Verordening op systematische toezichtinformatie Limburg

Geldend van 19-12-2014 t/m heden

Intitulé

Verordening op systematische toezichtinformatie Limburg

Verordening systematische toezichtinformatie Limburg

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt mede verstaan onder:

  • a.

    burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van gemeenten in de provincie Limburg;

  • b.

    dagelijks bestuur gemeenschappelijke regelingen: die dagelijkse besturen van gemeenschappelijke regelingen, waaraan gemeenten of waterschappen in Limburg taken hebben gedelegeerd;

  • c.

    toezichtinformatie: informatie als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie;

  • d.

    systematische toezichtinformatie: toezichtinformatie als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie.

Artikel 2 Uitvoering Archiefwet 1995

  • 1 Burgemeester en wethouders verstrekken periodiek systematische toezichtinformatie aan Gedeputeerde Staten, ten aanzien van de uitvoering van de Archiefwet 1995 en aanverwante regelgeving conform het vigerende beleidskader archief;

    • a.

      de gegevens als bedoeld in het eerste lid worden jaarlijks voor 15 juli aan Gedeputeerde Staten overgelegd;

    • b.

      bij adequate uitvoering van het horizontaal toezicht kan de onder a genoemde frequentieper individuele gemeente worden aangepast;

  • 3 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de dagelijkse besturen van de waterschappen in de provincie Limburg en op het dagelijks bestuur van Gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

  • 1 Burgemeester en wethouders verstrekken systematische toezichtinformatie aan Gedeputeerde Staten ten aanzien van de volgende taken gekoppeld aan risicothema’s:

    • a.

      het vigerende handhavingsbeleid als bedoeld in artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht;

    • b.

      het vigerende Uitvoeringsprogramma als bedoeld in artikel 7.3 van het Besluit omgevingsrecht;

    • c.

      de meest recente rapportage als bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht;

    • d.

      het verslag van de evaluatie over het afgelopen jaar als bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht.

  • 2 Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde taken worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      besluiten omtrent de probleemanalyse als bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht;

    • b.

      besluiten omtrent het handhavingsbeleid als bedoeld in artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht;

    • c.

      besluiten omtrent het uitvoeringsprogramma als bedoeld in artikel 7.3 van het Besluit omgevingsrecht;

    • d.

      de rapportage als bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht;

    • e.

      het verslag van de evaluatie als bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht.

  • 3 De gegevens als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met c, worden vóór 1 april van dat jaar na vaststelling of wijziging verstrekt aan Gedeputeerde Staten.

  • 4 De gegevens als bedoeld in het tweede lid onder d en e, worden jaarlijks vóór 15 juli van dat jaar verstrekt aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 4 Ruimtelijke ordening

  • 1 Burgemeester en wethouders verstrekken aan Gedeputeerde Staten periodiek systematische toezichtinformatie over de Wet ruimtelijke ordening.

  • 2 Met betrekking tot de informatie, als bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      inzicht in de mate waarin de gemeente beschikt over één of meer gebiedsdekkende structuurvisies als bedoeld in artikel 2.1 Wro;

    • b.

      inzicht in de mate waarin de gemeente beschikt over gebiedsdekkende bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wro;

    • c.

      inzicht in de mate waarin de gemeente beschikt over actuele bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van de Wro;

    • d.

      voornemens voor het komende jaar en het verslag van het afgelopen jaar, bedoeld in artikel 10.1 van de Wro, inzake handhaving en beleid betreffende bestemmingsplannen, beheersverordeningen, algemene regels en specifieke aanwijzingen.

  • 3 De gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met d, worden jaarlijks voor 15 juli verstrekt aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 5 Wijze van verstrekking

  • 1 De te verstrekken gegevens worden schriftelijk of digitaal aangeboden aan Gedeputeerde Staten.

  • 2 Voor zover het provinciebestuur - bijvoorbeeld via de website www.waarstaatjegemeente.nl  óf www. ruimtelijkeplannen.nl  

  • 3 In bijzondere omstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten desgevraagd uitstel verlenen voor het publiceren van gegevens op grond van deze verordening.

Artikel 6 Inwerkingtreding  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 7 Citeertitel  

Dit besluit wordt aangehaald als: Verordening toezichtinformatie.

