Regeling vervallen per 01-01-2020

Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2018

Geldend van 01-02-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2018

Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid gemeente Lochem 2018

Het college van de gemeente Lochem,

gelet op de Participatiewet, in het bijzonder de artikelen in hoofdstuk 4.1;

gelet op de Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Lochem 2017;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen:

de Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid gemeente Lochem 2018.

1. Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Lochem;

  • b.

    algemene bijstand: bijstand, die wordt verstrekt voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals kosten van levensonderhoud, die uit het inkomen moeten worden voldaan;

  • c.

    bijzondere bijstand: bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen, de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen zoals bedoeld in artikel 35 van de Pw;

  • d.

    bijstandsnorm: norm zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 28 van de Pw;

  • e.

    individuele inkomenstoeslag: de toeslag zoals bedoeld in artikel 36 Pw;

  • f.

    individuele studietoeslag: de toeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Pw;

  • g.

    voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze beleidsregels waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgave, zoals bedoeld in de artikel 5 sub e en 15 van de Pw;

  • h.

    draagkracht: het deel van de middelen wat de belanghebbende aan kan wenden om in bijzondere kosten te kunnen voldoen. De draagkracht in relatie tot bijzondere bijstand wordt uitgedrukt in een percentage van het voor de bijzondere bijstand in aanmerking te nemen inkomen. Er wordt in dit verband gesproken van een draagkrachtpercentage;

  • i.

    Pw: de Participatiewet;

  • j.

    Wlz: de Wet langdurige zorg;

  • k.

    Wmo: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • l.

    Nibud: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting;

2. Algemene bepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels hebben betrekking op de bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35 van de Pw, ten behoeve van ingezetenen van gemeente Lochem.

  • 2.

    Als ingezetene wordt aangemerkt degene die zijn woonplaats heeft in de gemeente Lochem.

  • 3.

    Iemand heeft zijn woonplaats in gemeente Lochem indien:

    a. hij staat ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP) op een woonadres in de gemeente Lochem; en

    b. hij daar ook feitelijk woonachtig is.

  • 4.

    Het college kan op grond van bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in het vorige lid onder a.

3. Beleid m.b.t. inkomen, vermogen en draagkracht

3.1 Inkomen

  • 1.

    Tot het inkomen van belanghebbende worden gerekend de middelen, het inkomen en het bijzonder inkomen als bedoeld in de artikelen 31 lid 1, 32 en 33 Pw. De middelen genoemd in artikel 31 lid 2 Pw worden niet als inkomen beschouwd.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het inkomen worden een verstrekte individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 3.

    Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen, als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub h Pw, worden alleen vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor een ander in de bijstand begrepen persoon dan het minderjarige kind met inkomsten uit arbeid. Betreft het een aanvraag voor het minderjarige kind zelf, dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen.

  • 4.

    De definitie van inkomen zoals in dit artikel omschreven, is ook van toepassing op artikel 3.2 en 3.6 van de Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Lochem 2017: de Meedoenregeling en de Individuele inkomenstoeslag.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het inkomen wordt het deel dat ingehouden wordt voor schuldeisers op grond van een wettelijke verplichting of een minnelijke schuldregeling buiten beschouwing gelaten.

3.2 Vermogen 

  • 1.

    Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als bij de algemene bijstand. Belanghebbende dient een vermogen te hebben dat minder is dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 Pw. Dit geldt ook voor de Meedoenregeling en de Individuele inkomenstoeslag zoals omschreven in artikel 3.2 en 3.6 van de Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Lochem 2017.

  • 2.

    Het vermogen van belanghebbenden, die actueel een uitkering ingevolge de Participatiewet ontvangen, wordt vastgesteld in overeenstemming met het laatst vastgestelde vermogen in het kader van de algemene bijstandsverlening.

  • 3.

    Er geldt een extra vermogensvrijlating indien er sprake is van uitvaartreservering in natura (niet afkoopbaar) die gereserveerd staat op een aparte rekening of een aparte polis waarvan geen opnames kunnen worden gedaan.

  • 4.

    Voor de vaststelling van de waarde van auto’s, motoren en caravans (inclusief btw) wordt in beginsel uitgegaan van de koerslijst van de ANWB (verkoopprijzen).

  • 5.

    Auto’s en motoren die vanwege de ouderdom niet meer voorkomen in de ANWB koerslijst worden niet meegerekend voor het vermogen.

  • 6.

    In afwijking van het vierde lid kan wel rekening worden gehouden met de waarde van een oudere auto of motor, wanneer het een auto of motor betreft met een historische waarde.

  • 7.

    Er geldt een vermogensvrijlating op de waarde van een auto van € 2.500,-.

  • 8.

    In afwijking van het eerste lid blijft het vermogen buiten beschouwing bij de collectieve ziektekostenverzekering en de tegemoetkoming zorgkosten.

3.3 Draagkracht

1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt onder aftrek van de draagkracht.

  • 2.

    Bij de bepaling van de draagkracht wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de Pw.

  • 3.

    Geen draagkracht hebben belanghebbenden die, op jaarbasis, een netto inkomen hebben tot 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm (exclusief vakantiegeld) en die geen vermogen hebben boven de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 Pw.

  • 4.

    Indien de belanghebbende een hoger inkomen heeft dan 110% van de geldende bijstandsnorm dan wordt de draagkracht vastgesteld op 100% van het meerdere inkomen boven 110% van de geldende bijstandsnorm.

  • 5.

