Regeling vervallen per 02-06-2023

Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid

Geldend van 01-12-2014 t/m 01-06-2023

Intitulé

Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid

UITVOERINGSREGELING RECHTEN EN PLICHTEN BIJ ZIEKTE EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID (krachtens artikel E.8 van de CAP)

Paragraaf 1: Definities

Artikel 1 Definities

In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    CAP: de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

  • b.

    herplaatsingtoelage: een herplaatsingtoelage krachtens het pensioenreglement;

  • c.

    invaliditeitspensioen: een invaliditeitspensioen krachtens het pensioenreglement;

  • d.

    ZW-uitkering: ziekengeld als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet;

  • e.

    WW-uitkering: een uitkering op grond van de Werkloosheidswet;

  • f.

    aanvullende werkloosheidsuitkering: een aanvullende uitkering krachtens de artikelen 2 en 4 van de Regeling aanvullende voorzieningen bij werkloosheid;

  • g.

    zijn arbeid: hetgeen daaronder wordt verstaan ingevolge artikel 19 van de Ziektewet;

  • h.

    IVA-uitkering: de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in hoofdstuk 6 van de WIA;

  • i.

    WGA-uitkering: de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in hoofdstuk 7 van de WIA;

  • j.

    loongerelateerde uitkering, loonaanvullingsuitkering en vervolguitkering: de loongerelateerde uitkering, loonaanvullingsuitkering en vervolguitkering van de WGA-uitkering, bedoeld in hoofdstuk 7 van de WIA;

  • k.

    resterende verdiencapaciteit: de resterende verdiencapaciteit, bedoeld in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten;

  • l.

    ABP arbeidsongeschiktheidspensioen: het arbeidsongeschiktheidspensioen, bedoeld in hoofdstuk 11 van het pensioenreglement.

Paragraaf 2: Aanspraken tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid

Artikel 2 Aanspraak van de ambtenaar

  • 1 De ambtenaar heeft over de uren waarop hij bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte zijn arbeid niet verricht recht op doorbetaling van

    • a.

      zijn volledige bezoldiging gedurende de eerste 52 weken;

    • b.

      70% van zijn bezoldiging gedurende de daarop volgende 52 weken.

  • 2 De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde periode wordt verlengd met de duur van:

    • a.

      de vertraging indien de ambtenaar de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de WIA op deugdelijke gronden later heeft gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven;

    • b.

      de verlenging van het tijdvak waarin recht bestaat op loon of bezoldiging op grond van artikel 24, eerste lid, van de WIA dan wel met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, zevende lid, van de WAO; en

    • c.

      het tijdvak dat het UWV op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA dan wel artikel 71a, negende lid, van de WAO, heeft vastgesteld.

  • 3 Bij verlenging op grond van het tweede lid bedraagt het in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde tijdvak niet meer dan 104 weken.

  • 4 De ambtenaar geniet in de tijdvakken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en in het tweede lid, de volledige bezoldiging over de uren waarop hij bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte

    • a.

      zijn arbeid niet verricht en de ziekte, uit hoofde waarvan hij ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, is veroorzaakt door een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte;

    • b.

      in het belang van zijn genezing wenselijk geachte andere arbeid verricht;

    • c.

      in opdracht een opleiding volgt ten behoeve van andere werkzaamheden die hem bij de provincie in het kader van zijn re-integratie worden aangeboden.

  • 5 De ambtenaar die op grond van artikel E.7 van de CAP in een andere functie is benoemd voordat de termijn, bedoeld in artikel E.9, eerste lid, onderdeel a, en eventueel vierde lid, van de CAP, is verstreken, heeft tot het eind van genoemde termijn aanspraak op een aanvullende uitkering, indien zijn bezoldiging als gevolg van die benoeming vermindering ondergaat, ter grootte van het verschil tussen:

    • a.

      het bedrag waarop de ambtenaar op grond van dit artikel recht zou hebben gehad indien hem geen andere functie zou zijn opgedragen, maar in plaats daarvan voor dezelfde arbeidsduur zijn eigen functie; en

    • b.

      zijn bezoldiging na die benoeming.

Artikel 3 Aanspraak van de gewezen ambtenaar

  • 1 De gewezen ambtenaar die wegens ziekte, ontstaan vóór het tijdstip van ingang van zijn ontslag anders dan op grond van artikel E.9, artikel E.16 en artikel G.4, eerste lid, onderdeel e, van de CAP, na zijn ontslag nog ongeschikt is een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen, heeft zolang en voor zover hij ongeschikt is tot werken wegens ziekte recht op doorbetaling van

    • a.

      zijn laatstelijk genoten bezoldiging gedurende de eerste 52 weken;

    • b.

      70% van zijn laatstelijk genoten bezoldiging gedurende de daarop volgende 52 weken.

