Regeling vervallen per 10-10-2016

Lokale Huisvestingsverordening 2006

Geldend van 01-04-2006 t/m 09-10-2016

Intitulé

Lokale Huisvestingsverordening 2006

De raad van de gemeente Lisse;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. …. 2006, nr. ….;

Gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

Vast te stellen de volgende verordening:

Lokale Huisvestingsverordening 2006;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet:

  • de Huisvestingswet;

  • b.

    Besluit:

  • het Huisvestingsbesluit;

  • c.

    Eigenaar:

  • degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van woonruimte, daaronder begrepen de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woonruimte is verleend.

  • d.

    Huishouden:

  • een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

  • e.

    Huurprijs:

  • de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand, dan wel, indien het betreft een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats van een woonschip, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats onderscheidenlijk ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand;

  • f.

    Huurprijsgrens:

  • de huurprijs gelijk aan de maximale huurprijs waarbij nog huurtoeslag kan worden verkregen op grond van de Wet op de huurtoeslag;

  • g.

    Koopprijs:

  • de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald;

  • h.

    Koopprijsgrens:

  • de grens die jaarlijks bepaald wordt door het ministerie van VROM en gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

  • i.

    Splitingsvergunning:

  • de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de Huisvestingswet;

  • j.

    Woonruimte:

  • besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

  • k.

    Onzelfstandige woonruimte:

  • woonruimte, welke geen eigen toegang heeft en niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • l.

    Inwoning:

  • het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • m.

    Standplaats:

  • een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

  • n.

    Woonwagen:

  • voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Hoofdstuk 2

Artikel 2 woonwagenstandplaatsen

  • 1.

    Het is verboden een standplaats met een huurprijs beneden de huurprijsgrens zonder huisvestingsvergunning in gebruik te nemen voor bewoning en aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning in gebruik te geven.

  • 2.

    Het in de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2005 opgenomen hoofdstuk III (passendheid) en hoofdstuk V (urgentie) blijven ingeval van standplaats zoekenden buiten toepassing.

  • 3.

    Artikel 6 Convenant woonruimteverdeling Holland Rijnland 2005 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk III van de Huisvestingsverordening Rijnland wordt de huisvestingsvergunning voor een standplaats voor een woonwagen verleend, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: De standplaats zoekende behoort ingevolge hoofdstuk II van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2005 tot de aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen.

  • 5.

    De huisvestingsvergunning wordt geweigerd indien:

    • a.

      De aanvrager geen aanvraag voor een bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 Woningwet heeft ignediend, dan wel indien zodanige aanvraag is aangehouden op grond van artikel 50, 51 en 55 van de Woningwet.

    • b.

      De bouwvergunning is geweigerd voor het oprichten van een woonwagen op de standplaats.

Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Splitsing in appartementsrechten

Artikel 3 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimte in de gemeente Lisse.

Artikel 4 Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden om zonder splitingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3 van deze verordening, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van de het gebouw als woonruimte.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5 Aanvragen van een splitingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag voor een splitingsvergunning wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken :

    • a.

      Naam en adres van de eigenaar;

    • b.

      Dagtekening;

    • c.

      Handtekening van de aanvrager;

    • d.

      Gegevens over de huidige situatie en na splitsing opgemaakt door een gediplomeerd makelaar:

    • -

      Adres en kadastrale ligging

    • -

      Huur- of koopprijs

    • -

      Aantal kamers

    • -

      Woonoppervlak

    • -

      Woonlaag

    • -

      Staat van onderhoud

    • -

      Verwachte huur of koopprijs

    • -

      Bestemming

    • -

      Bouwtekening/bouwvergunning

    • e.

      Concept akte van splitsing opgemaakt door een beëdigd notaris;

    • f.

      Indien er sprake is van een reeds verleende vrijstelling van het bestemmingsplan als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening dient de aanvrager aan te tonen met gegevens of er overeenstemming is met die vrijstelling;

    • g.

      Indien burgemeester en wethouders dat nodig achten kan overlegging van andere stukken verzocht worden.

  • 2.

    Op of bij de splitingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      De mededeling dat binnen één jaar van de splitingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      Het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft.

  • 3.

    Indien slechts gebruik kan worden gemaakt van een splitsingsvergunning na verlenging van vrijstelling van de bepalingen van het bestemmingsplan wordt de aanvraag om splitingsvergunning mede aangemerkt als een verzoek om een zodanige vrijstelling.

  • 4.

    Indien sprake is van het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders om nadere informatie en/of stukken verzoeken ter beoordeling van het vrijstellingsverzoek.

Artikel 6 Onvolledige aanvraag

  • 1.

    Indien de aanvrager de in artikel 5 bedoelde gegevens en bescheiden niet of in onvoldoende mate verstrekt bij het indienen van de aanvraag, stellen burgemeester en wethouders aanvrager in de gelegenheid deze binnen een termijn van vier weken nadat hem dit is meegedeeld aan te vullen of te verbeteren.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen, indien de aanvrager niet voldaan heeft aan het vorige lid gestelde, besluiten de aanvraag niet te behandelen. Een dergelijk besluit wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag onvoldoende is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt verstreken is.

Artikel 7 Termijn van beslissing

1. Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag om een splitingsvergunning binnen acht weken na ontvangst van een volledige aanvraag. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste acht weken worden verdaagd.

Artikel 8 Gronden tot weigering van de splitsingsvergunning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders weigeren een splitsingsvergunning indien:

    • a.

