Regeling vervallen per 01-01-2024

Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Arnhem – gemeente Lingewaard 2020

Geldend van 21-07-2022 t/m 31-12-2023

Intitulé

Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Arnhem – gemeente Lingewaard 2020

Het college van burgemeester en wethouders, respectievelijk de burgemeester van de gemeente Lingewaard, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Gelet op:

  • -

    artikel 8 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Arnhem;

  • -

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Gemeentewet;

  • -

    titel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

Overwegende dat:

  • -

    het om redenen van doelmatigheid wenselijk is de uitoefening van zijn daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden, behorende tot de bij de Omgevingsdienst regio Arnhem ondergebrachte taken als bedoeld in de Gemeenschappelijke regeling, de tussen de provincie Gelderland/de gemeente Lingewaard en het openbaar lichaam de ODRA afgesloten dienstverleningsovereenkomsten en de op basis van de Producten- en dienstencatalogus en werkprogramma’s afgesloten werkafspraken op te dragen aan de directeur van de Omgevingsdienst regio Arnhem en de directeur toe te staan ondermandaat te verlenen;

  • -

    het met het oog op een efficiënte bedrijfsvoering van de Omgevingsdienst regio Arnhem en de andere Gelderse omgevingsdiensten gewenst is hiervoor een Gelders uniform format te hanteren, zoals vastgesteld door de directeuren van de Gelderse omgevingsdiensten op 11 oktober 2017;

  • -

    het dientengevolge gewenst is de eerder verleende algemene mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluiten aan de Omgevingsdienst regio Arnhem in te trekken en te transponeren naar het Gelderse uniforme format;

BESLUITEN:

vast te stellen het navolgende besluit:

Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Arnhem - gemeente Lingewaard 2020

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders en of de burgemeester van de gemeente Lingewaard;

  • b.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 25 van de gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    gemeenschappelijke regeling: de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst regio Arnhem;

  • d.

    lijst van Awb-bevoegdheden: het als Bijlage 1 bij dit mandaatbesluit behorende overzicht van bevoegdheden als vastgelegd in de Awb. waarop in artikel 1 het bestuursorgaan heeft aangekruist welke (categorieën van) bevoegdheden zijn gemandateerd en in artikel 2 welke feitelijke handelingen niet zijn gemandateerd;

  • e.

    lijst van overige bevoegdheden: het als Bijlagen 2 en 3 bij dit mandaatbesluit behorende overzicht, waarop in artikel 1 het bestuursorgaan heeft aangekruist welke (categorieën van) bevoegdheden (niet zijnde Awb-bevoegdheden als bedoeld in Bijlage 1) zijn gemandateerd en in artikel 2 welke feitelijke handelingen niet zijn gemandateerd;

  • f.

    machtiging: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan feitelijke handelingen te verrichten die niet vallen onder de definitie van mandaat als bedoeld in sub g van dit artikel of volmacht als bedoeld in sub l van dit artikel;

  • g.

    mandaat: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb te nemen, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering daarvan te verrichten;

  • h.

    mandaatinstructie: de gebundeld op schrift gestelde algemene instructies van het bestuursorgaan aan de directeur omtrent de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden als bedoeld in artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en welke niet reeds zijn vervat in dit besluit;

  • i.

    omgevingsdienst: de Omgevingsdienst regio Arnhem;

  • j.

    ondermandaat: de figuur dat de gemandateerde op zijn beurt mandaat verleent aan een ander;

  • k.

    plaatsvervangend directeur: degene die op grond van artikel 2 Vervangingsregeling directeur Omgevingsdienst regio Arnhem 2013 is aangewezen om de directeur te vervangen bij diens verhindering of ontstentenis;

  • l.

    volmacht: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding en uitvoering daarvan te verrichten.

Artikel 2 Schakelbepaling

  • 1. Hetgeen in dit besluit is bepaald met betrekking tot mandaat is van overeenkomstige toepassing op volmacht en machtiging, tenzij de aard van de desbetreffende bevoegdheid zich hiertegen verzet.

  • 2. Op bij afzonderlijk besluit door het bevoegde bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten, volmachten en machtigingen is het bepaalde in dit besluit van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Gemandateerde bevoegdheden

  • 1. Het bestuursorgaan verleent, voor zover het bevoegd is, mandaat aan de directeur tot het uitoefenen van de (categorieën van) bevoegdheden die zijn aangekruist in artikel 1 van de lijst van overige bevoegdheden.

  • 2. In het kader van de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid als bedoeld in lid 1, is de directeur tevens bevoegd tot het verrichten van de daartoe noodzakelijke feitelijke handelingen. Onder feitelijke handelingen worden in dit verband mede verstaan de feitelijke handelingen genoemd in artikel 2 van de lijst van de Awb-bevoegdheden, alsmede de feitelijke handelingen die voor de betreffende (categorie van) bevoegdheden, in artikel 2 van de lijst van overige bevoegdheden zijn aangeduid, met uitzondering van de aldaar aangekruiste feitelijke handelingen welke voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan.

  • 3. In het kader van de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid als bedoeld in lid 1, worden aan de directeur tevens de aangekruiste bevoegdheden genoemd in artikel 1 van de lijst van Awb-bevoegdheden gemandateerd.

Artikel 4 Opt-out besluitbevoegdheid

  • 1. Het bestuursorgaan kan voor één of meer (categorieën van) bevoegdheden als aangeduid in de lijst van overige bevoegdheden bepalen dat, voor zover de betreffende (categorie van) bevoegdheden de bevoegdheid omvat(ten) om besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb te nemen, laatstgenoemde bevoegdheid niet wordt gemandateerd. Dit geschiedt door het plaatsen van een kruis in de hiertoe aangewezen kolom van artikel 1 van de lijst van overige bevoegdheden en artikel 1 van de lijst van Awb-bevoegdheden.

  • 2. De mandaatverlening blijft in dat geval beperkt tot de bevoegdheid feitelijke handelingen te verrichten in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van de door het bestuursorgaan zelf te nemen en/of genomen besluiten. Onder feitelijke handelingen worden in dit verband mede verstaan de feitelijke handelingen genoemd in artikel 2 van de lijst van Awb-bevoegdheden, alsmede de feitelijke handelingen die voor de betreffende (categorie van) bevoegdheden, in artikel 2 van de lijst van overige bevoegdheden zijn aangeduid, met uitzondering van de aldaar aangekruiste feitelijke handelingen welke voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan.

Artikel 5 Ondermandaat en vervanging

  • 1. De directeur kan ter uitoefening van een aan hem gemandateerde bevoegdheid ondermandaat verlenen aan degenen die werkzaam zijn onder zijn verantwoordelijkheid of, indien door het bestuursorgaan toegestaan, aan derden. In dat laatste geval dient degene aan wie ondermandaat is verleend, alsmede degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkzaam is, schriftelijk met de verlening van het ondermandaat in te stemmen.

  • 2. Op het ondermandaat zijn de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van het vorige lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In de gevallen waarin de plaatsvervangend directeur de directeur vervangt wegens verhindering of ontstentenis, beschikt deze krachtens dit besluit over dezelfde bevoegdheden als de directeur.

Artikel 6 Grondgebied en begrenzing

  • 1. De door het bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten gelden voor het grondgebied van het bestuursorgaan, tenzij in het betreffende mandaat in de kolom aangeduid met ‘begrenzing’ anders is bepaald.

  • 2. De omvang van de door het bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten kan ook anderszins begrensd worden dan bepaald in de laatste zinsnede van het vorige lid. Dit geschiedt door vermelding in het betreffende mandaat in de kolom aangeduid met ‘begrenzing’.

Artikel 7 Voorschriften en instructies

  • 1. De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedt binnen de grenzen en met inachtneming van de ter zake voor het bestuursorgaan geldende wettelijke regelingen en beleidsregels.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de directeur algemene instructies en instructies per geval geven omtrent de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Indien sprake is van ondermandatering, is de directeur gehouden deze instructies onverwijld aan de betreffende ondergemandateerden door te geven, onverminderd de bevoegdheid van het bestuursorgaan dit zelf te doen.

  • 3. Indien instructies worden gegeven, geschiedt dit schriftelijk en op een zodanig tijdstip dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

  • 4. De in lid 2 genoemde algemene instructies, voor zover deze niet in dit besluit zijn opgenomen, worden gebundeld op schrift gesteld in een afzonderlijke mandaatinstructie.

Artikel 8 Informatieverstrekking

  • 1. De directeur draagt ervoor zorg dat het bestuursorgaan tijdig in kennis wordt gesteld van krachtens mandaat te nemen besluiten, waarvan moet worden aangenomen dat kennisneming door het bestuursorgaan gewenst is. Hier is in ieder geval sprake van indien:

    • a.

      de maatschappelijke, beleidsmatige, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven;

    • b.

      advies nodig is van anderen dan de omgevingsdienst of onder hem ressorterende medewerkers, en het advies niet aansluit op het eigen standpunt van de omgevingsdienst dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt.

  • In zulks geval lichten partijen elkaar over en weer op een zodanig tijdstip in dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

  • 2. Het niet-voldoen aan de in het vorige lid genoemde verplichting doet niet af aan de rechtsgeldigheid van een krachtens mandaat genomen besluit.

Artikel 9 Ondertekening

  • 1. Bij de uitoefening van een mandaat worden uitgaande stukken als volgt ondertekend: “Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard, [naam directeur], directeur omgevingsdienst Regio Arnhem”.

  • 2. Ingeval van uitoefening van ondermandaat worden uitgaande stukken overeenkomstig het bepaalde in lid 1 ondertekend, met dien verstande dat de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de ondergemandateerde in de plaats van de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de directeur worden geplaatst.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2. Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bekendmaking en de registratie van dit besluit.

  • 3. Met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit worden alle eerder genomen besluiten waarin algemeen mandaat wordt verleend aan de directeur ingetrokken.

Artikel 11 Citeerwijze

Dit besluit wordt aangehaald als: ‘Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Arnhem – gemeente Lingewaard 2020’.

Ondertekening

Aldus besloten op 17 december 2019 te Lingewaard,

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Lingewaard,

de secretaris,

J. Wijnia

de burgemeester,

J.P.M. Meijers

de burgemeester van gemeente Lingewaard,

J.P.M. Meijers

Bijlage 1: bij het Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Arnhem – gemeente Lingewaard 2020

Lijst van Awb-bevoegdheden

Artikel 1 Accessoire besluitbevoegdheden

In onderstaand overzicht is met een ‘X’ in de kolom ‘mandaat’ aangegeven welke besluitbevoegdheden gemeente Lingewaard als vastgelegd in de Awb heeft gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst regio Arnhem.

Indien de betreffende bevoegdheid niet wordt gemandateerd voor zover deze de bevoegdheid omvat om besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht te nemen, dan is louter een ‘X’ geplaatst in de kolom ‘opt-out’.

In de kolom ‘begrenzing’ is vermeld tot welke omvang de (al dan niet met opt-out) gemandateerde bevoegdheid is begrenst.

Nr.

Art.

Algemene wet bestuursrecht

Mandaat

Opt-

out

Begrenzing

1

2:2

Weigeren gemachtigde

X

2

2:15 lid 1

Besluiten tot openstelling van elektronische weg voor bij de Omgevingsdienst ingebrachte taken

3

2:15 lid 1

Stellen van nadere eisen aan gebruik van elektronische weg voor bij de Omgevingsdienst ingebrachte taken

4

2:15 lid 2

Besluiten tot weigering elektronisch verschafte gegevens en bescheiden vanwege onevenredige belasting

5

2:15 lid 3

Besluiten tot weigering elektronisch verzonden bericht vanwege onvoldoende betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid

6

3:10 lid 1

Besluiten tot toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

7

3:18 lid 2

Besluiten tot verlenging beslistermijn van besluit op aanvraag

8

4:5

Besluiten tot buiten behandeling laten van aanvraag

X

Hieronder valt ook het stellen van een termijn voor het aanvullen van een onvolledig aanvraag

9

4:6

Besluiten tot afwijzing van aanvraag zonder nieuwe feiten of veranderde omstandigheden

10

4:18

Besluiten tot vaststelling verschuldigdheid en hoogte van dwangsom

X

11

4:20

Besluiten tot terugvordering van onverschuldigd betaalde dwangsom

X

12

4:20f lid 1

Besluiten om voorschriften te verbinden aan de beschikking van rechtswege of de beschikking van rechtswege in te trekken

X

13

4:86

Besluiten tot vaststelling van verplichting tot betaling geldsom

X

14

5:14

Besluiten tot beperking van aan de toezichthouder toekomende bevoegdheden

X

15

5:25 lid 6

Besluiten tot vaststelling van verschuldigde kosten bestuursdwang (ofwel kostenbeschikking bestuursdwang)

X

16

5:27 lid 2

Besluiten tot geven van machtiging Awb bij toepassing van bestuursdwang

X

17

5:31

Besluiten tot toepassing spoedeisende bestuursdwang

X

18

5:31a lid 3

Op verzoek besluiten tot toepassing bestuursdwang

X

19

5:32

Besluiten tot oplegging last onder dwangsom met begunstigingstermijn

X

20

5:34

Ambtshalve of op verzoek besluiten tot opheffing van last onder dwangsom, tot opschorting van de looptijd ervan of vermindering van de dwangsom

X

Indien het opleggen van een dwangsom het gevolg is van een verzoek om handhavend op te treden, dan moet het opschorten van de termijn altijd met inachtneming van de belangen van derde(n).