  • 2 De gewezen ambtenaar die binnen een maand na het tijdstip van zijn ontslag als bedoeld in het eerste lid, wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen heeft, indien hij gedurende ten minste twee maanden onmiddellijk aan het ontslag voorafgaande in dienst is geweest, zolang en voor zover hij ongeschikt is tot werken wegens ziekte recht op doorbetaling van

    • a.

      zijn laatstelijk genoten bezoldiging gedurende de eerste 52 weken;

    • b.

      70% van zijn laatstelijk genoten bezoldiging gedurende de daarop volgende 52 weken.

  • 3 De in het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid, onderdeel b, bedoelde periode wordt verlengd met de duur van:

    • a.

      de vertraging indien de gewezen ambtenaar de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de WIA op deugdelijke gronden later heeft gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven;

    • b.

      de verlenging van het tijdvak waarin recht bestaat op loon of bezoldiging op grond van artikel 24, eerste lid, van de WIA dan wel met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, zevende lid, van de WAO; en

    • c.

      het tijdvak dat het UWV op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA dan wel artikel 71a, negende lid, van de WAO, heeft vastgesteld.

  • 4 Bij verlenging op grond van het derde lid bedraagt het in het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid, onderdeel b, bedoelde tijdvak niet meer dan 104 weken.

  • 5 De in het eerste en tweede lid bedoelde gewezen ambtenaar geniet ook in de tijdvakken, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, het tweede lid, onderdeel b, en het derde lid, de laatstelijk genoten bezoldiging, indien de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte.

     

  • 6 De gewezen ambtenaar aan wie ontslag is verleend op grond van artikel B.12 van de CAP heeft slechts aanspraak op gehele of gedeeltelijke doorbetaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging voor zover deze te samen met de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 4 van het FPU- reglement basis- en aanvullende uitkering, en de suppletie op grond van de FPU-plusregeling provincies, de laatstgenoten bezoldiging niet overschrijdt. 

Artikel 4 Aanspraak van de ambtenaar die geen deelnemer is in de zin van het pensioenreglement

  • 1 Het bepaalde in de artikelen 2 en 3 is niet van toepassing op de ambtenaar en de gewezen ambtenaar die geen deelnemer is in de zin van het pensioenreglement.

  • 2 De ambtenaar die geen deelnemer is in de zin van het pensioenreglement, heeft over de uren waarop hij bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte zijn arbeid niet verricht recht op doorbetaling van

    • a.

      zijn volledige bezoldiging gedurende de eerste 52 weken;

    • b.

      70% van zijn bezoldiging gedurende de daarop volgende 52 weken.

  • 3 De in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde periode wordt verlengd met de duur van:

    • a.

      de vertraging indien de ambtenaar de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de WIA op deugdelijke gronden later heeft gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven;

    • b.

      de verlenging van het tijdvak waarin recht bestaat op loon of bezoldiging op grond van artikel 24, eerste lid, van de WIA dan wel met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, zevende lid, van de WAO; en

    • c.

      het tijdvak dat het UWV op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA dan wel artikel 71a, negende lid, van de WAO, heeft vastgesteld.

  • 4 Bij verlenging op grond van het derde lid bedraagt het in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde tijdvak niet meer dan 104 weken.

Artikel 5 Geen aanspraak

  • 1 De ambtenaar en de gewezen ambtenaar hebben geen aanspraken op grond van de artikelen 2 tot en met 4:

    • a.

      indien de ziekte is voorgewend, althans zodanig overdreven is voorgesteld, dat reden voor verhindering niet kan worden aangenomen;

    • b.

      indien de ziekte door opzet van betrokkene is veroorzaakt, tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt;

    • c.

      indien de verhindering het gevolg is van een ziekte of gebrek waarover betrokkene bij zijn aanstelling opzettelijk valse inlichtingen aan de werkgever heeft verstrekt;

    • d.

      voor de tijd gedurende welke betrokkene zonder deugdelijke grond de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de WIA later indient dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven.

  • 2 De gewezen ambtenaar heeft geen aanspraak op grond van artikel 3, indien hij op grond van een aanvaarde andere functie aanspraak kan maken op doorbetaling van zijn loon of bezoldiging, dan wel op een ZW-uitkering.

Artikel 6 Nadere voorschriften inzake de tijdvakken in de artikelen 2, 3 en 4

  • 1 Het tijdvak gedurende welke de ambtenaar en de gewezen ambtenaar aanspraak hebben op doorbetaling van hun bezoldiging vangt aan op de eerste dag waarop:

    • a.

      wegens ziekte geheel of gedeeltelijk niet is gewerkt;

    • b.

      het werken wegens ziekte geheel of gedeeltelijk is gestaakt;

    • c.

      wegens ziekte geheel of gedeeltelijk niet zou zijn gewerkt;

    • d.

      het werken wegens ziekte geheel of gedeeltelijk zou zijn gestaakt.

