Regeling vervallen per 01-01-2012

Nadere subsidieregels Milieueducatie 2010-2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Nadere subsidieregels Milieueducatie 2010-2011

Nadere subsidieregels Milieueducatie 2010-2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 

POL: Provinciaal Omgevingsplan Limburg.Milieueducatie: Ontwikkelen van waarden, kennis, inzichten en vaardigheden waarmee betrokkenen (individueel en collectief) weloverwogen handelingskeuzen kunnen en willen maken op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling, en de gevolgen van deze keuzen weten te concretiseren in de dagelijkse praktijk.NME: Natuur- en milieueducatie.NME-kwaliteitsmeter: een checklist om de onderwijskundige kwaliteit van NME-producten te beoordelen. Waarop beoordeeld wordt kunt u terugvinden in de bijlage bij deze regeling.Klimaatadaptatie: aanpassen aan klimaatverandering.

Artikel 2 Doelstelling en doelgroep 

  • 1.

    Doelstelling van deze nadere subsidieregels is de bevordering van milieueducatie om daarmee waarden, kennis, inzichten en vaardigheden bij jongeren met betrekking tot de actuele ontwikkelingen op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling te versterken.

  • 2.

    De activiteiten richten zich op jongeren uit Limburg in de leeftijd van 6 tot en met 20 jaar.

Artikel 3 Subsidieverlening 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verlenen voor activiteiten die een bijdrage leveren aan de doelstelling zoals geformuleerd in artikel 2 van deze regeling.

  • 2.

    Bij een subsidie kleiner dan € 10.000,- wordt bij de verlening de subsidie direct vastgesteld in de vorm van een waarderingssubsidie.

Artikel 4 Subsidiecriteria 

Een project op het gebied van milieueducatie komt voor subsidie in aanmerking indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • a.

    de activiteiten zijn gericht op ten minste één van de volgende thema’s: klimaatadaptatie, energie, geluid, bodem, lucht, water en/of grondstoffen- en afvalkringlopen;

  • b.

    de activiteiten passen binnen de in het POL geschetste recente ontwikkelingen in de milieuproblematiek (zie paragraaf 4.2, 4.4, 5.10 en 6.9 in POL 2006);

  • c.

    de activiteiten richten zich op jongeren uit Limburg van 6 tot en met 20 jaar;

  • d.

    de activiteiten vinden in Limburg plaats;

  • e.

    er worden tenminste 300 jongeren bereikt;

  • f.

    de activiteiten zijn specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden geformuleerd;

  • g.

    de activiteiten dienen te voldoen aan de NME-kwaliteitsmeter (zie bijlage); en

  • h.

    het project wordt uiterlijk op 31 december 2011 afgerond.

Artikel 5 Subsidieaanvraag  

  • 1. Een subsidieaanvraag kan worden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier dat geplaatst is op de website van de Provincie Limburg: www.limburg.nl/subsidies > actuele subsidieregelingen.

  • 2. De aanvraag moet het volgende bevatten:

    • a.

      een volledig ingevuld en rechtsgeldig ondertekend aanvraagformulier;

    • b.

      het resultaat van de beoordeling aan de NME-kwaliteitsmeter; en

    • c.

      het projectplan met begroting.

  • 3.

    De aanvraag moet uiterlijk op 30 juni 2011 zijn ingediend bij het op het aanvraagformulier aangegeven adres.

Artikel 6 Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten 

  • 1.

    Subsidiabele kosten zijn: projectuitvoeringskosten, zoals voorbereidingen van bijeenkomsten, gastlessen tijdens bijeenkomsten, en (les)materiaalkosten voor het betreffende project.

  • 2.

    Ontwikkelkosten worden slechts gesubsidieerd indien aangetoond wordt dat voor het betreffende onderwerp nog geen educatiepakketten bestaan dan wel dat deze verouderd zijn.

  • 3.

    Niet-subsidiabele kosten zijn: exploitatiekosten, zoals inrichting van infocentra, verbouwing en apparatuur, kosten voor de beoordeling aan de NME-kwaliteitsmeter, consumptieve kosten en leerkrachtkosten.

