Regeling vervallen per 14-02-2012

Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg

Geldend van 15-07-2011 t/m 13-02-2012

Intitulé

Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg

Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg (wijziging)

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet inrichting landelijk gebied;

  • b.

    meerjarenprogramma: provinciaal Meerjarenprogramma plattelandsontwikkeling 2007-2013, vastgesteld door Provinciale Staten op 15 december 2006; provinciaal meerjarenprogramma als bedoeld in artikel 4 van de wet;

  • c.

    plattelandsontwikkelingsprogramma, POP-2: het Nederlandse programma voor plattelandsontwikkeling 2007 tot en met 2013 als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) 1698/2005 (Pb L 277);

  • d.

    as 3-maatregel: maatregel van het POP-2, in de bijlage bij deze verordening onder ‘Nadere eisen, voorwaarden en verplichtingen; EU-kaders’ aangeduid en beginnend met het cijfer 3;

  • e.

    aanbestedende dienst: een publiekrechtelijke rechtspersoon of publiekrechtelijke instelling als bedoeld in artikel 1, negende lid, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, d.d. 31 maart 2004, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134/114);

  • f.

    steunmodule: een regeling voor de verstrekking van een subsidie die als steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de wet wordt beschouwd.

  • g.

    Social Return on Investment: het opnemen van sociale voorwaarden, eisen en wensen in inkoop-, aanbestedings- en subsidieverleningstrajecten zodat de subsidieontvanger een bijdrage levert aan het provinciaal beleid ten aanzien van:

    • bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De concrete invulling hiervan gebeurt aan de hand van reguliere banen, leerwerkplekken, stageplekken en (werk)ervaringsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder startkwalificatie;

    • bevorderen van maatschappelijke participatie. De concrete invulling hiervan gebeurt in dit verband aan de hand van een expliciete koppeling van kansarme, kwetsbare en niet actieve burgers en activiteiten op het gebied van kunst en cultuur.

Artikel 2 Subsidieverstrekking

  • 1 Deze verordening is niet van toepassing op subsidies waarop de Subsidieregeling natuurbeheer Limburg of de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Limburg van toepassing is.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van het meerjarenprogramma en die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening of in de maatregelen van het plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 3 Voor zover de in het tweede lid genoemde subsidie een steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de wet is en niet bij of krachtens het EG-Verdrag is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding, kan alleen subsidie worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden, neergelegd in een steunmodule.

  • 4 Subsidie wordt slechts verstrekt:

    • a.

      voor kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van een activiteit;

    • b.

      als de begroting sluitend is.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

  • 6 Gedeputeerde Staten kunnen steunmodules vaststellen.

  • 7 Gedeputeerde Staten kunnen subsidieplafonds vaststellen, al dan niet voor bepaalde categorieën van activiteiten.

  • 8 Gedeputeerde Staten kunnen slechts subsidies verstrekken voor zover dit niet in strijd is met Europeesrechtelijke verplichtingen.

  • 9 Voor POP -2 subsidie wordt als plangebied aangehouden: het niet-verstedelijk deel van Nederland, inclusief dorpen en kleinere steden tot een maximum van 30.000 inwoners.

  • 10 Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieontvanger ten aanzien van Social Return on Investment nadere verplichtingen opleggen.

Artikel 3 Niet subsidiabele kosten

Er wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b.

    kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de ontvangstbevestiging van de aanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek of voorlichting;

  • c.

    verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

  • d.

    kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;

  • e.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • f.

    kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

  • g.

    kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

  • h.

    kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;

  • i.

    exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.

Aanvraag en subsidieverlening

Artikel 4 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten of bij een door hen aangewezen instantie op een daartoe vastgesteld formulier.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen tijdstippen of periodes vaststellen voor het indienen van een aanvraag, al dan niet voor afzonderlijke categorieën van activiteiten. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij selectiecriteria aangeven of prioriteiten naar gebied, gemeente, doelstelling of activiteit.

Artikel 5 Gegevens

De aanvraag bevat in ieder geval:

  • a.

    een aanduiding van de te behalen resultaten;

  • b.

    documenten waaruit blijkt dat de bekostiging door medefinanciers zeker is;

  • c.

    de financiële planning in perioden van vier maanden, voorzover gevraagd wordt om financiering uit het plattelandsontwikkelingsprogramma.

