Regeling vervallen per 12-09-2014

Nadere subsidieregels Leefbaarheid en Groen 2013-2015

Geldend van 30-08-2013 t/m 11-09-2014

Intitulé

Nadere subsidieregels Leefbaarheid en Groen 2013-2015

NADERE SUBSIDIEREGELS LEEFBAARHEID EN GROEN 2013-2015

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 . Leefbaarheid: de door de inwoners ervaren kwaliteit van de sociale en fysieke woon- en leefomgeving. De sociale aspecten betreffen actief burgerschap, sociale cohesie, zorg voor kwetsbare medeburgers en sociale veiligheid. Bij fysieke aspecten gaat het om de bereikbaarheid en kwaliteit van gemeenschapsvoorzieningen en de kwaliteit van de openbare ruimte en de natuurlijke omgeving van woongebieden.

  • 2 . Gemeenschapsvoorziening: een gebouw of buitenruimte met een maatschappelijke functie, zoals gezondheidszorg, welzijn, cultuur, sport en onderwijs. Een gemeenschapsvoorziening is in principe voor iedereen toegankelijk en heeft daarom ook een belangrijke ontmoetingsfunctie.

  • 3 . Groenvoorzieningen: landschapselementen (bomen, tuinen, grasvelden, waterpartijen) en recreatieve voorzieningen (straatmeubilair, informatiepanelen, parkeervoorzieningen, wandel- en fietspaden) die de toegankelijkheid en belevingswaarde van de natuur voor bewoners in de directe omgeving van stad en dorp verhogen.

  • 4 . Social Return On Investment (SROI): het opnemen van sociale voorwaarden in aanbestedingstrajecten zodat leverancier en subsidieontvanger een bijdrage leveren aan het provinciaal beleid ten aanzien van het bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De concrete invulling hiervan gebeurt aan de hand van reguliere banen, leerwerkplekken, stageplekken en (werk)ervaringsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder startkwalificatie.

  • 5 . Strategische lokale acupunctuur projecten: projecten, gericht op één specifieke locatie, maar met een hefboomeffect op het omliggende gebied. Prioriteit wordt gegeven aan voorbeeldprojecten met een accent op actief burgerschap. Projecten kunnen zowel fysiek als niet-fysiek van aard zijn.

  • 6 . Kwetsbare burgers: mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, mensen met een psychiatrische aandoening en mensen die in een sociaal isolement leven.

Artikel 2 Doelstelling

Het verbeteren van de leefbaarheid door middel van strategische lokale acupunctuur projecten, zoals omschreven in artikel 1.

Artikel 3 Doelgroepen

Rechtspersonen (privaatrechtelijk en publiekrechtelijk) behorend tot de doelgroep bewonersorganisaties, verenigingen, instellingen, lokale maatschappelijke organisaties, gemeenten en (overheids-)organisaties die gericht zijn op het verbeteren van de sociale veiligheid, kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

HOOFDSTUK 2 VOORWAARDEN/CRITERIA

Artikel 4 Algemene subsidiecriteria

Om voor een subsidie in aanmerking te kunnen komen, gelden de volgende algemene criteria:

  • 1

    . Het project is een initiatief van burgers of een project waarbij burgers direct betrokken zijn of in geval van sociale veiligheid waar burgers direct belang bij hebben.

  • 2

    . Het project past in het beleid van de betrokken gemeente(n) en wordt door de gemeente(n) ondersteund.

  • 3

    . Het project heeft een aantoonbaar breed draagvlak in het betreffende woongebied.

  • 4

    . Het project heeft een voorbeeldfunctie en dus leereffecten voor toekomstige projecten van dezelfde aard in de regio. Een eindevaluatie van zowel het doorlopen proces als van de inhoud is daarom onderdeel van het project.

  • 5

    . Een project dient uiterlijk 3 maanden na subsidieverlening te starten en heeft een maximale uitvoeringsperiode van 2 jaar.

  • 6

    . Binnen iedere gemeente kunnen in beginsel twee projecten in enig jaar gesubsidieerd worden.

