Reglement voor het waterschap Limburg

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Reglement voor het waterschap Limburg

Reglement voor het waterschap Limburg

Begrippen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit reglement verstaat onder:

  • a.

     categorie bedrijven: de categorie waartoe behoren degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder d, van de wet;

  • b.

     categorie ingezetenen: de categorie waartoe behoren degenen die hun werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap hebben als bedoeld in artikel 11 van de wet;

  • c.

     categorie natuurterreinen: de categorie waartoe behoren degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder c, van de wet;

  • d.

     categorie ongebouwd: de categorie waartoe behoren degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder b, van de wet;

  • e.

     dijkgraaf: de voorzitter van het waterschap Limburg;

  • f.

    watersysteem: samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet;

  • g.

     wet: de Waterschapswet.

Gebied, zetel en taak

Artikel 2 Gebied

  • 1  Er is een waterschap Limburg, verder aan te duiden als het waterschap.

  • 2  Het gebied van het waterschap valt samen met het grondgebied van de provincie Limburg.

Artikel 3 Vestigingsplaats

Het waterschap is gevestigd in een door het algemeen bestuur te bepalen gemeente.

Artikel 4 Taak

  • 1  De taak van het waterschap is de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.

  • 2  De taak, bedoeld in het eerste lid, omvat:

    • a.

      het beheer van watersystemen;

    • b.

      het zuiveren van stedelijk afvalwater gebracht in een openbaar vuilwaterriool, hieronder mede begrepen het stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterkwaliteitsbeheerder en dat om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het waterschap.

Algemeen bestuur

Artikel 5 Omvang en samenstelling

Het algemeen bestuur bestaat uit 30 leden. Hiervan vertegenwoordigen:

  • a.

     21 leden de categorie ingezetenen;

  • b.

     4 leden de categorie ongebouwd;

  • c.

     2 leden de categorie natuurterreinen;

  • d.

     3 leden de categorie bedrijven.

Artikel 6 Benoeming geborgde zetels

  • 1. Voor de categorie ongebouwd worden de vertegenwoordigers benoemd door de Limburgse Land- en Tuinbouwbond.

  • 2. Voor de categorie natuurterreinen worden de vertegenwoordigers benoemd door de Vereniging van Bos- en natuurterreineigenaren.

Artikel 7 Reglement van orde

  • 1  Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

  • 2  In het reglement van orde worden in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, de openbaarheid van de vergaderingen, het vergader- en het besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.

Dagelijks bestuur

Artikel 8 Omvang

Het dagelijks bestuur bestaat uit de dijkgraaf en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden dat ten hoogste zes bedraagt. 

Artikel 9 Benoeming

  • 1  De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de dijkgraaf vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 2  Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de wet.

  • 3  De tot lid van het dagelijks bestuur benoemde wordt geacht de benoeming niet aan te nemen, indien op de tiende dag na kennisgeving van de benoeming door middel van een aangetekende brief nog geen mededeling van hem is ontvangen dat hij de benoeming aanvaardt.

  • 4  Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming.

  • 5  De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt geschiedt zo spoedig mogelijk nadat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is vervuld, tenzij het algemeen bestuur besluit het aantal leden van het dagelijks bestuur te verminderen dan wel indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid.

Artikel 10 Ingang benoeming

  • 1  In het geval van artikel 9, eerste lid gaat de benoeming van degene, die de benoeming tot lid van het dagelijks bestuur heeft aangenomen, in op het tijdstip waarop ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur zijn benoeming heeft aangenomen of, indien de aanneming van de benoe¬ming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.

  • 2  Vanaf het tijdstip van aftreden van de leden van het dagelijks bestuur tot het tijdstip waarop ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur de benoeming heeft aangenomen, treedt de dijkgraaf in de plaats van het dagelijks bestuur.

Artikel 11 Ontslag op eigen initiatief

  • 1  Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.

  • 2  Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij zijn ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen.

Artikel 12 Vervanging

  • 1  Bij langdurige afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur, of indien een lid van het dagelijks bestuur met de waarneming van het ambt van dijkgraaf is belast, kan hij worden vervangen door een lid van het algemeen bestuur, aan te wijzen door het algemeen bestuur.