Artikel 6 Beslistermijn verlening

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen op de aanvraag binnen twaalf weken na ontvangst of, in voorkomend geval, binnen twaalf weken na afloop van een termijn als bedoeld in artikel 4, tweede lid.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Voorschotten

Artikel 7 Bevoorschotting

  • 1 Na subsidieverlening kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag een voorschot verstrekken.

  • 2 Het voorschot wordt berekend naar rato van gemaakte en betaalde kosten, voorzover deze nog niet eerder bij een verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

  • 3 In totaal is het bedrag aan voorschotten niet groter dan 80 % van het maximaal te verlenen subsidiebedrag.

  • 4 Een verzoek om een voorschot gaat vergezeld van een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 11. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat deze voortgangsrapportage achterwege kan blijven.

  • 5 Een verzoek om een voorschot wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten of bij een door hen aangewezen instantie op een daartoe vastgesteld formulier.

  • 6 Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het tweede lid voordat kosten zijn gemaakt en betaald een voorschot verstrekken als de financieringsbehoefte naar genoegen van Gedeputeerde Staten wordt aangetoond. Een dergelijk voorschot wordt niet verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen.

  • 7 In afwijking van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten voor een subsidie die voortvloeit uit het plattelandsontwikkelingsprogramma slechts een voorschot verstrekken over het deel van de subsidie dat niet betaald wordt uit Europese middelen. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      het betreft een subsidie voortvloeiend uit een as 3-maatregel;

    • b.

      het voorschot wordt verstrekt voor niet-markt activiteiten en

    • c.

      de subsidieontvanger heeft aangetoond dat zijn liquiditeitsbehoefte zodanig is dat een voorschot noodzakelijk is om te kunnen starten met de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit.

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 8 Uitvoering activiteiten

  • 1 De activiteiten starten uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 2 De activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na de subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 9 Opdrachten aan derden

  • 1 Indien de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is, geldt de volgende verplichting:

    • a.

      als de aanbestedende dienst een publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze bij de uitvoering van de activiteiten het eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen of, bij afwezigheid daarvan, de Regels aanbesteding provincie Limburg bij subsidiëring;

    • b.

      als de aanbestedende dienst geen publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze voor het verstrekken van opdrachten aan derden de Regels aanbesteding provincie Limburg bij subsidiëring toe te passen. Hiervan kan door Gedeputeerde Staten ontheffing worden verleend, indien de aanbestedende dienst aantoont dat haar eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden naar Europese normen voldoende transparant, objectief en niet discriminatoir is.

  • 2 Indien de activiteiten voor meer dan 50% door een aanbestedende dienst worden gesubsidieerd of als meer dan € 225.000,00 subsidie wordt verleend, dient de subsidieontvanger voor het verstrekken van opdrachten aan derden de Regels aanbesteding provincie Limburg bij subsidiëring toe te passen. Hiervan kan door Gedeputeerde Staten ontheffing worden verleend indien op het project het beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden van een andere overheid van toepassing is.

  • 3 Als een mede door de provincie gesubsidieerde opdracht op grond van vigerende Europese of nationale bepalingen verleend moet worden overeenkomstig de Europese aanbestedingsrichtlijnen neemt de subsidieontvanger die richtlijnen in acht.

  • 4 De subsidieontvangende aanbestedende dienst voldoet bij de besteding van een subsidie die voortvloeit uit het plattelandsontwikkelingsprogramma, bij het verstrekken van opdrachten onder de aanbestedingsdrempels aan de algemene Europeesrechtelijk uitgangspunten inzake transparantie, non-discriminatie en de mogelijkheid van rechtbescherming.

Artikel 10 Boekhouding

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:

    • a.

      alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

    • b.

      bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

  • 2 De administratie wordt bewaard tot 5 jaar na vaststelling van de subsidie en ten minste tot 2015, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 3 De subsidieontvanger is verplicht aan Gedeputeerde Staten te allen tijde inzage te verlenen in de administratie en alle inlichtingen te verstrekken.

Artikel 11 Voortgang uitvoering

  • 1 De subsidieontvanger brengt eenmaal per jaar, of zo vaak als in de beschikking is bepaald, schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten en legt daarbij over een overzicht van boekingsbescheiden en een overzicht van betaalde facturen van die periode.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen in de beschikking als bedoeld in het eerste lid bepalen dat rapportage over de voortgang geheel achterwege kan blijven.