    Indien de belanghebbende een hoger vermogen heeft dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 derde lid van de Pw, dient de belanghebbende de kosten te voldoen uit het vermogen.

  • 6.

    In afzonderlijke regelingen kunnen afwijkende draagkrachtregels worden toegepast.

  • 7.

    De draagkracht wordt telkens voor een periode van één jaar tot maximaal 3 jaar vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten gemaakt zijn.

  • 8.

    Indien zich in de loop van de vastgestelde draagkrachtperiode ontwikkelingen voordoen die van zodanig belangrijke aard zijn dat hieraan niet kan worden voorbijgegaan (bijvoorbeeld het wegvallen c.q. het ontstaan van inkomstenbronnen) kan in afwijking van het zevende lid herziening plaatsvinden van de draagkracht over het resterende deel van de draagkrachtperiode.

  • 9.

    Bij elke volgende aanvraag binnen de draagkrachtperiode wordt rekening gehouden met de vastgestelde draagkracht; de vastgestelde ruimte blijft dus gelden.

4. Aanvraag

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt, ingevolge van artikel 43, in principe op aanvraag verstrekt.

  • 2.

    Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen worden ingediend uiterlijk binnen zes maanden na de datum waarop de kosten zijn gemaakt. Het is dus mogelijk om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen. Voorwaarde is in ieder geval dat de noodzakelijkheid van de kosten alsnog kan worden vastgesteld en dat belanghebbende ten tijde van het ontstaan van de kosten niet over voldoende middelen kon beschikken.

5. Wijze van verstrekken

  • 1.

    De bijzondere bijstand wordt in beginsel “om niet” (zonder terugbetaalverplichting) verstrekt. Dit sluit echter niet uit dat in bepaalde gevallen de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verstrekt of teruggevorderd.

  • 2.

    Bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht indien

    a. het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft;

    b. redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Onder korte termijn wordt verstaan een periode van maximaal 12 maanden;

    c. de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    d. de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft;

    e. het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.

    • 3.

      De bijstand die in de vorm van een renteloze geldlening wordt verleend, moet in beginsel worden terugbetaald.

    • 4.

      De aflossingstermijn van een renteloze geldlening wordt in principe vastgesteld op 3 jaar. Indien er na maximaal 36 maanden nog een restant bestaat, dan wordt dit omgezet in bijstand om niet. Belanghebbende moet dan wel aan de voorwaarden voldaan hebben, dat hij de vastgestelde maandelijkse aflossingsbedragen volledig heeft afbetaald.

    • 5.

      Van lid 4 kan worden afgeweken als blijkt dat:

      • a.

        belanghebbende op korte termijn een aanzienlijk hoger bedrag kan aflossen; of

      • b.

        indien hij in de eerste drie jaar nalatig is geweest met het aflossen van de geldlening; of

      • c.

        wanneer belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan kan worden verweten met betrekking tot het ontstaan of voortduren van de situatie welke tot het verstrekken van bijstand in de vorm van een geldlening heeft geleid. De looptijd wordt in dit geval langer aangezien belanghebbende het volledige bedrag moet aflossen

6. Bij het bepalen van de hoogte van de aflossing van de renteloze lening wordt, indien dit wettelijk wordt vereist, rekening gehouden met de beslagvrije voet. Het aflossingspercentage bedraagt maximaal 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag, tenzij wettelijk een afwijkend percentage is vastgesteld.

7. Bij een inkomen boven de bijstandsnorm wordt de aflossing verhoogd met 50% van deze meerinkomsten.

6. Uitbetaling

  • 1.

    De individuele bijzondere bijstand kan alleen worden verleend voor daadwerkelijk gemaakte kosten, waarvoor betalingsbewijzen moeten worden overlegd. Als het betalingsbewijs geen factuur betreft, moet de factuur alsnog achteraf worden overgelegd.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van hetgeen in lid 1 bepaald.

  • 3.

    De uitbetaling kan rechtstreeks aan de leverancier geschieden.

  • 4.

    Bijzondere bijstand kan in natura worden verstrekt.

7. Terugvordering

  • 1.

    Het college kan de verstrekte bijzondere bijstand terugvorderen indien deze:

    • a.

      Niet volledig is besteed aan het doel waarvoor deze is toegekend;

    • b.

      Is besteed aan een ander doel dan waarvoor deze is toegekend.

  • 2.

    Wanneer de verplichting tot terugbetaling van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, zoals bedoeld in artikel 5, niet of onvoldoende wordt nagekomen, wordt de bijzondere bijstand teruggevorderd op grond van artikel 58 lid 2 Pw.

  • 3.

    Dit artikel is overeenkomstig van toepassing op de meedoenregeling.

  • 4.

    Nadere regelgeving is te vinden in beleidsregels terugvordering en verhaal.

8. Kosten van algemene aard

8.1 Bijzondere bijstand voor jongeren 18-21 jaar

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten aan jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend indien en voor zover de jongere geen beroep kan doen op zijn ouders omdat:

    • a.

      de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

    • b.

      de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders niet te gelde kan maken.

      • 2.

        De jongere bedoeld onder lid 1 b wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken indien:

        • a.

          de ouder of ouders zijn overleden of in het buitenland wonen;

        • b.

          de jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezin is geplaatst;

        • c.

          er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de jongere zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

          • 3.

            De noodzakelijke kosten van bestaan van de alleenstaande jongere, alleenstaande ouder of gehuwde van 18 tot 21 jaar worden gelijkgesteld aan de toepasselijke inkomensvoorziening Pw voor alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 21 jaar of ouder.

