Regeling vervallen per 26-11-2016

Lijst van gevallen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, WRO

Geldend van 25-04-2008 t/m 25-11-2016

Intitulé

Lijst van gevallen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, WRO

LIJST VAN GEVALLEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 19, TWEEDE LID, WRO

maken ter voldoening aan het bepaalde in artikel 136 van de Provinciewet bekend, in overeenstemming met de VROM-Inspectie Regio Zuid, hebben vastgesteld:

- een nieuwe lijst met categorieën van gevallen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, onder gelijktijdige intrekking van de lijst van categorieën van gevallen d.d. 12 juni 2007, Provinciaal Blad 2007/43. Gewijzigd zijn de categorieën A.1.n en A.1.0.

Deze lijst is niet van toepassing voor:

- projecten waarvoor ingevolge artikel 19, lid 3, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling kan worden verleend; - projecten die in strijd zijn met de wet dan wel met het provinciaal of rijksbeleid; - gemeenten waarop de regionaal inspecteur van de VROM Inspectie Regio Zuid op het gebied van de ruimtelijke ordening verscherpt toezicht uitoefent, zolang van een dergelijk toezicht sprake is, tenzij de inspecteur anders aangeeft.

A Concrete projecten

  • 1

    Artikel 19, lid 2, van de Wet op de ruimtelijke Ordening is van toepassing in geval van:

    • a.het bouwen1 van een of meerdere woningen, met daaraan inherente voorzieningen, binnen de op basis van het streekplan c.q. POL aangewezen contour om een woonkern dan wel bij het ontbreken van een dergelijke contour binnen de op de POL-kaart aangegeven gebieden Plattelandskern (P6), Stedelijke ontwikkelingszone (P8) en Stedelijke bebouwing (P9);

    • b.

      het bouwen van kantoren, winkels, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlenende bedrijven, categorie 1- en 2- bedrijven, consumentverzorgende en ambachtelijke bedrijven, met daaraan inherente voorzieningen, binnen de gebieden als bedoeld onder a;

    • c. de reconstructie van een weg met de daarbij behorende voorzieningen (zoals geluidschermen);

    • d.

      het bouwen van zend- of reclamemasten, voorzover deze niet vergunningvrij zijn;

    • e.

      het bouwen of uitbreiden van een winkel bij een brandstofverkooppunt;

    • f.

      een wijziging van het gebruik van gebouwen en/of onbebouwde gronden, anders dan ten behoeve van bouwen, voor zover gelegen binnen de gebieden als bedoeld onder a; buiten deze gebieden is een wijziging van agrarisch gebruik toegestaan indien het betreft extensief recreatief gebruik dan wel de ontwikkeling van natuur en bos;

    • g.

      hagelnetten die voldoen aan de gepubliceerde Beleidsregel hagelnetten;

    • h.

      teeltondersteunende voorzieningen die voldoen aan de gepubliceerde Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen;

    • i.

      vrijkomende agrarische bebouwing voor een woon- en/of recreatieve functie voor zover het betreft het bestaande hoofdgebouw;

    • j.

      het bouwen van bedrijfsgebouwen op een bestaand bedrijventerrein of stedelijk dienstenterrein; een wijziging van het gebruik van onbebouwde gronden, anders dan ten behoeve van bouwen, is toegestaan mits passend bij de hoofdfunctie van het terrein;

    • k.

      het bouwen, ondersteunend dan wel additioneel, ten behoeve van sport of recreatie mits qua aard en omvang passend in de omgeving;

    • l.

      het afwijken van een in het bestemmingsplan gehanteerde maat tot ten hoogste 20 %;

    • m

      . specifiek bestemde solitaire bedrijfsfuncties, niet zijnde agrarische bedrijven, ten behoeve van functies met gelijke of geringere effecten voor de omgeving;

    • n.

      het voorzien in huisvesting voor buitenlandse werknemers mits passend binnen het vigerende provinciale beleid;

    • o.