Artikel 7 Subsidiebedrag 

  • 1.

    De subsidie bedraagt ten hoogste het door Gedeputeerde Staten als redelijk aanvaarde tekort, waarbij aantoonbaar sprake moet zijn van een maximale complementaire inzet van financiële bijdragen van de aanvrager zelf en van betrokken samenwerkingspartners. Voordat de subsidieaanvraag wordt ingediend bij de Provincie Limburg zijn tussen betrokken partijen aantoonbaar concrete en duidelijke afspraken gemaakt met betrekking tot de inzet van financiële bijdragen.

  • 2.

    De subsidie bedraagt maximaal € 30.000,00 per project.

Artikel 8 Subsidieplafond en wijze van subsidieverdeling 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

  • 2.

    Subsidieaanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. De datum van de poststempel is hierbij bepalend. Bij persoonlijk afgeleverde aanvragen is de ontvangststempel van de Provincie Limburg dan wel de datum op het bewijs van ontvangst bepalend. Bij onvolledig ingediende aanvragen geldt de datum waarop de aanvraag volledig is. Bij indiening op dezelfde datum heeft de aanvraag, die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten het best aansluit bij de subsidiecriteria voorrang.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij de verdeling van het subsidieplafond en bepaling van de hoogte van het subsidiebedrag rekening houden met het in totaliteit beschikbare budget en met een evenwichtige geografische spreiding van projecten en middelen in Limburg.

  • 4.

    Aanvragen die worden ingediend nadat het subsidieplafond is bereikt, worden afgewezen.

Artikel 9 Monitoring, verantwoording en evaluatie  

  • 1.

    De subsidieontvanger is te allen tijde gehouden medewerking te verlenen aan het rapporteren omtrent de voortgang van het project en het evalueren van het project, teneinde een resultaatmeting en effectmeting van het provinciaal beleid mogelijk te maken.

  • 2.

    Frequentie en wijze van monitoring, controle en evaluatie worden medegedeeld in de subsidiebeschikking.

Artikel 10 Subsidievaststelling 

  • 1.

    De aanvraag tot subsidievaststelling voor de projectsubsidies van € 10.000,- of meer wordt uiterlijk binnen zes maanden na de realisatiedatum van het project ingediend én uiterlijk op 30 juni 2012.

  • 2.

    De aanvraag tot subsidievaststelling wordt voorzien van een evaluatie van het project, waarin wordt aangegeven in hoeverre de resultaten zijn behaald en bevat een overzicht van alle projectkosten, gespecificeerd conform de definitieve begroting.

Artikel 11 Hardheidsclausule 

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslissen Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Indien toepassing van het bepaalde in deze nadere regels naar het oordeel van Gedeputeerde Staten tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

Artikel 12 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel 

  • 1.

    De Nadere subsidieregels Milieueducatie 2010-2011 treden in werking op 1 januari 2010.

  • 2.

    De Nadere subsidieregels Milieueducatie 2010-2011 gelden tot en met 31 december 2011.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Nadere subsidieregels Milieueducatie 2010-2011”.

 

Artikel 13 Overgangsrecht 

  • 1.

    Voor subsidiebesluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze regeling blijven de Algemene Subsidieverordening 2004 en de daarop gebaseerde Nadere subsidieregels Milieueducatie 2008-2009 van toepassing, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

  • 2.

    Voor aanvragen waarover op het moment van het vervallen van de Nadere subsidieregels Milieueducatie 2010-2011 nog geen beslissing is genomen en voor subsidiebesluiten die zijn genomen voor het vervallen van deze regeling blijven de Nadere subsidieregels Milieueducatie 2010-2011 van toepassing, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

     

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd,  
L.J.P.M. Frissen, voorzitter
Ing. J.A.J. Smeelen, plv. secretaris
 
Uitgegeven, 10 december 2009  
de plv. secretaris,
Ing. J.A.J. Smeelen