  • 2 Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken voor een lid van het dagelijks bestuur heeft waargenomen, geniet een vergoeding ten bedrage van de voor dat lid vastge¬stelde bezoldiging. De vergoeding wordt verminderd met hetgeen als lid van het algemeen bestuur als vergoeding wordt ontvangen.

Artikel 13 Reglement van orde

  • 1  Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

  • 2  In het reglement van orde worden voor de vergaderingen in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, het vergaderquorum, het besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.

Artikel 14 Intrekking beroepen of bezwaren

Ingestelde beroepen of gemaakte bezwaren als bedoeld in artikel 86, derde lid, van de wet worden slechts ingetrokken als het algemeen bestuur daartoe beslist.

Dijkgraaf

Artikel 15 Benoeming

  • 1  Alvorens een aanbeveling voor de benoeming van de dijkgraaf als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet wordt opgemaakt, wordt, behalve in het geval van herbenoeming, een open sollicitatieprocedure gevolgd.

  • 2  Indien de aanbeveling uit meer dan één persoon bestaat, wordt over iedere plaats op de aanbeveling afzonderlijk gestemd.

Artikel 16 Woonplaats

De dijkgraaf heeft zijn werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap.

Artikel 17 Ontslag

  • 1  De dijkgraaf die zijn ontslag vraagt, blijft zo mogelijk in functie totdat hem ontslag is verleend.

  • 2  Hij dient zijn verzoek om ontslag uiterlijk twee maanden vóór de datum waarop het ontslag wordt gewenst bij de Kroon in en geeft daarvan tegelijkertijd kennis aan het algemeen bestuur en aan Gedeputeerde Staten.

Secretaris

Artikel 18 Benoeming

De secretaris wordt door het algemeen bestuur benoemd op voordracht van het dagelijks bestuur.

Artikel 19 Taken en bevoegdheden

  • 1  Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de secretaris.

  • 2  Artikel 33, eerste en tweede lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Toezicht

Artikel 20 Melding besluiten

Het dagelijks bestuur zendt aan Gedeputeerde Staten ter kennisneming besluiten tot:

  • a.

     aanleg of verbetering van waterstaatswerken waarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie te verwachten is, voor zover deze niet reeds aan goedkeuring zijn onderworpen;

  • b.

     oprichting of deelneming in een rechtspersoon, voor zover hierbij een belangrijk onderdeel van de aan het waterschap opgedragen taak betrokken is.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21Intrekking

Het Reglement voor het waterschap Peel en Maasvallei (Provinciaal Blad 2008, nr. 4) en het Reglement voor het waterschap Roer en Overmaas Provinciaal Blad 2008, nr. 5) worden ingetrokken.

Artikel 22 Overgangsrecht

  • 1  De waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas zijn gezamenlijk met de voorbereiding van de instelling van het waterschap belast.

  • 2  Krachtens dit reglement is een algemeen bestuur voor het waterschap aangesteld, bestaande uit 30 leden. Op de samenstelling van dit algemeen bestuur is het bepaalde in artikel 29 van de wet van toepassing.

  • 3  Tot het moment waarop het algemeen bestuur krachtens artikel 3 van dit reglement een vestigingsplaats heeft bepaald is het waterschap gevestigd in de gemeenten Venlo en Sittard-Geleen.

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1 Dit reglement treedt in werking op een 1 januari 2017.

  • 2  In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treedt artikel 22, eerste lid, in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin dit reglement wordt geplaatst.

Artikel 24 Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als Reglement voor het waterschap Limburg.

Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten, gehouden op 4 juli 2014 Provinciale Staten voornoemd

Ondertekening

de griffier, mw. drs. J.J. Braam
de voorzitter, dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

 Toelichting op het Reglement voor het waterschap Limburg

Algemeen De wettelijke bevoegdheid om waterschappen in te stellen en te reglementeren ligt bij Provinciale Staten. Artikel 2 van de Waterschapswet bepaalt dat de bevoegdheid tot het opheffen en het instellen van waterschappen, tot regeling van hun taken en inrichting en van de samenstelling van hun besturen en tot de verdere reglementering van waterschappen aan provinciale staten behoort en dat de uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening.