          • 4.

            In afwijking van lid 3, wordt voor jongeren van 18 tot 21 jaar die in een inrichting verblijven, de noodzakelijke kosten van bestaan gelijk gesteld op het normbedrag voor jongeren van 18 tot 21 jaar.

          • 5.

            De bijzondere bestand wordt waar mogelijk, op grond van paragraaf 6.5 Pw verhaald. Daarmee wordt voorkomen dat de beslissing tot bijstandsverlening afbreuk doet aan de ouderlijke onderhoudsplicht.

8.2 Bijzondere bijstand i.v.m. het niet ontvangen van de alleenstaande ouderkop

  • 1.

    Aan de alleenstaande ouder als bedoeld in de Pw, die vanwege het hebben van een toeslagpartner geen aanspraak kan maken op de alleenstaande ouderkop, kan aanvullend bijzondere bijstand worden verstrekt ter hoogte van de alleenstaande ouderkop.

  • 2.

    Aan deze verstrekking kunnen nadere verplichtingen worden verbonden die er toe strekken dat de noodzaak voor deze verstrekking op de kortst mogelijke termijn wordt opgeheven.

    •  

9. Woonkosten

9.1 Woonkostentoeslag bij een huurwoning

  • 1.

    De Wet op de huurtoeslag geldt als voorliggende voorziening.

  • 2.

    De woonkosten bij een huurwoning bestaan uit: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag

  • 3.

    In gevallen waar de belanghebbende geen aanspraak kan maken op de huurtoeslag, kan bijzondere bijstand worden verstrekt ter hoogte van de huurtoeslag.

  • 4.

    De belanghebbende is verplicht om de aanspraak op huurtoeslag te gelde te maken.

9.2 Woonkostentoeslag bij een eigen woning

  • 1.

    Woonkostentoeslag aan woningeigenaren kan worden toegekend voor zover de woonkosten lager zijn dan de maximale huurgrens.

  • 2.

    Tot de woonkosten worden gerekend:

    • a.

      De hypotheekrente;

    • b.

      Het eigenaarsdeel onroerendzaakbelasting;

    • c.

      De premie voor de opstalverzekering;

    • d.

      De erfpachtcanon;

    • e.

      De omslagheffing voor huiseigenaren (waterschapslasten);

    • f.

      Vaste bedragen voor de kosten van groot onderhoud.

3. Wanneer de belanghebbende aan wie woonkostentoeslag is toegekend naderhand over dezelfde periode een teruggave van de Belastingdienst ontvangt, bepaalt het college welk bedrag van belanghebbende moet worden teruggevorderd. Het uitgangspunt hierbij is dat het terugvorderingsbedrag ten hoogste de teruggave van de Belastingdienst.

9.3 Woonkostentoeslag boven de maximale huurgrens bij een huurwoning

  • 1.

    In het geval de woonkosten boven de maximale huurgrens liggen, kan voor de duur van maximaal een jaar een woonkostentoeslag worden toegekend.

  • 2.

    Aan de verlening van woonkosten wordt de verplichting verbonden, dat de belanghebbende alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen.

  • 3.

    De woonkostentoeslag kan met maximaal een jaar worden verlengd, als de belanghebbende er niet in is geslaagd goedkopere woonruimte te verkrijgen, ondanks voldoende inspanningen daartoe.

  • 4.

    In afwijking van artikel 3.3 lid 4 wordt de draagkracht gesteld op al het meerdere inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 5.

    Wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college onvoldoende inspanningen heeft verricht om passende woonruimte te verkrijgen, kan de woonkostentoeslag worden beëindigd dan wel verlenging van de woonkostentoeslag worden geweigerd.

  • 6.

    Van de belanghebbende wordt in ieder geval verwacht dat hij

    • a.

      Ingeschreven is als woningzoekende;

    • b.

      Consequent en adequaat reageert op elke aangeboden woning met een huur lager dan de huurgrens, ongeacht de aard of ligging van de woning.

9.4 Woonkostentoeslag boven de maximale huurgrens bij een eigen woning

  • 1.

    In het geval de woonkosten boven de maximale huurgrens liggen, kan voor de duur van maximaal een jaar een woonkostentoeslag worden toegekend.

  • 2.

    Aan de verlening van woonkosten wordt de verplichting verbonden, dat de belanghebbende alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen.

  • 3.

    De woonkostentoeslag kan met maximaal een jaar worden verlengd, als de belanghebbende er niet in is geslaagd goedkopere woonruimte te verkrijgen, ondanks voldoende inspanningen daartoe.

  • 4.

    In afwijking van artikel 3.3 lid 4 wordt de draagkracht gesteld op al het meerdere inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 5.

    Wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college onvoldoende inspanningen heeft verricht om passende woonruimte te verkrijgen, kan de woonkostentoeslag worden beëindigd dan wel verlenging van de woonkostentoeslag worden geweigerd.

  • 6.

    Van de belanghebbende wordt in ieder geval verwacht dat hij

    • a.

      Een makelaar heeft ingeschakeld;

    • b.

      Zijn woning via een advertentie te koop aanbiedt (in krant, op een specifieke, vrij toegankelijke website voor het aanbieden van koopwoningen, e.d.);

    • c.

      Aantoonbaar actief op zoek is naar nieuwe woonruimte;

    • d.

      Een reële vraagprijs stelt, waarbij de WOZ-waarde als uitgangspunt geldt;

    • e.