21

5:37 lid 1

Ambtshalve besluiten omtrent invordering dwangsom

(ofwel ambtshalve invorderingsbeschikking)

X

22

5:37 lid 2

Op verzoek besluiten omtrent invordering dwangsom

(ofwel invorderingsbeschikking op verzoek)

X

23

5:38 lid 2

Nieuwe beschikking tot invordering

X

24

7:1a lid 2, 3 en 4

Besluiten op een verzoek om instemming met rechtstreeks beroep

25

7:10 lid 2

Besluiten tot opschorten van beslistermijn bezwaarschrift

26

7:10 lid 3

Besluiten tot verdagen van beslistermijn bezwaarschrift

X

27

7:10 lid 4

Besluiten tot verder uitstellen van beslistermijn bezwaarschrift

28

7:11 lid 1

Heroverwegen van bestreden besluit op grondslag van ontvankelijk bezwaar

29

7:11 lid 2

Herroepen van bestreden besluit en voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit nemen

30

7:15 lid 3

Besluiten op verzoek om vergoeding van in bezwaar gemaakte proceskosten bij de beslissing op bezwaar

31

8:55, lid 1

Verzet doen bij bestuursrechter / sluiting onderzoek beroep

32

8:57

Instemmen met het verzoek van de bestuursrechter achterwege laten zitting

33

8:104

Hoger beroep instellen tegen uitspraak/tussenuitspraak vonnis rechtbank

34

8:110

Instellen incidenteel hoger beroep

35

8:119

Verzoek tot herzien onherroepelijke uitspraak

Artikel 2 Feitelijke handelingen

Voorts worden alle feitelijke handelingen voor zover deze noodzakelijk zijn voor de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een (al dan niet met opt-out) gemandateerde besluitbevoegdheid als genoemd in artikel 1 van deze bijlage respectievelijk artikel 1 van bijlage 2 bij het Algemeen mandaatbesluit regio Arnhem - gemeente Lingewaard 2018 gemandateerd, met uitzondering van de feitelijke handelingen in onderstaand overzicht waarachter een ‘X’ in de kolom ‘uitgezonderd’ is gezet. Deze aangekruiste handelingen blijven voorbehouden aan het bestuursorgaan. Is er niets ingevuld dan heeft ODRA het mandaat.

Nr.

Art.

Algemene wet bestuursrecht

Uitgezonderd

1

2:1 lid 2

Verlangen schriftelijke machtiging

2

2:2

Weigeren gemachtigde

3

2:3

Doorzenden stukken

X

4

2:6 lid 2

Gebruik afwijkende taal

X

5

3:6

Aangeven termijn aan adviseur waarbinnen adviseur advies moet uitbrengen, indien geen wettelijke termijn is bepaald

6

3:7

Ter beschikking stellen gegevens aan adviseur

7

3:11

Ter inzage leggen ontwerpbesluit en stukken

8

3:12

Kennisgeving ontwerpbesluit

9

3:13

Toezenden ontwerpbesluit

10

3:14

Aanvullen ter inzage gelegde stukken

11

3:15 lid 1

Gelegenheid bieden tot indienen mondelinge zienswijzen

12

3:15 lid 2

Uitbreiden kring inspraakgerechtigden

13

3:15 lid 3

Reactie aanvrager op zienswijze

14

3:15 lid 4

Reactie belanghebbende bij ambtshalve besluit

15

3:17

Verslaglegging mondelinge zienswijze

16

3:20 lid 1

Bevorderen dat aanvrager in kennis wordt gesteld van andere op de aanvraag te nemen besluiten

17

3:24 lid 2

Afschrift van coördinerend bestuursorgaan aan andere bevoegde gezagen

18

3:24 lid 3

Indien een aanvraag ontbreekt, gelegenheid bieden aanvraag in te dienen

19

3:24 lid 3

Indien de ontbrekende aanvraag niet tijdig wordt ingediend, kan de coördinatie buiten toepassing worden gelaten

20

3:27

Toezenden genomen besluit(en) aan coördinerend bestuursorgaan en gelijktijdig bekend maken en ter inzage leggen gecoördineerde besluiten door coördinerend bestuursorgaan

21

3:41

Bekendmaking van besluiten aan belanghebbenden door toezending of uitreiking

22

3:42 lid 2

Bekendmaking van besluiten die niet tot een of meerdere belanghebbenden zijn gericht

23

3:42 lid 3

Bij kennisgeving van de zakelijke inhoud tegelijkertijd het besluit ter inzage leggen

24

3:43

Mededelen besluit indieners zienswijzen en adviseurs

25

3:47 lid 3

Verstrekken motivering besluit na bekendmaking

26

3:48 lid 2

Verstrekken motivering besluit op verzoek

27

4:3a

Ontvangstbevestiging elektronische aanvraag

28

4:4

Vaststellen formulier

X

29

4:5

Aanvrager in gelegenheid stellen aan te vullen

X

30

4:7

Horen aanvrager

31

4:8

Horen belanghebbenden

32

4:11

Achterwege laten hoorplicht

33

4:12

Achterwege laten hoorplicht

34

4:14

Mededeling vertraging en verlengen beslistermijn

X

35

4:15 lid 1

Mededelen dat redelijkerwijs noodzakelijke informatie aan een buitenlandse instantie is gevraagd

X

36

4:15 lid 2

Verzoeken aan aanvrager om schriftelijk in te stemmen met uitstel van de beslistermijn

X

37

4:15 lid 3

Mededelen opschorting beslistermijn

X

38

4:15 lid 4

Mededelen beëindiging opschorting beslistermijn

X

39

4:20c

Bekendmaken van rechtswege verleende beschikking

X

40

4:20f lid 3

Vergoeden schade wijziging of intrekking

X

41

5:24 lid 3

Bekendmaken last onder bestuursdwang aan overtreder, rechthebbenden en aanvrager

X

42

5:27 lid 3

Aanzeggen plaatsbetreding

X

43

5:27 lid 6

Vergoeding schade welke gevolg is van betreden plaats ten behoeve van uitvoering bestuursdwang

X

44

5:28

Verzegelen gebouwen, terreinen

X

45

5:29

Meevoeren en opslaan zaken

X

46

5:30

Verkoop en vernietiging zaken

X

47

5:31

Achterwege laten last bij spoedeisende bestuursdwang

X

47a

5:32a

De last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.

48

6:19 en 6:20

Mededelen nieuw besluit aan orgaan waar beroep aanhangig is

49

7:1a lid 5 en 6

Doorsturen bezwaarschrift aan bevoegde rechter

X

50

7:2

Uitnodigen voor hoorzitting

X

51

7:4

Ter inzage leggen van bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan hoorzitting

X

52

8:42

Opsturen procesdossier en indienen verweerschrift

53

8:43

Schriftelijk dupliceren in zaak

54

8:45

Geven van schriftelijke inlichtingen en toezending gevraagde stukken

55

8:47

Indienen schriftelijk zienswijze verslag deskundige

56

8:58

Indienen nadere stukken bij bestuursrechter

57

2:14

Elektronisch verzenden van berichten aan geadresseerden

58

8:51b, lid 1 en 2

Mededelingen omtrent gebruik bestuurlijke lus / herstel gebrek besluit

X

59

8:55d

Alsnog bekend maken besluit als gevolg gegrondverklaring bestuursrechter

Bijlage 2: bij het Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Arnhem – gemeente Lingewaard 2020

Lijst van overige bevoegdheden – Bijzondere wetten

Artikel 1 Besluitbevoegdheden

In onderstaand overzicht is met een ‘X’ in de kolom ‘mandaat’ aangegeven welke besluitbevoegdheden1 gemeente Lingewaard als vastgelegd in bijzondere wetten heeft gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst regio Arnhem.

Indien de betreffende bevoegdheid niet wordt gemandateerd voor zover deze de bevoegdheid omvat om besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht te nemen, dan is louter een ‘X’ geplaatst in de kolom ‘opt-out’.

In de kolom ‘begrenzing’ is vermeld tot welke omvang de (al dan niet met opt-out) gemandateerde bevoegdheid is begrenst.

Nr.

Art.

Wet algemenebepalingenomgevingsrecht (Wabo)

Mandaat

Opt-out

Begrenzing

1

2.1. en 2.2

Beslissen op meervoudige aanvragen omgevingsvergunning voor zover de aanvraag in ieder geval betrekking heeft op art. 2.1 lid 1 onderdeel e of i.

X

Voor alle onderstaande artikelen 2.1 en 2.2:

Het mandaat geldt alleen indien:

- De aanvraag wordt voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure (art. 3.7 Wabo)

- De aanvraag wordt voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure (art. 3.10 Wabo) en er geen zienswijzen of bedenkingen zijn ingediend voor het tijdstip van de vergunningverlening.

-geen negatief advies is uitgebracht of een vvgb niet wordt geweigerd.

Beperkt ondertekening mandaat:

-bij het weigeren van omgevingsvergunning tot het bouwen van een bouwwerk waarop de uitgebreide voorbereidingsprocedure (art. 3,10 Wabo) van toepassing is.

-bij het weigeren van omgevingsvergunningen tot wijziging of afbraak van gemeentelijke monumenten.

- bij weigering van omgevingsvergunningen in gevolge artikel 2.1 lid 1 onder b Wabo (voorheen aanlegvergunning).

Vereist is dat de conceptbrief bij het voorgaand voorstel voor het besluit door B&W was gevoegd en B&W met deze conceptbrief instemt.

2

2.1 en 2.2

Beslissen op (meervoudige) aanvragen omgevingsvergunning voor de activiteiten zoals hieronder aangekruist bij de mandaatnummers 3 t/m 21:

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

3

2.1 lid 1, onder a

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

4

2.1 lid 1, onder b

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, niet zijnde een bouwwerk in overeenstemming met de geldende bestemmingsplanregels.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

5

2.1 lid 1, onder c

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor een project van provinciaal ruimtelijk belang waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

6

2.1 lid 1, onder d

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk met het oog op brandveiligheid.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

7

2.1 lid 1, onder e

Beslissen op de omgevingsvergunning milieu.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

8

2.1 lid 1, onder f

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het slopen of veranderen van een rijksmonument.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

9

2.1 lid 1, onder g

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

10

2.1 lid 1, onder h

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

11

2.1 lid 1, onder i

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (OBM).

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

12

2.2 lid 1, onder b, 1 of 2

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het slopen of veranderen van een gemeentelijk monument.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

13

2.2 lid 1, onder c

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk in een krachtens verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

14

2.2 lid 1, onder d

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

15

2.2 lid 1, onder e

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het aanleggen of veranderen van een uitweg of het gebruik daarvan.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

16

2.2 lid 1, onder f

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het hebben van een alarminstallatie.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

17

2.2 lid 1, onder g

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

18

2.2 lid 1, onder h

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor het aanbrengen van reclame.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

19

2.2 lid 1, onder i

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning als eigenaar of zakelijke gerechtigde of gebruiker toe te staan dat reclame wordt aangebracht.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

20

2.2 lid 1, onder j

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning voor de opslag van goederen in een daarvoor aangewezen gebied.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

21

2.2 lid 1, onder k

Beslissen op (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning als eigenaar of zakelijk gerechtigde voor het toestaan van opslag van goederen in een daarvoor aangewezen gebied.

