Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen

Geldend van 11-02-2005 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen

BELEIDSREGEL TEELTONDERSTEUNENDE VOORZIENINGEN

Te hanteren definities

Bebouwde deel van de bouwkavel: dat deel van de agrarische bouwkavel waarop alle gebouwen en andere bouwwerken zoals bedrijfswoning, stallen, loodsen, waterbassins, mestopslag, (folie)kassen,schaduwhallen, silo’s en permanente teeltondersteunende voorzieningen opgericht dienen te worden.

Onbebouwde deel van de bouwkavel: dat deel van de agrarische bouwkavel waarop containervelden, tijdelijke hoge boogkassen, tijdelijke regenkappen en lage boogkassen opgericht dienen te worden.

Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Containervelden: grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

Tijdelijke hoge boogkas (ook wel wandelkap genoemd): een verhoogde tunnel met veelal een breedte van 2 tot 6 meter en een hoogte van ca. 2.25 tot maximaal 2.50 meter waarbij de overkapping van de teelt niet meer dan 6 maanden in het jaar aanwezig is. De constructie van de tunnel bestaat uit metalen bogen die rusten op ankers welke veelal met een trekker in de grond worden gebracht. Aan elke kopeind is een deuropening en het luchten geschiedt door de plastic over de bogen te schuiven.

Gebouw: elk bouwwerk, dat voor een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Boogkassen groter dan 1,5 m dienen op grond van jurisprudentie beschouwd te worden als een gebouw.

Kas: een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of ander materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. Schuurkassen, permanente hoge boogkassen en boogkassen > dan 2,5 meter worden beschouwd als een kas en dienen op het bebouwde deel van de agrarische bouwkavel opgericht te worden. Lage teeltondersteunende voorziening: teeltondersteunende voorziening

Hoge teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorziening >1,5 m

Permanente teeltondersteunende voorziening: overkapping van de teelt is meer dan 6 maanden in het jaar aanwezig.

Signaleringsgrens: een indicatieve grens waarboven de adviescommissie BOM+ naast het gestelde in de POL-uitwerking BOM+ ook adviseert over aanvragen voor teeltondersteunende voorzieningen.

Tijdelijk: overkapping is maximaal 6 maanden of korter in het jaar aanwezig (al dan niet in een aaneengesloten periode).

Tijdelijke regenkap: een constructie van houten of gegalvaniseerde of verzinkte stalen palen met daarop een boog met een kap van transparante folie. Deze kap is van bloei tot en met oogst voor een periode van maximaal 6 maanden aanwezig.

Teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen wat leidt tot een beter kwaliteit product.

Zuid-Limburg: het gebied ten zuiden van de grens stedelijke dynamiek van de gemeente Sittard-Geleen.

Criteria ten aanzien van de locatie en inpassing van teeltondersteunende voorzieningen in relatie tot de agrarische bouwkavel.

Criteria ten aanzien van de locatie en inpassing van teeltondersteunende voorzieningen in relatie tot de agrarische bouwkavel.

- alle gebouwen en bouwwerken zoals bedrijfswoning, stallen, loodsen, waterbassins, mestopslag, kassen, silo’s en permanente teeltondersteunende voorzieningen moeten op het bebouwde deel van de agrarische bouwkavel gesitueerd worden. Voor zover containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van lage tunnels, tijdelijke regenkappen en tijdelijke hoge boogkassen niet op het reeds vigerende bebouwde deel van de agrarische bouwkavel opgericht kunnen worden, kan voor deze vormen van teeltondersteunende voorzieningen het bebouwde deel van de agrarische bouwkavel uitgebreid worden met een onbebouwd deel. Het onbebouwde deel van de agrarische bouwkavel dient zoveel als mogelijk aan te sluiten bij het bebouwde deel van de bouwkavel;

- indien vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat met het onbebouwde deel van de agrarische bouwkavel niet aangesloten kan worden bij het bebouwde deel van de agrarische bouwkavel, dan kan dit onbebouwde deel ook op afstand worden opgericht. Er moet voor worden gewaakt dat een andere zelfstandige bouwkavel ontstaat;

- via een afweging volgens BOM+ dienen de maatregelen bepaald te worden voor een goede landschappelijke inpassing met gebiedseigen beplanting (maatwerk) waarbij de landschappelijke inpassing en eventuele tegenprestaties vastgelegd dient te worden in een privaatrechtelijke overeenkomst volgens BOM+ met het oog op het bewerkstelligen van ruimtelijke kwaliteitswinst;

- voor alle tijdelijke regenkappen en tijdelijke hoge boogkassen die op het onbebouwde deel van de bouwkavel opgericht worden dient een privaatrechtelijke afbraakbepaling gekoppeld aan een boetebeding te worden opgenomen in de BOM+-overeenkomst. Deze afbraakbepaling houdt in dat de boogkassen en het plastic van de regenkappen niet meer dan 6 maanden in het jaar aanwezig mogen zijn en na de teelt opgeruimd dienen te worden.