Artikel 5 Specifieke aandachtsgebieden

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend voor minimaal één van de volgende aandachtsgebieden:

  • 1

    . Sociale leefbaarheid met als doelstelling versterking van actief burgerschap, sociale cohesie, zorg voor kwetsbare medeburgers en sociale veiligheid.

  • 2

    . Fysieke leefbaarheid met als doelstelling multifunctioneel gebruik van gemeenschapsvoorzieningen, herbestemming van beeldbepalende gebouwen, versterking van de kwaliteit van de openbare ruimte en levensloopbestendigheid in de wijk of het dorp.

  • 3

    . Groenvoorzieningen met als doelstelling het vergroten van de omvang, kwaliteit en toegankelijkheid van de natuurlijke omgeving van woongebieden.

     

Artikel 6 Specifieke subsidiecriteria

  • 1 . Projecten voor sociale leefbaarheid dienen te voldoen aan de volgende criteria:

    • Versterking van de sociale samenhang door middel van een grotere inzet van burgers voor hun medeburgers en hun woonomgeving.

    • Versterking van de samenwerking tussen burgers, verenigingen, lokale maatschappelijke organisaties en overheid op het grensvlak van verschillende maatschappelijke sectoren en thema’s, zoals zorg, welzijn, cultuur, sport, onderwijs en sociale veiligheid zoals onder meer opgenomen in het regionaal beleidsplan van de regionale politie-eenheid Limburg.

    • De versterking van de sociale samenhang en samenwerking is niet eenmalig maar heeft een structureel karakter.

  • 2 . Projecten voor fysieke leefbaarheid dienen te voldoen aan de volgende criteria:

    • Het project betreft een fysieke voorziening die wordt gebouwd / verbouwd / aangelegd voor meervoudig gebruik en zodanig dat ook relatief eenvoudig kan worden omgebouwd naar nieuwe functies.

    • Het project levert een aantoonbare bijdrage aan de verbetering van de duurzaamheid.

    • Bij een project waarvoor een aanbestedingstraject wordt gevolgd vindt op basis van haalbaarheid en realisme inzet plaats van één of meer SROI-doelgroepen. Het project sluit aan op het gemeentelijk voorzieningenbeleid.

    • Het meerjarige beheer en onderhoud van het gerealiseerde project is verzekerd.

  • 3 . Projecten voor groenvoorzieningen dienen te voldoen aan de volgende criteria:

    • Het project draagt positief bij aan de landschappelijke en natuurlijke kwaliteit van het woongebied en past in regionale landschapskaders.

    • Het project verbetert de directe toegankelijkheid van natuur en landschap voor wijk- en dorpsbewoners, inclusief de mensen die minder mobiel zijn.

    • Bewoners zijn direct betrokken bij de inrichting, aanleg en het onderhoud van groenvoorzieningen.

    • Het project levert een innovatieve/creatieve aanpak voor aanvullende (private) financiering van groenvoorzieningen.

    • Bij een project waarvoor een aanbestedingstraject wordt gevolgd vindt op basis van haalbaarheid en realisme inzet plaats van één of meer SROI-doelgroepen.

Artikel 7 Meldingsplicht

  • 1 . De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding aan Gedeputeerde Staten, zodra aannemelijk is dat:

    • -

      de gesubsidieerde activiteiten niet of niet geheel zullen worden verricht; en/of

    • -

      niet, of niet geheel aan de wettelijke en in de beschikking opgelegde verplichtingen en/of voorwaarden zal worden voldaan.

  • 2 . De melding kan aanleiding zijn om het subsidiebedrag ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen.

HOOFDSTUK 3 FINANCIËLE ASPECTEN

Artikel 8 Subsidieplafond en verdeling

  • 1 . Het subsidieplafond voor deze nadere regels wordt jaarlijks door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

  • 2 . Voor de verdeling van het plafond is het tijdstip waarop de aanvraag volledig is beslissend.

  • 3 . Indien er meerdere volledige aanvragen zijn van dezelfde datum en deze binnen het subsidieplafond niet alle kunnen worden gehonoreerd, vindt prioritering plaats door Gedeputeerde Staten.

  • 4 . Aanvragen die worden ingediend nadat het subsidieplafond is bereikt, worden door Gedeputeerde Staten afgewezen.

