016. Gezien de bijdrage van sport aan meerdere beleidslijnen zijn er, afgeleid van voornoemde hoofddoelstelling vier subdoelstellingen geformuleerd. Deze hebben betrekking op sport, ruimtelijk, economisch- en zorg/welzijn beleid. De vier subdoelstellingen c.q. programmalijnen zijn:

  • 1

    . Topsport en Breedtesport: Versterken van een sportinfrastructuur waardoor een leven lang sporten en bewegen voor iedereen mogelijk is, zowel participatief als prestatief.

  • 2

    . Sport en Ruimte: Realiseren van een toekomstbestendig en kwalitatief passend, toegankelijk en laagdrempelig voorzieningenniveau en/of sportaccommodaties die bijdragen aan leefbare, veilige en toekomstbestendige buurten en wijken.

  • 3

    . Sport en Economie: Ondersteunen van (top)sportevenementen en -initiatieven op het gebied van kennis en innovatie die functioneel zijn binnen de sportinfrastructuur, een economische en maatschappelijke impuls geven en het imago van Limburg versterken.

  • 4

    . Sport en Zorg/Welzijn: Verbeteren van de gezondheid van de inwoners van Limburg door het verhogen van de maatschappelijke participatie en de betrokkenheid van de sportverenigingen en scholen. Met deze nadere subsidieregels wordt beoogd dat sport en bewegen als middel wordt ingezet om bij te dragen aan het versterken van het leef- en vestigingsklimaat in Limburg.

Artikel 3 Doelgroep/aanvrager

Voor subsidie kunnen in aanmerking komen:

  • 1

    . De Provinciale sportorganisaties, zijnde de volgende rechtspersonen: Stichting Huis voor de Sport Limburg, Stichting Topsport Limburg, Stichting Basissport Limburg en Stichting Jeugdsportfonds Limburg, voor een exploitatiesubsidie en Stichting Huis voor de Sport Limburg aanvullend voor projectsubsidies, niet zijnde de specifiek genoemde projectsubsidies in artikel 6 (bijlage 1).

  • 2

    . Stichting Huis voor de Sport Limburg en Stichting Topsport Limburg voor specifiek genoemde projectsubsidies (artikel 6).

  • 3

    . Rechtspersonen die een bijdrage leveren aan de vier programmalijnen zoals deze in het jaarlijks door Gedeputeerde Staten vastgestelde Uitvoeringsprogramma Sport zijn opgenomen:

    • a

      . Topsport en Breedtesport (bijlage 2)

    • b

      . Sport en Ruimte (bijlage 3)

    • c

      . Sport en Economie (bijlage 4)

    • d

      . Sport en Zorg/Welzijn (bijlage 5)

  • 4

    . Sportbonden en sportorganisaties die verantwoordelijk zijn voor de exploitatie van een Nationaal of Regionaal Training Centrum in Sportzone Limburg en Stichting Topsport Expertise & Innovatie Centrum (TEIC), conform de Regeling Trainingscentra Sportzone Limburg (bijlage 6).

Artikel 4 Afwijzingsgronden

In aanvulling op artikel 15 van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg, wordt een subsidieaanvraag afgewezen indien:

  • 1

    . de Provincie Limburg hetzelfde project/activiteit al op een andere wijze subsidieert of financiert;

  • 2

    . het project gericht is op de continuïteit van een onderneming/instelling, met uitzondering van de exploitatiesubsidies zoals genoemd in hoofdstuk 3.

  • 3

    . De subsidieaanvraag is ontvangen buiten de periode (en specifieke termijnen) zoals vermeld in artikel 8 en artikel 10.

Hoofdstuk 2 Projectsubsidies

Artikel 5 Specifieke deelterreinen

Subsidies kunnen worden ingediend op een van de volgende beleidsterreinen/onderdelen:

  • 1

    . Topsport en Breedtesport;

  • 2

    . Sport en Ruimte;

  • 3

    . Sport en Economie;

  • 4

    . Sport en Zorg/Welzijn.

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend voor projecten die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen en resultaten van het Uitvoeringsprogramma Sport, voor zover deze worden vermeld in de bijlagen. De bijlagen bevatten per programmalijn specifieke bepalingen en nadere informatie.