      De vraagprijs zo nodig naar beneden bijstelt, waarbij 80% van de WOZ-waarde nog acceptabel wordt geacht.

  • 7.

    De inspanning wordt in ieder geval onvoldoende geacht, wanneer de belanghebbende

    • a.

      Uitsluitend een makelaar heeft ingeschakeld, zonder dat de makelaar verdere marktgerichte activiteiten onderneemt;

    • b.

      Een feitelijk bod weigert, ook al is dit bod onder zijn vraagprijs;

    • c.

      Zijn vraagprijs niet naar beneden bijstelt;

    • d.

      Een goedkopere beschikbare woning weigert.

9.5 Waarborgsom en administratiekosten

Bijzondere bijstand voor de waarborgsom en administratiekosten is mogelijk, indien de noodzaak voor de verhuizing niet voorzienbaar was voor de belanghebbende. De waarborgsom wordt verstrekt in de vorm van een geldlening.

9.6 Eerste huurkosten

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor de huur voor de eerste volledige maand en eventueel de onvolledige voorafgaande maand is mogelijk indien de noodzaak voor de verhuizing niet voorzienbaar was voor de belanghebbende.

  • 2.

    In het geval van asielzoekers, die zich in het kader van de taakstelling voor huisvesting in Lochem vestigen, wordt in ieder geval gesteld dat er omstandigheden zijn bijzondere bijstand te verstrekken.

10. Kosten in verband met ziekte en ondersteuning

10.1 Collectieve ziektekostenverzekering

  • 1.

    Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot en met 130% van de geldende bijstandsnorm, exclusief vakantiegeld, kunnen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van de door het college aangewezen zorgverzekeraar. De vermogensgrens is niet van toepassing.

  • 2.

    De peildatum voor deze inkomenstoets is de datum van de aanvraag.

  • 3.

    Het college levert een bijdrage in de premie conform het financieel besluit.

  • 4.

    De collectieve zorgverzekering wordt als voorliggende voorziening beschouwd voor bijzondere bijstand.

  • 5.

    Het college beëindigt de deelname van een deelnemer aan de collectieve ziektekostenverzekering wanneer de deelnemer niet meer aan de voorwaarden voldoet of op eigen verzoek van de deelnemer. De deelname wordt niet eerder beëindigd dan met ingang van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de deelnemer niet meer aan de voorwaarden voldoet, tenzij de deelnemer verzoekt de beëindiging eerder te doen plaatsvinden.

  • 6.

    De deelnemer is verplicht om het college onverwijld in te lichten over wijzigingen van zijn inkomen en/of vermogen, verhuizing buiten de gemeente of wijzigingen waarvan hij redelijkerwijs kan verwachten dat zij van invloed zijn op de aanspraak op de collectieve ziektekostenverzekering.

10.2 Medische kosten

  • 1.

    Medische kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. De ziektekostenverzekering geldt als een voorliggende voorziening. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken.

  • 2.

    Voor eigen bijdragen voor medisch noodzakelijke voorzieningen genoemd in de Zorgverzekeringswet kan wel bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 3.

    De collectieve ziektekostenverzekering geldt als voorliggende voorziening voor medische kosten. Indien deze kosten voortvloeien uit een chronische ziekte of beperking van structurele aard, geldt het extra uitgebreide aanvullende pakket Garant Verzorgd 3 als passende voorliggende voorziening. Indien sprake is van incidentele kosten als gevolg van bijvoorbeeld ziekte of een ongeluk, geldt het aanvullende pakket Garant Verzorgd 2 als passende voorliggende voorziening. Voor wat betreft de tandheelkundige zorg geldt Tand Garant Verzorgd 250 als voorliggende voorziening.

  • 4.

    Indien de belanghebbende op het moment van de aanvraag of de voortzetting van de bijstand niet verzekerd is via de collectieve zorgverzekering en redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van het bepaalde onder 3, kan aan de belanghebbende tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor medische kosten tot uiterlijk het eerstvolgende moment waarop de belanghebbende in de gelegenheid is om over te stappen naar de collectieve zorgverzekering.

  • 5.

    Indien 4 van toepassing is, geldt het goedkoopste aanvullende budget van de zorgverzekeraar waarbij belanghebbende op het moment van aanvraag verzekerd is, als passende voorliggende voorziening.

  • 6.

    Indien redelijkerwijs van belanghebbende niet verwacht kan worden dat hij gebruik maakt van de collectieve ziektekostenverzekering, gelden de bepalingen van lid 3 tot lid 4 niet.

  • 7.

    Het bepaalde onder lid 6 is ook van toepassing wanneer belanghebbende zich niet aanvullend kan verzekeren als gevolg van opname in het wanbetalersregime zorgpremie.

  • 8.

    In voorkomende gevallen kan het college de medische noodzaak laten vaststellen door een hiervoor aangewezen instantie. De bijzondere bijstand moet aangevraagd zijn voor met de (voortgezette) behandeling wordt gestart en de kosten zijn gemaakt, zodat eerst een medisch advies kan worden opgevraagd om de noodzaak en eventueel de goedkoopst adequate voorziening vast te stellen.

  • 9.

    Hetgeen bepaald in dit artikel, is overeenkomstig van toepassing op de volgende artikelen betreffende medische kosten.

