Regeling vervallen per 01-02-2018

Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015

Geldend van 16-06-2016 t/m 31-01-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2016

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015

Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015

  • 1.

    Begripsbepaling

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Lochem;

    • b.

      algemene bijstand: bijstand, die wordt verstrekt voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals kosten van levensonderhoud, die uit het inkomen moeten worden voldaan;

    • c.

      de bijzondere bijstand: bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen, de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen;

    • d.

      de bijstandsnorm: norm zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 28 van de Pw;

    • e.

      de individuele inkomenstoeslag: de toeslag zoals bedoeld in artikel 36 Pw;

    • f.

      de individuele studietoeslag: de toeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Pw;

    • g.

      de voorliggende voorziening: Elke voorziening zoals bedoeld in de artikel 5 sub e en 15 van de Pw;

    • h.

      de draagkracht: De middelen waar de belanghebbende over beschikt of redelijkerwijs kan beschikken om in de kosten te voldoen.

    • i.

      de woonkosten bij een huurwoning: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag;

    • j.

      de woonkosten bij een koopwoning: de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor: de hypotheekrente, de premie voor opstalverzekering, het eigenaar gedeelte van de onroerend zaak belasting, de omslagheffing voor huiseigenaren (de waterschapslasten), een vast bedrag voor kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties. Deze kosten worden conform het budgethandboek NIBUD vastgesteld. Het gaat om onderhoud woning en onderhoud CV-installatie;

    • k.

      de Pw: de Participatiewet;

    • l.

      de AWBZ: de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

    • m.

      de WMO: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • n.

      het NIBUD: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting;

    2. Algemene bepalingen

    • 1.

      Voor de bijzondere bijstand gelden de volgende voorwaarden:

      • a.

        De kosten moeten bijzonder zijn, en

      • b.

        De kosten moeten noodzakelijk zijn, en

      • c.

        De kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald, en

      • d.

        De kosten moeten daadwerkelijk zijn gemaakt.

    • 2.

      Vergoeding van de kosten.

    Door het aanvullende karakter en de vangnetfunctie van de Pw, ligt ook het niveau van de voor bijstandsverlening vatbare bijzondere voorzieningen op het niveau van het minimum. Dat wil zeggen dat de meest goedkope en eenvoudige voorziening die een adequaat noodzakelijke oplossing biedt, als passend en toereikend wordt geacht.

    3.Voorliggende voorziening.

    In verband met het uitgangspunt dat de Pw in het stelsel van bestaansvoorzieningen de plaats inneemt van het laatste vangnet, speelt het begrip voorliggende voorziening een bepalende rol. Artikel 15 Pw is van belang: geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. De bijzondere bijstand in het kader van de Pw mag het beleid, dat gevoerd wordt bij voorliggende voorzieningen niet doorkruisen. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

    4.Nadere verplichtingen.

    Aan de verstrekking van bijzondere bijstand kunnen, conform artikel 55 van de Pw, nadere verplichtingen worden verbonden die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot een beperkt beroep op deze bijstand.. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

    • 5.

      Kosten, die niet voldoen aan alle bepalingen genoemd onder lid 1 komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

    • 6.

      Zeer dringende redenen.

    Aan een persoon die geen recht op bijzondere bijstand heeft kan het bestuur, gelet op alle omstandigheden, bijzondere bijstand verlenen indien daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn.

    7.Afstemming.

    Het bestuur kan de hoogte van de bijzondere bijstand verlagen indien de belanghebbende niet aan de verplichtingen voldoet die verbonden zijn aan de verstrekking van de bijstand, blijk geeft van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, dan wel anderszins een maatregelwaardige gedraging te verwijten valt. De afstemming van de bijstand gebeurt conform de Maatregelenverordening 2015.

    3. Beleid m.b.t. inkomen, vermogen en draagkracht

    3.1 Inkomen

    • 1.

      Van het in aanmerking te nemen inkomen worden middelen genoemd in artikel 31 lid 2 Pw niet tot het draagkrachtinkomen van de belanghebbende gerekend. De middelen worden dus voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het inkomen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand, conform de artikelen 32 en 33 van de Pw.

    • 2.

      Bij de vaststelling van het inkomen wordt een verstrekte individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag buiten beschouwing gelaten.

    • 3.

      Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 sub h Pw) worden alleen vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor een ander in de bijstand begrepen persoon dan het minderjarige kind met inkomsten uit arbeid. Betreft het een aanvraag voor het minderjarige kind zelf, dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen.

    3.2 Vermogen

    • 1.

      Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als bij de algemene bijstand. Belanghebbende dient een vermogen te hebben dat minder is dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 Pw.

    • 2.

      Het vermogen van belanghebbenden, die actueel een uitkering ingevolge de Participatiewet ontvangen, wordt vastgesteld in overeenstemming met het laatst vastgestelde vermogen in het kader van de algemene bijstandsverlening.

    • 3.

      Er geldt een extra vermogensvrijlating indien er sprake is van uitvaartreservering in natura (niet afkoopbaar) die gereserveerd staat op een aparte rekening of een aparte polis waarvan geen opnames kunnen worden gedaan.

    • 4.

      Voor de vaststelling van de waarde van auto’s, motoren en caravans (inclusief btw) wordt in beginsel uitgegaan van de koerslijst van de ANWB (verkoopprijzen).