X

Zie Nr1 begrenzing in deze tabel

22

2.5 lid 5

Intrekken gefaseerde omgevingsvergunning.

X

Indien geen zienswijzen zijn ingediend c.q. geen negatief advies is uitgebracht of een vvgb niet wordt geweigerd

23

2.5 lid 6

Wijzigen omgevingsvergunning eerste fase.

X

Zie nr. 22

24

2.5a

Wijzigen omgevingsvergunning onlosmakelijke activiteiten.

X

Zie nr. 22

24a

2.6

Beslissen op aanvragen om omgevingsvergunning als bedoelt in artikel 2.6 Wabo (wijzigingsvergunning inrichtingen)

X

Indien geen zienswijzen zijn ingediend c.q. geen negatief advies is uitgebracht of een vvgb niet wordt geweigerd.

25

2.31

Ambtshalve wijzigen voorschriften.

X

Indien geen zienswijzen zijn ingediend c.q. geen negatief advies is uitgebracht of een vvgb niet wordt geweigerd.

26

2.33

Ambtshalve intrekken omgevingsvergunning/ intrekken op verzoek vergunninghouder.

X

Indien geen zienswijzen zijn ingediend c.q. geen negatief advies is uitgebracht of een vvgb niet wordt geweigerd.

27

3.3 t/m 3.6

Aanhouden aanvraag omgevingsvergunning en doorbreken aanhouding.

X

Alleen artikel 3.3 t/m 3.5 Wabo omtrent aanhouding van een beslissing op aanvraag omgevingsvergunning

28

3.3 lid 1

Aanhouden aanvraag omgevingsvergunning

X

29

3.3 lid 3

Verlenen omgevingsvergunning alleen indien de activiteit niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan.

X

30

3.9 lid 2

Verlengen beslistermijn.

X

31

3.9 lid 3 en 4

Afhandelen van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.

X

Alleen lid 4

32

3.10, lid 2

Bepalen dat toepassing van art. 3.1 of afdeling 3.4 Awb geheel of gedeeltelijk achterwege blijft.

X

33

3.23

Intrekken omgevingsvergunning indien watervergunning wordt ingetrokken.

X

Afstemmen bij bestuurlijk gevoelig.

34

4.1

Bepalen tot welk bedrag verhaal genomen wordt op de zekerheid bij het niet-nakomen van een verplichting.

35

4.2

Toekennen nadeelcompensatie.

36

Art.125 Gemeentewet jo. hoofdstuk 5 Wabo art. 5.1 en 5.2

Opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom ter handhaving van al hetgeen is bepaald bij of krachtens de Wabo (voor zover de onderliggende bevoegdheden zijn gemandateerd), alsmede het bepaalde bij of krachtens de wetten (hieronder) genoemd in art. 5.1 Wabo, althans voor zover hoofdstuk 5 van de Wabo bij of krachtens de betreffende wetten op de handhaving daarvan van toepassing is verklaard.

Flora- en faunawet

Kernenergiewet

Monumentenwet 1988 voor zover van kracht overeenkomstig art. 9.1 van de Erfgoedwet

Natuurbeschermingswet 1998

Ontgrondingenwet

Wet bescherming Antarctica

Wet bodembescherming

Wet geluidhinder

Wet inzake de luchtverontreiniging

Wet milieubeheer

Wet ruimtelijke ordening

Waterwet

– Woningwet

X

37

5.10 lid 3

Aanwijzen ambtenaren belast met toezicht op de naleving van het bij of krachtens de in art. 5.1 Wabo genoemde wetten bepaalde en verstrekking legitimatiebewijs als bedoeld in art. 5:12 lid 1 Awb.

X

38

5.14

Opleggen van een last onder bestuursdwang ter zake de medewerkingsplicht als bedoeld in art. 5:20 Awb.

X

39

5.17

Bevelen tot het staken van de bouw/gebruik/sloop of treffen voorzieningen.

X

40

5.18

Bepalen dat handhavingsbesluit mede geldt voor rechtsopvolger.

X

41

5.19

Intrekken vergunning of ontheffing als handhavingssanctie.

X

Indien geen zienswijzen zijn ingediend c.q. geen negatief advies is uitgebracht of een vvgb niet wordt geweigerd

42

5:21

Beschikking op verzoek tot handhaving waarbij meerdere bestuursorganen betrokken zijn.

X

43

6.2

Bepalen dat een beschikking ex. art. 6.1 terstond na haar bekendmaking in werking treedt.

X

Afstemmen bij bestuurlijk gevoelig.

Gemeentewet

44

125

Opleggen last onder bestuursdwang.

X

45

160 lid 1 sub e

Besluiten tot planschadeovereenkomsten met betrekking tot de kruimellijst voor zover deze betrekking hebben op afhandeling aanvragen op grond van art. 4 bijlage II van het BOR.

X

46

160 lid 1 sub f

Besluiten tot het namens de gemeente of het gemeentebestuur voeren van een rechtsgeding, bezwaarprocedure of een administratief beroepsprocedure, of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten.

X

Uitgezonderd is het nemen van een besluit op een bezwaarschrift.

Uitgezonderd is het nemen van een procesbesluit waarbij de gemeente of het gemeentebestuur als eisende partij in gerechtelijke procedures optreedt.

Uitgezonderd rechtsgedingen waarbij artikel 169 lid 4 Gemeentewet van toepassing is N.B. Hieronder vallen niet gedingen of procedures die het bestuursorgaan burgemeester aangaan.

In het kader van Nieuwe Zaakbehandeling krijgt de gemachtigde het mandaat ter zitting te schikken onder de volgende voorwaarden:

- Een schikking mag niet onevenredig afwijken van geldende beleid binnen de gemeente en moet kunnen worden gemotiveerd als uitzondering;

-Een met schikking gemoeid bedrag mag niet hoger zijn dan 10.000,-- euro

46a

171

Vertegenwoordiging van de gemeente Lingewaard bij de commissie voor bezwaarschiften en de administratieve rechter in bestuursrechtelijke procedures en tot het ondertekenen van een minnelijke schikking

X

Ondertekening beperkt tot schikking bij bedrag niet hoger dan 10.000euro

Wet milieubeheer (Wm)

47

8.40

Afhandelen van meldingen op grond van alle AMvB’s Wet Milieubeheer (zoals Activiteitenbesluit, Besluit lozen buiten inrichtingen, Besluit emissiearme huisvesting, enz.) en ministeriële regelingen Wet Milieubeheer (zoals Tijdelijke EED-regeling).

X

47a

besluit tot het maken van een milieueffectrapportage, als bedoeld in 7.17 lid 1 Wet Milieubeheer

47b

besluit tot het maken van een milieueffectrapportage bij activiteit bevoegd gezag, als bedoeld inartikel 7.19 lid 1 Wet Milieubeheer

47c

besluit dat een activiteit niet wordt ondernomen, als bedoeld in artikel 7.35 lid 3 sub b WetMilieubeheer

48

8.40a lid 1

Nemen beschikking gelijkwaardige maatregel.

X

49

8.41a lid 2

Besluiten tot niet behandelen aanvraag omgevingsvergunning bij ontbreken melding 8.41 Wm.

X

50

8.42 lid 1

Opleggen van maatwerkvoorschriften op grond van alle AMvB’s Wet milieubeheer (zoals Activiteitenbesluit, Besluit lozen buiten inrichtingen, Besluit emissiearme huisvesting, enz.) en ministeriële regelingen Wet Milieubeheer (zoals Tijdelijke EED-regeling).

X

Het mandaat is niet van toepassing indien naar aanleiding van het voornemen zienswijzen zijn ingebracht.

51

10.63 lid 2

Beslissen op een aanvraag om ontheffing voor het verbranden van afvalstoffen buiten de inrichting.

X

Beperkt tot ondertekeningmandaat. Vereist is dat de conceptbrief bij het voorafgaande voorstel voor het besluit door B&W was gevoegd en B&W met deze conceptbrief hebben ingestemd.

52

18.1b

Zorgdragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van het bepaalde bij of krachtens de Wm, de EG-verordening PRTR en de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen voor degene die het project, bedoeld in art. 5.2 lid 1 Wabo, uitvoert, geldende voorschriften.

X

Ja, maar alleen Wet milieubeheer

Wet bodembescherming (Wbb)

53

13

Degene die op of in de bodem handelingen heeft verricht die de bodem hebben verontreinigd c.q. dreigen te verontreinigen, verzoeken deze verontreiniging te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

X

54

27 lid 1 en 3

Kennisnemen van de melding van verontreiniging of aantasting van de bodem die is ontstaan bij handelingen als bedoeld in art. 6 tot en met 13 van de Wbb.

X

55

27 lid 2

Aanwijzingen geven met betrekking tot de te nemen maatregelen of het laten beoordelen van de reinigbaarheid van de grond na bij een melding van verontreiniging of aantasting van de bodem die is ontstaan bij handelingen als bedoeld in art. 6 tot en met 13 van de Wbb.

X

56

28 lid 1

Kennisnemen van de melding van het voornemen de bodem te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst.

X

Indien de gemeente voornemens is om de bodem te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst.

57

28 lid 7

Kennisgeven van de melding op grond van art. 28 lid 1 van de Wbb in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen.

X

Zie Nr.56

58

29

Vaststellen of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging.

59

30

Onverwijld nemen van maatregelen in geval van ernstige bodemverontreiniging of -aantasting door een ongewoon voorval.

60

31

Onverwijld nemen van maatregelen in geval van gevaar voor het milieu of schade aan goederen door bodemverontreiniging of -aantasting door een ongewoon voorval zolang het college van B&W nog geen gebruik gemaakt heeft van haar bevoegdheid op grond van art. 30 van de Wbb.

61

32 lid 2

Gelegenheid geven aan betrokkenen de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

62

32 lid 3

Bepalen van de termijn in de beschikking ex art. 30 van de Wbb en het verlengen van de werkingsduur van de beschikking ex art. 30 van de Wbb.

63

34

Bekendmaken beschikking ex art. 30 of 31 van de Wbb aan de provinciale milieucommissie, bedoeld in art. 2.41 Wet milieubeheer.

64

39 lid 2

Al dan niet instemmen met het saneringsplan en het eventueel verbinden van voorschriften daaraan.

65

39 lid 2

Verdagen van de beslissingstermijn voor de instemming met een saneringsplan met ten hoogste vijftien weken.

66

39 lid 3

Bepalen dat de in art. 39 lid 1 van de Wbb bedoelde stukken voor een melding van een vermoedelijk geval van ernstige bodemverontreiniging nog niet bij de melding als bedoeld in art. 28 van de Wbb behoeven te worden ingediend.

67

39b lid 1

Verlengen van de termijn van de aanvang van de sanering met een jaar zoals bedoeld in art. 8 lid 1 van het Besluit uniforme saneringen.

X

Indien de gemeente voornemens is om de bodem te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst.

68

39c lid 2

Al dan niet instemmen met het saneringsverslag.

69

39c lid 3

Stellen van nadere regels die in het saneringsverslag moeten worden opgenomen.

70

39d lid 3

Al dan niet instemmen met het nazorgplan en het verbinden van voorwaarden hieraan.

71

39f lid 1

Opleggen van voorschriften omtrent het stellen van financiële zekerheid voor het treffen van maatregelen ter uitvoering van het saneringsplan onderscheidenlijk het nazorgplan.

72

40 lid 1

Toestaan dat wordt volstaan met het verstrekken van de resultaten van een gedeeltelijk nader onderzoek en een gedeeltelijk saneringsplan ingeval niet het gehele geval van bodemverontreiniging wordt aangepakt.

Voor zover het betreft onderzoek uit te voeren in kader van een gemeentelijk plan, activiteit, etc. waarvoor al een bestuursbesluit c.q. -opdracht is genomen/geformuleerd/ Mits het daartoe beschikbare begrotingsbudget toereikend is.

73

40 lid 2

Al dan niet instemmen met een gedeeltelijk nader onderzoek en een gedeeltelijk saneringsplan.

Zie nr. 72

74

43 lid 1 en 2

Geven van een bevel tot nader onderzoek bij onderzoeksgevallen.

Zie nr. 72

75

43 lid 1 en 2

Geven van een bevel tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen bij een geval van ernstige verontreiniging.