Artikel 6 Specifieke projectsubsidies

Naast subsidieaanvragen zoals genoemd in artikel 5 kunnen subsidieaanvragen worden ingediend door de volgende organisaties voor de volgende projecten: Aanvrager                                        Project Stichting Huis voor de Sport:           Vervoersregeling gehandicaptensport Stichting Topsport Limburg:             Topsport Talentenfonds

Specifieke (resultaats)verplichtingen -waaronder de subsidie wordt verstrekt- zullen in de beschikking worden opgenomen.

Artikel 7 Indienen aanvraag

  • 1

    . Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat geplaatst is op de website van de Provincie Limburg: www.limburg.nl/subsidies / actuele subsidieregelingen.

  • 2

    . De aanvraag dient een volledig ingevuld en rechtsgeldig ondertekend standaard aanvraagformulier te bevatten en te zijn voorzien van bijlagen zoals aangegeven in het formulier en dient te worden verzonden naar het op het formulier aangegeven adres (Gedeputeerde Staten, cluster Subsidies, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht).

  • 3

    . De volgende bijlagen dienen in ieder geval aan het aanvraagformulier te worden toegevoegd:

  • -

    een SMART geformuleerd activiteitenplan;

  • -

    een sluitende en gespecificeerde begroting, met gebruikmaking van het provinciale begrotingsformat (zie www.limburg.nl/subsidies / subsidiestelsel 2012).

Artikel 8 Termijn voor indienen aanvraag

1. Een subsidieaanvraag voor een projectsubsidie zoals bedoeld in artikel 5 dient ten minste één maand voorafgaand aan de aanvang van het betreffende project te zijn ontvangen bij de Provincie Limburg. 2. Een subsidieaanvraag voor een specifieke projectsubsidie zoals bedoeld in artikel 6 dient vóór 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, te zijn ontvangen bij de Provincie Limburg.

Hoofdstuk 3 Exploitatiesubsidies

Artikel 9 Indienen aanvraag

De subsidieaanvraag voor een exploitatiesubsidie bevat de volgende informatie:

  • 1

    . een smart geformuleerd jaarprogramma (werkplan);

  • 2

    . een exploitatiebegroting.

Artikel 10 Termijn voor indienen aanvraag

  • 1

    . De subsidieaanvraag voor een exploitatiesubsidie zoals bedoeld in bijlage 1 dient vóór 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft te zijn ontvangen bij de provincie Limburg.

  • 2

    . De subsidieaanvraag voor een exploitatiesubsidie zoals bedoeld in bijlage 6 dient:

  • a

    . vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar van uitvoering te zijn ontvangen bij de provincie Limburg indien het kalenderjaar wordt gehanteerd als projectperiode;

  • b

    . vóór 1 maart in het jaar van uitvoering te zijn ontvangen bij de provincie Limburg indien het sportseizoen wordt gehanteerd als projectperiode.

Artikel 11 Monitoring

In afwijking van artikel 17, derde lid, van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg kan er ongeacht de duur van de activiteiten en de hoogte van het subsidiebedrag gemonitord worden aan de hand van schriftelijke voortgangsrapportages. De frequentie hiervan en de wijze van monitoring worden verteld in de subsidiebeschikking.

Hoofdstuk 4 Financiële aspecten

Artikel 12 Subsidieplafond en verdeling

  • 1 . Gedeputeerde Staten stellen de subsidieplafonds van deze nadere subsidieregels jaarlijks vast.

  • 2 . De wijze van verdeling van het subsidieplafond, kunt u raadplegen op www.limburg.nl/subsidies.

Artikel 13 Subsidiebedrag

  • 1 . Bij de bepaling van het subsidiebedrag voor projectsubsidies houden Gedeputeerde Staten rekening met de mate waarin het project een bijdrage levert aan de invulling van het provinciaal beleid.

  • 2 . Het subsidiebedrag bedraagt niet meer dan 50% van de totale subsidiabele projectkosten. Dit geldt niet voor de genoemde projecten onder de noemer Go for Gold Kids en de sporttakcoördinatoren zoals bedoeld in bijlage 2, onder respectievelijk a en b, en de projectsubsidies voor Stichting Huis voor de Sport zoals bedoeld in bijlage 1.

  • 3 . Afwijking van de 50%-cofinancieringnorm kan uitsluitend plaatsvinden op basis van zwaarwegende argumenten zoals het grote beleidsmatige belang van een project, en is ter beoordeling van Gedeputeerde Staten.

  • 4 . Het subsidiebedrag is nooit hoger dan de in de bijlagen 3 en 4 genoemde maximum subsidiebedragen, voor de in deze bijlagen genoemde projecten.

