Regeling vervallen per 27-11-2019

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende Nadere regel ‘Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie’

Geldend van 17-12-2016 t/m 26-11-2019

Intitulé

Nadere regel ‘Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie’

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard,

gelet op het bepaalde in artikel 4 Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening Lingewaard 2016, Wet Kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen Wet op het primair onderwijs, besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (staatsblad 2010, nr. 298) en de regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

En gelet op het bepaalde in de beleidsnotitie “Vormgeving harmonisatie voorschoolse voorzieningen in Lingewaard’, welke op 29 september 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad van Lingewaard.

Besluit:

Nadere regels vast te stellen voor peuteropvang en voorschoolse educatie, met de volgende doelstellingen:

  • a.

    dat alle kinderen tussen 2 en 4 jaar uit Lingewaard kunnen gebruik maken van een voorschoolse voorziening in Lingewaard.

  • b.

    te zorgen voor voldoende voorzieningen in aantal en spreiding, waar gesubsidieerde peuteropvang en voorschoolse educatie wordt aangeboden, welke laatste categorie toegankelijk is voor geïndiceerde doelgroeppeuters (= conform een door het college vastgestelde definitie) in Lingewaard.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Peuteropvang: voorschoolse educatie voor peuters van 2-4 jaar van niet-toeslagouder(s) gedurende 2 dagdelen van 3 uur per dagdeel per week op twee verschillende dagen gedurende 40 weken per jaar.

  • 2. Niet- toeslagouder(s): ouder(s) die geen recht heeft (hebben) op kinderopvangtoeslag van de rijksoverheid.

  • 3. Toeslagouder(s): ouder(s) die recht heeft (hebben) op kinderopvangtoeslag van de rijksoverheid.

  • 4. LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen

  • 5. Voorschoolse educatie: voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters van 2-4 jaar gedurende 4 dagdelen van 3 uur per dagdeel (12 uur op minimaal 2 verschillende dagen), gedurende 40 weken per jaar. Dit aanbod wordt aangevuld met extra begeleiding van de doelgroeppeuter en de ouder(s).

  • 6. Doelgroeppeuter: peuters (2 tot 4 jaar) die op indicatie van het Consultatiebureau in aanmerking komen voor voorschoolse educatie op grond van de door het college vastgestelde definitie van een doelgroeppeuter.

Artikel 2 Subsidiegrondslag

  • 1. Eerste en tweede dagdeel peuteropvang voor peuters van niet-toeslagouder(s), voor zover ouders aantoonbaar geen recht 1 hebben op een toelage op grond van afdeling 2 paragraaf 1 en 2 van de Wet kinderopvang (kinderopvangtoeslag). De grondslag hiervoor is het aantal dagdelen dat peuters van niet-toeslagouder(s) deel nemen aan peuteropvang.

  • 2. Derde en vierde dagdeel voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters van niet-toeslagouder(s), voor zover ouders aantoonbaar geen recht 2 hebben op een toelage op grond van afdeling 2 paragraaf 1 en 2 van de Wet kinderopvang (kinderopvangtoeslag). Grondslag hiervoor is het aantal dagdelen dat doelgroeppeuters van niet-toeslagouder(s) deel nemen aan zowel het derde als het vierde dagdeel peuteropvang

Artikel 3 Beheersproduct

  • 1. Voor peuters van niet-toeslagouder(s) geldt een subsidiabel aantal uren van maximaal 240 uur op jaarbasis (6 uur per week op 2 verschillende dagen gedurende 40 weken per jaar) voor peuteropvang

  • 2. Voor doelgroeppeuters geldt:

    • -

      de eerste twee dagdelen: subsidie is gelijk aan de regeling voor peuters van niet-toeslagouder(s)

    • -

      bij deelname vierde dagdeel: het 3e en 4e dagdeel worden gesubsidieerd door de gemeente voor niet-toeslag ouders en door de Belastingdienst voor toeslagouders, beiden op basis van de maximum-uurprijs die de Rijksoverheid hanteert voor de kinderopvang en een inkomensafhankelijke ouderbijdrage (inkomen beide ouders bij niet-toeslagouders over het jaar t-1 moet worden opgegeven voor de berekening).