    • 5.

      Auto’s en motoren die vanwege de ouderdom niet meer voorkomen in de ANWB koerslijst worden niet meegerekend voor het vermogen.

    • 6.

      In afwijking van het vierde lid kan wel rekening worden gehouden met de waarde van een oudere auto of motor, wanneer het een auto of motor betreft met een historische waarde.

    • 7.

      Er geldt een vermogensvrijlating op de waarde van een auto van € 2.500,-.

    • 8.

      De waarde van maximaal één auto kan buiten beschouwing worden gelaten, wanneer er een aantoonbare medische of bijzondere sociale omstandigheden zijn die het gebruik van een auto noodzakelijk maken.

    • 9.

      In afwijking van het eerste lid blijft het vermogen buiten beschouwing bij de collectieve ziektekostenverzekering en de tegemoetkoming zorgkosten.

    3.3 Draagkracht

    • 1.

      Bijzondere bijstand wordt verstrekt onder aftrek van de draagkracht.

    • 2.

      Bij de bepaling van de draagkracht wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de Pw.

    • 3.

      Geen draagkracht hebben belanghebbenden die, op jaarbasis, een netto inkomen hebben tot 110% van de voor hen geldende bijstands- norm (inclusief vakantiegeld) en die geen vermogen hebben boven de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 Pw.

    • 4.

      Indien de belanghebbende een hoger inkomen heeft dan 110% van de geldende bijstandsnorm en/of een hoger vermogen, als bedoeld in artikel 34 lid 3 Pw, dan wordt de draagkracht vastgesteld op 100% van het meerdere inkomen boven 110% van de geldende bijstandsnorm.

    • 5.

      In afzonderlijke regelingen kunnen afwijkende draagkrachtregels worden toegepast.

    • 6.

      De draagkracht wordt telkens voor een periode van één jaar tot maximaal 3 jaar vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten gemaakt zijn.

    • 7.

      Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtperiode wordt rekening gehouden met de vastgestelde draagkracht; de vastgestelde ruimte blijft dus gelden.

    • 8.

      Als bij een aanvraag blijkt dat er vóór de aanvraagdatum noodzakelijke kosten zijn gemaakt, dan wordt het draagkrachtjaar, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 2.4., vastgesteld vanaf de eerste dag van de maand waarin deze kosten zich voor het eerst hebben voorgedaan.

    • 9.

      In geval van periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht verrekend naar rato van het aantal maanden van de periode waarop deze bijstand betrekking heeft.

    • 10.

      Bij een belanghebbende aan wie een schuldsaneringsregeling is uitgesproken of een minnelijke schuldregeling doorloopt onder toepassing van de richtlijnen van de NVVK geldt dat het bestuur enkel de draagkracht kan berekenen over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft.

    4. Aanvraag

    • 1.

      Bijzondere bijstand wordt in principe op aanvraag verstrekt.

    • 2.

      Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen worden ingediend tot en met een half jaar na het moment waarop de kosten zijn gemaakt. Het is dus mogelijk om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen. Voorwaarde is in ieder geval dat de noodzakelijkheid van de kosten alsnog kan worden vastgesteld en dat belanghebbende ten tijde van het ontstaan van de kosten niet over voldoende middelen kon beschikken.

    • 3.

      Afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

    5. Uitbetaling

    • 1.

      De individuele bijzondere bijstand kan alleen worden verleend voor daadwerkelijk gemaakte kosten, waarvoor betalingsbewijzen moeten worden overlegd. Als het betalingsbewijs geen factuur betreft, moet de factuur alsnog achteraf worden overlegd.

    • 2.

      De uitbetaling kan rechtstreeks aan de leverancier geschieden.

    • 3.

      Bijzondere bijstand kan in natura worden verstrekt.

    6. Terugvordering

    De beleidsregels terug- en invordering zijn van overeenkomstige toepassing op de bijzondere bijstand.

    7. Kosten van algemene aard

    7.1 Bijzondere bijstand voor jongeren 18-21 jaar

    • 1.

      Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten aan jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend indien en voor zover de jongere geen beroep kan doen op zijn ouders omdat:

      • a.

        de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

      • b.

        de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders niet te gelde kan maken.

    • 2.

      De jongere bedoeld onder lid 1 b wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken indien:

      • a.

        de ouder of ouders zijn overleden of in het buitenland wonen;

      • b.

        de jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezin is geplaatst;

      • c.

        er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de jongere zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

    • 3.

      De noodzakelijke kosten van bestaan van de alleenstaande jongere, alleenstaande ouder of gehuwde van 18 tot 21 jaar worden gelijkgesteld aan de toepasselijke inkomensvoorziening Pw voor alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 21 jaar of ouder.

    • 4.

      De bijzondere bestand wordt waar mogelijk, op grond van paragraaf 6.5 Pw verhaald. Daarmee wordt voorkomen dat de beslissing tot bijstandsverlening afbreuk doet aan de ouderlijke onderhoudsplicht.

    7.2 Bijzondere bijstand voor jongeren 18-21 jaar in een inrichting

    • 1.

      Het bepaalde in artikel 7.1 geldt tevens voor jongeren van 18 tot 21 jaar die in inrichting verblijven.

    • 2.