 

Ondertekening

Maastricht, 18 december 2014 
Provinciale Staten voornoemd, drs. Th.J.F.M. Bovens, voorzitter,
drs. J.J. Braam, griffier,
Uitgegeven, 18 december 2014
De Griffier,
drs. J.J. Braam
   

Algemeen De Wet revitalisering generiek toezicht1 (Wet RGT) brengt een aantal wijzigingen aan in het toezicht tussen de bestuurslagen: het interbestuurlijk toezicht.

De generieke bevoegdheid om toezicht te houden op de uitvoering van medebewindstaken door de gemeentebesturen is bij de provincies belegd. Van dit uitgangspunt is slechts afgeweken indien de provincie op het betreffende beleidsterrein geen taak of expertise heeft. In dat geval berust het interbestuurlijk toezicht bij het rijk, zoals ook het toezicht op de provincies bij het rijk ligt.

Gedeputeerde staten verzamelt als interbestuurlijk toezichthouder informatie over de vraag of de uitvoering van een wettelijke taak door de gemeente voldoet aan de daaraan gestelde eisen, vormt zich hierover een oordeel en intervenieert zo nodig naar aanleiding daarvan.

Met de inwerkingtreding van de Wet RGT is ook een verschuiving aangebracht van specifieke naar generieke toezichtinstrumenten. Dit heeft ook gevolgen voor de informatiestromen die voor het houden van toezicht noodzakelijk zijn.

Indien Gedeputeerde Staten in een incidenteel geval behoefte heeft aan informatie van de gemeente – zoals naar aanleiding van een signaal het geval kan zijn - dient het gemeentebestuur deze informatie desgevraagd te verstrekken. Dit regelt artikel 118 van de Gemeentewet. Maar Gedeputeerde Staten heeft ook behoefte aan structurele, met vooraf bepaalde regelmaat en omvang, informatie.

Met de Wet revitalisering generiek toezicht wordt in artikel 124h van de Gemeentewet een wettelijke basis gecreëerd voor een algemene maatregel van bestuur op grond waarvan Gedeputeerde Staten verplichtingen tot het verstrekken van systematische informatie kan opleggen aan het gemeentebestuur ten behoeve van het uitoefenen van interbestuurlijk toezicht. Daarmee is het niet meer nodig om een aparte grondslag voor toezichtinformatie op te nemen in bijzondere wetten.

Op basis van artikel 124h Gemeentewet is het Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie vastgesteld. Hierin worden algemene regels gesteld over het gebruik van toezichtinformatie, zodat enerzijds adequaat toezicht mogelijk is, maar anderzijds onder toezicht gestelde overheden niet worden geconfronteerd met bovenmatige informatieverplichtingen.

Proportioneel en selectief toezicht De uitgangspunten van de herziening van het interbestuurlijk toezicht zijn interbestuurlijke lastenverlichting en versobering van het toezicht. De te verstrekken informatie dient te voldoen aan de eisen van selectiviteit en proportionaliteit. De provincie zal het interbestuurlijk toezicht risicogericht uitoefenen: niet op het gehele palet van medebewindstaken, maar alleen op die taken die cruciaal zijn vanwege het uitvoeringsniveau en/of de risico’s die daarbij aan de orde zijn. De systematische informatievoorziening zal zich daartoe beperken. Tenminste eenmaal in de vier jaar zal bezien worden of de risicoanalyse – en dus de provinciale verordening – aanpassing behoeft.

Daarbij past dat zoveel als mogelijk aangesloten zal worden bij de gegevens die gemeenten in het kader van hun horizontale verantwoording aan de gemeenteraden aanbieden. Indien de gemeente deze informatie ook toevoegt op de website Waarstaatjegemeente.nl, waardoor de informatie voor eenieder toegankelijk wordt, behoeft deze informatie niet ook nog apart aan de provincie te worden toegezonden.

Vrijstellingen In de provinciale verordening is niet voor alle systematische informatie die de provincie als toezichthouder noodzakelijk acht een verplichting opgenomen. In artikel 4 lid 2 van het Besluit verstrekking systematische toezichtinformatie is geregeld dat het bestuursorgaan dient na te gaan of de voor het toezicht noodzakelijke informatie op een doelmatige wijze is te verkrijgen zonder de verplichting tot verstrekking op te leggen aan het onder toezicht staande bestuursorgaan. Daarom is geen verplichting tot systematische informatieverstrekking opgenomen op basis van de Huisvestingswet.