Artikel 12 Publiciteit

  • 1 De subsidieontvanger vermeldt in iedere externe communicatie, dat de activiteit geheel of gedeeltelijk is gerealiseerd met financiële steun van de provincie en, indien van toepassing, van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

  • 2 Voor zover dit niet in strijd is met Europeesrechtelijke verplichtingen kunnen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat de verplichting als bedoeld in het eerste lid niet of slechts gedeeltelijk geldt.

  • 3 Indien de subsidie voortvloeit uit het plattelandsontwikkelingsprogramma gelden de regels voor publiciteit als vermeld in artikel 58 van Verordening (EG) 1974/2006 en de daarbij behorende bijlage VI, onder 2.2 en 3.

Artikel 13 Informatieverstrekking

De subsidieontvanger doet onmiddellijk mededeling aan Gedeputeerde Staten over alle feiten en omstandigheden, waaronder verzoeken tot zijn faillissement of tot surséance van betaling, waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op de aanspraak op subsidie.

Vaststelling

Artikel 14 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient de aanvraag tot vaststelling van subsidie in binnen drie maanden na afloop van de activiteiten, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 2 De subsidieontvanger verstrekt bij de aanvraag als het gaat om:

    • a.

      vaststelling van een verleend subsidiebedrag dat € 50.000,00 of meer bedraagt, een overzicht van de werkelijke inkomsten en uitgaven, voorzien van een verklaring van getrouwheid van een accountant waaruit blijkt dat de subsidie is aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt en dat de subsidieontvanger de activiteit rechtmatig heeft uitgevoerd en de subsidievoorschriften heeft nageleefd;

    • b.

      vaststelling van een verleend subsidiebedrag van minder dan € 50.000,00, facturen en bewijsstukken van de betaling. Waar dit niet mogelijk is, worden de betalingen gestaafd door stukken met vergelijkbare bewijskracht.

  • 3 De subsidieontvanger verstrekt bij de aanvraag een inhoudelijke eindrapportage.

  • 4 De aanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten of een door hen aangewezen instantie op een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 15 Beslistermijn vaststelling

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 Zij kunnen de beslissing eenmaal met ten hoogste twaalf weken verdagen.

Verplichtingen subsidieontvanger na subsidievaststelling

Artikel 16 Instandhouding

De subsidieontvanger houdt minstens vijf jaar na subsidievaststelling, of zo lang als in de bijlage bij deze verordening of in de beschikking vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand.

Artikel 17 Terugbetaling vergoeding

  • 1 In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.

  • 2 De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek beslissen dat een vergoeding niet verschuldigd is, als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de activiteiten worden door een ander overgenomen;

    • b.

      de realisatie van de doelstelling komt niet in gevaar;

    • c.

      de activa en passiva worden tegen boekwaarde overgenomen.

Bijzondere en slotbepalingen

Artikel 18 Intrekking en terugvordering

  • 1 De subsidieverlening of subsidievaststelling kan worden gewijzigd of worden ingetrokken als subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor de provincie geldende verplichtingen.

  • 2 Bij de vaststelling, intrekking of wijziging kan worden bepaald, dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.

  • 3 De wijziging of intrekking werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de wijziging of intrekking anders is bepaald.

Artikel 19 Afwijkingsbevoegdheid

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 2, derde lid, en 3, onderdelen a, c en g.

  • 3 De afwijkingsbevoegdheid bedoeld in het eerste lid geldt niet als de toepassing ervan in strijd met Europeesrechtelijke verplichtingen is.

Artikel 20 Toezicht

Gedeputeerde Staten kunnen ambtenaren aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald.

Artikel 21 Overgangsbepaling in verband met intrekking bestaande subsidieregels

  • 1 De Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg d.d. 19 december 2006, laatst gewijzigd bij besluit van 25 november 2008, wordt ingetrokken.

  • 2 De bepalingen van de regeling genoemd in lid 1 blijven van kracht voor subsidies die zijn aangevraagd vóór de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg.

Voor de bijlagen van deze verordening kunt u op de link BIJLAGEN klikken

BIJLAGEN

Wijziging Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg, 31 mei 2011

Bijlagen

Wijziging Subsidieverordening inrichting landelijk gebied Limburg, 12 juli 2011

Bijlagen

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd,  L.J.P.M. Frissen, voorzitter  mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris  Uitgegeven, 14 juli 2011   De secretaris,  mr. A.C.J.M. de Kroon