Criteria voor geheel Limburg

Geheel Limburg:

-het oprichten van tijdelijke hoge boogkassen, tijdelijke hoge regenkappen, kassen en containervelden is niet toegestaan in de beekdalen van Limburg (zie POL-kaarten 1: Noord, 2: Zuid en 4.4: blauwe waarden) en het kwaliteitsprofiel ruimte voor de rivier volgens kaart 8.1 van het reconstructieplan Noord- en Midden Limburg en kaart 3.1 van het POL;

-Voor gebieden met een ALN-bestemming geldt dat conform de POL-uitwerking BOM+, de adviescommissie BOM+ adviseert over alle uitbreidingen van bouwkavels binnen deze bestemming. Aanvullend hierop dient de adviescommissie BOM+ om advies te worden gevraagd in gebieden met een bestemming agrarisch gebied in die situaties waarbij - door uitbreiding van het onbebouwde deel van de agrarische bouwkavel of het toekennen van een nieuw ombebouwd deel van de agrarische bouwkavel - er een oppervlakte tijdelijke hoge boogkassen en tijdelijke regenkappen wordt opgericht welke meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van het bedrijf uitmaakt. Dit geldt alleen in de kwaliteitsprofielen waardevol regionaal landschap en stedelijke dynamiek. Aanvragen voor tijdelijke regenkappen en tijdelijke hoge boogkassen binnen een bestemming agrarische gebied gelegen binnen het kwaliteitsprofiel intensieve hart, hoeven niet voorgelegd te worden aan de adviescommissie BOM+;

- voor verdere uitbreiding van bestaande of realisatie van nieuwe kassen bij tuinbouwbedrijven geldt een signaleringsgrens van 5000 m2 in het kwaliteitsprofiel intensieve hart en een signaleringsgrens van 2500m2 in de kwaliteitsprofielen waardevol regionaal landschap en het kwaliteitsprofiel stedelijke dynamiek. Deze signaleringsgrens houdt in dat aanvragen voor kassen welke de genoemde signaleringsgrenzen overschrijden, ook in gebieden met een A-bestemmingen voorgelegd dienen te worden aan de adviescommissie BOM+. Deze commissie beoordeelt of de doorgroei boven de signaleringsgrens geen onevenredige afbreuk doet aan waarden van omliggende functies en kan bij grote ruimtelijke effecten adviseren om het bedrijf verder te ontwikkelen binnen één van de aan te wijzen concentratiegebieden. Voor gebieden met een ALN-bestemming geldt dat conform de POL-uitwerking BOM+, de adviescommissie adviseert over alle uitbreidingen van bouwkavels binnen deze bestemming. De adviescommissie betrekt bij deze aanvragen naast de locatie van de teeltondersteunende voorziening en tegenprestaties, ook bedrijfseconomische aspecten en de reeds aanwezige teeltondersteunende voorzieningen in de naaste omgeving;

- bij aanvraag voor uitbreiding van realisatie van nieuwe kassen bij tuinbouwbedrijven waarvan de agrarische bouwkavel gedeeltelijk gelegen is binnen het kwaliteitsprofiel intensieve hart alsook een ander kwaliteitsprofiel, wordt de signaleringsgrens van 2500m2 toegepast.

Specifieke criteria voor Noord- en Midden alsook voor Zuid-Limburg

Naast de algemene criteria gelden gebiedsspecifiek de volgende voorwaarden:

Noord- en Midden Limburg

- het oprichten van tijdelijke hoge boogkassen en tijdelijke regenkappen in Noord- en Midden Limburg is mogelijk mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de agrarische gebieden met weinig bebouwing, waaronder de oud bouwlandgebieden. Als hulpmiddel hierbij reikt de provincie richting gemeenten een kaart aan met de meer en minder open gebieden in Noord- en Midden Limburg;

- binnen het kwaliteitsprofiel intensieve hart dient tevens een afweging volgens BOM+ plaats te vinden in gebieden met een ALN-bestemming. Aanvragen voor tijdelijke regenkappen en tijdelijke hoge boogkassen in gebieden met een A-bestemming hoeven niet te worden voorgelegd aan de provincie;