  • 2 Bij buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging vangt het tijdvak, bedoeld in het eerste lid, aan op de dag, volgend op die waarop het buitengewoon verlof is geëindigd. Voor het bepalen van het einde van de perioden waarin aanspraken bestaan op grond van de artikelen 2, 3 en 4 worden perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn of haar arbeid wegens ziekte samengeteld, indien de perioden van ongeschiktheid elkaar met een onderbreking van minder dan 4 weken opvolgen. Bij de vaststelling van de periode van 4 weken blijven perioden buiten beschouwing waarin zwangerschaps- en bevallingsverlof als bedoeld in artikel D.11 van de CAP wordt genoten.

Artikel 7 Einde van de uitkering

  • 1 De aanspraken, bedoeld in artikel 2, eerste tot en met vierde lid, en artikel 4 eindigen na afloop van de uitkeringsduur, maar in elk geval:

    • a.

      met ingang van de dag waarop de ambtenaar op grond van artikel E.7 van de CAP in een andere functie is benoemd; of

    • b.

      met ingang van de dag waarop de ambtenaar ontslag is verleend; of

    • c.

      met ingang van de dag waarop de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt; of

    • d.

      met ingang van de dag, volgende op die waarop de ambtenaar is overleden.

  • 2 De aanspraken, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, eindigen na afloop van de uitkeringsduur, maar in elk geval:

    • a.

      met ingang van de dag waarop de ambtenaar niet meer voldoet aan de in bedoelde artikelen genoemde voorwaarden; of

    • b.

      met ingang van de dag waarop de ambtenaar ontslag is verleend, waaronder het ontslag op grond van artikel E.9 en artikel E.16 van de CAP; of

    • c.

      met ingang van de dag waarop de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt; of

    • d.

      met ingang van de dag, volgende op die waarop de ambtenaar is overleden.

  • 3 De aanspraken, bedoeld in artikel 3, eerste, tweede en vijfde lid, eindigen na afloop van de uitkeringsduur, maar in elk geval:

    • a.

      met ingang van de dag waarop de gewezen ambtenaar in een andere functie is benoemd overeenkomstig artikel E.7 van de CAP;

    • b.

      met ingang van de dag waarop de gewezen ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt; of

    • c.

      met ingang van de dag, volgende op die waarop de gewezen ambtenaar is overleden.

Paragraaf 3: Verplichtingen en sancties

Artikel 8 Verplichtingen en sancties gedurende de wachttijd van de WAO en de WIA

  • 1 De aanspraken op gehele of gedeeltelijke doorbetaling van bezoldiging op grond van de artikelen 2, 3 en 4 vervallen wanneer en voor zolang de ambtenaar of de gewezen ambtenaar:

    • a.

      weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek vanwege de bedrijfsgeneeskundige of een daarmee gelijk te stellen geneeskundige of, na voor zulk een onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    • b.

      weigert de volledige medewerking te verlenen aan een geneeskundig onderzoek, een observatie of een maatregel in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid, tenzij de maatregel een ingreep van heelkundige aard mocht zijn;

    • c.

      zonder voldoende gronden nalaat zich onder behandeling van een geneeskundige te stellen of blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften hem door de behandelende geneeskundige gegeven, met dien verstande dat te dezen voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een ingreep van heelkundige aard zijn uitgezonderd;

    • d.

      zich zodanig gedraagt dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;

    • e.

      tijdens de verhindering dienst te verrichten, voor zichzelf of derden arbeid verricht tenzij dit door de bedrijfsgeneeskundige of een daarmee gelijk te stellen geneeskundige in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht;

    • f.

      in gebreke blijft op het door de bedrijfsgeneeskundige of een daarmee gelijk te stellen geneeskundige bepaalde tijdstip en in de door deze bepaalde mate zijn dienst te hervatten, tenzij hij daarvoor een inmiddels opgekomen, door deze als geldig erkende reden heeft opgegeven;

    • g.

      weigert passende arbeid te verrichten welke door gedeputeerde staten wordt opgedragen en waartoe hij door de bedrijfsgeneeskundige of een daarmee gelijk te stellen geneeskundige in staat wordt geacht;

    • h.

      zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door gedeputeerde staten of een door hen aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn hem in staat te stellen passende arbeid te verrichten;

    • i.

      zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de WIA en artikel 71a, tweede lid, van de WAO.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanspraken kunnen geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien de ambtenaar of de gewezen ambtenaar de voor hem ter zake van afwezigheid tijdens ziekte gestelde voorschriften overtreedt.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen op grond van bijzondere omstandigheden bepalen dat de in het eerste lid bedoelde aanspraken niet vervallen, maar geheel of ten dele aan anderen dan aan de ambtenaar of de gewezen ambtenaar worden uitbetaald.

  • 4 Voor zover gedeputeerde staten van de bevoegdheid in het derde lid geen gebruik hebben gemaakt, kunnen zij de niet uitbetaalde aanspraken alsnog aan de ambtenaar of de gewezen ambtenaar uitbetalen.