X

76

43 lid 3 t/m 5

Geven van een bevel tot nader onderzoek dan wel saneringsonderzoek c.q. sanering, waaronder begrepen het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen of het opstellen van een saneringsplan.

X

Zie nr. 72

77

46 lid 2 en 3

Overeenkomen voor welk bedrag de eigenaar of erfpachter bij moet dragen in de kosten van de sanering van het deel van de verontreiniging waarbij de veroorzaker onderscheidenlijk hij is betrokken.

78

49 lid 1

Maatregelen nemen (bevel tot staken of gedogen) indien dat noodzakelijk is om nader onderzoek, saneringsonderzoek, sanering of de uitvoering van nazorgmaatregelen mogelijk te maken.

X

Zie nr. 72

79

49 lid 2

Maatregelen nemen (gedoogbevel), om het verrichten van oriënterend onderzoek mogelijk te maken, met betrekking tot degene op wiens grondgebied dat onderzoek moet geschieden.

X

Zie nr. 72

80

51

Met toepassing van art. 3.22, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening voor een bepaalde termijn van ten hoogste vijf jaar ontheffing verlenen van een bestemmingsplan, indien het met het oog op de voortgang van de bodemsanering noodzakelijk is voor die termijn grond of een ander materiaal op te slaan in afwijking van dat plan.

X

81

55 lid 1 en 2

Een afschrift van een beschikking doen toekomen aan de openbare registers.

X

82

55b lid 3

Instemmen in geval van eigendom- of erfpachtoverdracht van bedrijfsterreinen met de gestelde financiële zekerheid voor de saneringskosten door een opvolgend eigenaar of erfpachter.

83

57

Aankopen van verontreinigde grond, de daarop staande woning of een recht met betrekking tot de grond of de woning van een onschuldig eigenaar niet zijnde de veroorzaker van de verontreiniging, indien deze in het vrije commerciële verkeer niet tegen een redelijke prijs verkoopbaar is.

84

70

Een aanwijzing geven een vooronderzoek en een verkennend onderzoek uit te voeren op een bedrijfsterrein zoals bedoeld in art. 4 van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen.

X

Zie nr. 72

85

70

De verplichting opleggen het aanbrengen, aanwezig laten zijn, onderhouden, gebruiken en verwijderen van de voor het bodemonderzoek nodige middelen te gedogen zoals bedoeld in art. 6 van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen.

X

Zie nr. 72

86

75 lid 6

Besluiten nemen en handelingen verrichten die verband houden met het doen van afstand van het recht de ten laste van het Rijk komende kosten van bodemonderzoek -en sanering te verhalen, zoals bedoeld in het "Besluit, mandaat, volmacht en machtiging art. 75 lid 7 Wet bodembescherming".

X

Zie nr. 72

87

76j lid 4

Vaststellen van subsidie, bedoeld in de art. 22 en 23 van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering.

88

95 lid 1

Bij besluit aanwijzen van toezichthouders zoals bedoeld in art. 18.4 lid 3 Wet milieubeheer.

X

89

95 lid 1

Opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van art. 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan de krachtens art. 18.4 Wet milieubeheer aangewezen ambtenaren.

X

90

95 lid 1

Opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom.

X

91

95 lid 1

Invorderen van verbeurde dwangsom.

X

92

95 lid 1

Beslissen op verzoek opheffen dwangsom conform art. 5:34 Awb.

X

93

95 lid 1

Beslissen op verzoek opheffen dwangsom waarbij het verzoek anders is dan in art. 5:34 Awb wordt bedoeld.

X

94

95 lid 2

Zorgdragen voor de bestuursrechtelijke handhaving Wet bodembescherming binnen inrichtingen.

X

95

95 lid 3

Zorgdragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de zorgplicht uit art. 13 Wbb.

X

96

95 lid 4

Zorgdragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens § 3 van hoofdstuk IV en art. 72 van de Wbb.

X

Besluitbodemkwaliteit (Bbk)

97

2 jo. 32

Beoordelen melding toepassen bouwstoffen op of in de bodem.

X

98

3 jo. 42

Beoordelen melding toepassen grond of baggerspecie op of in de bodem.

X

99

4 lid 3

Zorgdragen voor de handhaving van de bij of krachtens Bbk gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op:

X

het toepassen van bouwstoffen op of in de bodem;

X

het toepassen van grond of baggerspecie op of in de bodem, als bedoeld in art. 35 van het Bbk;

X

het verstrekken van een milieu hygiënische verklaring als bedoeld in art. 28, derde lid van het Bbk;

X

het melden van een toepassing als bedoeld in de art. 32 en 42 van het Bbk.

X

101

5 en 9

Accepteren van een overig bewijsmiddel.

X

102

11

Behandelen van meldingen ingevolge het Bbk.

X

103

12 lid 2, 15

Stellen van nadere eisen als gevolg van het Bbk.

X

104

21

Een aanvraag om een beschikking, die bij of krachtens wettelijke voorschriften, niet in behandeling nemen indien daarbij gegevens zijn gevoegd die afkomstig zijn van een persoon of instelling die voor het verkrijgen van deze gegevens in strijd heeft gehandeld met artikel 15, eerste of tweede lid.

X

105

32 lid 7

In behandeling nemen van een melding van een voornemen IBC-bouwstoffen toe te passen.

X

106

42 lid 7

In behandeling nemen van een melding van een voornemen grond of baggerspecie toe te passen.

X

Besluitruimtelijkeordening

107

1.2.1

Digitaal waarmerken van besluiten.

X

108

1.2.1

Digitaal beschikbaar stellen van besluiten.

X

Besluitgeluidhinder

109

6.4 lid 2

Schriftelijke mededeling waarin een verlengde termijn wordt gesteld.

X

110

6.4 lid 3

Schriftelijke mededeling aan eigenaren en bewoners dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

X

111

6.6 lid 3

Schriftelijke mededeling waarin een verlengde termijn wordt gesteld.

X

112

6.6 lid 4

Schriftelijke mededeling aan eigenaren dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

X

113

6.8 lid 1

Doen van een aanbod voor geluidwerende voorzieningen.

X

114

6.8 lid 4

Schriftelijke mededeling aan eigenaren dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

X

115

6.9 lid 2

Schriftelijke mededeling waarin een verlengde termijn wordt gesteld.

X

116

6.9 lid 3

Schriftelijke mededeling aan eigenaren dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

X

117

6.10

Besluiten tot het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen.

X

Vuurwerkbesluit

121

1.2.4 lid 3

Bij de ontbrandingstoestemming vaststellen van een andere tijdsduur in plaats van de tijdsduur, genoemd in het tweede lid, onder c Vuurwerkbesluit.

122

2.2.3

Stellen van maatwerkvoorschriften met betrekking tot een in bijlage 1, onder B, Vuurwerkbesluit opgenomen voorschrift, voor zover dat bij het voorschrift is aangegeven.

123

3.2.2

Stellen van maatwerkvoorschriften met betrekking tot een in bijlage 2, onder B, Vuurwerkbesluit opgenomen voorschrift, voor zover dat bij het voorschrift is aangegeven.

124

3B.1

Verlenen van een vergunning om consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding te brengen, ten behoeve daarvan op te bouwen, te installeren, te bewerken, dan wel na ontbranding te verwijderen.

Regelingvervoer over land van gevaarlijkestoffen

7.5.11 CV1 en 8.5 S14 ADR

het geven van bijzondere toestemming voor het laden of lossen van goederen op een voor het publiek toegankelijke plaats

Wet geluidhinder

125

67 lid 1

Vaststellen van een geluidreductieplan.

X

Nr. 36 uit origineel mandaatbesluit

126

110a

Besluiten op verzoeken tot het vaststellen van hogere grenswaarden.

X

Beperking op onderdeel bestemmingsplan dan geen mandaat ODRA.

Wet vervoergevaarlijkestoffen

127

22 en 28

Besluiten inzake het verlenen van ontheffing van de vastgestelde route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen ten behoeve van het laden en lossen over wegen en vaarwegen.

Besluitrisico’szwareongevallen 2015

128

10 lid 10

Beoordelen veiligheidsrapporten als bedoeld in Brzo 2015.

Wet bevorderingintegriteitsbeoordelingen door het openbaarbestuur (Wet Bibob)

129

30

Vaststellen van het Algemeen vragenformulier.

Wet openbaarheid van bestuur (Wob)

130

3

Besluiten omtrent verzoeken op grond van de Wet openbaarheid bestuur.

131

6

Besluiten tot het verdagen van de beslistermijn op een verzoek.

Woningwet

132

92 lid 1

Zorgdragen voor handhaving op grond van de Woningwet.

X

Bouwbesluit 2012

133

1.20

Afhandelen van gebruiksmeldingen

X

134

1.21

Opleggen van nadere voorwaarden aan het gebruik indien deze noodzakelijk zijn voor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand.

X

135

1.22

Wijzigen van nadere voorwaarden bedoeld in artikel 1.21, eerste lid Bouwbesluit 2012.

X

136

1.26 lid 5

Toestemming geven om af te wijken van de termijn ingevolge art. 1.26, lid 4 Bouwbesluit 2012.

X

137

1.28

Afhandelen van sloopmeldingen.

X

138

1.29

Opleggen van nadere voorwaarden aan een sloopmelding.

X

139

1.30

Wijzigen van nadere voorwaarden aan een sloopmelding.

X

140

8.3 lid 3

Verlenen van ontheffing van art. 8.3, eerste en tweede lid (werktijden en blootstellingsduur) Bouwbesluit 2012.

X

141

8.4 lid 2

Verlenen van ontheffing van de trillingsterkte, bedoeld in art. 8.4, eerste lid, Bouwbesluit 2012.

X

Wet basisregistratiesadressenengebouwen (Wet BAG)

142

7

Vaststellen definitieve geometrie inclusief het opmaken van een schriftelijke verklaring ter vastlegging van wijzigingen.

143

10 lid 1 onder b

Houden van toezicht, opmaken van processenverbaal van constatering.

X

144

10 lid 1

Opstellen van ‘ambtelijke verklaringen’ en het toetsen van (overige) brondocumenten aan de vereisten voor inschrijving ingevolge art. 11 van de Wet BAG.

X

Het opmaken van schriftelijke verklaringen strekkende tot het signaleren van wijzigingen in de feitelijke situatie

145

10 lid 2

Inschrijven van de in of op grond van art. 10, eerste lid van de Wet BAG aangewezen brondocumenten in het adressenregister dan wel het gebouwenregister.

X

146

31

Onderhouden dan wel doen onderhouden van het berichtenverkeer met de Landelijke Voorziening basisregistraties adressen en gebouwen zoals bedoeld in art. 31 van de Wet BAG.

147

32 lid 1, onder a

Op verzoek aan eenieder verlenen van inzage in het adressenregister, het gebouwenregister, de adressenregistratie en de gebouwenregistratie, alsmede het aan eenieder verstrekken van de in de adressenregistratie respectievelijk de gebouwenregistratie opgenomen gegevens.

148

37

Ontvangen, doorgeleiden en afhandelen van meldingen zoals bedoeld in art. 37 en verzoeken zoals bedoeld in art. 38 van de Wet BAG, inclusief de verwerking daarvan zoals bedoeld in de art. 31, 39, 40 en 41 van de Wet BAG.

Wet ruimtelijkeordening

149

7.1

Zorgdragen voor handhaving op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

X

Huisvestingswet 2014

150

15 lid 1

Beslissen op vergunningsaanvraag voor tijdelijke verhuur.

151

15 lid 6

Beslissen op een verzoek om verlenging van de vergunning.

152

15 lid 15

Intrekken van verleende vergunning.

153

21 sub a, b, c

Beslissen op verzoek tot onttrekking, samenvoeging, splitsing en omzetting van woonruimte.

154

25 lid 4

Eenmalig verlengen van de beslistermijn met maximaal 6 weken.

155

26 lid 1

Intrekken van verleende vergunning.

Artikel 2 Feitelijke handelingen

Voorts worden alle feitelijke handelingen voor zover deze noodzakelijk zijn voor de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een (al dan niet met opt-out) gemandateerde besluitbevoegdheid als genoemd in artikel 1 van deze bijlage gemandateerd, met uitzondering van de feitelijke handelingen in onderstaand overzicht waarachter een ‘X’ in de kolom ‘uitgezonderd’ is gezet. Deze aangekruiste handelingen blijven voorbehouden aan het bestuursorgaan. Indien er geen kruis staat is ODRA gemandateerd.