      In afwijking van artikel 7.1 lid 3 worden de noodzakelijke kosten van bestaan gelijk gesteld op het normbedrag voor jongeren van 18 tot 21 jaar.

    7.3 Bijzondere bijstand i.v.m. het niet ontvangen van de alleenstaande ouderkop

    • 1.

      Aan de alleenstaande ouder als bedoeld in de Pw, die vanwege het hebben van een toeslagpartner geen aanspraak kan maken op de alleenstaande ouderkop, kan aanvullend bijzondere bijstand worden verstrekt ter hoogte van de alleenstaande ouderkop.

    • 2.

      Aan deze verstrekking kunnen nadere verplichtingen worden verbonden die er toe strekken dat de noodzaak voor deze verstrekking op de kortst mogelijke termijn wordt opgeheven.

    8. Woonkosten

    8.1 Woonkostentoeslag bij een huurwoning

    • 1.

      De wet op de huurtoeslag geldt als voorliggende voorziening.

    • 2.

      In gevallen waar de belanghebbende geen aanspraak kan maken op de huurtoeslag, kan bijzondere bijstand worden verstrekt ter hoogte van de huurtoeslag.

    • 3.

      De belanghebbende is verplicht om de aanspraak op huurtoeslag te gelde te maken.

    8.2 Woonkostentoeslag bij een eigen woning

    • 1.

      Woonkostentoeslag aan woningeigenaren kan worden toegekend voor zover de woonkosten lager zijn dan de maximale huurgrens.

    • 2.

      Tot de woonkosten worden gerekend:

      • a.

        De hypotheekrente;

      • b.

        Het eigenaarsdeel onroerendzaakbelasting;

      • c.

        De premie voor de opstalverzekering;

      • d.

        De erfpachtcanon;

      • e.

        De omslagheffing voor huiseigenaren (waterschapslasten);

      • f.

        Vaste bedragen voor de kosten van groot onderhoud.

    • 3.

      Wanneer de belanghebbende aan wie woonkostentoeslag is toegekend naderhand over dezelfde periode een teruggave van de Belastingdienst ontvangt, bepaalt het college welk bedrag moet worden teruggevorderd.

    8.3 Woonkostentoeslag boven de maximale huurgrens bij een huurwoning

    • 1.

      In het geval de woonkosten boven de maximale huurgrens liggen, kan voor de duur van maximaal een jaar een woonkostentoeslag worden toegekend.

    • 2.

      Aan de verlening van woonkosten wordt de verplichting verbonden, dat de belanghebbende alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen.

    • 3.

      De woonkostentoeslag kan met maximaal een jaar worden verlengd, als de belanghebbende er niet in is geslaagd goedkopere woonruimte te verkrijgen, ondanks voldoende inspanningen daartoe.

    • 4.

      In afwijking van artikel 3.3 lid 4 wordt de draagkracht gesteld op al het meerdere inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

    • 5.

      Wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college onvoldoende inspanningen heeft verricht om passende woonruimte te verkrijgen, kan de woonkostentoeslag worden beëindigd dan wel verlenging van de woonkostentoeslag worden geweigerd.

    • 6.

      Van de belanghebbende wordt in ieder geval verwacht dat hij

      • a.

        Ingeschreven is als woningzoekende;

      • b.

        Consequent en adequaat reageert op elke aangeboden woning met een huur lager dan de huurgrens, ongeacht de aard of ligging van de woning.

    8.4 Woonkostentoeslag boven de maximale huurgrens bij een eigen woning

    • 1.

      In het geval de woonkosten boven de maximale huurgrens liggen, kan voor de duur van maximaal een jaar een woonkostentoeslag worden toegekend.

    • 2.

      Aan de verlening van woonkosten wordt de verplichting verbonden, dat de belanghebbende alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen.

    • 3.

      De woonkostentoeslag kan met maximaal een jaar worden verlengd, als de belanghebbende er niet in is geslaagd goedkopere woonruimte te verkrijgen, ondanks voldoende inspanningen daartoe.

    • 4.

      In afwijking van artikel 3.3 lid 4 wordt de draagkracht gesteld op al het meerdere inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

    • 5.

      Wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college onvoldoende inspanningen heeft verricht om passende woonruimte te verkrijgen, kan de woonkostentoeslag worden beëindigd dan wel verlenging van de woonkostentoeslag worden geweigerd.

    • 6.

      Van de belanghebbende wordt in ieder geval verwacht dat hij

      • a.

        Een makelaar heeft ingeschakeld;

      • b.

        Zijn woning via een advertentie te koop aanbiedt (in krant, op een specifieke, vrij toegankelijke website voor het aanbieden van koopwoningen, e.d.);

      • c.

        Aantoonbaar actief op zoek is naar nieuwe woonruimte;

      • d.

        Een reële vraagprijs stelt, waarbij de WOZ-waarde als uitgangspunt geldt;

      • e.

        De vraagprijs zo nodig naar beneden bijstelt, waarbij 80% van de WOZ-waarde nog acceptabel wordt geacht.

    • 7.

      De inspanning wordt in ieder geval onvoldoende geacht, wanneer de belanghebbende

      • a.

        Uitsluitend een makelaar heeft ingeschakeld, zonder dat de makelaar verdere marktgerichte activiteiten onderneemt;

      • b.

        Een feitelijk bod weigert, ook al is dit bond onder zijn vraagprijs;

      • c.