Artikel 4 Specifieke voorschriften

  • 1. Alle voorwaarden genoemd in het besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en de regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn op de subsidie peuteropvang en voorschoolse educatie minimaal van toepassing. Daarnaast is in deze nadere regel nog een aantal aanvullende voorwaarden opgenomen.

  • 2. In aanvulling op artikel 4 van de subsidieverordening, waarin is aangegeven dat het College de wijze van verdeling bepaalt, geldt dat plaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie van het jaar t-1 prioriteit krijgen bij de verdeling van de beschikbare subsidie voor het jaar t. Vervolgens wordt gekeken naar de startdata in het jaar t van de doelgroeppeuters bij alle aanbieders.

  • 3. In aanvulling op artikel 5 van de subsidieverordening wordt een aanvraag ook geweigerd als deze niet voldoet aan de specifieke subsidievoorschriften.

  • 4. In aanvulling op artikel 7 van de subsidieverordening worden tevens de volgende voorwaarden aan de subsidie peuteropvang en voorschoolse educatie gesteld:

    • a.

      In aanvulling op artikel 7, lid 1 van de subsidieverordening kan de aanvrager per 1 juli 2017 een subsidieaanvraag per kind indienen d.m.v. een daarvoor door het College vastgesteld aanvraagformulier.

    • b.

      De subsidie per uur is nooit hoger dan de door de aanvrager bij de aanvraag opgegeven uurprijs tot het maximum uurtarief van de Belastingdienst voor kinderopvang.

    • c.

      Er wordt gewerkt met de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk voor de berekening van de ouderbijdrage peuteropvang en voorschoolse educatie (bij aantoonbaar geen recht op kinderopvangtoeslag).

    • d.

      Op de te verlenen subsidie voor peuteropvang en voorschoolse educatie wordt een bedrag voor ouderbijdragen in mindering gebracht o.b.v. het inkomen van (beide) ouder(s) in het jaar t-1. Bij gewijzigde omstandigheden wordt het inkomen voor de subsidieberekeningen niet aangepast.

    • e.

      De houder werkt volgens de Wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

    • f.

      De aanvrager wijst één medewerker aan als coördinator voor de peuteropvang/voorschoolse educatie.

    • g.

      De aanvrager neemt minimaal deel aan de gemeentelijke overleggen 1) Het LEA-overleg en 2) de Doorgaande Ontwikkelingslijn.

    • h.

      De aanvrager werkt volgens de afgesproken procedure m.b.t. de Zorgstructuur 0-12 jaar.

    • i.

      De aanvrager werkt op de locaties waar doelgroeppeuters zitten en waarvoor subsidie is aangevraagd met een landelijk erkend VVE-programma, niet zijnde VVersterk.

    • j.

      De houder heeft minimaal voor de locaties waar doelgroeppeuters zitten vastgesteld beleid over activiteiten voor ouders die de ouderbetrokkenheid bevorderen.

  • 5. Plaatsing van doelgroeppeuters geschiedt vanaf de leeftijd van 2 jaar; als sprake is van wachtlijsten worden de doelgroeppeuters in volgorde van hun leeftijd geplaatst (oudste doelgroeppeuter wordt het eerst geplaatst). Bij uitzondering en in overleg met de gemeente kunnen kinderen jonger dan twee jaar met een indicatie eerder worden geplaatst of kinderen tussen de twee en vier jaar minder dan vier dagdelen, als gebruik wordt gemaakt van nog nader vast te stellen specialistische hulpverlening. Dit geldt ook voor een verlenging, mocht een kind van 4 jaar nog niet naar de basisschool gaan.

  • 6. In overleg met ouders, jeugdverpleegkundige en voorschoolse voorziening kan een kindplaats voorschoolse educatie voor een doelgroeppeuter o.b.v. een indicatie van het consultatiebureau worden beëindigd voordat het kind 4 jaar wordt, als het kind zich leeftijdsadequaat ontwikkelt.

  • 7. De aanvrager draagt bij de overgang van doelgroeppeuters naar het primair onderwijs de gegevens van de doelgroeppeuter warm (=mondeling) over volgens de overdrachtsprocedure die met het primair onderwijs voor de hele gemeente Lingewaard is afgesproken in de Lingewaardse Overdracht- en Verwijsprocedure (LOV).