Artikel 9 Subsidiebedrag

  • 1 . Het subsidiebedrag bedraagt niet meer dan wat Gedeputeerde Staten als noodzakelijk achten om het project te kunnen realiseren en maximaal 50% van de totale subsidiabele projectkosten.

  • 2 . De maximale subsidiebedragen voor projecten op het gebied van fysieke leefbaarheid en groenvoorzieningen bedragen respectievelijk € 250.000,00 en € 100.000,00 per project voor (ver)bouw-, aanleg- en inrichtingskosten. Daarnaast wordt maximaal € 25.000,00 verleend per project voor het totaal van proceskosten en kosten van een haalbaarheidsonderzoek. Voor projecten op het gebied van sociale leefbaarheid geldt een maximum subsidiebedrag van € 100.000,00. Bij projecten sociale veiligheid kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van dit maximum. Bij de bepaling van het subsidiebedrag houden Gedeputeerde Staten naast de begroting tevens rekening met de mate waarin het project een bijdrage levert aan de invulling van het provinciaal beleid.

Artikel 10 Subsidiabele kosten

  • 1 . Subsidiabel zijn de volgende kosten:

    • -

      (Ver)bouw-, aanleg- en inrichtingskosten;

    • -

      Proceskosten voor de ontwikkeling en uitvoering van een project;

    • -

      Haalbaarheidsonderzoeken en eindevaluatie.

  • 2 . Niet-subsidiabele kosten zijn:

    • -

      Reguliere exploitatie- en onderhoudskosten;

    • -

      Kosten van gemeentelijke organisatie (zoals loonkosten, huisvesting);

    • -

      Kosten van activiteiten met een commercieel oogmerk.

HOOFDSTUK 4 AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 11 Indienen aanvraag

  • 1 . Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend door de in artikel 3 genoemde doelgroepen.

  • 2 . Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier dat geplaatst is op de website van de Provincie: www.limburg.nl/subsidies (actuele subsidieregelingen).

  • 3 . De subsidieaanvraag dient een volledig ingevuld en rechtsgeldig ondertekend standaard aanvraagformulier te bevatten en te zijn voorzien van de bijlagen zoals aangegeven in het formulier en dient te worden verzonden naar het op het formulier aangegeven adres (Gedeputeerde Staten van Limburg, werkveld Uitvoering, Cluster Subsidies, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht).

    De volgende bijlagen dienen in ieder geval aan het aanvraagformulier te worden toegevoegd:

    • ·

      activiteitenplan;

    • ·

      sluitende en gespecificeerde begroting conform format.

    • ·

      brief van gemeente waaruit blijkt dat wordt voldaan aan artikel 4, tweede lid.

Artikel 12 Termijnen voor indienen aanvraag

Subsidieaanvragen kunnen vanaf inwerkingtreding tot 1 maart 2015 worden ingediend.

Artikel 13 Behandeling aanvragen

Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst:

  • a

    . De datum van de poststempel is bepalend. Bij persoonlijk aangeleverde aanvragen is de ontvangststempel van de Provincie Limburg dan wel de datum van het verkregen bewijs van ontvangst bepalend.

  • b

    . Bij onvolledig ingediende aanvragen geldt de datum waarop de aanvraag volledig is.

Artikel 14 Afwijzen aanvraag

  • 1 . Aanvragen die ontvangen zijn buiten de periode (en specifieke termijnen) zoals vermeld in artikel 12 worden afgewezen.

  • 2 . Aanvragen die niet voldoen aan de criteria van artikel 4 en 6 of de aandachtsgebieden in artikel 5 worden afgewezen.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Hardheidsclausule

  • 1 . In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten.

