Regeling vervallen per 01-09-2016

Nadere subsidieregels voor maatschappelijke organisaties 2006-2008 e.v.

Geldend van 01-07-2005 t/m 31-08-2016

Intitulé

Nadere subsidieregels voor maatschappelijke organisaties 2006-2008 e.v.

NADERE SUBSIDIEREGELS VOOR MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES 2006-2008 E.V.

Artikel 1 Subsidieverlening en subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen gedurende de subsidieperiode 2006-2008 en daarna voor aansluitende perioden van vier jaar, jaarlijks aan de afzonderlijke erkende maatschappelijke organisaties een exploitatiesubsidie verlenen binnen de door Provinciale Staten in de provinciale programmabegroting, nader uitgewerkt in de productenraming, beschikbaar gestelde middelen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks de subsidieplafonds vast voor de clusters Jeugd/jongeren en Maatschappelijk Welzijn.

  • 3.

    Verdeling van de middelen vindt plaats in de mate waarin de subsidieaanvragen voldoen aan de subsidiecriteria als bedoeld in artikel 3 en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 van de regeling.

Artikel 2 Erkenning als maatschappelijke organisatie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hebben de bevoegdheid om, gehoord de Statencommissie voor Welzijn, Zorg en Cultuur, een maatschappelijke organisatie als zodanig te erkennen.

  • 2.

    Om als maatschappelijke organisatie erkend te worden dient de organisatie aan de volgende criteria te voldoen:

    • a.

      - Er is sprake van een (koepel-)organisatie met een provinciaal bereik, met een breed netwerk en/of functionerend ten behoeve van lokale of regionale organisaties in de hele provincie, en

      - de doelstelling en de werkzaamheden passen binnen de door Provinciale Staten vastgestelde beleidsuitgangspunten op het gebied van jeugd/jongeren en maatschappelijk welzijn, en

      - de organisatie werkt in meerderheid met vrijwilligers, dan wel voornamelijk ten behoeve van vrijwilligersorganisaties, en

      - de organisatie dient aan te tonen dat zij zonder het provinciaal subsidie haar maatschappelijke functie niet in substantiële mate kan invullen.

    • b.

      organisaties die in de voorafgaande periode geen erkenning hebben gehad, maar deze willen krijgen dienen:

      - aan bovenvermelde criteria onder a te voldoen en

      - hun bestaansrecht te hebben bewezen door minimaal twee jaren achtereen voor deze regeling beleidsrelevante projecten/activiteiten succesvol te hebben uitgevoerd.

  • 3.

    De erkenning wordt voor de periode 2006-2008 verleend; de volgende erkenningen voor een aansluitende periode van vier jaren.

  • 4.

    Een aanvraag om een erkenning dient bij Gedeputeerde Staten te worden ingediend uiterlijk vóór 1 april van het jaar, voorafgaand aan de nieuwe subsidieperiode.

  • 5.

    De aanvraag gaat vergezeld van een meerjarenplan en een meerjarenbegroting voor de subsidieperiode.

  • 6.

    Voor de periode 2006-2008 worden als erkende maatschappelijke organisaties aangemerkt de organisaties die als zodanig door Provinciale Staten in 2004 zijn erkend.

  • 7.

    Een erkenning kan worden geweigerd, indien een organisatie niet aan de criteria voldoet van lid 2, dan wel indien de door Provinciale Staten beschikbaar te stellen middelen ontoereikend zullen zijn om alle organisaties op een adequaat niveau te laten functioneren. In het laatste geval kunnen Gedeputeerde Staten prioriteren, met inachtneming van voornoemde voorwaarden.

  • 8.

    Het staat Gedeputeerde Staten vrij de erkenning van een maatschappelijke organisatie tussentijds te beëindigen, indien deze organisatie niet langer aan de voorwaarden voldoet.

  • 9.

    Gedeputeerde Staten kunnen een onafhankelijke adviescommissie in het leven roepen om te adviseren over aanvragen om erkenningen als maatschappelijke organisatie.