Artikel 9 Compensatie bij arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%

  • 1 De ambtenaar die door het UWV in het kader van de uitvoering van de WIA voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard en die als gevolg van de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid inkomensverlies heeft, heeft aanspraak op compensatie van het inkomensverlies overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2 De compensatie bedraagt:

    • a.

      indien de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte: 100%; en

    • b.

      in overige gevallen: 70%;

    • van het verschil tussen de bezoldiging in de oude functie en de bezoldiging in de aangepaste of nieuwe functie. Indien het in het eerste lid bedoelde inkomensverlies door verhoging van de bezoldiging afneemt wordt de compensatie dienovereenkomstig verminderd, tenzij het een verhoging betreft van de bezoldiging wegens algemene salarismaatregelen of een salarisverhoging op grond van artikel C.7 van de CAP. De compensatie wordt als salaris aangemerkt.

  • 3 Op de compensatie bestaat aanspraak vanaf de kalenderdag dat de arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op minder dan 35%, maar niet voordat de periode van gehele of gedeeltelijke doorbetaling van bezoldiging bij ziekte is verstreken.

  • 4 De compensatie eindigt op het moment waarop het dienstverband bij de provincie eindigt doch in het geval, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, in ieder geval na 5 jaar.

  • 5 Bij samenloop van de compensatie met een uitkering krachtens de Werkloosheidswet of een aanvullende werkloosheidsuitkering uit hoofde van de dienstbetrekking waaruit de ambtenaar gedeeltelijk arbeidsongeschikt is verklaard, wordt de compensatie verminderd met het bedrag van deze uitkeringen.

Artikel 9a Aanvulling bij arbeidsongeschiktheid ingeval van dienstongeval of beroepsziekte

  • 1 De ambtenaar of gewezen ambtenaar die als gevolg van een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte recht heeft op een IVA-uitkering uit hoofde van de provinciale dienstbetrekking en geen recht heeft op doorbetaling van de bezoldiging of de laatstelijk genoten bezoldiging, wordt de IVA-uitkering en het ABP arbeidsongeschiktheidspensioen, zolang daarop aanspraak bestaat, aangevuld tot 90% van de laatstelijk genoten bezoldiging.

  • 2 De ambtenaar of gewezen ambtenaar die als gevolg van een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte recht heeft op een WGA-uitkering uit hoofde van zijn provinciale dienstbetrekking wordt de WGA-uitkering en het ABP arbeidsongeschiktheidspensioen, zolang daarop aanspraak bestaat, aangevuld

    • a.

      tijdens de loongerelateerde uitkering: tot 90% van het verschil tussen de laatstelijk genoten bezoldiging en het nieuwe inkomen bij volledige invulling van de resterende verdiencapaciteit en tot 80% van dit verschil bij niet volledige invulling van de resterende verdiencapaciteit;

    • b.

      tijdens de loonaanvullingsuitkering: tot 90% van het verschil tussen de laatstelijk genoten bezoldiging en het nieuwe inkomen dat bij volledige invulling van de resterende verdiencapaciteit zou kunnen worden verdiend;

    • c.

      tijdens de vervolguitkering, doch niet langer dan 10 jaar: tot 75% van de laatstelijk genoten bezoldiging maal het door het UWV vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage.

  • 3 Als de IVA-uitkering of de WGA-uitkering wordt geweigerd of verminderd in verband met toepassing van een sanctie op grond van de WIA wordt die sanctie op overeenkomstige wijze als voor het ABP arbeidsongeschiktheidspensioen door vertaald naar de aanvulling op grond van dit artikel.

Paragraaf 4: Bijzondere situaties

Artikel 10 Samenloop met andere inkomsten

  • 1 Bij samenloop van een aanspraak krachtens deze uitvoeringsregeling met een ZW-uitkering, een WAO- of WIA-uitkering, een WW-uitkering of een aanvullende werkloosheidsuitkering op grond van dezelfde dienstbetrekking wordt deze aanspraak verminderd met het bedrag van deze uitkeringen.

  • 2 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen van de ambtenaar of de gewezen ambtenaar de ZW-uitkering, de WAO- of WIA-uitkering, de WW-uitkering of de aanvullende werkloosheidsuitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt deze uitkering voor de toepassing van het eerste lid geacht onverminderd te zijn genoten.

  • 3 Indien ten aanzien van de ZW-uitkering, die de ambtenaar of de gewezen ambtenaar geniet, een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast leggen gedeputeerde staten zoveel mogelijk dezelfde verplichting op dan wel passen zij zoveel mogelijk een overeenkomstige sanctie toe op de aanspraken krachtens deze uitvoeringsregeling waarop de ZW-uitkering in mindering is gebracht.

  • 4 De inkomsten die de ambtenaar of de gewezen ambtenaar geniet in verband met het verrichten van in het belang van zijn genezing wenselijk geachte arbeid, worden op de aanspraken op grond van de artikelen 2, 3 en 4 in mindering gebracht, voor zover deze te samen met die aanspraken de bezoldiging te boven gaan.