Artikel 14 Niet-subsidiabele kosten

  • 1 . Aanvullend op de bepalingen in de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

    • a

      . alle kosten waarvoor de subsidieaanvrager gebruik kan maken van bestaande rijks- of gemeentelijke subsidieregelingen;

    • b

      . salariskosten van topsporters bij de reguliere uitoefening van hun wedstrijdsport;

    • c

      . kosten van activiteiten met een commercieel oogmerk;

    • d

      . kosten van vaste activa, tenzij er sprake is van een project genoemd in bijlage 3, dan kunnen deze kosten wel subsidiabel zijn;

    • e

      . kosten voor activiteiten ten behoeve van een jubileum;

    • f

      . kosten voor achterstallig onderhoud;

    • g

      . kosten voor onvoorziene uitgaven.

  • 2 . Verder wordt in de bijlagen 2 tot en met 4 aangegeven welke activiteiten/kosten niet subsidiabel zijn.

     

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule

  • 1 . In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten.

  • 2 . Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

Artikel 16 Overgangsrecht

  • 1 . De Nadere subsidieregels Sport 2013-2015 komen te vervallen bij inwerkingtreding van de Nadere subsidieregels Sport 2014-2016.

  • 2 . Voor subsidiebesluiten die zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Nadere subsidieregels Sport 2014-2016 blijven de Nadere subsidieregels Sport 2013-2015 van toepassing, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject Subsidieaanvragen ingediend vóór de inwerkingtreding van deze regeling waarover bij inwerkingtreding nog niet is beslist, worden op basis van deze nieuwe Nadere subsidieregels Sport 2014-2016 afgehandeld.

Artikel 17 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel

  • 1

    . Deze Nadere subsidieregels treden in werking met ingang van de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

  • 2

    . Deze Nadere subsidieregels Sport 2014-2016 vervallen met ingang van 1 januari 2017, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op subsidieaanvragen die vóór die datum zijn ingediend en subsidiebesluiten die vóór die datum zijn genomen, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

  • 3

    . Deze regeling kan worden aangehaald als “Nadere subsidieregels Sport 2014-2016”.

 

Klik voor de bijlagen op onderstaande link:

Nadere subsidieregels Sport 2014-2016

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten, gehouden op 7 juli 2015
Gedeputeerde Staten voornoemd
de voorzitter, dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens
secretaris dhr. mr. A.C.J.M. de Kroon

ALGEMENE TOELICHTING NADERE SUBSIDIEREGELS SPORT 2014-2016 Deze subsidieregeling bevat beleid specifieke subsidiebepalingen ter aanvulling op de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg (ASV 2012) die op zijn beurt is gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Concreet betekent dit dat een volledig beeld van alle regels met betrekking tot provinciale subsidies op het terrein van sport alleen kan worden verkregen door raadpleging van zowel Awb als ook de ASV 2012 én de Nadere subsidieregels Sport 2014-2016. De nadere subsidieregels zijn als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Hoofdstuk 2: Projectsubsidies Hoofdstuk 3: Exploitatiesubsidies Hoofdstuk 4: Financiële aspecten Hoofdstuk 5: Slotbepalingen Bijlagen: 1 t/m 6 Hoofdstuk 1 betreft het algemene gedeelte met bepalingen die van toepassing zijn op alle beleidsonderdelen. Hoofdstuk 2 is van toepassing op projectsubsidies. Hoofdstuk 3 is van toepassing op de exploitatiesubsidies. Voor deze exploitatiesubsidies kunnen alleen de provinciale sportorganisaties, zijnde de volgende rechtspersonen: Stichting Huis voor de Sport Limburg, Stichting Topsport Limburg, Stichting Basissport Limburg, Stichting Jeugdsportfonds Limburg en de benoemde sportbonden en sportorganisaties die verantwoordelijk zijn voor de exploitatie van een Nationaal of Regionaal Training Centrum in Sportzone Limburg in aanmerking komen. De specifieke bepalingen zijn separaat per beleidsonderdeel terug te vinden in de bijlagen. Hoofdstuk 4 betreft de financiële aspecten van deze subsidieregeling. Hoofdstuk 5 betreft de slotbepalingen. In de bijlagen komen achtereenvolgend aan de orde: 1. Provinciale sportorganisaties; 2. Programmalijn Topsport en Breedtesport; 3. Programmalijn Sport en Ruimte; 4. Programmalijn Sport en Economie; 5. Programmalijn Sport en Zorg/Welzijn; 6. Regeling Trainingscentra Sportzone Limburg