Nr.

Art.

Wet algemenebepalingenomgevingsrecht (Wabo)

Uitgezonderd

1

2.26 en 2.27

Aanvragen van adviezen en verklaringen van geen bedenkingen.

2.26 Wabo

Wet milieubeheer (Wm)

2

8.40a lid 3

Verlengen beslistermijn (gelijkwaardige voorziening) eenmalig met ten hoogste 6 weken.

3

8.41 lid 4

Kennisgeving melding in huis-aan-huisblad.

4

8:41a lid 3

Bekendmaken besluit niet behandelen aanvraag aan aanvrager.

5

8.41a lid 5

Doorzendplicht melding juiste bestuursorgaan.

6

12.13

Verstrekken van gegevens over externe veiligheid (12.12 Wm).

7

12.23 lid 2

Verdagen beslistermijn afgeven verklaring niet voldoen E-PRTR, schriftelijke mededeling aan drijver inrichting.

8

12.24 lid 1

Verstrekken E-PRTR verslagen aan minister I&M.

9

17.2

Verrichten van meldingen via de website ILT inzake

1. Ongewone voorvallen waarvoor ILT wettelijk adviseur is en 2. Significante ongewone voorvallen.

10

18.2 lid 1, onder b

Verzamelen van gegevens die met het oog op de uitoefening van bestuursrechtelijke handhaving van belang zijn te verzamelen en te registreren.

11

18.2 lid 1, onder c

Behandelen van klachten die betrekking hebben op de naleving van het met betrekking tot de inrichting bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde.

Besluitalgemene regels voorinrichtingenmilieubeheer (Activiteitenbesluit)

12

1.9

Kennisgeving maatwerkvoorschriften in huis-aan-huisblad.

13

1.10

In ontvangst nemen melding/beoordelen melding.

14

1.10 lid 4

Doorzendplicht ontvangen meldingen aan bevoegd bestuursorgaan.

15

1.10a lid 1

In ontvangst nemen melding lozen ten gevolge van agrarische activiteiten buiten inrichtingen.

16

1.15

Vragen om gegevens over stoffen en preparaten en producten nodig voor stellen maatwerk.

17

1.17 lid 4

Besluiten tot overleggen rapport van geuronderzoek.

18

2.7a

Besluiten dat geuronderzoek moet worden overlegd.

19

2.11

In ontvangst nemen rapport bodemkwaliteit.

20

2.11 lid 7

In ontvangst nemen mededeling aanvang en afronding werkzaamheden bodembedreigende activiteiten.

21

2.24

In ontvangst nemen rapport als bedoeld in art. 2.11 lid 3 van het Activiteitenbesluit.

22

2.25

In ontvangst nemen schriftelijke bewijsstukken vloeibare brandstof/afgewerkte olie.

23

2.26

In ontvangst nemen schriftelijk bewijsstuk financiële zekerheid tankstation voor wegverkeer.

Wet bodembescherming (Wbb)

24

27 lid 4

Gedeputeerde staten stellen zo spoedig mogelijk burgemeester en wethouders van de gemeente waar zich de verontreiniging of de aantasting voordoet, op de hoogte van de meldingen.

X

25

28 lid 1

Indienen van een melding voor een sanering waarvoor de gemeente zelf initiatiefnemer is.

26

28 lid 7

Gedeputeerde staten stellen, indien het niet hun voornemen betreft, burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente op de hoogte van een ingevolge art. 28, eerste lid, Wbb gedane melding van een voornemen de bodem te saneren. Tegelijkertijd doen zij daarvan kennisgeving in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen dan wel langs elektronische weg.

X

27

30 lid 1

Indien ten gevolge van een ongewoon voorval een geval van ernstige verontreiniging ontstaat of de bodem ernstig is of dreigt te worden aangetast, nemen gedeputeerde staten onverwijld de naar hun oordeel noodzakelijke maatregelen ten einde de oorzaak van de verontreiniging of aantasting weg te nemen en de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

X

28

30 lid 2

Met betrekking tot degene die een handeling verricht, die naar het oordeel van gedeputeerde staten de oorzaak of mede de oorzaak is van de verontreiniging of aantasting, kunnen de in het eerste lid bedoelde maatregelen inhouden:

a. een bevel die handeling te staken;

b. een bevel die handeling te staken indien niet voldaan wordt aan door gedeputeerde staten te stellen eisen.

X

29

32 lid 1

Vragen om advies aan de Inspecteur inzake een ongewoon voorval ex art. 30 Wbb.

X

30

32 lid 2

Geven van aanwijzingen over de wijze waarop betrokkenen de verontreiniging, aantasting door een ongewoon voorval of de gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan moeten maken.

X

31

34

Een ingevolge artikel 30 of 31 Wbb genomen beschikking wordt onverwijld aan de betrokkene bekendgemaakt alsmede medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waar de verontreiniging, de aantasting of de directe gevolgen daarvan zich voordoen en de provinciale milieucommissie, bedoeld in artikel 2.41 van de Wet milieubeheer.

X

32

37 lid 1 jo. 29 lid 1

Vaststellen bij een geval van ernstige bodemverontreiniging of spoedige sanering noodzakelijk is.

X

33

37 lid 2

Bepalen van het uiterste tijdstip van saneren van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarbij spoedige sanering noodzakelijk is.

X

34

37 lid 3

Aangeven welke tijdelijke beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen voorafgaand aan de sanering.

X

35

37 lid 4

Aangeven welke beheersmaatregelen moeten worden genomen, de wijze van verslaglegging over de uitvoering hiervan alsmede het aangeven van beperkingen in het gebruik van de bodem.

X

36

37 lid 5

Aangeven welke wijziging van het gebruik van de bodem dient te worden gemeld.

X

37

37 lid 6

Naar aanleiding van een verslag, melding of wijziging van omstandigheden de risico’s, het uiterste tijdstip van saneren of van het indienen van het saneringsplan anders vaststellen.

X

38

38 lid 3

Op verzoek van degene die de bodem saneert bepalen dat een sanering in fasen wordt uitgevoerd.

X

39

38 lid 4

Aanwijzingen geven omtrent verdere uitvoering van de sanering die een wijziging inhouden van onderdelen van het saneringsplan waarmee reeds is ingestemd

X

40

39 lid 4

In ontvangst nemen van de melding van wijzigingen van het saneringsplan.

X

41

39 lid 4

Kennisgeven van de melding van wijzigingen van het saneringsplan in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen.

X

42

39 lid 5

Aanwijzingen geven omtrent de verdere uitvoering van de sanering na een wijziging van het saneringsplan.

X

43

39b lid 1

In ontvangst nemen van de melding omtrent de aanvang en beëindiging van de saneringswerkzaamheden zoals bedoeld in art. 8 lid 3 respectievelijk art. 11 lid 1 van het besluit uniforme saneringen.

44

39b lid 3

In ontvangst nemen van de melding van een sanering op grond van het Besluit uniforme saneringen (melding BUS-SP).

45

39b lid 3

Kennisgeven van de melding BUS-SP ex art. 39b lid 1 jo art. 28 Wbb in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen.

X

46

39b lid 5

Beoordelen of een melding BUS-SP al dan niet in overeenstemming is met het Besluit en de Regeling uniforme saneringen.

47

39c lid 1

In ontvangst nemen van het saneringsverslag B&W.

X

48

39c lid 2

Kennisgeven van de instemming met het saneringsverslag in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen.

X

49

39d lid 1

In ontvangst nemen van het nazorgplan.

X

50

39d lid 3

Kennisgeven van de beschikking op het nazorgplan in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen.

X

51

39d lid 4

Aangeven welke wijziging van het gebruik van de bodem dient te worden gemeld in geval nazorgmaatregelen worden getroffen.

X

52

39d lid 4

In ontvangst nemen van een melding van wijzigingen in het gebruik van de bodem in geval nazorgmaatregelen worden getroffen.

X

53

39d lid 4

Bepalen dat naar aanleiding van een wijziging van het gebruik van de bodem een aanvullende sanering moet plaatsvinden.

X

54

41

Opgave van binnen het grondgebied bekende onderzoeksgevallen aan Gedeputeerde Staten.

55

41

Degene op wiens grondgebied zich onderzoeksgevallen en gevallen van ernstige bodemverontreiniging voordoen hiervan op de hoogte stellen.

56

42

Bepalen dat met sanering van gevallen van ernstige verontreiniging, gelegen binnen een zelfde of aangrenzend grondgebied waartussen met het oog op de aanpak van de verontreiniging voldoende samenhang bestaat, tezelfdertijd wordt begonnen.

X

57

45 lid 1

Mededelen aan de melder ex art. 28 Wbb van de overweging tot een bevel op grond van art. 43 Wbb over te gaan.

X

58

45 lid 2

Gelegenheid bieden aan de Inspecteur tot het geven van advies inzake het overgaan tot het opleggen van een bevel op grond van art. 43 Wbb.

X

59

45 lid 3

Gelegenheid geven aan de betrokkenen om binnen een in overleg te stellen termijn nader onderzoek of saneringsonderzoek te verrichten, de bodem te saneren, tijdelijke beveiligingsmaatregelen te treffen, een saneringsplan op te stellen of eerder bij beschikking aangegeven maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem te treffen.

X

60

45 lid 4

Aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop betrokkenen de onderzoeken etc. zoals in art. 45 lid 3 Wbb genoemd uitvoert.

X

61

45 lid 5

Een ander bevoegd gezag betrekken bij een overleg ex art. 45 lid 3 Wbb indien zij eveneens bevel willen geven aan betrokkene.

X

62

45 lid 6

Voorafgaand aan het geven van een bevel op grond van art. 43 Wbb overleg voeren met degene op wiens grondgebied het onderzoeksgeval of geval van ernstige bodemverontreiniging zich voordoet, indien deze niet degene is aan wie het bevel zal worden gegeven.

X

63

47

Mededeling doen van een beschikking krachtens artikel 43 Wbb aan burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente en de inspecteur, en in een geval als bedoeld in artikel 45, zesde lid, Wbb bovendien aan degene op wiens grondgebied dat onderzoeksgeval of geval van ernstige verontreiniging zich voordoet.

X

64

47 lid 1

Mededelen aan de Inspecteur van een beschikking krachtens het bevelsinstrumentarium in art. 43 Wbb.

X

65

47 lid 2

Mededelen van een beschikking/bevel aan degene op wiens grondgebied dat onderzoeksgeval of geval van ernstige verontreiniging zich voordoet indien hij niet degene is tot wie het bevel zich richt.

X

66

48

Verrichten van oriënterend-, nader- en/of saneringsonderzoek en de sanering van de binnen het grondgebied van mandaatgever gelegen gevallen van ernstige bodemverontreiniging in de landbodem, voor zover daarin niet wordt voorzien op de wijze zoals bedoeld in de art. 13, 27, 28, 43 tot en met 47 en 72 Wbb.

X

67

50 lid 1

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verzoeken om eigendom of gebruik onroerende zaken dan wel beperkte rechten te vorderen.

X

68

50 lid 2

Trachten bij minnelijke schikking eigendom of gebruik van onroerende zaken dan wel toestemming voor het gebruik van beperkte rechten te verkrijgen.

X

69

50 lid 2

Bij het verzoek aan de minister tot vordering van onroerende zaken verslag doen van het met de betrokken rechthebbende gevoerde overleg.

X

70

74

Vergoeden van schade ten gevolge van het geven van een bevel of ten gevolge van het achterwege laten van een bevel door de vrijwillige medewerking van degene tot wie het bevel had kunnen worden gericht.

X

71

76j lid 4

In ontvangst nemen van de aanmelding voor een aanvraag tot subsidieverlening, bedoeld in art. 12 van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering.

X

72

76j lid 4

Verlenen van subsidie, bedoeld in de art. 9, 10 en 14 van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering.

X

73

76j lid 4

Eenmalig verlenen van een voorschot op de subsidiabele saneringskosten, bedoeld in art. 24 van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering;

X

74

76j lid 4

Programmeren en financieren van een sanering uit de bodemsaneringsmiddelen indien een bedrijf ondanks subsidie mogelijk failliet gaat als gevolg van de verplichting tot sanering, bedoeld in de art. 40 en 40a van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering;

X

75

87a lid 2

Jaarlijks voor de tweede dinsdag in januari gegevens over de voortgang van de uitvoering van de bodemsaneringsoperatie aan de minister van VROM sturen.

