Regeling vervallen per 26-11-2016

Nadere subsidieregels voor het provinciaal stads- en dorpsvernieuwingsfonds

Geldend van 01-04-2004 t/m 25-11-2016

Intitulé

Nadere subsidieregels voor het provinciaal stads- en dorpsvernieuwingsfonds

NADERE SUBSIDIEREGELS VOOR HET PROVINCIAAL STADS- EN DORPSVERNIEUWINGSFONDS

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    stads en dorpsvernieuwing: stads en dorpsvernieuwing zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 van de wet;

  • b.

    wet: de wet op de Stads en dorpsvernieuwing;

  • c.

    fonds: het provinciaal stadsvernieuwingsfonds zoals bedoeld in artikel 39, lid 4 van de wet;

  • d.

    gemeente: gemeente zoals bedoeld in artikel 39, lid 4 van de wet;

  • e.

    commissie: de provinciale stadsvernieuwingscommissie zoals bedoeld in artikel 5, lid 2 van de wet;

  • f. kom: de bebouwde kom van voor 1970;

Artikel 2 Subsidieverlening en subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen aan een gemeente uit het fonds stads en dorpsvernieuwing een projectsubsidie verlenen voor een in de tijd en omvang begrensde activiteit die gericht is op stads en dorpsvernieuwing en die voldoet aan het bepaalde in deze regeling.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen aan de hand van de criteria zoals bedoeld in artikel 4 prioriteiten stellen bij de verlening van subsidies.

Artikel 3 Advies

Alvorens Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag horen zij de commissie zoals bedoeld in artikel 6.

Artikel 4 Subsidiecriteria

  • 1.

    Voor subsidie komen slechts in aanmerking projecten waarvan de noodzaak voor de voortgang van de stads en dorpsvernieuwing in voldoende mate is aangetoond en die voldoen aan de criteria zoals bedoeld in lid 2

  • 2.

    Het project zoals bedoeld in lid 1

    • a.

      moet betrekking hebben op een zodanig geïntensiveerde aanpassing aan de huidige wensen en normen van het woon , werk, productie en leefmilieu in de kom dat de thans nog aanwezige achterstanden sprongsgewijs worden ingelopen, zulks ten bate van hen die in de achterstandsgebieden wonen, werken en hun bedrijf uitoefenen;

    • b.

      mag niet in strijd zijn met rijks of provinciaal beleid;

    • c.

      dient te passen binnen de provinciale prioriteiten;

    • d.

      moet op korte termijn gerealiseerd kunnen worden;

    • e.

      dient op gemeentelijk niveau een bestuurlijk hoge prioriteit te hebben en moet in relatie tot het draagvlak van de gemeente een zodanige omvang hebben dat realisering zonder subsidie redelijkerwijs niet verwacht kan worden.

    • f.

      dient mede op initiatief van de gemeente tot stand te worden gebracht en

    • g.

      er dienen blijvend kosten ten laste van de gemeente te komen;

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Gedeputeerde Staten bepalen de verhouding tussen de subsidie en de ten laste van de gemeente blijvende kosten.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kennen in ieder geval geen subsidie toe in de volgende kosten

    • a.

      plan en voorbereidingskosten van de gemeente voorzover deze geen onderdeel zijn van een project;

    • b.

      de aanleg van nieuwe riolering voorzover deze geen onderdeel zijn van een project;

    • c.

      het verbeteren of vervangen van riolering;

    • d.

      het saneren van verontreinigde grond;

    • e.

      het wegnemen of verminderen van geluidhinder;

    • f.

      het verbeteren van welzijnsvoorzieningen;

    • g.

      het verbeteren van de infrastructuur voorzover deze verbetering geen onderdeel is van een project;

    • h.

      het verbeteren van particuliere woningen;

    • i.

      de niet ingrijpende verbetering van vooroorlogse particuliere huurwoningen;

    • j.

      bijdragen in verhuis en inrichtingskosten;

    • k.

      bijdragen voor inspraak, begeleiding en voorlichting en

    • l.

      het enkel restaureren van rijks en gemeentelijke monumenten.

      Indien de restauratie van een monument echter een onlosmakelijk onderdeel vormt van een project dan kunnen de meerkosten voortvloeiend uit het behoud van het casco als subsidiabel worden aangemerkt. Een aanvullende voorwaarde is dat er sprake dient te zijn van een monument met een bestaande danwel toekomstige woonfunctie.

Artikel 6 Subsidiebedrag

  • 1.

    Gedeputeerde Staten houden bij de bepaling van de hoogte van de subsidie rekening met de volgende criteria

    • a.

      de soberheid en de doelmatigheid van de projectuitvoering;

    • b.

      de toepasbaarheid van andere rijks of provinciale regelgeving;

    • c.

      de mate waarin van de mogelijkheden om op particulieren kosten te verhalen gebruik is gemaakt en

    • d.

      de voor stads en dorpsvernieuwing gangbare kosten en opbrengsten in de desbetreffende regio

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de in lid 1 genoemde criteria nader uitwerken.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling naar het oordeel van Gedeputeerde Staten tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

Artikel 8 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 april 2004.

  • 2.

    Voor subsidiebesluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze regeling blijft paragraaf 6.1 van de Subsidieverordening Provincie Limburg van toepassing, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

  • 3.

    Subsidies die zijn aangevraagd vóór inwerkingtreding van deze regeling en waarover bij inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, worden geacht op basis van deze nieuwe regeling te zijn ingediend.

  • 4.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Nadere subsidieregels voor het stads- en dorpsvernieuwingsfonds”.

Ondertekening

Gedeputeerde staten voornoemd,  
mr. B.J.M. baron van Voorst tot Voorst, voorzitter
mw. mr. E.H.M. Brans, secretaris.
 
Uitgegeven, 25 maart 2004.  
De Secretaris,
mw. mr. E.H.M. Brans