Het rijk legt op basis van de Huisvestingswet aan gemeenten kwantitatieve taakstellingen op voor de huisvesting van statushouders. De aantallen zijn gerelateerd aan het aantal inwoners van de gemeente. Elk half jaar krijgt de gemeente een taakstelling opgelegd.

De provincie wil inzicht in eventuele achterstanden. Bij het niet-voldoen aan de taakstelling kan de provincie nadere informatie opvragen en zo nodig overgaan tot indeplaatsstelling. Daarvoor heeft de provincie de volgende informatie nodig: a. taakstelling huisvesting verblijfsgerechtigden voor het afgelopen half jaar; b. taakstelling huisvesting verblijfsgerechtigden voor het komende half jaar; c. eventuele achterstand uit voorgaande periodes; d. daadwerkelijk aantal gehuisveste verblijfsgerechtigden – maandelijks.

Het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers verstrekt deze gegevens nu maandelijks aan de provincies. Dit is toereikend.

Informatie ten behoeve van het financiële toezicht In de verordening zijn geen bepalingen opgenomen met betrekking tot het financiële toezicht van provincies op gemeenten. Het financiële toezicht is in de gehele herziening van het interbestuurlijk toezichtstelsel expliciet buiten beschouwing gelaten. De bepalingen omtrent financiële toezichtinformatie zijn - onveranderd – opgenomen in de Gemeentewet.

Informatie voor toezicht op water. In het domein water houdt de provincie toezicht op de waterschappen. De wettelijke grond voor IBT op waterschappen ligt in de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit, de Waterwet, de Wet Financiering decentrale overheden (Fido) en het Waterbesluit. Naast de nieuwe algemene IBT-instrumenten (indeplaatsstelling, schorsing en vernietiging) blijft in het waterdomein ook het bestaande specifieke IBT-instrumentarium behouden. Daarbij gelden wel de algemene uitgangspunten van het IBT nieuwe stijl. In de praktijk wordt in het waterdomein al gewerkt conform deze uitgangspunten. Daarom worden in de werkwijze van toezicht houden vooralsnog geen wijzigingen voorzien. Dit geldt eveneens voor de (bestaande) informatiestromen.

Sancties De verordening bevat geen sancties. Indien een gemeente niet voldoet aan de informatieplicht, zal de provincie dit (kunnen) zien als een signaal van een mogelijke misstand. Dan treedt de bestuurlijke interventieladder in werking, zoals beschreven in het Beleidskader voor indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Archiefwet 1995 Toegankelijke en betrouwbare overheidsinformatie is essentieel voor goed bestuur. Het op orde zijn van de digitale en papieren informatiehuishouding en archivering bij de overheid is een voorwaarde om alle andere taken goed te kunnen uitoefenen. Wanneer dit niet in orde is, schaadt het de bedrijfsvoering van een overheid en staat het een deugdelijke verantwoording naar de samenleving in de weg. De uitvoering van de Archiefwet, en zeker de overgang van papier naar digitaal, is aanleiding geweest voor het IPO om, in samenspraak met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen (OC&W) om een aanvullend beleidskader op te stellen voor het interbestuurlijk archieftoezicht. Als bijlage bij dit kader is ook een informatie-arrangement opgenomen, waarin de toezichtcriteria zijn benoemd alsmede de informatie die de provincie op systematische basis nodig heeft. Naar dit kader en de daarin opgenomen informatie wordt in dit artikel verwezen.

