Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent minimaregelingen maatschappelijke participatie (Verordening minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Loon op Zand)

Geldend van 29-05-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Loon op Zand houdende regels omtrent minimaregelingen maatschappelijke participatie (Verordening minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Loon op Zand)

De Raad van de gemeente Loon op Zand,

gelezen het voorstel van het college d.d. 14 november 2017 en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het belangrijk is de maatschappelijke participatie van haar inwoners te bevorderen,

BESLUIT:

vast te stellen de

VERORDENING MINIMAREGELINGEN maatschappelijke participatie gemeente Loon op Zand

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Loon op Zand;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand

    • d.

      inkomen: het (gezamenlijk) inkomen van de aanvrager (en diens partner), als bedoeld in artikel 32 van de wet, en de algemene bijstand;

    • e.

      laag inkomen: een persoon heeft een laag inkomen als bedoeld in artikel 32 e.v. van de wet, als het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van het wettelijk sociaalminimum.

    • f.

      wettelijk sociaal minimum: de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 23 van de Participatiewet, inclusief toeslag, vakantie-geldreservering, exclusief heffingskortingen;

    • g.

      inwoner: een persoon die ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen van de gemeente Loon op Zand;

    • h.

      aanvrager: de alleenstaande, de alleenstaande ouder en het gezin als bedoeld in artikel 4 van de wet die behoort tot de doelgroep van deze verordening en voldoet aan de voorwaarden;

    • i.

      kind: een kind van 4 tot 18 jaar die ingeschreven staat in de gemeentelijke Basisregistratie Personen waarvoor de ouder kinderbijslag ontvangt zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 onder e van de wet;

    • j.

      maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, sociaal dan wel cultureel karakter die beogen een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken en/of meedoen in de samenleving te bevorderen;

    • k.

      voorziening: (financiële) ondersteuning gericht op de personen met een laag inkomen;

    • l.

      kindpakket: geheel van minimaregelingen gericht op de maatschappelijke participatie van kinderen van 4 tot 18 jaar.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

Artikel 2. Doel

  • 1. De gemeente Loon op Zand vindt het van wezenlijk belang dat inwoners van de gemeente Loon op Zand en hun minderjarige kinderen vanaf 4 jaar, zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet worden belemmerd door hun financiële positie. De gemeente Loon op Zand wil hierin bijdragen door het voeren van een beleid gericht op bevordering van maatschappelijke participatie, waaronder wordt verstaan deelname aan activiteiten die het mogelijk maken mee te doen in de samenleving.

  • 2. Deze verordening stelt regels over de wijze waarop de in het eerste lid genoemde taken door het college worden uitgevoerd.

Artikel 3. Doelgroep

Deze verordening is van toepassing voor alle inwoners vanaf 4 jaar van de gemeente Loon op Zand met een laag inkomen, die om financiële redenen niet kunnen meedoen aan activiteiten die het mogelijk maken mee te doen in de samenleving.

Artikel 4. Aanvraag minimaregelingen maatschappelijke participatie

  • 1. Het indienen van een aanvraag vindt plaats met gebruik van een daarvoor opgesteld aanvraagformulier en wordt ingediend door de meerderjarige aanvrager ten behoeve van zichzelf, hun partner en/of hun minderjarige kind(eren).

  • 2. De aanvrager verstrekt desgevraagd alle gegevens en bewijsstukken omtrent het inkomen en de gezinssituatie van de aanvrager die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het recht op een voorziening in het kader van de minimaregelingen maatschappelijke participatie.

  • 3. Het college beslist op een aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Artikel 5. Uitvoering minimaregelingen maatschappelijke participatie

  • 1. Het college draagt zorg voor maatschappelijk participatie van inwoners met een laag inkomen en stelt via beleidsregels vast hoe zij uitvoering geeft aan deze verordening.

  • 2. Het college stelt voor de doelgroep voorzieningen beschikbaar in de vorm van een financiële ondersteuning.

  • 3. Het college zorgt voor een voorziening op maat voor:

    • a.

      kinderen van 4 tot 18 jaar uit huishoudens met een laag inkomen. Via het kindpakket: bijdragen in het kader van (maatschappelijke) participatie, schoolkosten voor het primair onderwijs vanaf groep 6 en het voortgezet onderwijs (tot 18 jaar).

    • b.

      Inwoners vanaf 18 jaar met een laag inkomen: een bijdrage ten behoeve van deelname aan activiteiten in het kader van (maatschappelijke) participatie.

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      Kinderen vanaf 5 tot 18 jaar uit huishoudens met een laag inkomen. Via het kindpakket: vergoeding van het zwemdiploma A en/of B.

  • 4. Het college kan in de toekomst besluiten overige minimavoorzieningen en/of kortingsregelingen toe te voegen, aan te passen en te wijzigen, indien deze leiden tot verruiming, beter gebruik of beter bereik van de voorziening.