        Zijn vraagprijs niet naar beneden bijstelt;

      • d.

        Een goedkopere beschikbare woning weigert.

    8.5 Waarborgsom en administratiekosten

    Bijzondere bijstand voor de waarborgsom en administratiekosten is mogelijk, indien de noodzaak voor de verhuizing niet voorzienbaar was voor de belanghebbende.

    8.6 Eerste maand huur

    • 1.

      Bijzondere bijstand voor de eerste maand huur is mogelijk, indien de noodzaak voor de verhuizing niet voorzienbaar was voor de belanghebbende.

    • 2.

      In het geval van asielzoekers, die zich in het kader van de taakstelling voor huisvesting in Lochem vestigen, wordt in ieder geval gesteld dat er omstandigheden zijn bijzondere bijstand te verstrekken.

    9. Kosten in verband met ziekte en ondersteuning

    9.1 Collectieve ziektekostenverzekering

    • 1.

      Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot en met 130% van de geldende bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld, kunnen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van de door het bestuur aangewezen zorgverzekeraar. Er wordt geen vermogensgrens gesteld.

    • 2.

      De peildatum voor deze inkomenstoets is de datum van de aanvraag.

    • 3.

      Het college levert een bijdrage in de premie conform het financiële besluit.

    • 4.

      De collectiviteitskorting die de ziektekostenverzekeraar geeft komt ten gunste van de deelnemer.

    • 5.

      De basisverzekering en de aanvullende verzekering “Garant Verzorgd 3” worden als voorliggende voorziening beschouwd voor het verlenen van bijzondere bijstand.

    • 6.

      Deelname aan de collectieve aanvullende zorgverzekering gaat in op 1 januari van het volgende kalenderjaar. Wanneer de aanvrager reeds verzekerd is bij Menzis kan deze deelname gedurende het gehele kalenderjaar plaatsvinden.

    • 7.

      Het bestuur beëindigt de deelname van een deelnemer aan de collectieve ziektekostenverzekering wanneer de deelnemer niet meer aan de voorwaarden voldoet of op eigen verzoek van de deelnemer. De deelname wordt niet eerder beëindigd dan met ingang van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de deelnemer niet meer aan de voorwaarden voldoet, tenzij de deelnemer verzoekt de beëindiging eerder te doen plaatsvinden.

    • 8.

      Het bestuur meldt de deelnemer af bij de zorgverzekeraar.

    • 9.

      De deelnemer is verplicht om het bestuur onverwijld in te lichten over wijzigingen van zijn inkomen en/of vermogen, verhuizing buiten de gemeente of wijzigingen waarvan hij redelijkerwijs kan verwachten dat zij van invloed zijn op de aanspraak op de collectieve ziektekostenverzekering.

    9.2 Medische kosten

    • 1.

      Medische kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. De ziektekostenverzekering geldt als een voorliggende voorziening. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken.

    • 2.

      Voor eigen bijdragen voor medisch noodzakelijke voorzieningen genoemd in de Zorgverzekeringswet kan wel bijzondere bijstand worden verstrekt.

    • 3.

      De aanvullende verzekering “Garant Verzorgd 3” wordt als voorliggende voorziening beschouwd voor het verlenen van bijzondere bijstand, voor zover de belanghebbende hier redelijkerwijs gebruik van had kunnen maken.

    9.3 Medisch advies

    In voorkomende gevallen kan het bestuur de medische noodzaak laten vaststellen door een hiervoor aangewezen instantie. De bijzondere bijstand moet aangevraagd zijn voor met de (voortgezette) behandeling wordt gestart en de kosten zijn gemaakt, zodat eerst een medisch advies kan worden opgevraagd om de noodzaak en eventueel de goedkoopst adequate voorziening vast te stellen.

    9.4 Tandheelkundige kosten

    • 1.

      Eigen bijdragen en kosten (niet het eigen risico) die rechtstreeks verband houden met een verstrekking op grond van de basis Zorgverzekeringswet, zoals volledige gebitsprotheses, komen voor vergoeding in aanmerking.

    • 2.

      Bijzondere bijstand voor alle tandartskosten, inclusief orthodontie, die niet onder de basiszorgverzekering vallen, kan, ongeacht de soort kosten, worden verleend tot een bedrag van maximaal € 350,00 per persoon per kalenderjaar.

    • 3.

      In gevallen waarbij de belanghebbende niet aanvullend is verzekerd voor tandheelkundige kosten wordt rekening gehouden met de vergoeding die mogelijk geweest zou zijn indien men zich bij zijn/haar verzekering verzekerd zou hebben middels het goedkoopste aanvullende verzekeringspakket, inclusief tandartsverzekering.

    9.5 Tegemoetkoming zorgkosten

    • 1.

      Als tegemoetkoming in de zorgkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt, indien de belanghebbende heeft aangetoond dat hij het verplicht eigen risico in het jaar van de aanvraag volledig heeft benut.

    • 2.

      De tegemoetkoming bedraagt € 230,- per gezinslid, dat het eigen risico volledig heeft benut, en kan maximaal één maal per verzekeringsjaar worden verstrekt.

    • 3.

      De aanvraag dient te geschieden in het jaar waarop het eigen risico betrekking heeft, tenzij de zorgaanbieder de rekening later heeft ingediend. Dan kan de aanvraag met terugwerkende kracht worden aangevraagd. De terugwerkende kracht werkt niet verder terug dan 1-1-2015.

