Regeling vervallen per 01-09-2016

Verordening Bezoldiging voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur waterschappen Limburg 1994

Geldend van 28-10-1995 t/m 31-08-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1995

Intitulé

Verordening Bezoldiging voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur waterschappen Limburg 1994

VERORDENING BEZOLDIGING VOORZITTER EN OVERIGE LEDEN VAN HET DAGELIJKS BESTUUR WATERSCHAPPEN LIMBURG 1994

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bezoldiging: het bedrag per maand waarop de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur op basis van deze regeling aanspraak hebben;

  • b.

    salarisschaal: de opklimmende reeks van salarisbedragen zoals deze zijn opgenomen in bijlage B behorende bij het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren, 1984.

  • c.

    tijdsbestedingsnorm: het op dagdelen afgeronde deel van de werkweek dat de leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, geacht worden te besteden aan de uitoefening van hun functie;

  • d.

    budget: het totaalbedrag van de werkelijke kosten, zoals dat blijkt uit de begroting van het waterschap.

Artikel 2

De regeling is van toepassing op de bezoldiging van de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur van de volgende waterschappen: Roer en Overmaas; Peel en Maasvallei; Zuiveringschap Limburg.

Artikel 3

Gedeputeerde Staten bepalen de voor de voorzitter en de overige leden van het Dagelijks Bestuur van toepassing zijnde salarisschaal, het betrokken waterschapsbestuur gehoord. Bij hun besluitvorming houden Gedeputeerde Staten rekening met de omvang van het waterschapsgebied, de taken die het waterschap behartigt, de omvang van het budget en de inrichting van het waterschap.

Artikel 4

  • 1.

    De bezoldiging van de voorzitter is gelijk aan het maximum van de van toepassing zijnde salarisschaal.

  • 2.

    De bezoldiging van de overige leden van het Dagelijks Bestuur is gelijk aan het bedrag dat, naar rato van de door Gedeputeerde Staten vastgestelde tijdsbestedingsnorm, wordt afgeleid van het in lid 1 bedoelde maximum, met dien verstande dat de bezoldiging niet hoger kan zijn dan een op basis van de tijdsbestedingsnorm afgeleid bedrag van het maximum van schaal 15 BBRA.

Artikel 5

De bezoldiging van de leden van het Dagelijks Bestuur, niet zijnde de voorzitter, wordt verhoogd met een vakantie uitkering die wordt berekend en uitbetaald overeenkomstig de bepalingen die daarover voor burgerlijke rijksambtenaren van toepassing zijn.

Artikel 6

  • 1.

    De leden van het Dagelijks Bestuur, niet zijnde de voorzitter, ontvangen een vergoeding wegens reis en verblijfkosten, overeenkomstig de regels die daarvoor gelden voor het personeel van het betreffende waterschap.

  • 2.

    De leden van het Dagelijks Bestuur, niet zijnde de voorzitter, ontvangen behoudens de bezoldiging op grond van deze regeling en een vergoeding wegens reis en verblijfkosten geen andere vergoeding ten laste van het waterschap.

Artikel 7

  • 1.

    Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een lid van het Dagelijks Bestuur, niet zijnde de voorzitter, wordt aan de achterblijvende levenspartner ten laste van het waterschap een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de bezoldiging waarop het overleden lid van het Dagelijks Bestuur op de dag van het overlijden recht had, over een tijdvak van drie maanden, vermeerderd met de vakantietoelage.

  • 2.

    Indien de overledene geen levenspartner nalaat, geschiedt de in het eerste lid bedoelde uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige kinderen of natuurlijke kinderen, dan wel pleegkinderen. Ontbreken ook deze, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen.

  • 3.

    De uitkering wordt als een netto bedrag aan belanghebbenden uitbetaald.

Artikel 8

De aanspraak op bezoldiging en andere op grond van deze verordening toe te kennen vergoedingen vangt aan met ingang van de dag waarop de benoeming tot voorzitter of lid van het dagelijks bestuur ingaat en eindigt met ingang van de dag volgend op de datum waarop die hoedanigheid wordt verloren.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1994.

Artikel 10

Indien de voorzitter op 1 januari 1994, op grond van een voor die datum door Gedeputeerde Staten genomen besluit, een bezoldiging ontvangt, welke uitgaat boven hetgeen volgens onderhavige verordening mogelijk is, wordt deze hogere bezoldiging door het in werking treden van deze verordening niet aangetast.

Artikel 11

Leden van het dagelijks bestuur van een van de in artikel 2 genoemde waterschappen die op 31 december 1994 feitelijk een bezoldiging ontvingen die hoger was dan het in artikel 4 bedoelde maximum, behouden deze hogere bezoldiging voor zolang zij vanaf 31 december 1994 zonder onderbreking lid van het dagelijks bestuur van het betreffende waterschap blijven.

Artikel 12

De verordening kan worden aangehaald als "verordening bezoldiging voorzitters en overige leden van het dagelijks bestuur waterschappen Limburg 1994".

Artikel 13

Deze wijziging werkt terug tot 1 januari 1995.

 

Ondertekening

Gegeven te Maastricht, 27 oktober 1995.
Gedeputeerde Staten van Limburg namens dezen,  
de directeur van de Stafgroep Personeel en Organistatie.