Bij besluit van 4 juli 2014 hebben Provinciale Staten de waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas opgeheven en het waterschap Limburg ingesteld.

Het onderhavige reglement schept in aansluiting op de wet het nieuwe kader voor het waterschap. Het beperkt zich tot de essentiële aspecten betreffende de inrichting en het functioneren van het waterschap.

De belangrijkste onderwerpen die worden geregeld, zijn het gebied, de taak, het bestuur, de verdeling van de geborgde zetels over de specifieke belangencategorieën, het aanwijzen van de organisaties die de vertegenwoordigers voor de categorieën bedrijven en ongebouwd mogen benoemen en het toezicht. De kostentoedeling en het kiesrecht worden thans uitputtender geregeld in de wet en de daarbij behorende Algemene maatregel van bestuur.

Teneinde de waterschapsreglementen interprovinciaal zoveel mogelijk te uniformeren is bij het opstellen van het onderhavige reglement ook gebruik gemaakt van een model-reglement dat door het Interprovinciaal Overleg, in overleg met de Unie van Waterschappen, is gemaakt.

 

 

Artikelsgewijs

Begripsbepalingen

Op grond van artikel 1, tweede lid, van de wet kunnen als “hoofdtaken” aan de waterschappen het beheer van watersystemen en de zuivering van stedelijk afvalwater op de voet van artikel 2.17 van de Omgevingswet worden opgedragen. In dit reglement is het begrip watersysteem nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de terminologie van de Omgevingswet. Het zuiveren van het afvalwater is niet nader gedefinieerd omdat deze definitie afdoende is geregeld in de Waterschapswet en de Omgevingswet.

Gebied, zetel en taak van het waterschap

Artikel 2 Gebied van het waterschap Bij het bepalen van het gebied van het waterschap is acht geslagen op het uitgangspunt voor de bestuurlijke organisatie van de waterstaatszorg, dat bij de vorming van waterschappen zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de waterstaatkundige eenheden. Een waterstaatkundige eenheid bestaat uit een samenhangend stelsel van oppervlaktewateren en gronden (inclusief mensen en gebouwen), die belang hebben bij de instandhouding van dat stelsel. Het gebied van het waterschap valt door samenvoeging van de waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas samen met het grondgebied van de provincie Limburg. Om deze reden is het vastleggen van het grondgebied van het waterschap op een kaart niet nodig.

Artikel 4 Taak van het waterschap

In artikel 1, eerste lid, van de wet is het functionele karakter van de waterschappen vastgelegd: hun taak is de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied. Deze taak wordt vervolgens in het tweede lid nader gespecificeerd in het beheer van watersystemen en de zuivering van stedelijk afvalwater gebracht in een openbaar vuilwaterriool op de voet van artikel 2.17 van de Omgevingswet. In de wet worden de zorg voor de waterkering en de zorg voor de waterhuishouding dus niet meer als aparte taken onderscheiden. In artikel 4 is aangesloten bij de wet en de huidige situatie door aan het waterschap het beheer van watersystemen en het zuiveren van stedelijk afvalwater gebracht in een openbaar vuilwaterriool op te dragen. De begrippen stedelijk afvalwater en openbaar vuilwaterriool zijn gedefinieerd in bijlage 1 van de Omgevingswet. Het beheer van watersystemen omvat de zorg voor de waterkering en de zorg voor de waterhuishouding, waaronder ook de zorg voor de waterkwaliteit. Onder de zorg voor de waterhuishouding moet ook het regelen van de grondwaterstanden via het peilbeheer van het oppervlaktewater worden gerekend. Het gebruik van de term “beheer van watersystemen” benadrukt dat de tot op heden afzonderlijk benoemde taken een nauwe onderlinge samenhang kennen en als één integrale taak moeten worden uitgevoerd. De toekenning van “het beheer van watersystemen” aan het waterschap impliceert overigens niet dat alle zorg voor het watersysteem of de watersystemen in het waterschapsgebied aan het waterschap wordt toegekend. Ook andere overheden oefenen taken ter zake uit, zoals Rijkswaterstaat voor de Maas en de rijkskanalen. In het eerste lid van artikel 4 is daarom aangegeven dat het waterschap verantwoordelijk is voor de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet bij andere publiekrechtelijke lichamen berust. Artikel 4, eerste lid, kent een duidelijke relatie met artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 3:4, eerste lid, van die wet is namelijk geregeld dat het bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afweegt, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. Wanneer een bestuursorgaan van het waterschap derhalve een besluit of handeling overweegt, dient het over te gaan tot een afweging van alle bij de concrete beslissing of handeling betrokken belangen. Met artikel 4, eerste lid, wordt aangegeven dat het waterschap zich bij de belangenafweging primair moet laten leiden door de waterhuishoudkundige belangen. Het behartigt die belangen en weegt ze bij de besluitvorming af tegen andere belangen en de belangen van direct betrokkenen. In artikel 4, tweede lid, is ook de zuivering van stedelijk afvalwater aan het waterschap opgedragen. Sinds 2002 ligt de zorgplicht voor de zuivering van stedelijk afvalwater wettelijk bij het waterschap.

Samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur

De artikelen 5 tot en met 17 geven een aanvulling op de bepalingen in de wet en het Waterschapsbesluit. De wet regelt onder meer de vereisten voor het lidmaatschap van het bestuur, de verkiezingen, nevenfuncties, onverenigbare betrekkingen en het afleggen van de eed dan wel verklaring en belofte. Voorts bevat de wet bepalingen over de vergaderingen van algemeen en dagelijks bestuur. Het Waterschapsbesluit bevat regels over rechtspositionele aangelegenheden aangaande de dijkgraaf, zoals benoeming, schorsing, tijdelijk niet uitoefenen van zijn functie, ontslag, uitkering bij ontslag en aanspraken ingeval van ziekte.

Het algemeen bestuur

Artikel 5 Omvang en samenstelling In de wet is, uit oogpunt van uniformering, maar ook vanwege doelmatigheid en slagvaardigheid, de minimale en maximale omvang van het algemeen bestuur vastgelegd. Het waterschapsbestuur kan bestaan uit minimaal achttien en maximaal dertig leden. Om te garanderen dat daadwerkelijk alle belangencategorieën vertegenwoordigd zijn, dient niet alleen de omvang van het bestuur te worden vast gesteld, maar ook het aantal zetels dat daarbinnen toegekend wordt aan ieder van de specifieke categorieën. Op een totale bestuursomvang van minimaal achttien en maximaal dertig zetels zijn zeven tot negen zetels gereserveerd voor de specifieke categorieën gezamenlijk, waarbij iedere categorie minimaal één zetel toegewezen krijgt om vertegenwoordiging zeker te stellen. De overige zetels zijn voor de categorie ingezetenen. Met dit stelsel wordt “geborgd” dat bij de taakuitoefening door het waterschap met alle onderscheiden taakbelangen, de algemene én de specifieke, rekening wordt gehouden. Deze benadering doet recht aan het functionele karakter van het waterschap, dat zich daarmee onderscheidt van de van algemene democratie. Doel van de geborgde zetels is het zekerstellen van de vertegenwoordiging van alle onderscheiden belangen in het waterschapsbestuur. Bij de bepaling van de omvang van het bestuur en de aantallen zetels per categorie is rekening gehouden met de aard en de mate van het belang van iedere categorie. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de omvang van de betaling door een categorie niet meer als zelfstandig criterium wordt gehanteerd omdat dit uit het wetsartikel is geschrapt. De omvang van de betaling kan wel een globale indicator zijn voor het belang van de categorie. Daarnaast kan de mate van diversiteit van de belangen binnen de categorieën betrokken worden bij de bepaling van de zetelaantallen.

Gelet op de omvang van het waterschap wordt gekozen voor een bestuursomvang van 30 leden. Blijkens de trendrapportage ‘Staat van het Bestuur 2012’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/10/25/staat-van-het-bestuur.html) is in het gemiddelde aantal bestuursleden bij de waterschappen in Nederland 27,4. Bij waterschappen die qua oppervlakte en bewonersaantal, een vergelijkbare omvang hebben als het Waterschap Limburg heeft het algemeen bestuur een omvang van 30 leden.

Het aantal geborgde zetels is bepaald op 9.