    • 4.

      Indien de belanghebbende aanvullend verzekerd is via de Garant Verzorgd 3 wordt dit in relatie tot de tegemoetkoming zorgkosten gezien als een toereikende en passende voorliggende voorziening.

    • 5.

      Indien belanghebbende inkomenscompensatie in verband met arbeidsongeschiktheid in het kader de WAO, WIA, Wajong of WAZ ontvangt, heeft belanghebbende geen recht op de tegemoetkoming.

    9.6 Eigen bijdragen WMO- of AWBZ-voorzieningen

    • 1.

      De aanvullende verzekering “Garant Verzorgd 3” wordt als voorliggende voorziening beschouwd voor het verlenen van bijzondere bijstand, voor zover de belanghebbende hier redelijkerwijs gebruik van had kunnen maken.

    • 2.

      Voor zover de aanvrager niet redelijkerwijs gebruik kan maken van Garant Verzorgd 3 kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdragen, voor zover deze door het CAK zijn vastgesteld.

    9.7 Tegemoetkoming kosten schoonmaakhulp: VERVALLEN PER 1 JUNI 2016

    • 1.

      Kosten voor schoonmaakhulp worden aangemerkt als noodzakelijke uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten indien de belanghebbende:

      • a.

        niet zelf in staat is tot het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden ten behoeve van een schoon en leefbaar huis.

      • b.

        geen gebruikelijke hulp heeft door partners onderling, door volwassenen kinderen of andere huisgenoten. Voor onderdelen kan ook sprake zijn van gebruikelijke hulp door minderjarige kinderen, afhankelijk van leeftijd en vaardigheden.

    • 2.

      Uitzonderingen:

    • -

      Voor zover een partner, kinderen of andere huisgenoten geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om deze gebruikelijke ondersteuning ten behoeve van de cliënt uit te voeren en deze vaardigheden (nog) niet kan aanleren wordt van hen geen bijdrage verwacht. Hierbij speelt bijvoorbeeld de leeftijd van het kind een rol.

    • -

      Voor zover een partner, kind en/of andere huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:

    . wanneer voor de partners, ouder, kind en/of andere huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorzieningen hiertoe te worden aangewend.

    . de partners, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot moet bereid zijn (maatschappelijke) activiteiten te beperken, voor zover dat redelijkerwijs van hem verwacht kan worden.

    • 3.

      De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van een tijdsindicatie (uren) die bepaald is op basis van onderzoek, (keukentafel)gesprek en verslag zoals bedoeld in de beleidsregels Wmo2015, hoofdstuk 2 toegangsprocedure.\

    • 4.

      De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van ingeleverde declaraties tot een maximum van € 15,16 per uur.

    9.8 Begrafenis- of crematiekosten

    • 1.

      Bijzondere bijstand ten behoeve van begrafenis of crematie kan verleend worden aan de nabestaande van de overledene, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de nabestaande niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen.

    • 2.

      De bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de noodzakelijke kosten van de uitvaart, tot een maximum van € 4.000,-.

    • 3.

      Tot de noodzakelijke kosten worden gerekend:

    • -

      opbaren van de overledene;

    • -

      vervoer overledene naar rouwcentrum;

    • -

      lijkwagen plus dragers;

    • -

      max. 2 auto's voor zover noodzakelijk voor directe familie;

    • -

      eenvoudige kist;

    • -

      graf delven plus grafrechten (algemeen graf) of crematiekosten;

    • -

      rouwdrukwerk (incl. portokosten) volgens standaardtarief en/of advertentie volgens plaatselijk gebruik;

    • -

      eenvoudige kerkelijke ceremonie;

    • -

      gebruik rouwcentrum en/of aula;

    • -

      eenvoudige koffiemaaltijd na de uitvaart;

    • -

      legeskosten en eventuele schouw- en verzegelingskosten GGD;

    • -

      eenvoudige grafsteen of asbestemming (binnen redelijke grenzen);

    • 4.

      Nabestaanden kunnen zijn: de echtgenoot/echtgenote, en daaraan gelijkgesteld de partner met wie de overledenen heeft samengewoond, de ouder(s) en de kinderen.

    9.9 Maaltijdvoorziening

    • 1.

      Bijzondere bijstand voor een maaltijdvoorziening kan worden verstrekt indien:

      • a.

        hiervoor een medische of sociale indicatie aanwezig is, of

      • b.

        de belanghebbende 85 jaar of ouder is;

      • c.

        de noodzaak is vastgesteld door een organisatie op het gebied van thuiszorg en/of ouderenwerk.

    • 2.

      De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gesteld op maximaal € 2,50 per maaltijd, onder aftrek van de draagkracht.

    9.10 Bewassings- en slijtagekosten

    • 1.

      Bijzondere bijstand voor bewassingskosten en slijtagekosten kan worden verstrekt wanneer deze kosten het gevolg zijn van een aandoening, het gebruik van medicatie of het gebruik van hulpmiddelen die tot extra bewassingskosten of kledingslijtage leiden.

    • 2.