      uitbreiding en/of wijziging en/of incidentele nieuwvestiging van een Intensieve veehouderij binnen een Landbouwontwikkelingsgebied (zoals omschreven in de Reconstructiewet en het Reconstructieplan Limburg). Bij nieuwvestiging geldt de voorwaarde dat het bedrijf wordt gevestigd aansluitend aan bestaande of toekomstige concentraties van intensieve veehouderijen;

    • p.

      het vestigen van een Groene servicewinkel, voor zover gelegen binnen de bebouwde kom en met een maximaal vvo van 200 m2

    • q.

      het houden van kortdurende evenementen;

    • r.

      het bouwen of inrichten van schuilgelegenheden voor het hobbymatig houden van dieren, indien dit past binnen een gemeentelijk beleidskader dat de instemming heeft van de PCGP

    • s.

      een combinatie van functies en/of activiteiten als bedoeld onder a. tot en met r. met uitzondering van de bepaling onder l, uitsluitend indien wordt voldaan aan de in betreffende bepalingen gestelde voorwaarden

       

  • 2 Ingevolge het bepaalde in artikel 19, lid 2, tweede volzin, is alsnog een verklaring van geen bezwaar benodigd indien zich een van de navolgende situaties voordoet:

    • a. Het project betreft een activiteit in het rivierbed van de Maas (Besluit van 4 juli 2006, nr. HDJZ/I&O/2006-948, Hoofddirectie Juridische Zaken, tot vaststelling van de Beleidsregels grote rivieren) (Stb. 12 juli 2006, nr. 133) en is gelegen buiten de in het kader van de Beleidslijn grote rivieren opgenomen artikel 2a Wbr (Wet beheer rijkswaterstaatswerken) gebieden;

    • b. het project is regulier (al dan niet gefaseerd) bouwvergunningplichtig en gelegen in een beschermd stads- of dorpsgezicht en er is geen positief advies van de provinciaal vertegenwoordiger in de gemeentelijke monumentencommissie;

    • c.1. het project ligt binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van een risicovolle inrichting of van transportassen;

    • c.2 het project een inrichting betreft die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), waarbij niet wordt voldaan aan de Plaatsgebonden Risico-norm;

    • c.3. het project een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object betreft in de Plaatsgebonden Risico-contour van een BEVI-inrichting of van een transportroute, inclusief buisleidingen voor gevaarlijke stoffen;

    • d. het project is gelegen in een krachtens de Provinciale Milieuverordening Limburg aangewezen milieubeschermingsgebied en betreft een activiteit waaraan ingevolge hoofdstuk 5 van genoemde verordening beperkingen zijn gesteld;

    • e. het project is gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur dan wel in de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG). Deze bepaling is niet van toepassing voor projecten die vallen

      onder 1, lid g en h;

    • f. het project is gelegen op een archeologisch terrein of in een gebied binnen een straal van 50 meter rond een archeologische vindplaats (zoals aangeduid op respectievelijk de Archeologische Monumenten Kaart Limburg of aangegeven in het archeologisch digitale systeem Archis) of in een gebied met een hoge of middelhoge archeologische trefkans volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden. Uitgezonderd hiervan zijn plangebieden kleiner dan 2500 m2, tenzij deze binnen een straal van 50 meter van een archeologische vindplaats liggen.”;

    • Greclamemasten buiten de in lid 1, sub a en sub k genoemde gebieden, hoger dan 4 meter;

    • h. bij toepassing van lid 1, sub i ingeval van het advies van de BOM+-commissie wordt afgeweken;

    • i. het project past niet in: de Regionale Woonvisie, het aan de Regionale Woonvisie gekoppelde woningbouwprogramma of een overzicht van woningbouwplannen waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd;

    • j. indien het evenement plaatsvindt buiten de grens Stedelijke Dynamiek als bedoeld in POL 2006 en het een grootschalig evenement betreft;

    • k.het project is gelegen binnen de overlegzone langs infrastructuur;