Artikel 6. Voorwaarden

  • 1. Indien de inwoner behoort tot de doelgroep, dan is er aanspraak op een voorziening voor maatschappelijke participatie als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Op de datum van aanvraag is het (gezamenlijk) inkomen lager of gelijk aan 120% van de voor de aanvrager(s) geldende bijstandsnorm.

    • b.

      Indien sprake is van schuldenproblematiek, kan bij de bepaling van het inkomen ook worden uitgegaan van het besteedbaar inkomen. Het besteedbaar inkomen is niet hoger dan het inkomen, zoals benoemd in het eerste lid.

      Artikel 7. Hardheidsclausule

      Indien strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van het college tot een niet gerechtvaardigde hardheid leidt, is het college bevoegd om met afwijking van het bepaalde in de overige artikelen tot het verlenen van een bijdrage maatschappelijke participatie over te gaan.

      Artikel 8. Inwerkingtreding en intrekking

      Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2018 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Subjectsubsidie 2004.

      Artikel 9. Citeertitel

      Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Loon op Zand”.

      Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Loon op Zand van

      21 december 2017.

      De raad voornoemd,

      voorzitter

      griffier,

      TOELICHTING

      Algemeen

      De gemeente Loon op Zand heeft zich tot doel gesteld om maatschappelijke participatie van inwoners met een laag inkomen te bevorderen. De gemeente zet daarvoor de voorzieningen in het kader van het minimabeleid in. Deze verordening vloeit voort uit geactualiseerd minimabeleid van de gemeente Loon op Zand. In deze verordening wordt een aantal nieuwe voorzieningen voorgesteld. Hiermee wordt invulling gegeven aan de wens vanuit het Rijk om armoede onder kinderen en ouderen terug te dringen. Deze verordening beoogt daarnaast om minimavoorzieningen te bieden voor elke inwoner van de gemeente Loon op Zand die een laag inkomen heeft.

      De Verordening minimaregelingen maatschappelijk participatie heeft tot doel het kunnen meedoen in de samenleving te bevorderen en sociaal-isolement te voorkomen door middel van voorzieningen die als ondersteuning voor de inwoners van de gemeente kunnen gelden.

      Met het oog op de gebruiksvriendelijkheid en de uitvoerbaarheid zijn zo min mogelijk aanvullende voorwaarden gesteld. Inkomensgrenzen van de Participatiewet zijn wel van toepassing.

      ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

      Artikel 1. Begripsbepalingen

      Dit artikel bepaalt wat in deze verordening wordt verstaan onder de daarin gebruikte begrippen. Voor de definities van begrippen die niet terugkomen in deze verordening, worden de definities zoals omschreven in de van toepassing zijnde wetten gehanteerd.

      Artikel 2. Doel

      Het doel van deze verordening is het voorkomen of doorbreken van een sociaal-maatschappelijk isolement van inwoners met een laag inkomen.

      Artikel 3. Doelgroep

      De doelgroep is gedefinieerd op het hebben van een laag inkomen en het daardoor niet mee kunnen doen aan allerlei sociaal-maatschappelijke activiteiten.

      In de begripsbepaling staat reeds aangegeven dat een inkomen tot 120% van het wettelijk sociaal minimum wordt gezien als het hebben van een laag inkomen.

      Artikel 4. Aanvraag minimaregelingen maatschappelijke participatie

      Dit artikel geeft aan hoe een voorziening in het kader van de minimaregelingen maatschappelijke participatie kan worden aangevraagd. Indien nodig kan de aanvrager gevraagd worden gegevens en bewijsstukken over inkomen en gezinssituatie aan te leveren zodat het recht op een voorziening in het kader van de minimaregelingen maatschappelijke participatie kan worden vastgesteld.

      Artikel 5. Uitvoering maatschappelijke participatie

      Het college is verantwoordelijk voor de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze verordening.

      Artikel 6. Voorwaarden

      In dit artikel zijn een aantal randvoorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor een voorziening. In elk geval mag op datum van aanvraag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

      Het kan voorkomen dat inwoners met een hoger inkomen dan 120% toch een lager besteedbaar inkomen hebben omdat zij bijvoorbeeld in een schuldenregeling of in de schuldsanering zitten. Wij vinden het belangrijk dat ook deze inwoners kunnen participeren. Voor hen geldt dat het besteedbaar inkomen wordt berekend door rekening te houden met de reële schuldenpositie waarin zij verkeren. Als het besteedbaar inkomen lager is dan 120%, komen zij ook in aanmerking voor de voorzieningen zoals genoemd in deze verordening.

      Artikel 7. Hardheidsclausule

      Geen verdere toelichting.

      Artikel 8. Inwerkingtreding en intrekking

      Geen verdere toelichting.

      Artikel 9. Citeertitel

      Geen verdere toelichting.