Regeling vervallen per 27-12-2014

Verordening op de heffing en de invordering van “Reclamebelasting 2014”

Geldend van 27-12-2014 t/m 26-12-2014

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van “Reclamebelasting 2014”

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, cijfers, tekens, symbolen, kleuren of een reclamevoorwerp, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg.

  • 2.

    Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken.

  • 3.

    waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het kalenderjaar, als bedoeld in artikel 8, voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, is de waarde de met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ vastgestelde waarde.

  • 4.

    vestiging: 1. de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ die, of een deel daarvan dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt; 2. twee of meer onroerende zaken, als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, of delen daarvan, die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisatie of bedrijf voor één doel worden gebruikt.

  • 5.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.

  • 6.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijvingen

Deze verordening is van toepassing binnen het centrum van:

  • a.

    Huissen, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (Bijlage 1). Het betreft de volgende straten; Arnhemse Poort, Doelenstaat, Helmichstraat, Langekerkstraat, Langestraat, Markt, Raadhuisplein, Tempelierstraat, Vicariestraat en Vierakkerstraat.

  • b.

    Bemmel, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (Bijlage 2). Het betreft de volgende straten; Buitengracht, de Pollenbrink, Deken Dr, Mulderstraat, Dorpsstraat, Dr. Poellstraat, Klappenburgstraat, Kloosterplaats, Loostraat, Markt en Van Ambestraat.

  • c.

    Gendt, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (Bijlage 3). Het betreft de volgende straten: Dorpstraat, Hegsestraat, Julianastraat, Kapelstraat, de Kruigang, Langstraat, Markt, Nieuwstraat, Nijmeegsestraat, Raalt, St. Maartenstraat en Wilhelminastraat.

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, met inachtneming van het gestelde bij of krachtens deze verordening, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2, een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 5 Belastingobject

De reclamebelasting wordt geheven per vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per vestiging en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

Indien de vestiging deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de waarde dat aan de vestiging kan worden toegerekend.

Voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, sub 2, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarden of de delen van de waarden die aan de vestiging kunnen worden toegerekend.

Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Belastingtarief

A: Huissen centrum

  • 1.

    Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 210,- per vestiging.

  • 2.

    Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 153.000,- wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 1,31 per € 1.000,- waarde.

  • 3.

    De reclamebelasting bedraagt maximaal € 550,- per vestiging.

  • 4.

    Indien de vastgestelde waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

    • B.

      Bemmel centrum

  • 1.

    Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 240,- per vestiging.

  • 2.

    Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 153.000,- wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 1,31 per € 1.000,- waarde.

  • 3.

    De reclamebelasting bedraagt maximaal € 700,- per vestiging.

  • 4.

    Indien de vastgestelde waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

    • C.

      Gendt centrum

  • 1.

    Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 200,- per vestiging.

  • 2.

    Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 153.000,- wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 1,31 per € 1.000,- waarde.

  • 3.

    De reclamebelasting bedraagt maximaal € 700,- per vestiging.

  • 4.

    Indien de vastgestelde waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 8 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt op aanvraag van belastingplichtige ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 11 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • 1.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • 2.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • 3.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • 4.

    die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • 5.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging;

  • 6.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • 7.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • 8.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • 9.

    aangebracht op scholen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw.

Artikel 12 Termijnen van betaling; automatische betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerst vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag meer is dan € 100,00 doch minder dan € 1.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting.

Artikel 14 Overgangsrecht

De verordeningen “Reclamebelasting Huissen 2013”, “Reclamebelasting Bemmel 2013” en “Reclamebelasting Gendt 2013” van 13 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van

de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van

toepassing blijft op de belastbare feiten zoals die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening Reclamebelasting 2014".

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 12 december 2013.

De voorzitter,

M.H.F. Schuurmans-Wijdeven

De griffier,

Th.G.L. Greep