      De bijzondere bijstand voor bewassingkosten wordt verstrekt in de vorm van een forfaitair bedrag. De hoogte van de forfaitaire vergoeding is opgenomen in het financiële besluit. De kosten voor aanschaf van (extra) kleding worden vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het Nibud.

    • 3.

      Bijzondere bijstand kan worden geweigerd wanneer gebruik kan worden gemaakt van hulpmiddelen, die slijtage of de noodzaak voor extra bewassingskosten voorkomen.

    9.11 Extra stookkosten

    • 1.

      Bijzondere bijstand voor extra stookkosten kan worden verstrekt wanneer hiervoor een medische noodzaak is. De medische noodzaak wordt vastgesteld op basis van een medisch advies.

    • 2.

      De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten die de normale stookkosten voor het woningtype waar de belanghebbende woont overstijgen.

    • 3.

      De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de GMD-lijst, categorie H.

    • 4.

      Er kan geen bijzondere bijstand voor stookkosten worden verstrekt als de hogere stookkosten het gevolg zijn van hogere energietarieven.

    9.12 Personenalarmering

    • 1.

      Bijzondere bijstand voor de kosten van personenalarmering wordt verstrekt op indicatie van ouderen-, zorg- of welzijnsorganisaties binnen de gemeente Lochem.

    • 2.

      Voor vergoeding komen de volgende kosten in aanmerking:

      • a.

        Eenmalige aansluitkosten

      • b.

        Sleutelkastje

      • c.

        tegemoetkoming maandelijkse kosten, ongeacht het soort alarmeringssysteem tot een maximum per maand. Dit bedrag is opgenomen in het financieel besluit.

    10. Kosten in verband met hulpmiddelen

    10.1 Brillen/contactlenzen

    • 1.

      De kosten van een bril of contactlenzen, voor zover de vergoeding vanuit de ziektekostenverzekering niet toereikend is, komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.

    • 2.

      Voor de kosten van een standaardmontuur en standaardglazen kan maximaal één maal per 2 jaar bijzondere bijstand worden verleend.

    • 3.

      Er wordt uitgegaan van ongekleurde glazen, waarbij de goedkoopste kunststof glazen niet worden aangemerkt als luxe. Ook ontspiegelde glazen en kunststofglazen met hardingslaag (voor kinderen) komen in aanmerking voor een vergoeding. Andere aanpassingen aan de glazen kunnen alleen voor vergoeding in aanmerking komen indien er een medische indicatie is van een (erkende) behandelende oogarts.

    • 4.

      Indien er sprake is van bijziendheid of verziendheid worden standaard varilux glazen als goedkoopst adequate voorziening aangemerkt. Hierdoor wordt voorkomen dat er 2 aparte brillen moeten worden aangeschaft. Een tweede bril komt alleen in aanmerking voor vergoeding indien er een medische indicatie is van een erkende oogarts.

    • 5.

      Vervanging van de glazen/contactlenzen binnen 2 jaar is alleen mogelijk indien de sterkte van de glazen/contactlenzen moet worden aangepast. Hiervoor dient er een medische indicatie te zijn van een (erkende) behandelende oogarts.

    • 6.

      Vervanging van het montuur binnen 2 jaar is alleen mogelijk als blijkt dat bij verandering in de sterkte van de glazen, het “oude” montuur niet meer geschikt is voor de nieuwe glazen, of als het montuur te klein is geworden in geval bij opgroeiende kinderen.

    • 7.

      Voor de kosten van contactlenzen kan maximaal één maal per 2 jaar bijzondere bijstand worden verleend, onder de voorwaarden dat de vergoeding nooit meer mag bedragen dan die voor een bril onder dezelfde omstandigheden. De kosten van de noodzakelijke lenzenvloeistof zijn voor eigen rekening en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

    • 8.

      De maximale hoogte van de bijzondere bijstand is opgenomen in het financiële besluit. Op de maximale vergoeding wordt de vergoeding door de zorgverzekering, evenals eventuele kortingen van de opticien in mindering gebracht.

    10.2 Gehoorapparaten

    • 1.

      De bijzondere bijstand voor gehoorapparaten is maximaal € 350,- in aansluiting op de maximale vergoeding vanuit de basiszorgverzekering.

    • 2.

      Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor batterijen voor gehoorapparaten.

    11. Juridische kosten

    11.1 Bewindvoeringskosten

    • 1.

      De Stadsbank Oost Nederland geldt als voorliggende voorziening voor bewindvoering.

    • 2.

      Voor de kosten van bewindvoering kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

    • 3.

      De hoogte van de bijzondere bijstand wordt, naast de draagkracht van de belanghebbende, bepaald volgens de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

    • 4.

      De kosten voor extra werkzaamheden van de bewindvoerder komen in beginsel voor bijzondere bijstand in aanmerking, voor zover de kantonrechter heeft bepaald dat deze werkzaamheden noodzakelijk zijn en door de aangewezen bewindvoerder moeten worden uitgevoerd.

    • 5.

      Indien bijzondere bijstand wordt verleend voor extra werkzaamheden, dient de bewindvoerder maandelijks te rapporteren omtrent de uitvoering en de voortgang van de extra werkzaamheden.

    • 6.

      Indien de bewindvoerder naar de mening van het college tekort schiet in de uitvoering van de extra werkzaamheden kan het college de verlening van bijzondere bijstand met onmiddellijke ingang beëindigen en eventueel tot terugvordering van reeds verstrekte bijzondere bijstand besluiten.