  • 8. De aanvrager werkt nauw samen met de consultatiebureaus in Lingewaard voor het bereiken, toeleiden en verwijzen van doelgroeppeuters naar het aanbod voorschoolse educatie en koppelt terug over de inschrijvingen bij de voorschoolse voorziening en voorschoolse educatie aan de indicatiesteller en de gemeente.

  • 9. In aanvulling op en in afwijking van artikel 9 van de subsidieverordening wordt een aanvraagformulier aangevuld met:

    • a.

      Een overzicht van het totale aantal kinderen peuteropvang en doelgroeppeuters en het aantal kinderen peuteropvang en doelgroeppeuters per locatie, met een kopie van bewijsstukken incl. de startdatum van het aanbod voorschoolse educatie, waaruit blijkt dat er voor de betreffende kinderen aanspraak is op voorschoolse educatie (indicatie doelgroeppeuter door indicatiesteller).

    • b.

      Een opgave van het voor het kalenderjaar (jaar waarop de aanvraag betrekking heeft) geldende uurtarief.

    • c.

      Het aanvraagformulier subsidie voorschoolse educatie wordt ook aangevuld met een beleidsplan (max. 2 a4-tjes) welke in gaat op:

      • -

        Visie op voorschoolse educatie (pedagogische en didactische kwaliteit);

      • -

        Wijze van uitvoering VVE-programma;

      • -

        Hanteren van doelen voor het Jonge Kind van de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO-doelen van Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling, www.slo.nl);

      • -

        Volgen van brede ontwikkeling van het kind (mogelijk door middel van een kindvolgsysteem);

      • -

        Planmatige begeleiding (opbrengstgericht werken);

      • -

        Resultaatmeting, Kwaliteitsborging en Evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;

      • -

        Gericht ouderbeleid;

      • -

        Samenwerking met andere organisaties, waaronder de doorgaande leerlijn naar het basisonderwijs.

  • 10. In aanvulling/ in afwijking op artikel 10 van de subsidieverordening dient de aanvrager voor 1 mei van het kalenderjaar volgend op het jaar van subsidieverlening een aanvraag tot subsidievaststelling in. Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van de volgende gegevens:

    • a.

      Een overzicht van het aantal werkelijke bezette dagdelen peuteropvang en voorschoolse educatie 3 met het aantal subsidiabele uren (startdatum en einddatum van de peuteropvang en het aanbod voorschoolse educatie).

    • b.

      Een samenstellingsverklaring van de accountant bevat tevens een oordeel over de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de aanvrager.

    • c.

      In aanvulling op artikel 21 van de subsidieverordening overleggen alle coördinatoren Peuteropvang/Voorschoolse Educatie bij de instellingen die een subsidie hiervoor ontvangen gezamenlijk minimaal drie keer per jaar met de gemeente over de uitvoering van peuteropvang en het aanbod voorschoolse educatie (uitvoeringsoverleg peuteropvang/VVE).

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van Lingewaard, d.d. …………………
Burgemeester en wethouders van Lingewaard,
de secretaris de burgemeester,
J. Wijnia M.H.F. Schuurmans-Wijdeven

Noot
1

Ouders moeten hiervoor een formulier “Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag” van de gemeente Lingewaard invullen met daarbij een inkomensverklaring van de Belastingdienst voor het jaar t-1.

Noot
2

Ouders moeten hiervoor een formulier “Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag” van de gemeente Lingewaard invullen met daarbij een inkomensverklaring van de Belastingdienst voor het jaar t-1.

Noot
3

Indien een kindplaats VE slechts gedurende een deel van het kalenderjaar is bezet wordt de vast te stellen subsidie verminderd na rato van het aantal maanden dat de kindplaats VE niet bezet is, waarbij voor de berekening van de periode het aantal maanden naar beneden wordt afgerond indien de peuterplaats na de 15e van de maand is bezet en/of voor de 16e van de maand is beëindigd en naar boven afgerond indien de kindplaats VE voor de 16e van de maand is bezet en/of na de 15e van de maand is beëindigd, waarbij voor de bepaling van de gerealiseerde kindplaats de volgende formule wordt gehanteerd: A (= aantal maanden dat de kindplaats is bezet): 12 =B (omvang van de kindplaats die een gedeelte van het jaar is bezet, afgerond op 2 decimalen).