-samenwerkende gemeenten kunnen binnen een termijn van 1 jaar na vaststelling van deze beleidsregel komen met gecoördineerde voorstellen voor gebieden in Noord en Midden Limburg, waar er ruimere mogelijkheden zijn voor kassen. In deze gebieden kunnen zich nieuwe tuinbouwbedrijven vestigingen of bestaande tuinbouwbedrijven uitbreiden met een oppervlakte van meer dan 5000 m2 aan kassen (ondersteunend glas). Gemeenten wijzen deze gebieden aan binnen het kwaliteitsprofiel ‘intensieve hart’ waarbij er vooralsnog gedacht wordt aan 3 gebieden aan met een minimale oppervlakte van 50 hectare per gebied. Bij het komen tot de aanwijzing van deze concentratiegebieden worden de open agrarische gebieden met weinig bebouwing zoveel mogelijk ontzien. Indien de termijn van 1 jaar waarbinnen samenwerkende gemeenten kunnen komen met gecoördineerde voorstellen voor gebieden van 1 jaar niet gehaald wordt, zal de provincie dergelijke landbouwontwikkelingsgebieden aanwijzen.

Criteria Zuid-Limburg

-vanwege de invloed van reliëf op de waarneming van teeltondersteunende voorzieningen is het niet toegestaan tijdelijke regenkappen, tijdelijke hoge boogkassen en containervelden op te richten op hellingen >4% in Zuid-Limburg. Zie hiervoor de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen alsook POL-kaart 3: Zuid en POL-kaart 4.4: blauwe waarden;

-het oprichten van tijdelijke hoge boogkassen en tijdelijke regenkappen in Zuid-Limburg is mogelijk mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.

Juridische vertaling van het beleid

Om een adequate doorwerking in het bestemmingsplan van het beleid richting gemeenten te ondersteunen zal de provincie voorbeeldvoorschriften opstellen en deze doen toekomen aan gemeenten. Daarbij wordt gedacht om met toepassing van artikel 15 WRO (nadere eisen) – vanuit een adequate verankering in de beschrijving in hoofdlijnen (bih) – een relatie aan te brengen tussen agrarische ontwikkelingsmogelijkheden, de landschappelijke gegevenheden en teeltondersteunende voorzieningen.

Het is daarbij de bedoeling zoveel mogelijk aan te sluiten bij het project Ariba. Met dit project worden o.a. de bestemmingsplannen waarin agrarische bouwkavels zijn opgenomen (met name bestemmingsplannen buitengebied) middels een partiële herziening aangepast o.a. met het oog op doorwerking van de POL-aanvulling BOM+. In zoverre het beleid nog niet doorgewerkt is in het betreffende bestemmingsplan, is er een verklaring van geen bezwaar vereist op grond van art. 19 lid 1 WRO. De ruimtelijke onderbouwing die hierbij overlegd dient te worden bestaat in ieder geval uit de volgende aspecten:

- de beschrijving van de locatie(s) waar de kassen, tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen geplaatst worden. Ten aanzien van wandelende boogkassen dient hierbij een vlak aangegeven te worden waarbinnen gewandeld wordt en de oppervlakte boogkassen die binnen dit wandelvlak opgericht mag worden;

- de aanwezigheid van reeds aanwezige beplanting, windschermen of bosjes;

- invloed van reliëf op de zichtbaarheid;

- het gebruikte (constructie)materiaal;

- de aangevraagde oppervlakte;

- de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing.

- een afweging van de noodzaak van het gebruik van de betreffende -teeltondersteunende voorziening tegen de aantasting van de beleving van het landschap ter plekke;

- concreet aangegeven de te nemen maatregelen voor landschappelijke inpassing.

- de reeds aanwezige teeltondersteunende voorzieningen in de naaste omgeving en de oppervlakte teeltondersteunende in relatie tot de omvang van het bedrijf.

In het geval van teeltondersteunende voorzieningen; niet zijnde kassen in het kwaliteitsprofiel intensieve hart, vallend onder de bestemming agrarisch gebied, kan gebruik worden gemaakt van art 19, lid 2 WRO.

Kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen

Deze kaart maakt onderdeel uit van deze beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen. Tevens zal deze kaart hellingklassen in de plaats treden van de reeds bestaande kaart hellingklassen ‘hagelnetten’ en daarmee de beleidsregel hagelnetten op dit onderdeel vervangen.

Monitoring en evaluatie

De provincie zal twee jaar na vaststelling van deze beleidsregel een evaluatie uitvoeren. Gemeenten zullen één keer per jaar benaderd worden om richting provincie aan te geven hoe deze met de problematiek en de beleidsregel zijn omgegaan.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd,  
mr. B.J.M. baron van Voorst tot Voorst, voorzitter
drs. W.L.J. Weijnen, secretaris
 
Uitgegeven, 10 februari 2005  
De Secretaris,
drs. W.L.J. Weijnen