X

76

87b

Jaarlijks voor 1 mei een verslag over de uitvoering van de Wet bodembescherming aan de minister van VROM sturen.

X

77

92b

Inwinnen van inlichtingen en gegevens nodig voor de uitvoering van de Wet bodembescherming bij de Rijksbelastingdienst.

X

78

95 lid 1

Afschrift sturen van een beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom terzake van overtreding van art. 13 Wbb naar de bestuursorganen die eveneens bevoegd zijn tot bestuursrechtelijke handhaving.

X

79

95 lid 1

Versturen van een afschrift van de beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang, tot oplegging van een last onder dwangsom of tot intrekking van zodanige beschikkingen dan wel van de beschikking tot intrekking van een vergunning of ontheffing aan de andere adviseurs zoals bedoeld in art. 18.15 onder b van de Wet milieubeheer.

X

80

95 lid 1

Indien het verzoek, bedoeld in art. 18.14 Wet milieubeheer, wordt ingewilligd, bij de bekendmaking van de beschikking aan de verzoeker een afschrift van de beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom voegen.

X

Besluituniformesaneringen

81

6, 10 en 13

Indienen van meldingen aan Gedeputeerde Staten.

X

Wet geluidhinder (Wgh)

82

42 lid 1

Instellen van een akoestisch onderzoek bij het voorbereiden van de vaststelling of wijziging van een zone.

83

77

Instellen van een akoestisch onderzoek.

84

90 lid 1

Onverwijld vastgesteld programma van maatregelen voorleggen aan de Minister.

85

110b lid 1

Overleg voeren met aangrenzende gemeente indien vaststellen hogere waarde gevolgen heeft voor een een woning of ander geluidsgevoelig gebouw of terrein buiten de grenzen van de eigen gemeente is gelegen.

86

110b lid 2

Overleg voeren met aangrenzende provincie indien vaststellen hogere waarde gevolgen heeft voor een woning of ander geluidsgevoelig gebouw of terrein buiten de grenzen van de eigen provincie is gelegen.

87

110c lid 1

Toepassen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bij het vaststellen van een hogere waarde. Het ontwerpbesluit dient dan gelijktijdig ter inzage te worden gelegd als het ontwerp bestemmingsplan.

X

88

110i lid 1 en 2

Zo spoedig mogelijk inschrijven van het vaststellen van een hogere waarde in de openbare registers.

89

111b lid 1

Treffen van maatregelen met betrekking tot de geluidwering van de gevels na het vaststellen van de hogere waarde.

90

111b lid 2

Treffen van maatregelen met betrekking tot de geluidwering van de gevels na het vaststellen van de hogere waarde.

91

111b lid 3

Treffen van maatregelen met betrekking tot de geluidwering van de gevels na het vaststellen van de hogere waarde.

92

112

Treffen van maatregelen met betrekking tot de geluidwering van de gevels na het vaststellen van de hogere waarde.

93

163

Zorgen voor voldoende informatie over de geluidsruimte binnen de zone.

Vuurwerkbesluit

94

2.2.4 lid 1

Verzenden van een afschrift van de melding aan de regionale brandweer.

95

2.2.5

Verzenden van een afschrift van de melding aan de minister.

Besluitmobielbrekenbouw- ensloopafval

96

4 lid 3

Doen van een schriftelijke kennisgeving, in een huis aan huis blad van de betreffende gemeente, van de melding gebruik mobiele puinbreker.

Bouwbesluit 2012

97

1.28

Toezenden of uitreiken van een bewijs van ontvangst met daarin de ontvangstdatum, aan de melder.

98

1.33 lid 1 en 2

In ontvangst nemen van mededeling aanvang en beëindiging sloopwerkzaamheden.

99

1.33 lid 3

Verzoeken om verstrekken eindbeoordeling zoals bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid Asbestverwijderingsbesluit 2005.

100

1.33 lid 4

Verzoeken om een overzicht van bij de sloop vrijgekomen afvalstoffen en de afvoerbestemming.

101

5 lid 1

De toepasser van schone grond op of in de bodem verzoeken om gegevens m.b.t. de samenstelling van die grond.

102

5 lid 2

Verzoek om de gegevens als bedoeld in art. 5, lid 1, Bouwbesluit 2012 te verkrijgen door een partijkeuring, verricht door een daartoe gecertificeerde keuringsinstantie.

103

9 lid 9

De toepasser van een categorie I-bouwstof, niet zijnde grond, verzoeken om gegevens m.b.t. de samenstelling en immissie van die stof, dan wel een kwaliteitsverklaring.

104

9 lid 11

Verzoeken om en in ontvangst nemen van gegevens van de uitloogproef.

105

9a lid 21

Verzoeken om en in ontvangst nemen van gegevens als bedoeld in art. 9a lid 1 Bouwbesluit 2012.

106

11 lid 1 en 3 t/m 7

In ontvangst nemen van de melding en de bijbehorende gegevens.

107

11 lid 10

In ontvangst nemen van gegevens ex art. 11 lid 10 Bouwbesluit 2012.

108

12 lid 2

Stellen van nadere eisen t.a.v. de minimum hoeveelheid waarin de in art. 12, lid 1, Bouwbesluit 2012 bedoelde grond in een werk moet worden gebruikt.

109

14 lid 1 sub c

Verzoeken om de gegevens betreffende de gemiddelde hoogste grondwaterstand.

110

15

Nadere eisen stellen t.a.v. het aanbrengen, het onderhoud en de controle van een isolerende afdichting als bedoeld in art. 14, lid 1, sub d en e Bouwbesluit 2012.

111

16 lid 1

In ontvangst nemen van een verzoek tot het opleggen van de in art. 71, lid 1, Wet bodembescherming genoemde verplichting.

112

16 lid 3

Opleggen van de in art. 71, lid 1, Wet bodembescherming genoemde verplichting.

113

21

In ontvangst nemen van gegevens conform art. 21 lid 4, 5 en 6 Bouwbesluit 2012.

Bijlage 3: bij het Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Arnhem -gemeente Lingewaard 2020

Lijst van overige bevoegdheden – lokale verordeningen

Artikel 1 Besluitbevoegdheden

In onderstaand overzicht is met een ‘X’ in de kolom ‘mandaat’ aangegeven welke besluitbevoegdheden2 gemeente Lingewaard als vastgelegd in lokale verordeningen heeft gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst regio Arnhem.

Indien de betreffende bevoegdheid niet wordt gemandateerd voor zover deze de bevoegdheid omvat om besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht te nemen, dan is louter een ‘X’ geplaatst in de kolom ‘opt-out’.

In de kolom ‘begrenzing’ is vermeld tot welke omvang de (al dan niet met opt-out) gemandateerde bevoegdheid is begrenst.

Nr.

Art.

Lokaleverordening

Mandaat

Opt-out

Begrenzing

1

2.1.5

2.4.1

2.4.2

7.3.1

10.6

Bouwverordening 2019

X

2

6, 10

BAG

X

3

3

Verordening straatnaamgeving en huisnummering

X

4

5.5.1 lid 2

APV

X

5

Erfgoedverordening 2010

X

6

19

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente

Lingewaard houdende regels omtrent subsidie

Subsidieverordening monumenten en cultuurhistorische

waarden Lingewaard 2015 (toekennen subsidie)

X

Artikel 2 Feitelijke handelingen

Voorts worden alle feitelijke handelingen voor zover deze noodzakelijk zijn voor de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een (al dan niet met opt-out) gemandateerde besluitbevoegdheid als genoemd in artikel 1 van deze bijlage gemandateerd, met uitzondering van de feitelijke handelingen in onderstaand overzicht waarachter een ‘X’ in de kolom ‘uitgezonderd’ is gezet. Deze aangekruiste handelingen blijven voorbehouden aan het bestuursorgaan.

Nr.

Art.

[naam lokaleverordening]

Uitgezonderd

1

2

3

Toelichting

Algemeen

Met ingang van 1 april 2013 zijn er zeven omgevingsdiensten werkzaam binnen de provincie Gelderland. Deze diensten ondersteunen overheden bij de uitvoering van hun bevoegdheden op het gebied van de fysieke leefomgeving. Daartoe behoren niet alleen de vergunningverlening-, toezicht- en handhavingstaken op het gebied van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daaraan gerelateerde taken op gebied van ketentoezicht en milieucriminaliteit, maar ook een breder pakket aan taken dat aansluit bij de inrichting van de fysieke leefomgeving.

De provincie Gelderland en de Gelderse gemeenten hebben ervoor gekozen om hun uitvoeringstaken op bovengenoemd werkgebied te laten uitvoeren door deze omgevingsdiensten. Uitgangspunt hierbij is dat de colleges van burgemeester en wethouders van de Gelderse gemeenten en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland (de ‘deelnemers’) de uitvoering van taken aan de omgevingsdiensten opdragen door middel van mandaat.

Met het oog op een efficiënte bedrijfsvoering van de Gelderse omgevingsdiensten is in samenwerking met hun deelnemers een Gelders uniform mandaatformat opgesteld. Bij de voorbereiding van het mandaatformat is Hekkelman advocaten als onafhankelijke partij ingeschakeld. Met nadruk wordt vermeld dat het een format betreft en geen uniform mandaat. Dit laatste is niet aan de orde: elke deelnemer dient zelf te kunnen besluiten welk mandaat aan de omgevingsdienst wordt verstrekt. Daarin wordt niet getreden. Het format heeft als beoogd effect dat er binnen het Gelders stelsel één geharmoniseerd mandaatformat voorhanden is én blijft welk individueel is in te vullen door de deelnemers van de Gelderse omgevingsdiensten via de zogenoemde “kruisjessystematiek”.

Onderhavig mandaatbesluit is tot stand gekomen met gebruikmaking van het ontwikkelde format, bestaande uit een mandaatbesluit met mandaatregister en toelichting. In een afzonderlijk mandaatinstructiedocument waarvoor eveneens een format is ontwikkeld, kan een deelnemer algemene instructies meegeven aan de omgevingsdienst.

Mandaatsystematiek

Het Algemeen mandaatbesluit bestaat uit twee gedeeltes. Het eerste gedeelte bevat de belangrijkste spelregels die grotendeels zijn terug te voeren op de Algemene wet bestuursrecht. Het tweede gedeelte, het mandaatregister (bijlagen 1 t/m 3) is te vergelijken met een menukaart waaruit alle Gelderse deelnemers gerechten kunnen kiezen. De menukaart omvat alle in Gelderland geïnventariseerde (tot nu toe alleen gemeentelijke) mandaten waaruit elke deelnemer kan kiezen wat hij mandateert aan de betreffende omgevingsdienst.

Het betreft hier bevoegdheden van algemene aard. Het mandaatregister bevat geen mandaten die voor een bepaald of concreet geval (en dus niet zijn bedoeld voor herhaalde toepassing) zijn verleend.

De toegepaste mandaatmethodiek wijkt deels af van de methodiek die traditioneel wordt gehanteerd. Gebruikelijk is om alle gemandateerde bevoegdheden expliciet te benoemen onder verwijzing naar het wetsartikel waarin die bevoegdheid is neergelegd.

Deze traditionele methodiek wordt toegepast op de besluitbevoegdheden in het mandaatregister (artikel 1 van Bijlagen 1 t/m 3). Het betreft een limitatieve lijst waarop het bestuursorgaan aankruist welke bevoegdheid hij mandateert.

De omgekeerde methodiek wordt toegepast op de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Kort gezegd komt het hierop neer: alles mag, tenzij. Al deze feitelijke handelingen zijn gemandateerd aan de directeur van de omgevingsdienst, tenzij een feitelijke handeling expliciet is voorbehouden aan het bestuursorgaan. Alléén de feitelijke handelingen die voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan, worden aangekruist, namelijk in artikel 1 van Bijlagen 1 t/m 3. Op het moment dat iets niet wordt uitgezonderd van mandaat, is het daarmee automatisch wel gemandateerd. De feitelijke handelingen als vermeld in artikel 2 van Bijlagen 1 t/m 3 betreffen een niet-limitatieve lijst. Dit komt tot uitdrukking in artikel 3 lid 2 (gemandateerde bevoegdheden) en artikel 4 lid 2 (opt-out besluitbevoegdheid) van het algemeen mandaatbesluit waar is vermeld: ‘Onder feitelijke handelingen worden in dit verband mede verstaan (…).’ Omdat met het verrichten van feitelijke handelingen geen beoogde rechtsgevolgen in het leven worden geroepen, is de omgekeerde methodiek hier goed toe te passen.