  • 5 Inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf worden op het bedrag, waarop de gewezen ambtenaar ingevolge deze uitvoeringsregeling recht heeft, in mindering gebracht, tenzij:

    • a.

      de gewezen ambtenaar deze inkomsten reeds vóór het intreden van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte genoot; en

    • b.

      de omvang van die arbeid niet is toegenomen.

Artikel 11 Bevalling na ontslag

  • 1 De gewezen ambtenaar, wier bevalling waarschijnlijk is binnen vier maanden na het tijdstip van ingang van haar ontslag, ontvangt haar laatstelijk genoten bezoldiging gedurende de periode die:

    • a.

      aanvangt op de 41e dag , voorafgaande aan de vermoedelijke datum van bevalling; en

    • b.

      eindigt op de 70e dag na de datum waarop de bevalling heeft plaatsgevonden.

  • 2 De periode, bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd tot 16 weken, indien die periode door een voortijdige bevalling minder dan 16 weken heeft bedragen.

  • 3 De gewezen ambtenaar wier bevalling niet wordt verwacht binnen vier maanden na het tijdstip van ingang van haar ontslag, maar die niettemin binnen die termijn bevalt, ontvangt haar laatstelijk genoten bezoldiging gedurende de periode die:

    • a.

      aanvangt op de datum van bevalling; en

    • b.

      eindigt op de 70e dag na de datum waarop de bevalling heeft plaatsgevonden.

  • 4 Op de bezoldiging wordt via een inhouding in mindering gebracht een bedrag, gelijk aan de uitkering krachtens de Wet arbeid en zorg waarop de gewezen vrouwelijke ambtenaar gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof recht heeft of gehad zou hebben als zij tijdig een aanvraag voor die uitkering zou hebben gedaan.

  • 5 Voor zolang de gewezen ambtenaar na beëindiging van de haar ingevolge het eerste of het derde lid toekomende uitkering nog wegens ziekte ongeschikt is tot werken, dan wel binnen een maand na deze beëindiging ongeschikt wordt tot werken, heeft zij gedurende 52 weken recht op doorbetaling van de bezoldiging overeenkomstig artikel 3. Deze termijn wordt geacht aan te vangen op de eerste dag na de bevalling.

  • 6 Ongeschikt tot werken, geheel of gedeeltelijk, in de zin van het vijfde lid is de vrouwelijke gewezen ambtenaar die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is om een naar aard en omvang soortgelijke functie als zij vervulde, te vervullen.

Paragraaf 5: Overige bepalingen

Artikel 12 Aanpassing bedrag / begrip bezoldiging en bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering

  • 1 Het bedrag van de laatstelijk genoten bezoldiging, bedoeld in de artikelen 3, 4 en 11 wordt in voorkomende gevallen gewijzigd overeenkomstig een algemene salariswijziging voor het personeel in provinciale dienst.

  • 2 Indien onderdelen van de bezoldiging niet in een vast bedrag per maand zijn of kunnen worden uitgedrukt, wordt voor die onderdelen gerekend met het bedrag dat gemiddeld per maand is toegekend in de drie kalendermaanden, voorafgaande aan de maand waarin:

    • a.

      de ambtenaar ongeschikt is geworden tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte;

    • b.

      de gewezen ambtenaar wegens ziekte ongeschikt is geworden een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen. Gedeputeerde staten kunnen van een langere periode dan de in de vorige volzin genoemde drie kalendermaanden uitgaan, indien toepassing van het bepaalde in de vorige volzin tot onredelijke uitkomsten leidt.

  • 3 Voor zover de ambtenaar of de gewezen ambtenaar geen drie kalendermaanden in dienst is geweest, wordt voor de toepassing van het tweede lid gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld aan bezoldiging per maand is toegekend over het tijdvak waarin hij in dienst is geweest vóór het ontstaan van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid respectievelijk tot het vervullen van een naar aard en omvang soortgelijke functie.

Artikel 13 Vervallen

Artikel 13 is vervallen

Artikel 14 Overlijdensuitkering gewezen ambtenaar

Na het overlijden van de gewezen ambtenaar, die op de dag van zijn overlijden op grond van artikel 3 in het genot was van doorbetaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging, is artikel B.15 van de CAP van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Aanvullende uitkering bij overlijden wegens dienstongeval / beroepsziekte

  • 1.

    Indien het overlijden van de ambtenaar is veroorzaakt door een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte, wordt aan degene die in verband met dit overlijden krachtens het pensioenreglement een partnerpensioen of een wezenpensioen geniet, een uitkering toegekend ten bedrage van 18% van dit partnerpensioen, onderscheidenlijk dit wezenpensioen.

  • 2.

    De uitkering eindigt met ingang van de dag waarop de overledene de AOW-gerechtigde leeftijd zou hebben bereikt dan wel met ingang van de maand, volgende op de datum waarop de weduwe of weduwnaar aan wie een partnerpensioen is toegekend, een nieuwe partner heeft.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de gewezen ambtenaar ten aanzien van wie artikel 9a toepassing heeft gevonden, indien zijn overlijden het rechtstreeks gevolg is van het dienstongeval of de door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte, bedoeld in dat artikel.