10.3 Medische kosten: tandheelkundige kosten

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 10.2, komen de eigen bijdragen en kosten (niet het eigen risico) die rechtstreeks verband houden met een verstrekking op grond van de basisverzekering Zorgverzekeringswet, zoals volledige gebitsprotheses, voor vergoeding in aanmerking.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 10.2, kan bijzondere bijstand voor alle tandartskosten, inclusief orthodontie, die niet onder de basiszorgverzekering vallen, ongeacht de soort kosten, worden verleend tot het bedrag wat vergoed zou worden indien de belanghebbende middels het goedkoopst aanvullende verzekeringspakket, inclusief tandartsverzekering, verzekerd zou zijn tot een maximaal bedrag zoals opgenomen in het financieel besluit.

10.4 Tegemoetkoming zorgkosten

  • 1.

    Als tegemoetkoming in de zorgkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt, indien de belanghebbende heeft aangetoond dat hij het verplicht eigen risico in het jaar van de aanvraag volledig heeft benut.

  • 2.

    Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot en met 130% van de geldende bijstandsnorm, exclusief vakantiegeld, kunnen een tegemoetkoming in de zorgkosten aanvragen. De vermogensgrens is niet van toepassing.

  • 3.

    Een tegemoetkoming in de zorgkosten kan maximaal één maal per verzekeringsjaar per gezinslid worden aangevraagd op de voorwaarde dat het eigen risico volledig is benut. De maximale tegemoetkoming is opgenomen in het financieel besluit. De aanvraag dient te geschieden in het jaar waarop het eigen risico betrekking heeft, tenzij de zorgaanbieder de rekening later heeft ingediend. Dan kan de aanvraag met terugwerkende kracht worden aangevraagd tot maximaal 6 maanden na de factuurdatum.

  • 4.

    Indien de belanghebbende aanvullend verzekerd is via de Garant Verzorgd 3 en daardoor geen eigen risico hoeft te betalen, heeft belanghebbende geen recht op de tegemoetkoming.

  • 5.

    Indien belanghebbende in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft inkomenscompensatie heeft ontvangen in verband met arbeidsongeschiktheid in het kader de WAO, WIA, Wajong of WAZ, heeft belanghebbende geen recht op de tegemoetkoming.

  • 6.

    De tegemoetkoming kan jaarlijks worden verhoogd met het CBS-indexcijfer voor kostenbedragen van zorgproducten; hierbij vindt afronding naar boven op € 10 plaats.

10.5 Medische kosten: eigen bijdragen Wmo- of Wlz-voorzieningen

Voor zover de aanvrager niet redelijkerwijs gebruik kan maken van de collectieve ziektekostenverzekering kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdragen, voor zover deze door het CAK zijn vastgesteld.

10.6 Begrafenis- of crematiekosten

  • 1.

    Bijzondere bijstand ten behoeve van begrafenis of crematie kan verleend worden aan de nabestaande van de overledene, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de nabestaande niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen.

  • 2.

    Het maximale bedrag dat kan worden verstrekt voor de noodzakelijke kosten van de uitvaart is opgenomen in het financieel besluit.

  • 3.

    Tot de noodzakelijke kosten worden gerekend:

    - opbaren van de overledene;

    - vervoer overledene naar rouwcentrum;

    - lijkwagen plus dragers;

    - max. 2 auto's voor zover noodzakelijk voor directe familie;

    - eenvoudige kist;

    - graf delven plus grafrechten (algemeen graf) of crematiekosten;

    - rouwdrukwerk (incl. portokosten) volgens standaardtarief en/of advertentie volgens plaatselijk gebruik;

    - eenvoudige kerkelijke ceremonie;

    - gebruik rouwcentrum en/of aula;

    - eenvoudige koffiemaaltijd na de uitvaart;

    - legeskosten en eventuele schouw- en verzegelingskosten GGD;

    - eenvoudige grafsteen of asbestemming (binnen redelijke grenzen)

4. Nabestaanden kunnen zijn: de echtgenoot/echtgenote, en daaraan gelijkgesteld de partner met wie de overledenen heeft samengewoond, de ouder(s) en de kinderen.

10.7 Medische kosten: maaltijdvoorziening

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor een maaltijdvoorziening kan worden verstrekt indien:

    • a.

      hiervoor een medische of sociale indicatie aanwezig is, of

    • b.

      de belanghebbende 85 jaar of ouder is;

    • c.

      de noodzaak is vastgesteld door een organisatie op het gebied van thuiszorg en/of ouderenwerk

2. De maximale hoogte van de bijzondere bijstand is opgenomen in het financieel besluit.

10.8 Medische kosten: bewassings- en slijtagekosten

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor bewassingskosten en slijtagekosten kan worden verstrekt wanneer deze kosten het gevolg zijn van een aandoening, het gebruik van medicatie of het gebruik van hulpmiddelen die tot extra bewassingskosten of kledingslijtage leiden.

  • 2.

    De bijzondere bijstand voor bewassingkosten wordt verstrekt in de vorm van een forfaitair bedrag. De hoogte van de forfaitaire vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het Nibud.

  • 3.

    Bijzondere bijstand kan worden geweigerd wanneer gebruik kan worden gemaakt van hulpmiddelen, die slijtage of de noodzaak voor extra bewassingskosten voorkomen.

10.9 Medische kosten: extra stookkosten

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor extra stookkosten kan worden verstrekt wanneer hiervoor een medische noodzaak is. De medische noodzaak wordt vastgesteld op basis van een medisch advies.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten die de normale stookkosten voor het woningtype waar de belanghebbende woont overstijgen.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de Gemeentelijke Medische Dienst-lijst, categorie H.