Artikel 3 Subsidiecriteria

Subsidie kan worden verleend voor activiteiten die passen binnen de door Provinciale Staten vastgestelde beleidsuitgangspunten, zoals vastgelegd in de Programmabegroting, thema 2 (Jong zijn in Limburg), actieprogramma 2.1 (Jongerenparticipatie en –integratie) en thema 5 (Samen bouwen aan vitale kernen, wijken en buurten), actieprogramma 5.1 (Vitale kernen en buurten). Het beleid kan (op onderdelen) periodiek worden bijgesteld op basis van beleidsnota’s en beleidsprogramma. Subsidie kan in dat kader worden verleend

  • a.

    voor activiteiten die:

    - erop zijn gericht dat zo veel mogelijk mensen op volwaardige

    wijze (blijven) deelnemen aan de samenleving; en/of

    - In het bijzonder zijn gericht op die kwetsbare of kansarme groepen die moeilijk toegang hebben tot het bestaande maatschappelijk leven, dan wel op het verminderen van belemmeringen voor deelname door die groepen aan de activiteiten van de maatschappelijke organisaties; en/of

    - erop zijn gericht verschillende groepen met elkaar in contact te brengen, teneinde begrip en verantwoordelijkheid voor elkaar te bevorderen; en/of

    - erop zijn gericht dat de voor de organisatie werkzame vrijwilligers voldoende worden ondersteund en toegerust voor hun (zwaarder wordende) taak; en/of

    - zijn gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van vrijwilligers- en wervingsbeleid; en/of

  • b.

    op het terrein van jeugd en jongeren bovendien voor activiteiten die:

    - erop zijn gericht jongeren zo veel mogelijk actief te betrekken bij het maken, vaststellen en uitvoeren van beleid en activiteiten; en/of

    - jongeren aanspreken en waarbij per regio invulling wordt gegeven aan de behoeften van jongeren; en/of

    - interactie tussen jongeren en verschillende bevolkingsgroepen stimuleren, teneinde wederzijds begrip en respect te bevorderen (jong en oud, autochtoon en allochtoon); en/of

    - bevorderen dat (jong) gehandicapten deelnemen aan de activiteiten van hun jongerenorganisatie en die de drempels hiervoor wegnemen.

Artikel 4 Subsidiebedrag

Gedeputeerde Staten bepalen, totdat het subsidieplafond, zoals bedoeld in artikel 1, lid 2 is bereikt, de hoogte van de subsidie aan de hand van:

  • a.

    de mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan de invulling van het provinciale beleid;

  • b.

    de omvang en het bereik van de organisatie, voor zover sprake is van vergelijkbare organisaties binnen een sector;

  • c.

    de aard en de omvang van de activiteiten van de organisaties;

  • d.

    de mate waarin de achterban wordt bereikt;

  • e.

    de mate waarin de organisatie voorziet in het verzorgen van interne opleidingen;

  • f.

    de mate waarin de activiteiten voornamelijk zijn gericht op de doelgroep(en) en het provinciaal beleid, in plaats van op de eigen interne organisatie;

  • g.

    de mate waarin een organisatie inspanningen heeft verricht om andere dan provinciale financieringsbronnen te verwerven.

  • h.

    in geval er sprake is van (uitbreiding van) medewerkers in loondienst, de mate, waarin de noodzaak van uitvoering van (bepaalde) activiteiten door (een) professional(s) in plaats van door (een vrijwilliger(s) duidelijk wordt gemotiveerd;

Artikel 5 Termijnen voor aanvragen om subsidieverlening en –vaststelling en te hanteren formats

  • 1.

    De erkende maatschappelijke organisaties dienen jaarlijks hun begroting en werkplan volgens de door de provincie Limburg gehanteerde formats in te dienen vóór 1 oktober, voorafgaand aan het jaar waarop het subsidie betrekking heeft.

  • 2.

    De erkende maatschappelijke organisaties dienen hun jaarrekening en jaarverslag jaarlijks volgens de door de provincie Limburg gehanteerde formats in te dienen vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het jaar waarop het subsidie betrekking heeft.

Artikel 6 Reserveringen

Gedeputeerde Staten brengen het jaarlijks exploitatieoverschot in mindering op de subsidie van het werkjaar, indien bij een maatschappelijke organisatie in dit jaar de som van de algemene en bestemmingsreserves en voorzieningen groter is dan 20% van het totaal van de exploitatie-uitgaven in dit jaar.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling naar het oordeel van Gedeputeerde Staten tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2005 en kan worden aangehaald als: “Nadere subsidieregels voor maatschappelijke organisaties 2006-2008 e.v.”.

  • 2.

    Bij het inwerkingtreden van deze regeling vervallen de Tijdelijke nadere subsidieregels voor maatschappelijke organisaties 2005 (Provinciaal Blad 2004, nr. 49, laatstelijk gewijzigd in de vergadering van GS van 10 augustus 2004, Provinciaal Blad 2004, nr.92), met dien verstande dat zij van toepassing blijven voor de in 2004 ingediende aanvragen. 

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd,  
mr. B.J.M. baron van Voorst tot Voorst, voorzitter  
drs. W.L.J. Weijnen, secretaris
 
UItgegeven, 2 juni 2005  
De Secretaris,  
drs. W.L.J. Weijnen