Schematisch ziet de toegepaste mandaatsystematiek er als volgt uit:

Bijlage

Betreft

Mandaatsysteem

1

Lijst Awb-bevoegdheden

Art. 1 accessoire besluitbevoegdheden

Aankruisen wat wordt gemandateerd

Limitatieve lijst

1

Lijst Awb-bevoegdheden

Art. 2 feitelijke handelingen

Aankruisen wat niet wordt gemandateerd

Niet-limitatieve lijst

 

2

Lijst overige bevoegdheden-bijzondere wetten

Art. 1 zelfstandige besluitbevoegdheden

Aankruisen wat wordt gemandateerd

Limitatieve lijst

2

Lijst overige bevoegdheden-bijzondere wetten

Art. 2 feitelijke handelingen

Aankruisen wat niet wordt gemandateerd

Niet-limitatieve lijst

 

3

Lijst overige bevoegdheden-lokale verordeningen

Art. 1 zelfstandige besluitbevoegdheden

Aankruisen wat wordt gemandateerd

Limitatieve lijst

3

Lijst overige bevoegdheden-lokale verordeningen

Art. 2 feitelijke handelingen

Aankruisen wat niet wordt gemandateerd

Niet-limitatieve lijst

 

  

Onderscheid besluitbevoegdheden en feitelijke handelingen

 

In het onderliggende Algemeen mandaatbesluit wordt onderscheid gemaakt tussen besluitbevoegdheden en bevoegdheden tot het verrichten van feitelijke handelingen. Binnen de categorie van besluitbevoegdheden kan voorts een onderscheid worden gemaakt tussen zelfstandige besluitbevoegdheden en accessoire besluitbevoegdheden.

 

In het mandaatregister zijn de bevoegdheden per wet op een logische manier ondergebracht. Hierbij is er onderscheid gemaakt tussen de bevoegdheden als vastgelegd in de generieke Awb (bijlage 1) en specifieke bijzondere wetten in materiële zin (bijlage 2 bijzondere wetten en bijlage 3 lokale verordeningen).

 

Omdat de Awb geen zelfstandige besluitbevoegdheden schept, bevat de Awb-bevoegdhedenlijst (bijlage 1) enkel een onderdeel ‘Accessoire besluitbevoegdheden’ en ‘Feitelijke handelingen’. Bijzondere wetten in materiële zin bevatten zelfstandige besluitbevoegdheden én bevoegdheden tot het verrichten van feitelijke handelingen. De lijst van overige bevoegdheden (bijlagen 2 en 3) heeft dan ook een onderdeel ‘Zelfstandige besluitbevoegdheden’ en ‘Feitelijke handelingen’.

 

Hieronder wordt het verschil tussen zelfstandige besluitbevoegdheden, accessoire besluitbevoegdheden en bevoegdheden tot het verrichten van feitelijke handelingen uiteengezet.

 

Zelfstandige besluitbevoegdheden

Artikel 1 van Bijlagen 2 en 3 (Lijst van overige bevoegdheden) bij het Algemeen mandaatbesluit ziet op zogeheten zelfstandige besluitbevoegdheden als vastgelegd in bijzondere wetten en lokale verordeningen. Hierbij kan worden gedacht aan de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning (artikel 2.1 Wabo).

 

De afhandeling van meldingen in verband met de algemene regels die voor een bepaalde activiteit gelden (bijv. melding in verband met de algemene regels op grond van art. 8.40 Wm en in het Bouwbesluit, maar ook in APV’s) wordt behandeld als een ‘pseudobesluitbevoegdheid’. Bij deze categorie meldingen gelden voor het verrichten van activiteiten bepaalde bij of krachtens een wettelijk voorschrift gestelde algemene regels. Degene die de activiteit wil verrichten moet deze activiteit vooraf melden, maar deze melding is geen voorwaarde voor de gelding van de algemene regels. Degene die de activiteit verricht moet zich daaraan zonder meer houden. Het doel van de melding is vooral om het bestuursorgaan in kennis te stellen van het feit dat een meldingsplichtige activiteit wordt verricht. Hoewel met de afhandeling van deze meldingen geen beoogde rechtsgevolgen in het leven worden geroepen en het dus geen besluit betreft in de zin van artikel 1:3 Awb, wordt de afhandeling van een melding toch geplaatst in artikel 1 van Bijlage 2 als ware het een besluitbevoegdheid. In het kader van een meldingsafhandeling zijn namelijk soms feitelijke handelingen noodzakelijk, denk bijvoorbeeld aan de publicatie ex artikel 8.41 lid 4 Wet milieubeheer. Door de afhandeling van een melding te behandelen als een pseudobesluitbevoegdheid, kunnen deelnemers die daar gebruik van willen maken, de opt-out clause toepassen waarover hieronder meer.

 

Accessoire besluitbevoegdheden

Artikel 1 van Bijlage 1 (Lijst van Awb-bevoegdheden) bij het Algemeen mandaatbesluit ziet op zogeheten accessoire besluitbevoegdheden als vastgelegd in de Awb. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) schept geen zelfstandige besluitbevoegdheden, maar louter accessoire besluitbevoegdheden. Het verschil is dat bij de uitoefening van een accessoire besluitbevoegdheid het bestaan van een eerder besluit wordt voorondersteld. De Awb vooronderstelt een uit de bijzondere wet voortvloeiende zelfstandige besluitbevoegdheid. De vaststelling van de in het kader van bestuursdwang te verhalen kosten (art. 5:26 Awb) is hiervan een voorbeeld: een dergelijk besluit bouwt voort op een eerder besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

 

Een accessoire Awb-besluitbevoegdheid wordt niet op zichzelf gemandateerd, maar altijd in het kader van de uitoefening van een (uit een andere wet in materiële zin voortvloeiende) zelfstandige besluitbevoegdheid.

 

Feitelijke handelingen

Artikel 2 van zowel Bijlage 1 (Lijst van Awb-bevoegdheden) als Bijlagen 2 en 3 (Lijst van overige bevoegdheden) bij het Algemeen mandaatbesluit ziet op feitelijke handelingen. Feitelijke handelingen roepen geen beoogd rechtsgevolg in het leven.

 

Feitelijke handelingen in het kader van een besluit

De feitelijke handelingen die vallen onder de definitie van mandaat in artikel 1 van het Algemeen mandaatbesluit, worden altijd verricht in het kader van de voorbereiding, bekendmaking of uitvoering van een bepaald besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Het primaire doel van het Algemeen mandaatbesluit is te voorkomen dat onbevoegd besluiten worden genomen. Het theoretische vertrekpunt is dat enkel dáárvoor een mandaat nodig is en wordt verleend. Omdat het echter wenselijk is dat een gemandateerde ook zelf kan zorgen voor de vervulling van de voor de toepassing van een bevoegdheid geldende normcondities (denk bijv. aan het verzoeken om aanvullende informatie) en bevoegdheidsdiscussies op dat punt te vermijden, worden in het kielzog ook de accessoire feitelijke handelingen gemandateerd die rondom een besluit moeten worden verricht om een rechtens juist besluit tot stand te brengen en in werking te laten treden. Deze feitelijke handelingen ‘liften’ steeds mee met de betreffende besluitbevoegdheid, tenzij zij in het mandaatregister zijn aangekruist en dus uitdrukkelijk blijven voorbehouden aan het bestuursorgaan. Het is niet nodig om voor elke besluitbevoegdheid telkens expliciet te bepalen dat de gemandateerde óók bevoegd is tot het verrichten van de procedurele feitelijke handelingen op grond van de Awb.

 

Een feitelijke handeling in het kader van een besluit wordt dus niet op zichzelf gemandateerd. Deze is altijd gekoppeld aan een gemandateerde besluitbevoegdheid. De bevoegdheid om bijvoorbeeld een ontwerpbesluit toe te zenden, kan niet los worden gezien van een zelfstandige besluitbevoegdheid: welke ontwerpbesluiten mag de omgevingsdienst toezenden?

 

Opt-out besluitbevoegdheid

Binnen het Gelders stelsel maken sommige gemeentelijke deelnemers van de omgevingsdiensten de keuze om de daadwerkelijke besluitvorming aan zichzelf te houden. Enkel de feitelijke (voorbereidings-) handelingen van een besluit worden gemandateerd aan de omgevingsdienst. Het hiervoor beschreven onderscheid tussen besluitbevoegdheden en feitelijke handelingen maakt het mogelijk hiermee rekening te houden. Omdat het logischer is in een dergelijke situatie aan te geven dat alles behalve de besluitbevoegdheid wordt gemandateerd, gebeurt dit door middel van een opt-out clause. De deelnemer kan in de opt-out kolom een kruisje zetten wanneer hij de bevoegdheid tot het nemen van het door de omgevingsdienst voorbereide en/of uit te voeren besluit, aan zich houdt. De betekenis van dit kruisje wordt in het Algemeen mandaatbesluit uitgewerkt.

 

Praktijkvoorbeelden:

  • 1.

    Als een bestuursorgaan ervoor kiest om een zelfstandige besluitbevoegdheid als vastgelegd in een bijzondere wet in materiële zin niet te mandateren (geen kruisje te zetten in art. 1 Bijlagen 2 en 3, ook niet bij opt-out), dan blijft alles bij het bestuursorgaan. De lijst van Awb-bevoegdheden (Bijlage 1) bevat namelijk geen zelfstandig gemandateerde bevoegdheden, alleen accessoire bevoegdheden, te weten: accessoire besluitbevoegdheden en noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een besluit.

  • 2.

    Als een bestuursorgaan ervoor kiest om een zelfstandige besluitbevoegdheid te mandateren, maar niet de accessoire Awb-besluitbevoegdheid, dan zet hij alleen een kruisje bij de betreffende zelfstandige besluitbevoegdheid in artikel 1 Bijlage 2 of 3, en dus niet bij de accessoire Awb-besluitbevoegdheid (art. 1 Bijlage 1). De gemandateerde is automatisch tevens bevoegd tot alle noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering daarvan als vastgelegd in de Awb en bijzondere wet, tenzij er een kruisje is gezet bij de feitelijke handelingen die voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan in artikel 2 Bijlagen 1, 2 of 3.

  • 3.

    Als een bestuursorgaan ervoor kiest om de afhandeling van een melding Activiteitenbesluit te mandateren met een opt-out, dan zet hij een kruisje in de opt-out kolom van artikel 1 Bijlage 2 bij het desbetreffende mandaat. De afhandeling van een dergelijke melding wordt immers behandeld als een pseudobesluitbevoegdheid en staat derhalve vermeld bij de zelfstandige besluitbevoegdheden ex bijzondere wetten. Door de opt-out houdt het bestuursorgaan de bevoegdheid tot de door de omgevingsdienst voorbereide en/of uit te voeren afhandeling van die melding aan zich. De gemandateerde is dan louter bevoegd tot alle noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van die afhandeling, uitgezonderd de feitelijke handelingen in artikel 2 Bijlagen 1 en 2 waarbij een kruisje is gezet en die voorbehouden blijven aan het bestuursorgaan. Een accessoire Awb-besluitbevoegdheid is hier niet aan de orde, dus artikel 1 Bijlage 1 is verder niet van belang.

  

Stroomschema mandaatregister

Normaliter zwarte route, bij opt-out volg de route verder via de blauwe tekst en pijlen.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het mandaatbesluit worden gebruikt.

Begrippen bestuursorgaan en Directeur

Niet de rechtspersoon zelf (bijvoorbeeld de gemeente) maar de afzonderlijke bestuursorganen (bijvoorbeeld de raad, het college of de burgemeester) zijn bevoegd tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling. Bestuursorganen kunnen alleen een gemeenschappelijke regeling treffen voor de overdracht c.q. mandatering van hun eigen taken. Zie artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen.

De omgevingsdiensten in het Gelders stelsel zijn zogeheten ‘collegeregelingen’. De gemeenschappelijke regeling van elke omgevingsdienst is getroffen door de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland. In het kader hiervan hebben deze deelnemers een aantal van hun bevoegdheden gemandateerd aan de directeur van de omgevingsdienst. In het format wordt ervan uitgegaan dat er één mandaatbesluit per deelnemer komt. Omdat tot nu toe alleen de mandaten van alle Gelderse gemeentelijke deelnemers zijn geïnventariseerd, wordt met ‘bestuursorgaan’ het college van burgemeester en wethouders van de betrokken deelnemende gemeente aangeduid als mandaatgevend orgaan.