De verdeling van de geborgde zetels is 4 voor ongebouwd, 2 voor natuur en 3 voor bedrijven. Gelet op de afhankelijkheid van de specifieke categorieën van het waterbeheer en gelet op hun betrokkenheid daarbij krijgen zij ieder tenminste twee geborgde zetels toegekend. Gelet op de aard en mate van afhankelijkheid van de landbouw, gelet op de toenemende betrokkenheid bij natuur en landschap en waterbeheer en gelet op de diversiteit van spelende belangen worden aan de categorie ongebouwd nog twee extra zetels toegekend. Meegewogen de mate van betaling, wordt aan de categorie bedrijven één extra zetel toegekend.

De categorie ingezetenen krijgt 21 zetels.

Artikel 6 Benoemen vertegenwoordigers geborgde zetels Voor de categorie natuurterreinen is het Bosschap krachtens de wet belast met de benoeming van kandidaten. Hetzelfde geldt voor de categorie bedrijfsgebouwd, waarvoor de Kamer van Koophandel met de benoeming is belast. Nadere regeling van de benoeming van deze kandidaten is niet noodzakelijk. Voor de categorie ongebouwd is het aan de provincie overgelaten de organisaties aan te wijzen die de benoeming doen. Bij de aanwijzing is rekening gehouden met de verschillende te vertegenwoordigen belangen en de organisatiegraad. Uit een oogpunt van transparantie en eenvoud is een beperkt aantal benoemende organisaties gewenst. Daarom is gekozen voor één voldoende representatieve organisatie en wel de Limburgse Land- en Tuinbouw Bond (LLTB). Het provinciaal bestuur gaat er daarbij vanuit dat het voor zich spreekt dat de LLTB andere organisaties met gelijkluidende belangen daarbij zoveel mogelijk betrekt en dat de manier waarop dit gebeurt ook wordt vastgelegd in de hierna genoemde regeling. De selectie van de vertegenwoordigers is een verantwoordelijkheid van de benoemende organisaties. De wet geeft in artikel 14, vierde lid, aan dat de organisaties die mogen benoemen de procedure die zij hanteren voor de selectie en benoeming tijdig moeten vastleggen.

Het waterschap zorgt vervolgens voor publicatie zodat het voor de leden van de belangengroeperingen (maar ook voor andere betrokkenen) duidelijk is op welke wijze de benoeming tot stand komt. Ook kunnen eventuele kandidaten hun interesse op dat moment kenbaar maken bij de benoemende organisatie. De benoeming is bindend, dat wil zeggen dat de status van de benoemde kandidaten gelijk is aan die van gekozen kandidaten. Slechts de toetsing door het algemeen bestuur op grond van artikel 24 van de wet kan toelating tot het algemeen bestuur verhinderen.

Artikel 7 Reglement van orde De wet geeft in de artikelen 35 tot en met 39 een aantal bepalingen over openbare en besloten vergaderingen en over geheimhouding. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Voor de invulling van dat reglement verdient het aanbeveling zoveel mogelijk aan te sluiten bij de regelingen, die de Gemeentewet en de Provinciewet kennen omtrent onderwerpen van vergaderorde. Het dagelijks bestuur

Artikel 8 Omvang dagelijks bestuur Ten aanzien van de omvang van het dagelijks bestuur kan het reglement alleen bepalen hoeveel leden het dagelijks bestuur ten minste en ten hoogste telt. In verhouding tot de omvang van het algemeen bestuur en ter voorkoming van versnippering van bestuurstaken is gekozen voor maximaal vijf bestuursleden. Meer dan vijf bestuursleden wordt niet doelmatig geacht. Bij het bepalen van een minimaal aantal leden is het doelmatig en slagvaardig optreden uitgangspunt. Nu een minimaal aantal niet is bepaald, kan het algemeen bestuur op dit punt zelf de juiste beslissingen nemen.