    11.2 Eigen bijdrage rechtsbijstand

    • 1.

      Voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand en noodzakelijke bijkomende kosten kan bijzondere bijstand worden verleend, indien de belanghebbende een positief advies heeft ontvangen van het Juridisch Loket en aan de belanghebbende een toevoeging is verleend.

    • 2.

      Bijzondere bijstand wordt geweigerd, indien de belanghebbende een negatief advies heeft ontvangen van het Juridisch Loket, of in het geheel geen advies heeft gevraagd bij het Juridisch Loket, of wanneer aan de belanghebbende geen toevoeging is verleend.

    • 3.

      Bijzondere bijstand wordt geweigerd, wanneer de belanghebbende gebruik had kunnen maken van gratis juridische bijstand door een Bureau Rechtshulp.

    • 4.

      De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtlijnen ingevolge de Wet op de rechtsbijstand.

    • 5.

      In afwijking van het tweede lid kan bijzondere bijstand worden verleend, indien aan de belanghebbende een verplichting ex artikel 55 van de Pw is opgelegd om een bepaalde procedure te voeren.

    12. Reis- en verwervingskostenkosten

    12.1 Algemene bepalingen voor reiskosten

    • 1.

      Vergoedingen voor reis- en verwervingskosten in verband met arbeid of participatie in het kader van een re-integratietraject dienen te worden dienen te worden gefinancierd uit het Participatiebudget.

    • 2.

      Vergoedingen voor reiskosten anders dan bedoeld in het eerste lid komen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking volgens de bepalingen in deze paragraaf.

    • 3.

      Vergoeding van reiskosten is enkel mogelijk als de bestemming buiten de gemeente Lochem, maar nog binnen Nederland ligt.

    • 4.

      Vergoedingen worden vastgesteld op basis van de tarieven van het openbaar vervoer.

    • 5.

      Wanneer er sprake is van regelmatige reiskosten wordt de vergoeding vastgesteld op basis van het openbaar vervoer met kortingstarief.

    • 6.

      In afwijking van het tweede en derde lid wordt in geval van reiskosten vanwege gezondheidsredenen de vergoeding vastgesteld op basis van het aantal kilometers volgens de kortste route per eigen vervoer. De vergoeding per kilometer is opgenomen in het financieel besluit.

    • 7.

      Bij de beoordeling van reiskosten wordt onder “gezin” verstaan: de gehuwden of samenwonenden en de inwonende kinderen tot 18 jaar.

    12.2 Bezoek aan gedetineerde

    • 1.

      Reiskosten voor bezoek aan een gedetineerde kunnen worden vergoed indien

      • a.

        De gedetineerde behoort tot het gezin van de belanghebbende, en

      • b.

        De gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting en geen recht heeft op verlof.

    • 2.

      De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per 4 weken per gezinslid.

    12.3 Bezoek aan verpleegden/verzorgden

    • 1.

      Reiskosten voor bezoek aan een verpleegde/verzorgde kunnen worden vergoed indien de verpleegde/verzorgde behoort tot het gezin van de belanghebbende.

    • 2.

      De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per 2 weken per gezinslid.

    • 3.

      In bijzondere situaties zoals een terminale verpleegde/verzorgde kan op individuele basis worden afgeweken van de bezoekfrequentie zoals genoemd in lid 2.

    12.4 Bezoek aan uit huis geplaatste kinderen

    • 1.

      Reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind kunnen worden vergoed indien

      • a.

        Het kind behoort tot het gezin van de belanghebbende, en

      • b.

        Er een bewijs van uithuisplaatsing is.

    • 2.

      De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie die aan de hand van de bezoekregeling is opgesteld.

    • 3.

      Indien er geen bezoekregeling is opgesteld wordt de bijzondere bijstand vastgesteld op een bezoekfrequentie van 1 keer per 2 weken per gezinslid.

    13. Kosten voor duurzame gebruiksgoederen

    13.1 Duurzame gebruiksgoederen

    • 1.

      Onder duurzame gebruiksgoederen wordt verstaan goederen met een langere levensduur, met name witgoed

    • 2.

      De draagkracht voor bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt gesteld op 100% van de voor hen geldende bijstandsnorm (inclusief vakantiegeld).

    • 3.

      Belanghebbenden kunnen voor bijzondere bijstand voor de aanschaf ter vervanging van duurzame gebruiksgoederen in aanmerking komen wanneer zij langer dan 3 jaar een zelfstandige huishouding hebben gevoerd.

    • 4.

      De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening.

    • 5.

      Een lening bij de Stadsbank Oost Nederland geldt als een voorliggende voorziening, tenzij de belanghebbende in de laatste drie jaar voorafgaand aan de aanvraag geen financiële ruimte heeft gehad om te reserveren, omdat

      • a.

        de financiële ruimte is benut voor aantoonbare noodzakelijke uitgaven;

      • b.

        de financiële ruimte is benut voor de aflossing van schulden.

    • 6.

      In gevallen als bedoeld in het vijfde lid wordt de bijzondere bijstand verstrekt om niet.

    • 7.

      De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de verstrekkingenlijst zoals opgenomen in de financiële bijlage.

    • 8.