Overgangsregeling

Tot het tijdstip waarop de Werkloosheidswet van toepassing zal zijn op de ambtenaren gelden ten aanzien van artikelen 2 en 3 de volgende afwijkende regelen:

  • 1.

    Aan artikel 2, tweede lid, wordt een tweede volzin toegevoegd, luidende: De ambtenaar heeft, ingeval op grond van artikel 19, vierde lid, van de WAO geen recht op een WAO-uitkering uit hoofde van zijn dienstbetrekking bestaat, indien en voor zolang de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte na het in het eerste lid bedoelde tijdvak van 52 weken voortduurt, aanspraak op een bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens dit artikel, waarbij wordt uitgegaan van een WAO-uitkering van nihil.

  • 2.

    In artikel 2, zevende lid, wordt de zinsnede "15 tot 25%: 18,00%" vervangen door: minder dan 25%: 18,00%.

  • 3.

    In artikel 3, vijfde lid, wordt de zinsnede "15 tot 25%: 18,00%" vervangen door: minder dan 25%: 18,00%.

  • 4.

    Aan artikel 3 wordt een zevende lid toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, en derde en vierde lid, is het bepaalde in artikel 2, tweede lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing.

Overgangsregeling

Ten aanzien van de ambtenaar en gewezen ambtenaar wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is gelegen vóór 1 september 2004 blijven de bepalingen van de Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid van toepassing, zoals deze op 30 april 2005 luidden.

Overgangsregeling

  • 1.

    Artikel 2, zesde en zevende lid, en artikel 7, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, zoals die op de dag vóór inwerkingtreding van dit besluit luidden, blijven van toepassing op de ambtenaar die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit recht heeft op een aanvullende uitkering krachtens deze bepalingen, met dien verstande dat in artikel 2, zesde lid voornoemd, de zinsnede “vijfde lid” wordt vervangen door: vierde lid.

  • 2.

    Artikel 3, zesde tot en met achtste lid, artikel 7, vierde lid, en artikel 15, derde lid, van de Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, zoals die op de dag vóór inwerkingtreding van dit besluit luidden, blijven van toepassing op de gewezen ambtenaar die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit recht heeft op een aanvullende uitkering krachtens deze bepalingen.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd, drs. Th.J.F.M. Bovens, voorzitter mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris Uitgegeven, 12 februari 2015 De secretaris, mr. A.C.J.M. de Kroon  

TOELICHTING OP UITVOERINGSREGELING RECHTEN EN PLICHTEN BIJ ZIEKTE EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Algemeen

In deze uitvoeringsregeling van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP) zijn de rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid neergelegd. Op hoofdlijnen ziet het stelsel er vanaf 1 januari 2006 voor de provincieambtenaar als volgt uit. De ambtenaar heeft over de uren waarop hij wegens ziekte zijn arbeid niet kan verrichten ten laste van de werkgever in het 1e jaar recht op doorbetaling van 100% en in het 2e jaar van 70% van zijn bezoldiging. Bij dienstongevallen wordt ook in het 2e ziektejaar de bezoldiging volledig doorbetaald. Een en ander is geregeld in artikel 2 van de uitvoeringsregeling. In die 2 jaar zullen werkgever en ambtenaar zich optimaal inspannen om ervoor te zorgen dat de ambtenaar weer aan het werk komt, hetzij in de eigen functie, hetzij in andere passende arbeid. Onder voorwaarden komen ook gewezen ambtenaren na ontslag bij ongeschiktheid om te werken wegens ziekte in aanmerking voor gehele of gedeeltelijke doorbetaling van de (laatstelijk genoten) bezoldiging. Hun aanspraken zijn geregeld in artikel 3. Een aparte voorziening is in artikel 4 te vinden voor zieke ambtenaren die niet deelnemen in de pensioenregeling van het ABP. De ambtenaar die niet weer (volledig) aan het werk komt kan onder voorwaarden na 2 jaar (de wachttijd) in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Deze wachttijd kan in een aantal gevallen worden verlengd met maximaal 52 weken, te weten op gezamenlijk verzoek van de werkgever en de ambtenaar, als sanctie voor de werkgever i.v.m. onvoldoende re-integratie-inspanningen of vanwege een te late aanvraag van de WIA-uitkering. Een verlengde wachttijd betekent ook een verlengde periode van (gedeeltelijke) doorbetaling van de bezoldiging bij ziekte. Bij een te late aanvraag van de WIA-uitkering is dat alleen het geval als de ambtenaar daarvoor een deugdelijke grond heeft. In de WIA is uitgangspunt dat werken altijd meer loont dan niet werken. De ambtenaar wordt door het UWV voor de WIA gekeurd. Het UWV bekijkt dan wat de ambtenaar nog kan en hoeveel hij nog kan verdienen. De ambtenaar die volgens het UWV meer dan 65% van het oude inkomen kan verdienen heeft geen recht op een uitkering krachtens de WIA. De ambtenaar zal in principe in provinciale dienst blijven. De re-integratie-inspanningen zullen worden voortgezet. Slechts bij een zwaarwegend dienstbelang kan de ambtenaar wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid ontslag worden verleend. De ambtenaar die blijvend minder dan 20% van zijn oude inkomen kan verdienen wordt door het UWV volledig en duurzaam arbeidsongeschikt verklaard. Hij heeft, totdat hij de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WIA, de zogenaamde IVA-uitkering. De ambtenaar die nog 20% tot 65% van zijn oude inkomen kan verdienen wordt door het UWV gedeeltelijk arbeidsgeschikt verklaard en heeft onder voorwaarden recht op een werkhervattingsuitkering op grond van de WIA, de zogenaamde WGA-uitkering.