  • 2 . Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

Artikel 16 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel

  • 1 . Deze Nadere subsidieregels treden in werking met ingang van de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

  • 2 . Deze Nadere subsidieregels vervallen met ingang van 1 maart 2015, met dien verstande dat ze van toepassing blijven op aanvragen die voor die datum zijn ingediend en subsidiebesluiten die vóór die datum zijn genomen, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

  • 3 . Deze Nadere subsidieregels kunnen worden aangehaald als “Nadere subsidieregels Leefbaarheid en Groen 2013-2015”.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd, drs. Th.J.F.M. Bovens, voorzitter mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris Uitgegeven, 29 augustus 2013 De secretaris, mr. A.C.J.M. de Kroon

TOELICHTING

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen Bij sociale aspecten van leefbaarheid worden met name “actief burgerschap en sociale cohesie” genoemd. Daarbij gaat het om actieve burgers die relaties met elkaar en anderen (organisaties of overheden) aangaan en actief verantwoordelijkheid nemen voor hun woon- en leefomgeving, onder meer door zorg- of onderhoudstaken op zich te nemen voor kwetsbare medeburgers of door het verbeteren van de sociale veiligheid in de openbare ruimte. Sociale veiligheid betreft veiligheid (niet zijnde fysieke veiligheid) voor en het veiligheidsgevoel van mensen in hun omgeving waarbij er bescherming is tegen gevaar dat veroorzaakt wordt door of dreigt door menselijk handelen in de openbare ruimte oftewel leefomgeving. Sociale veiligheid kan worden onderscheiden in objectieve en subjectieve veiligheid. Objectieve veiligheid heeft betrekking op negatieve incidenten, zoals mishandeling, diefstal en vernieling. Subjectieve veiligheid heeft te maken met het gevoel van veiligheid van mensen en is niet te herleiden uit geregistreerde incidenten. Projecten kunnen betrekking hebben op een of beide aspecten.Behalve sociale veiligheidsprojecten die een integraal onderdeel vormen van bredere leefbaarheidsopgaven op wijk- en buurtniveau, kunnen op basis van deze subsidieregeling ook veiligheidsprojecten gesubsidieerd worden die uitvoering geven aan de motie van Provinciale Staten d.d. 2-3-2012 inzake veiligheidsbeleid. Met “bereikbaarheid van gemeenschapsvoorzieningen” wordt hier gedoeld op zowel de bereikbaarheid per auto, fiets, openbaar vervoer als ook de fysieke toegankelijkheid voor kwetsbare groepen en de openingstijden van de accommodatie. Groenvoorzieningen: We onderscheiden de volgende categorieën van projecten en maatregelen: Groen en sport / recreatie: wandel- en fietsvoorzieningen rond stad en dorp, ter ontsluiting van natuurgebieden en stadsparken of speelbossen dicht bij huis. Investeringen kunnen zowel aanplant als groot onderhoud omvatten van bomen, gras, bewegwijzering (wandelroutes) en recreatieve voorzieningen. Groen en monumenten: het cultuurhistorisch erfgoed in Limburg is vaak gesitueerd in een groene omgeving, op de grens van stad en platteland, in kasteelparken, landgoederen of langs beken (molens). De provincie wil naast inzet van middelen voor restauratie van het ‘rode’ erfgoed ook aandacht besteden aan de groene aankleding en de toegankelijkheid van het monument: aanleg en verbetering van oprijlanen, parken, parkeerplaatsen, etc. Groen in de wijk: Groene voorzieningen kunnen een tijdelijke of permanente invulling geven aan terreinen die door sloop braak komen te liggen. Dit gebeurt met name in de z.g. herstructureringswijken, waar een sloopopgave ligt. We spreken dan van een ‘pocket park’ of een ‘bomenfabriek’. Bij de aanleg van groenvoorzieningen moet rekening gehouden worden met de eisen van sociale veiligheid, zodat geen gelegenheid tot onveilige situaties wordt gecreëerd. Vaak waarborgt een door de bevolking gedragen en onderhouden voorziening juist een betere sociale controle op de omgeving. Op wijk- en dorpsniveau zijn al veel vrijwilligers bezig met hun eigen groene omgeving en/of het landschap, meestal in groeps- of verenigingsverband (zoals lokale IVN en heemkundeverenigingen). In voorkomende gevallen worden ze daarbij professioneel ondersteund door CNME en de Stichting IKL. Hierbij is de wens van de bewoners (van dorp of wijk) het uitgangspunt. Groene elementen kunnen ook worden ingezet als sturingsmaatregel voor lokaal verkeer binnen stads- en dorpskernen (natuurlijk sturen). Hefboomwerking op het omliggende gebied: hiervan is sprake indien het project niet alleen positieve maatschappelijke effecten oplevert op de locatie van het project zelf, maar ook een positieve uitstraling heeft naar het omliggende woongebied, bij voorkeur op meerdere maatschappelijke gebieden.