      Per duurzaam gebruiksgoed kan na 8 jaar bijzondere bijstand worden aangevraagd voor de vervanging van dit gebruiksgoed, tenzij het gebruiksgoed voor deze tijd stuk is en niet kan worden gerepareerd.

    • 9.

      Als voor de beoordeling of het gebruiksgoed kapot is , of gerepareerd kan worden, een externe deskundige noodzakelijk is, dan vallen deze kosten niet binnen de leenbijstand, maar worden altijd om net vergoed.

    • 10.

      Reparatiekosten kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als dit een adequate oplossing biedt.

    • 11.

      Voor het vaststellen van de noodzaak van vervanging van het duurzame gebruiksgoed kan een huisbezoek worden afgelegd.

    14. Kosten voor woninginrichting en verhuizing

    14.1 Algemene bepalingen

    • 1.

      Onder inrichtingskosten wordt verstaan de kosten voor een gebruikelijke inboedel.

    • 2.

      Onder stofferingskosten wordt verstaan de kosten voor vloerbedekking, wandbedekking en gordijnen met toebehoren.

    • 3.

      Onder verhuiskosten wordt verstaan de kosten voor het transport van goederen van de oude woning naar de nieuwe woning.

    14.2 Inrichtingskosten

    • 1.

      Bijzondere bijstand voor de volledige inrichtingskosten wordt alleen verstrekt wanneer als gevolg van buitengewoon bijzondere omstandigheden geen reservering voor deze kosten mogelijk is geweest.

    • 2.

      Onder buitengewoon bijzondere omstandigheden worden in ieder geval gerekend:

      • a.

        Huisvesting in het kader van de taakstelling aan de gemeente voor de huisvesting van asielzoekers.

      • b.

        Huisvesting in verband met echtscheiding of beëindiging van een samenwoning.

    • 3.

      De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening.

    • 4.

      Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld op 50% van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het NIBUD. Uitgangspunt hiervan is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel.

    14.3 Stofferingskosten

    • 1.

      Voor stofferingskosten wordt in principe bijzondere bijstand verleend om niet.

    • 2.

      Van lid 1 kan worden afgeweken indien zich ten aanzien van belanghebbende omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 48 lid 2 PW.

    • 3.

      Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de Prijzengids van het NIBUD.

    14.4 Verhuiskosten

    • 1.

      Bijzondere bijstand voor verhuiskosten kan worden verstrekt aan de belanghebbende die uit de gemeente vertrekt, wanneer de aanleiding voor het vertrek is:

      • a.

        Een sociale of medische indicatie.

      • b.

        Verband houdt met het aanvaarden of behouden van werk.

    • 2.

      Als voorliggende voorzieningen worden aangemerkt:

      • a.

        Een geldlening bij de Stadsbank Oost Nederland;

      • b.

        Een vergoeding ingevolge de WMO;

      • c.

        Een vergoeding van de werkgever.

    15. Regelingen voor kinderen

    15.1 Indirecte schoolkosten

    • 1.

      Een tegemoetkoming in de indirecte schoolkosten wordt verstrekt aan kinderen uit gezinnen die geen draagkracht hebben als bedoeld in artikel 3.3 lid 2 en lid 3.

    • 2.

      De tegemoetkoming wordt één maal per kalenderjaar op aanvraag verstrekt.

    • 3.

      Voor een kind in het basisonderwijs bedraagt de tegemoetkoming € 75,-.

    • 4.

      Voor een kind dat voor het eerst naar de brugklas gaat bedraagt de tegemoetkoming € 350,-.

    • 5.

      Voor een kind in het voortgezet onderwijs, dat niet voor het eerst naar de brugklas gaat, bedraagt de tegemoetkoming € 150,-.

    15.2 Computerregeling

    • 1.

      Een tegemoetkoming ten behoeve van de aanschaf van een computer en randapparatuur kan worden verstrekt aan kinderen uit gezinnen die geen draagkracht hebben als bedoeld in artikel 3.3 lid 2 en lid 3, voor zover het kind niet reeds beschikt over een computer die jonger is dan 5 jaar.

    • 2.

      Een kind kan slechts één maal een beroep doen op deze tegemoetkoming.

    • 3.

      Deze regeling is uitsluitend bedoeld voor de aanschaf van een computer en randapparatuur, een internetverbinding en noodzakelijke software. De regeling is niet bedoeld voor de aanschaf van games, randapparatuur voor games, webcams, of andere zaken die niet noodzakelijk zijn voor het zakelijke gebruik van de computer.

    • 4.

      De belanghebbende dient via aankoopnota’s aan te tonen dat de tegemoetkoming voor het beoogde doel is aangewend.

    • 5.

      De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt € 350,-.

    15.3 Bezoek peuterspeelzaal

    • 1.

      Voor bezoek aan een peuterspeelzaal is bijzondere bijstand mogelijk voor ten laste komende kinderen in de leeftijd van 2 tot en met 4 jaar.

    • 2.

      Deze bijzondere bijstand wordt op declaratiebasis vergoed aan de organisaties voor peuterspeelzaalwerk.

    15.4 Ingangsdatum en intrekking

    Deze beleidsregels gaan per 7 juni 2016 met terugwerkende kracht tot 1 juni 2016, onder gelijktijdige intrekking van de “Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2013”

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Lochem,
De secretaris, de burgemeester,
R. Starke, S.W. van 't Erve