      Het gebruik van de splitsingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan en er geen vrijstelling, als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, van het bestemmingsplan wordt verleend, of

    • b.

      De aanvrager niet kan waarborgen, dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijv of blijven, of de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning, of

    • c.

      Het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorrraad. 

  • 2.

    Burgemeester en wethouders weigeren een splitsingsvergunning indien:

    • a.

      De toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet, en

    • b.

      De desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven.

  • 3.

    Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien:

    • a.

      Burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14 tot en met 25 van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;

    • b.

      Het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat, die ingvolge de aritkel 29 tot en met 38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard

Artikel 9 Aanhouding

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag van een splitsingsvergunning aan, indien:

  • a.

    Voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een bestemmingsplan of van een herziening daarvan, b. Dat besluit is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd ingediend, en c. Als redelijkerwijs verwacht mag worden dat er strijdigheid met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan is. 2. De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vervallen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op een aanvraag om een splitingsvergunning aanhouden, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen een daarvoor redelijke termijn de gebreken, als bedoeld in artikel 8 lid 3 met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen.

  • 4.

    Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten.

  • Indien

    de in dit besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.

Artikel 10 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een splitingsvergunning intrekken indien:

  • a.

    Niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • b.

    De vergunning is verleend op grond van de door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Onttrekking, samenvoeging of omzetting

Artikel 11 Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, zoals omschreven in artikel 1:

Artikel 12 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

    • a.

      Naam en adres van de eigenaar;

    • b.

      Dagtekening;

    • c.

      Gegevens over de huidige situatie:

      • -

        Adres en kadastrale ligging

      • -

        Huur- of koopprijs;

      • -

        Aantal kamers;

      • -

        Woonoppervlak;

      • -

        Woonlaag en

      • -

        Staat van onderhoud

    • d.

      Gegevens over de beoogde situatie:

      • -

        Bestemming

      • -

        Bouwtekening/bouwvergunning en

      • -

        Compensatievoorstel;

    • e.

      Reden van het verzoek;

    • f.

      Gegevens bij voorgenomen samenvoeging of omzetting:

      • -

        Verwachte huur- of koopprijs;

      • -

        Naam van de toekomstige bewoner(s);

      • -

        Omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners en

      • -

        Schriftelijke verklaring van toestemming van de huurder;

    • g.

      Indien sprake is van reeds verleende vrijstelling van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dient de aanvrager aan te tonen met gegevens of er overeenstemming is met die vrijstelling.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel.

  • 3.

    Bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of paramedici winnen burgemeester en wethouders steeds het advies in van de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Paramedische Beroepen.

  • 4.

    Op of bij de onttrekkingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      De mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt moet worden, dan wel de termijn in geval van een tijdelijke vergunning;

    • b.

      De woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      De opgelegde compensatie;

    • d.

      De mededeling dat pas nadat voldoende is gecompenseerd, gebruik gemaakt mag worden van de vergunning;

    • e.

      Overige voorwaarden.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke onttrekking, zij bedraagt maximaal vijf jaar.

  • 6.

    Indien van de onttrekkingsvergunning slechts gebruik kan worden gemaakt na verlening van vrijstelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, wordt de aanvraag om onttrekkingsvergunning tevens aangemerkt als een verzoek om zodanige vrijstelling.

  • 7.

    Indien sprake is van het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders om nadere informatie en/of stukken verzoeken ter beoordeling van het vrijstellingsverzoek.

Artikel 13 Onvolledige aanvraag

  • 1.

    Indien de aanvrager de in de artikel 4 bedoelde gegevens en bescheiden niet of in onvoldoende mate verstrekt bij het indienen van de aanvraag, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid deze binnen een termijn van vier weken nadat hem dit is medegedeeld, aan te vullen of te verbeteren.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen, indien de aanvrager niet voldaan heeft aan het in het vorige lid gestelde, besluiten de aanvraag niet te behandelen. Een dergelijk besluit wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag onvoldoende is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt verstreken is.

Artikel 14 Termijn van beslissing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag om een onttrekkingsvergunning binnen acht weken na ontvangst van een volledige aanvraag. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 2.

    De termijn genoemd in het vorige lid is niet van toepassing indien de vergunningaanvraag tevens een verzoek om vrijstelling is conform artikel 12, zesde lid van deze verordening.

Artikel 15 Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen de onttrekkingsvergunning indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de ontheffing, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad.

  • 2.

    Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorrraad, maar het belang door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, kunnen zij de gevraagde vergunning verlenen.

  • 3.

    Indien de vergunningaanvraag tevens een verzoek om vrijstelling is en de vrijstelling wordt niet verleend, wordt de vergunningaanvraag geweigerd.

Artikel 16 Intrekking

Burgemeester en wethouders zullen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    Niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;

  • b.

    De vergunning is verleend op grond van de door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17 Overgangsbepalingen

De vóór de inwerkingtreding van deze verordening bij burgemeester en wethouders gedane aanvragen om splitsingsvergunning worden behandeld conform “Huisvestingsverordening 2004”, vastgesteld 27 mei 2004.

Artikel 18 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Lokale Huisvestingsverordening Lisse 2006”.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 2006.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Huisvestingsverordening 2004 met bijbehorende toelichting, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 mei 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Lisse in zijn openbare vergadering van 30 maart 2006.
De raadsgriffier, De voorzitter,
B. Blonk mevr. C. Langelaar.