Begrip mandaat

In artikel 10:1 Awb wordt mandaat omschreven als de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. De bevoegdheid in mandaat wordt uitgeoefend onder verantwoordelijkheid van het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan. De gemandateerde kan namens de mandaatgever besluiten nemen. Deze besluiten worden toegerekend aan het bestuursorgaan zelf. Het bestuursorgaan verliest de bevoegdheid om zelf het besluit te nemen niet en kan dit ook te allen tijde doen (art. 10:7 Awb). Ook betekent dit dat bezwaar en beroep tegen een in mandaat genomen besluit wordt ingesteld tegen het bestuursorgaan zelf en niet tegen de ambtenaar die het besluit feitelijk heeft genomen.

In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder mandaat tevens de bevoegdheid begrepen tot het verrichten van de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een in mandaat genomen of te nemen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.

Begrip volmacht

Volmacht is geregeld in artikel 3:60 e.v. Burgerlijk Wetboek. De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van volmachten. Volmacht speelt een rol bij het optreden van een deelnemer als rechtspersoon naar burgerlijk recht. Volmacht betreft de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van een deelnemer bij privaatrechtelijke rechtshandelingen. Een voorbeeld kan hierbij wellicht duidelijkheid verschaffen. Als de gemeente (als rechtspersoon) een koopovereenkomst sluit, is het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 160 Gemeentewet het bevoegde orgaan om tot koop te beslissen. De ondertekening van de koopovereenkomst wordt echter door de burgemeester (ingevolge art. 171 Gemeentewet) gedaan. Het college kan een ambtenaar een mandaat verlenen om besluiten te nemen tot het aangaan van een overeenkomst. Toch zal de burgemeester nog steeds de overeenkomst moeten ondertekenen, tenzij deze aan een ambtenaar volmacht verleent om de gemeente namens hem te vertegenwoordigen.

In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder volmacht tevens de bevoegdheid begrepen tot het verrichten van de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding en uitvoering van een in volmacht verrichte privaatrechtelijke rechtshandeling.

In het vervolg van deze toelichting wordt verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over volmacht te spreken.

Begrip machtiging

In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder machtiging begrepen de bevoegdheid tot het verrichten van de feitelijke handelingen welke niet onder de definitie van mandaat of volmacht vallen. Te denken valt aan het feitelijk handelen van de overheid bij de uitvoering van haar publiekrechtelijke taken zoals wegonderhoud, of een informatieve brief welke niet noodzakelijk is in het kader van een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling. Hiermee worden er geen beoogde rechtsgevolgen in het leven geroepen.

Een zodanige machtiging is volgens het Algemeen mandaatbesluit alleen mogelijk bij afzonderlijk besluit door het bevoegde bestuursorgaan bijv. in het kader van een project, zie de schakelbepaling van artikel 2 Algemeen mandaatbesluit. De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van machtigingen.

In het vervolg van deze toelichting wordt verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over machtiging te spreken.

Artikel 2 Schakelbepaling

Lid 1 van dit artikel vormt een weerslag van artikel 10:12 Awb voor wat betreft volmacht. Door dit lid wordt duidelijk dat het Algemeen mandaatbesluit niet slechts betrekking heeft op het publiekrechtelijk handelen van de deelnemers, maar van overeenkomstige toepassing is op het privaatrechtelijk handelen. Volmacht is de privaatrechtelijke evenknie van mandaat.

Lid 2 van dit artikel maakt duidelijk dat het bevoegde bestuursorgaan bij afzonderlijk besluit een mandaat, volmacht of machtiging kan verlenen aan de omgevingsdienst. Alsdan is onderhavig mandaatbesluit van overeenkomstige toepassing. Deze verlening van mandaat, volmacht of machtiging voor een bepaald geval dient schriftelijk te geschieden, nu de directeur van de omgevingsdienst niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (art. 10:5 lid 2 Awb).

Artikel 3 Gemandateerde bevoegdheden

In dit artikel wordt het verband gelegd tussen de spelregels van het Algemeen mandaatbesluit en het bijbehorende mandaatregister. Het mandaatregister is het gedeelte dat in de praktijk zal worden gebruikt om te checken of de bevoegdheid aanwezig is en zo ja, of het daarmee samenhangende gebruik begrenst is (zie de laatste kolom ‘begrenzing’ van het mandaatregister). Ook naar buiten toe dient het mandaatregister als legitimatie.

Bij mandaatverlening gaat het om de bevoegdheid om een bestuursorgaan te mogen vertegenwoordigen. Een bestuursorgaan kan zowel een algemeen mandaat als een mandaat voor een specifiek geval verlenen (art. 10:5 Awb). Onderhavig Algemeen mandaatbesluit, de naam zegt het al, ziet op algemene mandaten. Een algemeen mandaat moet altijd schriftelijk worden verleend.

In casu gaat het om mandaatverlening aan een niet-ondergeschikte. Met een dergelijke mandaatverlening komt de gemandateerde, de directeur van de omgevingsdienst, eigenlijk in een gezagsverhouding met de mandaatverlener terecht. Om die reden verbindt de wet hieraan de voorwaarde dat instemming vereist is van de mandaatontvanger en in het voorkomende geval van degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkt (art. 10:4 Awb). Deze instemming kan ook blijken uit de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid.

Artikel 5 Ondermandaat en vervanging

Een mandaatverlener kan vooraf toestaan dat ondermandaat wordt verleend. Hierop zijn dezelfde regels van toepassing als op een ‘primair’ mandaat (artikel 10:9 Awb).

Een besluit tot verlening van ondermandaat wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de omgevingsdienst en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Het is niet nodig om (onder)mandatering aan een plaatsvervanger apart te regelen. De plaatsvervanger valt immers vanzelf binnen de reikwijdte van het Algemeen mandaatbesluit, mits deze plaatsvervanger formeel schriftelijk als zodanig is aangewezen.

Artikel 6 Grondgebied en begrenzing

Dit artikel geeft de grenzen aan voor het uitoefenen van een bevoegdheid naast de wettelijke beperkingen krachtens artikel 10:3 Awb. Een correcte naleving hiervan voorkomt dat besluiten onbevoegd worden genomen. Wordt een besluit genomen over een onderwerp dat buiten de bevoegdheid ligt of worden de grenzen van het mandaat overschreden, dan is sprake van een onbevoegd genomen besluit. Het gevolg van een onbevoegd genomen besluit kan zijn dat dit in rechte wordt vernietigd. De bestuursrechter mag een dergelijk bevoegdheidsgebrek ambtshalve constateren.

Uit artikel 10:3 Awb volgt dat mandaatverlening niet toegestaan is, indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald of de aard van de bevoegdheid in verband met de zwaarte van de bevoegdheid en/of de positie van de gemandateerde zich tegen mandaatverlening verzet. Mandaat tot vaststelling van algemeen verbindende voorschriften is geoorloofd, indien bij verlening van die bevoegdheid tot vaststelling van algemeen verbindende voorschriften is voorzien in de mogelijkheid van mandaat. Het is in beginsel mogelijk om mandaat te verlenen voor het nemen van een beslissing op bezwaar. In artikel 10:3 lid 3 Awb is bepaald dat géén mandaat kan worden verleend aan de persoon die het primaire besluit in mandaat heeft genomen. Er moet dus worden geregeld dat er een functiescheiding is tussen de gemandateerde die het primaire besluit neemt en de gemandateerde die het besluit op bezwaar neemt.

Artikel 7 Voorschriften en instructies

Aan de verlening van mandaat is inherent dat de mandaatgever bevoegd is aan de gemandateerde per individueel geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid (art. 10:6 Awb).

Indien het wenselijk is om algemene, naar buiten toe werkende instructies te geven over de uitoefening van het mandaat, dan geldt de voorwaarde dat deze instructies worden vastgesteld en bekendgemaakt als beleidsregels. Is alleen interne werking tussen mandaatgever en mandaatontvanger gewenst, dan volstaat vaststelling door de mandaatgever als (intern werkende) richtlijnen. In beide gevallen geldt dat de algemene instructies, voor zover deze niet in het Algemeen mandaatbesluit zijn opgenomen, gebundeld op schrift worden gesteld in een afzonderlijke mandaatinstructie (zie artikel 7 lid 4). Het uniforme Gelderse format dat hiervoor is ontwikkeld, gaat overigens uit van interne werking.  

Instructies geven aan hoe het mandaat moet worden uitgeoefend (bijv. artikel 7 en 8), terwijl begrenzing (louter artikel 6) de omvang van het mandaat begrenst. Omdat de wet geen vormvoorschriften geeft, kunnen instructies los van het mandaatbesluit, in het mandaatbesluit, eerder of juist later dan het mandaatbesluit worden gegeven. Begrenzing van het mandaat maakt echter per definitie deel uit van het mandaatbesluit. Het betreft dus twee uiteenlopende rechtsfiguren met een verschillende strekking en ook verschillend rechtsgevolg. Wanneer de gemandateerde een instructie niet opvolgt, levert dat in beginsel geen bevoegdheidsgebrek op. Een bevoegdheidsgebrek is juist wel het resultaat, wanneer de gemandateerde een begrenzing niet in acht neemt. Hij overschrijdt dan met de grenzen van het mandaat de grenzen van zijn bevoegdheid. Zo komt een onbevoegd genomen en gebrekkig besluit tot stand.

Artikel 8 Informatieverstrekking

Deze algemene instructie conform artikel 10:6 Awb is gericht tot de gemandateerde. Het artikel beperkt niet de omvang van de gemandateerde bevoegdheden en kan in die zin niet aan derden worden tegengeworpen, maar geeft wel aan in welke gevallen een gemandateerde in ieder geval vooraf gevraagd en ongevraagd informatie dient te verstrekken aan het bestuursorgaan.

Artikel 9 Ondertekening

In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat. Dit artikel is opgenomen gelet op artikel 10:10 Awb. Hierin is bepaald dat het mandaatbesluit moet vermelden namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

In dit artikel is aangegeven dat het Algemeen mandaatbesluit in werking treedt op de dag na bekendmaking. Tevens wordt aangegeven dat de eerdere algemene mandaten en de daaropvolgende wijzigingsbesluiten komen te vervallen.

In de wetstoelichting bij de Awb staat dat een schriftelijk verleend algemeen mandaat een besluit van algemene strekking is dat overeenkomstig artikel 3:42 Awb bekend moet worden gemaakt. In casu gaat het inderdaad om een mandaat dat is gericht op een niet nader gedefinieerde doelgroep. Dit betekent dat het bestuursorgaan moet zorgdragen voor een geschikte wijze van bekendmaking, bijvoorbeeld via een (elektronisch) gemeenteblad of in een huis-aan-huisblad. Niet bekendgemaakte mandaatbesluiten treden niet in werking, voordat ze zijn bekendgemaakt. Bij de bekendmaking dient de mogelijkheid van bezwaar en beroep te worden vermeld. Overigens zal het niet snel voorkomen dat een derde een voldoende rechtstreeks belang heeft om als belanghebbende in een procedure tegen een mandaatbesluit te kunnen worden aangemerkt (zie art. 1:2 lid 1 juncto 8:1 Awb).

Artikel 11 Citeerwijze

In dit artikel wordt de naamaanduiding van het Algemeen mandaatbesluit aangegeven.


Noot
1

Hieronder valt ook een ‘pseudobesluitbevoegdheid’, zie de toelichting bij het Algemeen mandaatbesluit. Hoewel het hier geen besluitbevoegdheid als bedoeld in art. 1:3 lid 1 Awb betreft, is ervoor gekozen omwille van de opt-out clause deze bevoegdheid te mandateren als ware het een besluitbevoegdheid.

Noot
2

Hieronder valt ook een ‘pseudobesluitbevoegdheid’, zie de toelichting bij het Algemeen mandaatbesluit. Hoewel het hier geen besluitbevoegdheid als bedoeld in art. 1:3 lid 1 Awb betreft, is ervoor gekozen omwille van de opt-out clause deze bevoegdheid te mandateren als ware het een besluitbevoegdheid.