Artikel 3 Doelgroepen Onder “instellingen en lokale maatschappelijke organisaties” vallen ook kerkelijke instellingen die betrokken zijn bij de herbestemming van een kerk- of kloostergebouw. Voorbeelden van “(overheids-)organisaties gericht op het verbeteren van de sociale veiligheid” zijn o.a. veiligheidshuizen en regionale platforms criminaliteitsbestrijding.

Artikel 4 Algemene subsidiecriteria Criterium 2: “Het project past in het beleid van de betrokken gemeente(n) en wordt door de gemeente(n) ondersteund”: dit dient te blijken door een brief van de gemeente formeel ondertekend door of namens het College van Burgemeester en Wethouders (zie ook artikel 11, derde lid, derde bullit).. In het geval van een regionaal project sociale veiligheid is een formeel ondertekende brief van de betrokken gemeentebesturen niet nodig. Criterium 3: “Het project heeft een aantoonbaar breed draagvlak”: dit is het geval indien het project wordt ondersteund door tenminste twee andere organisaties of instellingen of indien het breed draagvlak op een andere wijze wordt aangetoond. Criterium 4: Stimuleren leereffecten: Aandacht gaat vooral uit naar projecten die een leereffect hebben. De provincie wil haar meerwaarde juist ook inbrengen door het ondersteunen van innovatie en experimenten en het verspreiden van de kennis die daarbij wordt opgedaan. Dat vraagt ook om bredere toepasbaarheid op provinciaal niveau van de nieuwe inzichten (leereffect zinvol in groter verband). Het leereffect wordt dus kleiner (en de prioriteit minder) wanneer vergelijkbare projecten zich achtereenvolgens aandienen. De overdraagbaarheid van een project met voorbeeldfunctie is gebaat bij een eindevaluatie van het project. Hierin worden de uitvoering en de resultaten van het project beschreven en vergeleken met het projectplan en worden aanbevelingen gegeven voor volgende projecten. De evaluatie wordt uitgevoerd door middel van het invullen van het evaluatie format. Regio: De regio is hier de woonregio. Limburg is verdeeld in acht woonregio’s: Maastricht en Mergelland, Maasduinen, Midden-Limburg Oost, Westelijke Mijnstreek, Parkstad Limburg, Venlo e.o., Venray e.o., Weerterkwartier. Artikel 5 Specifieke aandachtsgebieden 2. Levensloopbestendigheid in wijk of dorp Het zodanig inrichten en toerusten van woongebieden dat oudere en zorgbehoevende bewoners er zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven wonen. Het gaat dan om specifieke voorzieningen op het gebied van levensloopbestendig wonen, de woonomgeving (zoals toegankelijke buitenruimte en bereikbaarheid openbaar vervoer) en benodigde voorzieningen op het gebied van zorg, dienstverlening en welzijn.