  • 4.

    Er kan geen bijzondere bijstand voor stookkosten worden verstrekt als de hogere stookkosten het gevolg zijn van hogere energietarieven.

10.10 Medische kosten: gehoorapparaten

  • 1.

    De maximale vergoeding vanuit de bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage voor gehoorapparaten is opgenomen in het financieel besluit.

  • 2.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor batterijen voor gehoorapparaten.

10.11 Medische kosten: brillen/contactlenzen

  • 1.

    Artikel 10.2 is niet van toepassing op aanvragen bijzondere bijstand voor brillen of contactlenzen.

  • 2.

    De kosten van een bril en contactlenzen en lenzenvloeistof komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, tenzij er geen aanvullende verzekering afgesloten kan worden. De maximale vergoeding is in dat geval opgenomen in het financieel besluit.

  • 3.

    Indien de vergoeding vanuit de aanvullende verzekering de kosten van de nieuwe bril of contactlenzen waarvoor een medische noodzaak is vastgesteld niet volledig dekt, kan aanvullend bijzondere bijstand verleend worden tot het bedrag van de maximale vergoeding.

  • 4.

    Aanvullende bijzondere bijstand voor een bril of contactlenzen kan worden verstrekt indien een medische indicatie van een erkende oogarts dit vraagt.

  • 5.

    Ten behoeve van een kind tot 18 jaar kan zo nodig één keer in de twee jaar, aanvullend op de vergoeding van de zorgverzekeraar, bijzondere bijstand voor een bril met enkelvoudige glazen of contactlenzen en lenzenvloeistof worden verstrekt, met een maximale vergoeding zoals genoemd in het financieel besluit.

    • 1.

       

11. Juridische kosten

11.1 Bewindvoeringskosten

  • 1.

    Voor de kosten van bewindvoering kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt, naast de draagkracht van de belanghebbende, bepaald volgens de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 3.

    De kosten voor extra werkzaamheden van de bewindvoerder komen in beginsel voor bijzondere bijstand in aanmerking, voor zover de kantonrechter heeft bepaald dat deze werkzaamheden noodzakelijk zijn en door de aangewezen bewindvoerder moeten worden uitgevoerd.

  • 4.

    Indien het college van mening is dat de beslissing tot bewind voering herzien moet worden, kan het college een verzoek tot herziening indienen bij de kantonrechter op grond van artikel 1:432 en 1:439 van het Burgerlijk Wetboek.

11.2 Eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1.

    Voor een eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand en noodzakelijke bijkomende kosten kan bijzondere bijstand worden verleend indien de rechtsbijstand wordt toegekend. Indien de rechtsbijstand is toegekend buiten het Juridisch Loket om, en de korting op de eigen bijdrage niet van toepassing is, wordt deze korting in mindering gebracht op de bijzondere bijstand.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtlijnen ingevolge de Wet op de rechtsbijstand.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan bijzondere bijstand worden verleend, indien aan de belanghebbende een verplichting ex artikel 55 van de Pw is opgelegd om een bepaalde procedure te voeren.

12. Reis- en verwervingskosten

12.1 Algemene bepalingen voor reiskosten

  • 1.

    Vergoedingen voor reis- en verwervingskosten in verband met arbeid of participatie in het kader van een re-integratietraject dienen te worden gefinancierd uit het Participatiebudget.

  • 2.

    Vergoedingen voor reiskosten anders dan bedoeld in het eerste lid komen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking indien het bezoek gericht is aan een gedetineerde, een verpleegde of verzorgde, aan een uit huis geplaatst kind, of voor een psychische of medische behandeling zoals omschreven in deze paragraaf..

  • 3.

    Vergoeding van reiskosten is enkel mogelijk als de bestemming buiten de gemeente Lochem, maar nog binnen Nederland ligt en minimaal 15 kilometer bedraagt.

  • 4.

    Vergoedingen worden vastgesteld op basis van de goedkoopste tarieven van het openbaar vervoer.

  • 5.

    Wanneer er sprake is van regelmatige reiskosten wordt de vergoeding vastgesteld op basis van het openbaar vervoer met kortingstarief.

  • 6.

    In afwijking van het tweede en derde lid wordt, indien de reis vanwege gezondheidsredenen van de aanvrager niet met het openbaar vervoer afgelegd kan worden, de vergoeding vastgesteld op basis van het aantal kilometers volgens de kortste route per eigen vervoer. De vergoeding per kilometer is opgenomen in het financieel besluit.

  • 7.

    Bij de beoordeling van reiskosten wordt onder “gezin” verstaan: de gehuwden of samenwonenden en de inwonende kinderen tot 18 jaar.

12.2 Bezoek aan gedetineerde

  • 1.

    Reiskosten voor bezoek aan een gedetineerde kunnen worden vergoed indien

    • a.

      De gedetineerde behoort tot het gezin van de belanghebbende, en

    • b.

      De gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting en geen recht heeft op verlof.

2. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per 4 weken per gezinslid.

12.3 Bezoek aan verpleegden/verzorgden

  • 1.

    Reiskosten voor bezoek aan een verpleegde/verzorgde kunnen worden vergoed indien de verpleegde/verzorgde behoort tot het gezin van de belanghebbende.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per 2 weken per gezinslid.

  • 3.

    In bijzondere situaties zoals een terminale verpleegde/verzorgde kan op individuele basis worden afgeweken van de bezoekfrequentie zoals genoemd in lid 2.