Artikel 9 Benoeming leden dagelijks bestuur In de eerste vergade¬ring van het nieuwe algemeen bestuur vindt de benoeming plaats van de leden van het dagelijks bestuur niet zijnde de dijkgraaf. De tot lid van het dagelijks bestuur benoemde wordt geacht zijn benoeming niet aan te nemen, indien hij op de tiende dag nadat hij in kennis is gesteld van zijn benoeming zijn benoeming niet heeft aanvaard. Aanvaarding van de benoeming dient te geschieden door middel van een aangetekende brief. Hiermee wordt aangesloten bij het stelsel van fictieve weigering zoals ook opgenomen in de Provinciewet en de Gemeentewet. Het tweede lid geeft toepassing aan artikel 41, derde lid, van de wet. In artikel 41, tweede lid, van de wet is bepaald dat de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur plaatsvindt uit het algemeen bestuur. Als dat bij reglement wordt geregeld (artikel 41, derde lid) kunnen gedeputeerde staten hiervan ontheffing verlenen. Het tweede lid maakt het mogelijk om kandidaten te vinden buiten de kring van het algemeen bestuur. Leden die op deze wijze zijn benoemd maken daarmee overigens geen deel uit van het algemeen bestuur. Dat zou immers leiden tot een wijziging van het aantal zetels van het algemeen bestuur. Voor de leden van het dagelijks bestuur die niet tot het algemeen bestuur behoren gelden op grond van artikel 45 van de wet wel de eisen die aan de verkiesbaarheid van leden van het algemeen bestuur worden gesteld alsmede de incompatibiliteiten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Ook de verplichting tot het afleggen van de eed of de belofte is op deze leden van toepassing.

Omdat de leden van het dagelijks bestuur die zijn benoemd via de ontheffing van artikel 41, derde lid, van de wet alleen lid zijn van het dagelijks bestuur mogen zij dus alleen de bevoegdheden uitoefenen die horen bij het dagelijks bestuur. Ze kunnen, geen lid zijnde van het algemeen bestuur, dus geen bevoegdheden uitoefenen van het algemeen bestuur. De invulling van een open gevallen plek in het dagelijks bestuur geschiedt zo spoedig mogelijk. Dit kan anders zijn indien het algemeen bestuur op het moment van de vacature besluit om het aantal leden van het dagelijks bestuur te verminderen.

Artikel 10 Ingang benoeming leden dagelijks bestuur In dit artikel wordt het aanvangstijdstip van de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur geregeld alsmede de opvolging van het gehele dagelijks bestuur na de verkiezingen.

Artikel 11 Ontslag op eigen initiatief Dit artikel vormt een aanvulling op artikel 41 van de wet, waarin het ontslag van de leden van het dagelijks bestuur - met uitzondering van de dijkgraaf - summier wordt geregeld. De leden van het dagelijks bestuur, die hun ontslag nemen, geven hiervan, om bewijsrechtelijke redenen, schriftelijk kennis aan het algemeen bestuur. Deze bepaling komt overeen met de artikelen 42 en 43 van respectievelijk de Provinciewet en de Gemeentewet. De wet bevat terzake geen bepalingen. Uit de aard van de rechtshandeling vloeit voort dat opzegging niet met terugwerkende kracht mogelijk is (vergelijk de laatst genoemde artikelen).

Artikel 12 Vervanging leden dagelijks bestuur Leden van het dagelijks bestuur kunnen worden vervangen door leden van het algemeen bestuur. Dat kan de vervanging regelen op verzoek van het dagelijks bestuur of van het betreffende lid van dat bestuur, of kan er uit eigen beweging toe overgaan. Bepalend is of de vervanging nodig is voor een goede taakvervulling van het betreffende bestuursorgaan. Algemene regels kunnen hiervoor niet worden gegeven. Het tweede lid regelt de vergoeding bij vervanging van een lid van het dagelijks bestuur.

Artikel 13 Reglement van orde Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast. Een verschil tussen de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur is, dat de vergaderingen van het dagelijks bestuur met gesloten deuren worden gehouden, tenzij dit bestuur anders heeft bepaald. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven over de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur (artikel 42 van de wet). Met de toevoeging van de woorden “en andere werkzaamheden” wordt aangesloten bij wat daaromtrent in de praktijk is gegroeid en hetgeen is bepaald in de Provinciewet en de Gemeentewet. In de reglementen van orde worden meer activiteiten geregeld dan alleen de vergaderingen. Andere werkzaamheden kunnen betrekking hebben op de bekendmaking van besluiten, de schriftelijke afdoening van zaken en de procedurele voorbereiding van de in het dagelijks bestuur te bespreken nota’s.