Artikel 6 Specifieke subsidiecriteria Tweede lid: Aantoonbare bijdrage aan de verbetering van duurzaamheid: Het project heeft bijvoorbeeld voor energiebesparing en/of duurzame energieopwekking een aantoonbare hogere ambitie dan de wettelijke vereisten. Dit kan blijken uit de EPC-waarde of E-label van de gebouwen; De EPC-waarde is bijvoorbeeld (gemiddeld) tenminste 10% beter dan de wettelijk voorgeschreven waarde (vanaf 2011 geldt een EPC-grenswaarde van 0,6). Het Energielabel van het project is (gemiddeld) bij voorkeur ‘groen’ (label A, B of C) of er wordt (gemiddeld) een verbetering van bijvoorbeeld 2 labelsprongen gemaakt . Het project heeft een ambitie voor het sluiten van kringlopen voor grondstoffen en materialen, door bijv. het werken met gesloten grondbalans en vrijkomende materialen uit gebouwen te hergebruiken. Doelgroepen van Social Return on Investment zijn: 1. Alle uitkeringsgerechtigden; 2. Werkzoekenden werkzaam in een gesubsidieerde arbeidsplaats; 3. Vroegtijdig schoolverlaters en jongeren met onvoldoende kwalificaties; 4. Leerlingen in het kader van BOL/BBL opleidingen; 5. Leerlingen in het kader van maatschappelijke stage; en/of 6. Niet uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (zgn. NUGGERS). Derde lid: Natuurlijke kwaliteit van het woongebied en regionale landschapskaders: De waarde van groene voorzieningen rond stad en dorp voor de leefbaarheid is in de afgelopen jaren onomstotelijk aangetoond. Bewoners van stad en dorp hechten veel waarde aan een groene omgeving. Niet alleen zijn er directe baten die terug te voeren zijn op schone lucht, recreatieve voorzieningen dicht bij huis, en de eetbare producten van bomen, struiken en (moes-)tuinen, maar ook indirecte effecten op bijvoorbeeld de gezondheid en de waarde van woningen. Investeren in groen levert uiteindelijk geld op. Het programma Leefbaarheid is primair gericht op “natuur voor de mensen”, bij voorkeur in samenhang met andere maatschappelijke sectoren en de aanpak van herstructureringswijken. Regionale landschapskaders: Groenvoorzieningen buiten de stad en het dorp dienen te passen in het bestemmingsplan voor het buitengebied en ingepast te worden in de bestaande of gewenste landschapsstructuur. Deze is voor Noord- en Midden-Limburg beschreven in het “Landschapskader Noord- en Midden-Limburg (http://www.limburg.nl/dsresource?objectid=12398&type=org) en voor Zuid-Limburg in de “Landschapsvisie Zuid-Limburg” (www.limburg.nl/Beleid/Natuur_en_Landschap/Landschap/Landschapsvisie_Zuid_Limburg). In de praktijk betekent het dat nieuwe groenvoorzieningen de bestaande landschapsstructuren (heggen, wegenpatroon, bomen en bossen) versterken en geen grote visuele veranderingen in het bestaande landschap teweeg brengen. Tweede en derde lid Social Return on Investment op basis van haalbaarheid en realisme. Bij projecten met een looptijd van minimaal 6 maanden en langer, alsmede bij projecten bij een minimale loonsom van € 250.000,00 excl. BTW is SROI onverkort van toepassing. Indien SROI in alle andere gevallen niet kan worden toegepast, dient onderbouwd te worden waarom dit niet mogelijk is. Artikel 9 Subsidiebedrag Het tekort wordt bepaald op basis van de ingediende begroting: zowel de kostenkant als de inkomstenkant. In het derde lid staat dat Gedeputeerde Staten bij de bepaling van het subsidiebedrag rekening houden met de mate waarin het project een bijdrage levert aan de invulling van het provinciaal leefbaarheidsbeleid. Daarvoor zal vooral gekeken worden naar de omvang van de leefbaarheidsproblematiek en de eigen kracht die in een wijk of dorp aanwezig is. De problematiek kan eenvoudig en enkelvoudig van aard zijn, maar ook ingrijpend zijn en bestaan uit een opeenstapeling van sociale, fysieke en economische problemen. Bij eigen kracht gaat het om het zelforganiserend vermogen en de verantwoordelijkheid van burgers maar ook van de maatschappelijke instituten, organisaties en ondernemingen in het gebied. Door het combineren van de variatie aan problematiek en eigen kracht ontstaat het onderstaande kwadrant: De Provincie beoogt een beweging op gang te krijgen in de richting van het kwadrant rechtsboven (zie de grijze pijlen). Die beweging loopt via de verticale dimensie (knelpunten oplossen, voorzieningen verbeteren) en via de horizontale dimensie (benutten en versterken van sociale cohesie en burgerinitiatief). Elk initiatief dat bijdraagt aan deze bewegingsrichting, zal de Provincie trachten te ondersteunen, maar bij het bepalen van de hoogte van het subsidiebedrag kan rekening gehouden worden met het gewicht van deze bijdrage. Artikel 11, derde lid Brief van gemeente. Dat dient een brief te zijn formeel ondertekend door of namens het College van Burgemeester en Wethouders.