    • l. het project een gevoelig of kwetsbaar object betreft binnen een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van een vliegveld;

    • mhet project is gelegen binnen de 35 Ke-contour rondom een vliegveld

    • n.bouwen, als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Woningwet, of het veranderen van het gebruik van bestaande gebouwen, voor zover dit plaatsvindt binnen het Zoekgebied van de Buitenring Parkstad als bedoeld in POL 2006 of binnen een afstand van 100 meter buiten de grens van het Zoekgebied Buitenring Parkstad

B Project in relatie tot PCGP-advies

Artikel 19, lid 2, van de WRO is van toepassing op een project dat past in een (voor)ontwerpbestemmingsplan dan wel in een structuurplan dan wel anderszins in een gemeentelijk beleidsplan waarover de Provinciale Commissie Gemeentelijke Plannen (PCGP) heeft geadviseerd. Het project mag niet in strijd zijn met dat advies en moet stroken met de beleidsopvatting van de VROM-Inspectie Regio Zuid ter zake. In het advies mag ten aanzien van de toepassing van artikel 19, lid 2, voornoemd geen voorbehoud zijn gemaakt. Het advies met betrekking tot een plan als vorenbedoeld mag niet ouder zijn dan een jaar. Verlenging van de termijn door het Hoofd van de afdeling Ruimtelijke ontwikkeling met maximaal één jaar is mogelijk, behoudens indien in het PCGP- advies ten aanzien daarvan een voorbehoud is gemaakt. De termijn van een jaar mag eveneens worden overschreden indien binnen deze termijn een ontwerpbestemmingsplan ter visie is gelegd, voor zover de termijnen van artikel 23 e.v. WRO worden nageleefd. Na publicatie van het door de raad vastgestelde bestemmingsplan kan wederom van de artikel 19, lid 2 –lijst gebruik worden gemaakt. Het advies met betrekking tot een structuurplan mag niet ouder zijn dan twee jaar, tenzij de PCGP het advies heeft verlengd. 

C Project in relatie tot ambtelijk advies

Artikel 19, lid 2, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is van toepassing op een project dat past in een (voor)ontwerpbestemmingsplan dan wel anderszins in een gemeentelijk beleidsplan waarover (het hoofd van) de betrokken dienst van de provincie in samenspraak met de inspecteur VROM-Inspectie Regio Zuid heeft geadviseerd en dat niet in strijd is met dit advies. In het advies mag ten aanzien van de toepassing van artikel 19, lid 2, voornoemd geen voorbehoud zijn gemaakt. Het advies mag niet ouder zijn dan een jaar. Verlenging van de termijn met maximaal één jaar door het Hoofd van de afdeling Ruimtelijke ontwikkeling is mogelijk, behoudens indien in het advies ten aanzien daarvan een voorbehoud is gemaakt. De termijn van een jaar mag eveneens worden overschreden indien binnen deze termijn een ontwerpbestemmingsplan ter visie is gelegd, voor zover de termijnen van artikel 23 e.v. WRO worden nageleefd. Na publicatie van het door de raad vastgestelde bestemmingsplan kan wederom van de artikel 19, lid 2 –lijst gebruik worden gemaakt.

Inwerkingtreding

De nieuwe lijst van categorieën van gevallen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van 8 april 2008 treedt in werking daags na publicatie in het Provinciaal Blad.

De lijst van gevallen (inclusief wijziging en toevoeging) ligt vanaf heden voor een ieder kosteloos ter inzage in de bibliotheek van het Gouvernement, Limburglaan 10 te Maastricht. Een ieder kan op zijn verzoek hiervan een afschrift krijgen.

De lijst van gevallen is tevens digitaal te raadplegen via www.limburg.nl/ruimte.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd,  
L.J.P.M. Frissen, voorzitter  
drs. W.L.J. Weijnen, secretaris  
 
Uitgegeven, 21 juni 2007  
De Secretaris,  
drs. W.L.J. Weijnen