Artikel 14 Intrekking beroepen of bezwaren Het vermelde in dit artikel steunt op artikel 86, vierde lid, van de wet.

De dijkgraaf

Artikel 15 Benoeming dijkgraaf Alvorens een aanbeveling voor de benoeming van de dijkgraaf als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet, wordt opgemaakt, wordt, behalve in het geval van herbenoeming, een open sollicitatieprocedure gevolgd. Met een open sollicitatie wordt bedoeld een bekendmaking in de daarvoor geëigende kranten, vakbladen of middels een algemeen toegankelijk elektronisch medium.

Artikel 17 Ontslag dijkgraaf In artikel 49 van de wet is bepaald dat voor de dijkgraaf bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld onder andere betreffende de benoeming, schorsing, tijdelijk niet uitoefenen van de functie en ontslag. Aan de dijkgraaf die de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt, wordt eervol ontslag verleend. Artikel 17 omvat een nadere uitwerking, naar analogie van de Provinciewet en de Gemeentewet, van de situatie waarin de dijkgraaf om ontslag verzoekt.

 

 

 

De secretaris

Artikelen 18 en 19 Benoeming, taken en bevoegdheden secretaris De vervanging van de secretaris wordt geregeld door het dagelijks bestuur. De secretaris is eerste adviseur van het algemeen en dagelijks bestuur. In verband met die functie is het verbod tot het verrichten van bepaalde handelingen, dat geldt voor leden van het algemeen bestuur, ook van toepassing verklaard op de secretaris. Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast omtrent de taak en de bevoegdheid van de secretaris. Hierbij is aansluiting gezocht bij artikel 103, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 100, tweede lid, van de Provinciewet.

Toezicht

Artikel 20 Melding besluiten Voor besluiten die niet aan preventief toezicht zijn onderworpen geeft de wet in artikel 156 de mogelijkheid van schorsing, eventueel gevolgd door vernietiging. Gedeputeerde Staten kunnen hiertoe op verzoek of spontaan overgaan. Het spontane vernietigingsrecht strekt zich uit over alle waterschapsbesluiten.

De regels die gelden voor de uitoefening van het schorsings- en vernietigingsrecht zijn in de wet beschreven. De criteria voor vernietiging zijn strijd met het recht of strijd met het algemeen belang. Om spontaan repressief toezicht mogelijk te maken ten aanzien van in ieder geval de wezenlijke besluiten is een meldingsplicht vastgesteld. Volgens de wet moeten in ieder geval aan gedeputeerde staten worden toegezonden besluiten tot vaststelling of wijziging van de keur (artikel 80), de begroting en begrotingswijzigingen (artikel 101), de rekening (artikel 107), de verordeningen met betrekking tot de organisatie van de administratie, het beheer en de controle van de vermogenswaarden alsmede de verordening met regels over periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur (artikel 109b). Ook op grond van andere wetten bestaan voor de waterschappen verplichtingen tot toezending van besluiten aan Gedeputeerde Staten.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22 Overgangsrecht In artikel 28, eerste lid van de wet is voorgeschreven dat bij instelling van een waterschap wordt bepaald welk waterschap wordt belast met de voorbereiding van die instelling. Omdat het waterschap Limburg de rechtsopvolger is van de waterschappen en Maasvallei en Roer en Overmaas zijn deze beide waterschappen gezamenlijk met bedoelde voorbereiding belast. Beide waterschappen maken onderling afspraken om te komen tot een gezamenlijke voorbereiding. Bedoelde voorbereiding omvat al hetgeen nodig is om het waterschap vanaf begin 2017 te kunnen doen functioneren, waaronder de voorbereiding van de verordeningen die door het algemeen bestuur van het waterschap in zijn eerste vergadering zullen worden vastgesteld.

Bij instelling van het waterschap wordt op grond van artikel 29, eerste lid van de wet een algemeen bestuur aangesteld. De samenstelling en zittingsduur van dit bestuur is geregeld in artikel 29 van de wet. Er vinden dus geen tussentijdse waterschapsverkiezingen plaats.

Separaat wordt krachtens artikel 29, vierde lid van de wet bij besluit van de commissaris van de Koning een waarnemend dijkgraaf benoemd.