12.4 Bezoek aan uit huis geplaatste kinderen

  • 1.

    Reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind kunnen worden vergoed indien

    • a.

      Het kind behoort tot het gezin van de belanghebbende, en

    • b.

      Er een bewijs van uithuisplaatsing is.

2. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie die aan de hand van de bezoekregeling is opgesteld.

3. Indien er geen bezoekregeling is opgesteld wordt de bijzondere bijstand vastgesteld op een bezoekfrequentie van 1 keer per 2 weken per gezinslid.

12.5 Reiskosten in verband met een psychische of medische behandeling

  • 1.

    Voor reiskosten in verband met regelmatige geneeskundige behandelingen (bijvoorbeeld afspraken ziekenhuis) of bezoeken aan hulpverlenende instanties zoals RIAGG kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 2.

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend indien er geen sprake is van een volledige vergoeding vanuit een voorliggende voorziening, zoals Wlz, Wmo of ziektekostenverzekering (zittend ziekenvervoer), daarnaast moet de behandeling:

    • a.

      medisch noodzakelijk zijn op basis van een indicatie; én

    • b.

      buiten de gemeentegrens van de gemeente Lochem plaatsvinden.

12.6 Reiskosten schoolgaande kinderen

  • 1.

    Voor reiskosten van kinderen in het voorgezet onderwijs kan bijzondere bijstand worden verleend voor zover deze niet bekostigd kunnen worden uit het inkomen, het kindgebonden budget, een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten, de tegemoetkoming indirecte schoolkosten, het leerlingenvervoer en/of een regeling van de school.

  • 2.

    Voorwaarden zijn dat:

    - er een noodzaak is voor het volgen van onderwijs buiten de woonplaats en de afstand van huis naar school tenminste 15 kilometer bedraagt,

    - gebruik is gemaakt van de regelingen als genoemd in het eerste lid voor zover van toepassing

3. Voor bijzondere bijstand worden in aanmerking genomen de kosten van de goedkoopste wijze van reizen per openbaar vervoer naar de dichtstbijzijnde school van het gewenste onderwijstype waarvoor de reiskosten het geringst zijn.

4. Bijzondere bijstand voor reiskosten van scholieren wordt verstrekt in de vorm van een periodieke bijzondere bijstand. Voor een schooljaar worden de reiskosten voor 10 maanden in aanmerking genomen (september t/m juni).

13. Kosten voor duurzame gebruiksgoederen

13.1  Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Onder duurzame gebruiksgoederen wordt verstaan goederen met een langere levensduur, met name witgoed

  • 2.

    De draagkracht voor bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt gesteld op 100% van de voor hen geldende bijstandsnorm exclusief vakantiegeld.

  • 3.

    Belanghebbenden kunnen voor bijzondere bijstand voor de aanschaf ter vervanging van duurzame gebruiksgoederen in aanmerking komen wanneer zij langer dan 3 jaar een zelfstandige huishouding hebben gevoerd.

  • 4.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening.

  • 5.

    Een lening bij de Stadsbank Oost Nederland of een commerciële bank geldt als een voorliggende voorziening, tenzij de belanghebbende in de laatste drie jaar voorafgaand aan de aanvraag geen financiële ruimte heeft gehad om te reserveren, omdat

    • a.

      de financiële ruimte is benut voor aantoonbare noodzakelijke uitgaven;

    • b.

      de financiële ruimte is benut voor de aflossing van schulden.

6. In gevallen als bedoeld in het vijfde lid wordt de bijzondere bijstand verstrekt om niet.

7. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het Nibud.

8. Als voor de beoordeling of het gebruiksgoed kapot is, of gerepareerd kan worden, een externe deskundige noodzakelijk is, dan vallen deze kosten niet binnen de leenbijstand, maar worden altijd om niet vergoed.

9. Reparatiekosten kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als dit een adequate oplossing biedt.

10. Voor het vaststellen van de noodzaak van vervanging van het duurzame gebruiksgoed kan een huisbezoek worden afgelegd.

14. Kosten voor woninginrichting en verhuizing

14.1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Onder inrichtingskosten wordt verstaan de kosten voor een gebruikelijke inboedel.

  • 2.

    Onder stofferingskosten wordt verstaan de kosten voor vloerbedekking, wandbedekking en gordijnen met toebehoren.

  • 3.

    Onder verhuiskosten wordt verstaan de kosten voor het transport van goederen van de oude woning naar de nieuwe woning.

14.2 Inrichtingskosten

  • 1.

    In het geval van inrichtingskosten wordt onder bijzondere en noodzakelijke kosten in ieder geval gerekend:

    • a.

      Huisvesting in het kader van de taakstelling aan de gemeente voor de huisvesting van asielzoekers.

    • b.

      Huisvesting in verband met echtscheiding of beëindiging van een samenwoning.

2. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening.

3. Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld op 50% van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het Nibud. Uitgangspunt hiervan is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel.

14.3 Stofferingskosten

  • 1.

    Voor stofferingskosten wordt in principe bijzondere bijstand verleend om niet.

  • 2.

    Van lid 1 kan worden afgeweken indien zich ten aanzien van belanghebbende omstandigheden voordoen die een bijstandsverlening om niet, niet rechtvaardigen, zoals bedoeld in artikel 48 lid 2 Pw.

  • 3.

    Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de Prijzengids van het Nibud.