Op haar beurt heeft de VNG kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) vastgesteld op het terrein van de Archiefwet- en regelgeving. De KPI’s zijn weer afgestemd met het IPO en de ministeries van BZK en OC&W en corresponderen met de toezichtscriteria van de provincies. Wanneer de KPI’s dus jaarlijks worden ingevuld en aan de gemeenteraden en provincies worden toegezonden, wordt tevens voldaan aan de informatiebehoefte van de provincies. De informatie kan ook, al dan niet aanvullend, in een andere vorm aan de provincie worden toegezonden. Bijvoorbeeld in het verslag van de gemeentearchivaris dat op grond van de gemeentelijke Archiefverordening (twee)jaarlijks wordt opgemaakt. Enkele specifieke verplichtingen in de Archiefwet blijven bestaan. Deze zijn daarom niet opgenomen in deze verordening. Het gaat om: - de verplichting om de Archiefverordening toe te zenden aan Gedeputeerde Staten (Archiefwet artt. 30.1, 32.2, 35.1, 37.2 en 40); - de verplichting om vervreemding van archieven om machtiging aan de minister van OC&W voor te leggen (Archiefwet artikel 8, lid 1); - de verplichting om opschorting van de overbrenging van archieven ouder dan twintig jaar om machtiging aan Gedeputeerde Staten voor te leggen (Archiefwet, artikel 13, lid 3); - de verplichting om beperking van de openbaarheid van archieven langer dan 75 jaar om machtiging aan Gedeputeerde Staten voor te leggen (Archiefwet artikel 15, lid 4).

Artikel 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht In samenspraak met de voormalige VROM Inspectie hebben de provincies die medebewindstaken benoemd die risicovol zijn en waarvan de uitvoering (nog) niet op orde is. Deze algemene risicoanalyse heeft uitgewezen, dat er taken zijn waarvan de uitvoering in zijn algemeenheid nog niet op orde is. Daarom is hier aanleiding voor actief toezicht en een systematische informatie-uitvraag. Met deze informatie kan de provincie zich een beeld vormen over het niveau van de uitvoering en de informatie kan aanleiding zijn om door te vragen. Het gaat dan op het gebied van Milieu/Wabo om: e. de asbestregelgeving door het toezicht op en de handhaving van verleende sloopvergunningen en het opsporen en tegengaan van illegale asbestverwijdering; f. de regelgeving met betrekking tot verontreinigde grond door toetsing van meldingen en toezicht op het gebruik en de afvoer van bouwstoffen;

g. de regelgeving met betrekking tot de brandveiligheid bij de opslag van gevaarlijke stoffen door het opnemen van de juiste voorschriften in de omgevingsvergunning en door het handhaven van de vergunning; h. vergunningverlening en handhaving van de regelgeving met betrekking tot risicovolle inrichtingen; i. de regelgeving met betrekking tot constructieve veiligheid en brandveiligheid door aandacht hiervoor bij de vergunningverlening en handhaving.

De informatie die in artikel 3 wordt genoemd, is noodzakelijk om een oordeel te kunnen geven over bovengenoemde risicovolle taken.

Artikel 4 Ruimtelijke Ordening In samenspraak met de voormalige VROM Inspectie zijn door de provincies ook op het gebied van de Ruimtelijke Ordening de cruciale medebewindstaken benoemd waarvan onderzoek heeft uitgewezen dat de uitvoering door gemeenten (nog) niet op orde is. Het gaat om het opstellen en actueel houden van bestemmingsplannen, het voldoende verwerken van de gestelde normen met betrekking tot geluid en externe veiligheid in de bestemmingsplannen en de adequate handhaving van bestemmingsplannen. Het IBT van de provincies richt zich op die ruimtelijke plannen waarbij provinciale regelgeving betrokken is, op de actualiteit en de adequate handhaving van de bestemmingsplannen. De informatie die in artikel 4 wordt genoemd is hiervoor noodzakelijk.

Informatie inzake gemeentelijke wettelijke taken, waar het toezicht door het Rijk is uitgeoefend en dat nu bij de provincie is neergelegd heeft m.n. betrekking op de vraag of gemeenten voldoende rekening houden met rijksregelgeving, onder meer het voldoen aan de wettelijke normen met betrekking tot externe veiligheid en geluid in de bestemmingsplannen.

Artikel 5 Wijze van verstrekking In dit artikel is bepaald dat de informatie schriftelijk of digitaal wordt verstrekt aan Gedeputeerde Staten en dat daarbij aangesloten wordt bij de horizontale verantwoording aan de gemeenteraad. De bedoeling hiervan is om de informatielast voor de gemeente zo klein mogelijk te houden. In overleg kan uiteraard ook voor een andere wijze van aanlevering gekozen worden.