Wie 50% of meer van zijn resterende verdiencapaciteit benut heeft achtereenvolgens recht op een loongerelateerde WGA-uitkering gedurende maximaal 3 jaar en 2 maanden en op een WGA-loonaanvullingsuitkering maximaal tot de AOW-gerechtigde leeftijd. De ambtenaar die minder dan 50% van zijn resterende verdiencapaciteit benut heeft achtereenvolgens recht op de loongerelateerde WGA-uitkering en op een WGA-vervolguitkering maximaal tot de AOW-gerechtigde leeftijd.. De loongerelateerde WGA-uitkering is, wanneer niet wordt gewerkt: 70% van het oude inkomen (maar ten hoogste 70% van het maximum dagloon) en indien wel wordt gewerkt: 70% van het verschil tussen het oude inkomen (tot het maximum dagloon) en het nieuwe inkomen. De WGA- loonaanvullingsuitkering is 70% van het verschil tussen het oude inkomen (tot het maximum dagloon) en het nieuwe inkomen bij volledige benutting van de resterende verdiencapaciteit. De WGA-vervolguitkering bedraagt het WIA-arbeidsongeschiktheidspercentage maal het minimumloon. De IVA-uitkering is 75% van het oude inkomen, maar ten hoogste 75% van het maximum dagloon. In aanvulling hierop ontvangt de ambtenaar onder voorwaarden een arbeidsongeschiktheidspensioen van het ABP.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 2 De bepaling inzake het recht op (gehele of gedeeltelijke) doorbetaling van bezoldiging heeft betrekking op de uren van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Over de uren waarop de ambtenaar zijn arbeid wel verricht ontvangt hij uiteraard steeds de volle bezoldiging. Dat geldt ook over de uren waarop betrokkene andere dan zijn eigen arbeid verricht. Het moet dan reguliere, loonvormende arbeid betreffen die betrokkene verricht in het belang van zijn genezing. Er wordt geen reguliere, loonvormende arbeid verricht als op therapeutische basis wordt gewerkt. Daarvan is alleen sprake als wordt voldaan aan alle daarvoor door het UWV geformuleerde criteria. Het UWV verstaat onder arbeidstherapie het volgende: a. de activiteiten moeten binnen een tevoren aangegeven periode worden uitgevoerd b. de periode mag niet langer zijn dan 6 weken c. de activiteiten moeten deel uitmaken van een opbouwend re-integratietraject d. het mag niet gaan om een bestaande omschreven functie e. het moet een gecreëerde functie zijn f. er moet te allen tijde begeleiding aanwezig zijn g. de betrokkene moet op elk moment weg kunnen gaan. Ingeval van werken op therapeutische basis bestaat in het 2e ziektejaar recht op doorbetaling van 70% van de bezoldiging.

Met werken wordt gelijk gesteld het in opdracht volgen van een opleiding ten behoeve van andere werkzaamheden die de provinciale werkgever hem in het kader van zijn re-integratie aanbiedt. In dat geval wordt ook na het 1e ziektejaar de bezoldiging volledig doorbetaald. In de algemene toelichting is al aangegeven dat bij dienstongevallen en beroepsziekten ook na de eerste 52 weken de bezoldiging volledig wordt doorbetaald. Dat is ook het geval als de werkgever in voldoende mate aan zijn plicht als goed werkgever heeft voldaan. Wat onder beroepsziekte en dienstongeval wordt verstaan is geregeld in artikel A.1 van de CAP (onderdelen p en q), welke ook van toepassing zijn op de uitvoeringsregelingen van de CAP. Het betreft een ziekte die, onderscheidenlijk een ongeval dat in overwegende mate haar c.q. zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en die niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten. Deze voorziening geldt zolang er geen wettelijke regeling ter zake is getroffen. De provinciale werkgever zal nadrukkelijk rekening houden met individuele gevallen van terminale ziekte en in die gevallen telkens de afweging maken of onverminderde doorvoering van de korting van de bezoldiging na het 1e ziektejaar uit een oogpunt van redelijkheid en billijkheid wenselijk is. Bij terminale ziektes zal daarnaast alles in het werk worden gesteld om een vervroegde WIA-keuring voor een IVA-uitkering te realiseren.