14.4 Verhuiskosten

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor verhuiskosten kan worden verstrekt aan de belanghebbende die uit de gemeente vertrekt, wanneer de aanleiding voor het vertrek is:

    • a.

      Een sociale of medische indicatie.

    • b.

      Verband houdt met het aanvaarden of behouden van werk.

2. Als voorliggende voorzieningen worden aangemerkt:

a. Een geldlening bij de Stadsbank Oost Nederland of een commerciële bank;

b. Een vergoeding van de werkgever

3. Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt bepaald door de goedkoopst adequate voorziening.

15. Regelingen voor kinderen

15.1 Indirecte schoolkosten

  • 1.

    Een tegemoetkoming in de indirecte schoolkosten wordt verstrekt aan kinderen uit gezinnen met een draagkracht tot 130% van de geldende bijstandsnorm exclusief vakantiegeld.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt één maal per schooljaar op aanvraag verstrekt.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming is opgenomen in het financieel besluit.

15.2 Computerregeling

  • 1.

    Een tegemoetkoming ten behoeve van de aanschaf van een computer, laptop of tablet eventueel met randapparatuur kan worden verstrekt aan kinderen uit gezinnen met een maximale draagkracht van 130% van de geldende bijstandsnorm exclusief vakantiegeld.

  • 2.

    Een kind kan of één keer tijdens de basisschool- en één keer tijdens de voortgezet onderwijsperiode, of twee keer tijdens de voorgezet onderwijsperiode, met een tussenperiode van 4 jaar, van de computerregeling gebruik maken voor zover een kind redelijkerwijs niet over een computer kan beschikken.

  • 3.

    Deze regeling is uitsluitend bedoeld voor de aanschaf van een computer, laptop of tablet, eventueel met randapparatuur en noodzakelijke software. De regeling is niet bedoeld voor de aanschaf van games, randapparatuur voor games, webcams, of andere zaken die niet noodzakelijk zijn voor het zakelijke gebruik van de computer.

  • 4.

    De belanghebbende dient via aankoopnota’s aan te tonen dat de tegemoetkoming voor het beoogde doel is aangewend.

  • 5.

    De hoogte van de tegemoetkoming is opgenomen in het financieel besluit.

15.3 Bezoek peuterspeelzaal

Voor bezoek aan een peuterspeelzaal is bijzondere bijstand mogelijk voor ten laste komende kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 4 jaar, indien hiervoor een sociaal- medische indicatie voor is.

16. Slotbepalingen

16.1 Hardheidsclausule

Het college kan aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van het voorafgaande bijstand verlenen als zeer dringende redenen daartoe noodzaken.

16.2 Indexering

Het college kan bepalen de bedragen zoals genoemd in het financieel besluit jaarlijks te indexeren.

16.3 Ingangsdatum en intrekking

Deze beleidsregels treden zo snel mogelijk in werking onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2015.

16.4 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2018.

Aldus besloten in de vergadering van 23 januari 2018

Burgemeester en wethouders van Lochem,

Ondertekening

de burgemeester, de secretaris,

S.W. van 't Erve, R. Starke

Bijlage

Financieel besluit bijzondere bijstand en armoede- en minimabeleid 2018

Beleidsregel

Omschrijving

Vergoeding

10.1 lid 3

Bijdrage collectieve ziektekostenverzekering

Voor Garant Verzorgd 1 en 2: € 6,99 per maand

Voor Garant Verzorgd 3: € 30,- per maand

 

10.3 lid 2

Tandheelkundige kosten

De maximale tegemoetkoming in tandheelkundige kosten bedraagt € 250,- per jaar per gezinslid.

 

10.4 lid 2

Tegemoetkoming zorgkosten

De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 240,- per gezinslid per verzekeringsjaar.

10.6 lid 2

Begrafenis- of crematiekosten

De maximale vergoeding voor de noodzakelijke kosten van de uitvaart bedraagt € 4.000,-.

10.7 lid 2

Maaltijdvoorziening

De hoogte van de bijzondere bijstand voor maaltijdvoorzieningen bedraagt € 2,50 per maaltijd.

10.8

Slijtagekosten kleding

Bewassingskosten

Op basis van het medisch advies. De bedragen worden vastgesteld aan de hand van de Prijzengids van het Nibud.

 

Op basis van het medisch advies. De bedragen worden vastgesteld aan de hand van de GMD-lijst.

 

10.10

Personenalarmering

De maximale vergoeding van de kosten van het maandelijkse abonnement bedraagt € 20,- per maand.

 

Dit bedrag komt overeen met het (afgeronde) gemiddelde bedrag die aanbieders rekenen.

 

10.10

Gehoorapparaten

De maximale vergoeding bedraagt € 350,-.

10.11

Brillen/contactlenzen

De maximale vergoeding bedraagt € 250,-.

12.1

Reiskosten

De vergoeding bedraagt € 0,19 per kilometer.

 

Dit bedrag is gelijk aan de onbelaste reiskostenvergoeding.

15.1

Indirecte schoolkosten

  • 1.

    Voor een kind in het basisonderwijs bedraagt de tegemoetkoming € 75,-.

  • 1.

    Voor een kind dat voor het eerst naar de eerste klas van het voorgezet onderwijs gaat, bedraagt de tegemoetkoming € 350,-.

  • 1.

    Voor een kind in het voortgezet onderwijs, dat niet voor het eerst naar de eerste klas gaat, bedraagt de tegemoetkoming € 150,-.

 

15.2

Computerregeling

De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt € 350,- per aanvraag.