Artikel 4

Voor een beperkte groep ambtenaren gelden bijzondere regels ten aanzien van de aanspraken bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Het betreft de groep ambtenaren die geen deelnemer zijn in de ABP-pensioenregeling. Wie dat zijn is geregeld in de Wet privatisering ABP, het pensioenreglement ABP en de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP. Het gaat daarbij, voor de provincies, vooral om mensen die in het kader van een werkgelegenheidsmaatregel in tijdelijke provinciale dienst zijn genomen en om personen die incidenteel en voor een beperkte periode als seizoenkracht in dienst zijn genomen. Voor deze beperkte groep geldt artikel 4.

Artikel 5

Hierin is geregeld in welke gevallen geen aanspraak bestaat op de (gehele of gedeeltelijke) doorbetaling van bezoldiging bij ziekte. De gronden komen overeen met die welke t.a.v. de wettelijke loondoorbetalingverplichting bij ziekte voor het overheidspersoneel zijn geregeld in de vierde afdeling van de Ziektewet.

Artikel 6

De bepaling van de eerste ziektedag in het eerste lid is conform het bepaalde bij en krachtens de Ziektewet. Dat is bij aanvang van de ziekte tijdens het werk de dag waarop de arbeid is gestaakt (onderdeel b) en ingeval betrokkene wegens ziekte de werkdag niet heeft aangevangen, die werkdag (onderdeel a). De onderdelen c en d zien op het ontstaan van ziekte tijdens algemeen en bijzonder verlof.

Artikel 8

Hierin zijn de verplichtingen en sancties geregeld in de (2 maximaal 3 jaar) wachttijd voor de WIA/WAO. Zij sluiten aan bij die welke t.a.v. de wettelijke loondoorbetalingverplichting bij ziekte voor het overheidspersoneel zijn geregeld in de vierde afdeling van de Ziektewet.

Artikel 9

Dit artikel bevat een compensatieregeling voor de groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten die geen recht op een WIA-uitkering hebben en in beginsel ook na die 2 jaar in dienst van de provincie blijven. Het gaat hier om degenen die door het UWV voor meer dan 65% arbeidsgeschikt zijn verklaard. Werkhervatting kan hier leiden tot inkomensverlies, omdat de ambtenaar in een aangepaste functie (bijvoorbeeld zijn eigen functie voor minder uren) of in een andere functie op een lager salarisniveau gaat werken. Het inkomensverlies wordt tijdelijk tot een redelijk niveau gecompenseerd. Bij dienstongevallen en beroepsziektes geldt een gunstiger compensatieregeling. Indien het inkomensverlies door inkomensverbetering bij de provincie afneemt leidt dit slechts tot een navenante verlaging van de compensatie als de inkomensverbetering niet het gevolg is van algemene salarismaatregelen of van salarisstappen op grond van artikel C.7 van de CAP. Overige verhogingen van de bezoldiging worden wel in mindering gebracht. De compensatie wordt als salaris aangemerkt, hetgeen betekent dat zij ook grondslag vormt voor de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering en meestijgt met de algemene salarisontwikkeling van het provinciepersoneel.

Artikel 9a

Bij dienstongevallen en beroepsziektes krijgt de ambtenaar een aanvulling op de WIA-uitkering en het ABP arbeidsongeschiktheidspensioen. In artikel 9a is dat uitgewerkt voor de verschillende situaties binnen de WIA, dus voor hen die recht hebben op een IVA-uitkering, een WGA-loongerelateerde uitkering, een WGA-loonaanvullingsuitkering of een WGA-vervolguitkering. In artikel 9 is de aanvulling bij dienstongevallen en beroepsziektes geregeld voor hen die voor minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard.

Artikel 10

Hierin is geregeld dat de uitkeringen op grond van de ZW, WAO/WIA, WW of de Regeling aanvullende voorzieningen bij werkloosheid in mindering worden gebracht op de aanspraken krachtens de Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Samenloop kan bijvoorbeeld spelen als vervroegd (binnen de wachttijd van 2 jaar) recht op een IVA-uitkering bestaat vanwege volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. De IVA-uitkering wordt in dat geval in mindering gebracht op de doorbetaalde bezoldiging bij ziekte. Het tweede en derde lid voorzien in gevallen waarin deze uitkeringen een vermindering ondergaan. Om te voorkomen dat de vermindering in de uitkering ongedaan wordt gemaakt doordat de aanspraken op doorbetaling van bezoldiging onverminderd worden uitbetaald, dienen op de eerste plaats deze uitkeringen als onverminderd genoten te worden beschouwd. Dit wordt geregeld in het tweede lid. Op de tweede plaats moet een aan een ambtenaar opgelegde wettelijke sanctie evenzo worden toegepast op de aanspraken ingevolge de Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Dat is in het derde lid bepaald.